| |
| |
| |
Vergadering van 19 November 1952.
Aanwezig: de heer J. Kuypers, Onderbestuurder, wn. Bestuurder; Dr L. Goemans, Bestendige Secretaris;
De heren leden: Fr. Lateur, Prof. Dr L. van Puyvelde, Prof. Dr H. Teirlinck, Prof. Dr J. Muls, Prof. Dr A. Carnoy, Prof. Dr J. van Mierlo, Prof. Dr J. van de Wijer, L. Baekelmans, Prof. Dr L. Grootaers, Dr E. Claes, Prof. Dr E. Blancquaert, Prof. Dr Fr. Baur, Dr W. Van Eeghem, Dr J. Lindemans, Prof. Dr Fr. De Backer, G. Walschap, G. Schmook, M. Gilliams, Dr C. De Baere, Prof. Dr E. Rombauts, Prof. Dr A. van Loey, Prof. Dr R. Foncke, Prof. Dr J.F. Vanderheyden en Prof. Dr A.J.J. Van de Velde, binnenlands erelid.
Verontschuldigd: de Z.E.H. Prof. Dr P. Sobry, Bestuurder.
* * *
Ordemotie. - Verloving van H.K.H. Prinses Joséphine-Charlotte van België. - Bij ordemotie stelt de heer wn. Bestuurder voor, onder toejuichingen van de Academie, aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Joséphine-Charlotte, ter gelegenheid van haar verloving, namens de Academie hiernavolgend telegram te sturen:
‘De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde heeft met eerbiedige vreugde de verloving vernomen van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Joséphine-Charlotte van België met Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Jan, Kroonprins van Luxemburg. Hierdoor wordt de van ouds beproefde vriendschap, die de betrekkingen tussen beide landen bezielt, met nieuwe luister gesierd.
Terwijl de Koninklijke Vlaamse Academie haar levendige gelukwensen aan de Prinsen en Hun doorluchtige Ouders biedt, wenst zij andermaal haar onwankelbare verknochtheid aan het Vorstenhuis te betuigen.
De Bestendige Secretaris,
L. Goemans.
De wn. Bestuurder,
J. Kuypers.’
* * *
| |
| |
De notulen van de vergadering van 15 October 1952 worden goedgekeurd.
* * *
Aansluitend hierbij deelt de heer Van de Wijer mede, dat hij, ingevolge de hem gegeven opdracht, en na overleg met de heren Blancquaert en Van Loey, gunstig adviseert over de ingezonden voorproef van een gedeelte van de Indices op het Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen. Er is geen bezwaar tegen het opnemen van deze uitgave onder de publicaties der Academie. De uitgever, de St. Pietersabdij te Steenbrugge, stelt 50 ex. ter beschikking van de Academie. De heer Van de Wijer drukt de hoop uit, dat de Academie de zeer geringe drukkosten van deze 50 overdrukken op zich zal willen nemen.
Het Bestuur zal deze aangelegenheid te gepasten tijde welwillend onderzoeken.
| |
Mededelingen van de Bestendige Secretaris.
1. Prof. Sobry dankt de Academie voor de wensen van spoedig en volledig herstel, die hem ter gelegenheid van de plechtige openbare vergadering te Gent werden gezonden. De toegevoegde secretaris die hem een bezoek heeft gebracht, deelt het verheugend nieuws mede, dat de zieke aan de beterhand is en hoopt de Decembervergadering te kunnen leiden. De Voorzitter, en de Academie met hem, uit de wens dat deze hoop in vervulling moge gaan.
2. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen vraagt, bij brieve van 25 September 11., met de Academie in contact te treden, ten einde ‘een politiek uit te werken in zake de rangschikking van de geboortehuizen en verblijfplaatsen (woonhuizen) van de Belgen die beroemdheid verwierven.’
De heren leden Blancquaert, Muls en Schmook worden bereid gevonden om aan de Koninklijke Commissie de gewenste gegevens te verstrekken.
Naar aanleiding van dit verzoek vestigt de heer Van de Wijer er de aandacht op, dat de Academie al te vaak wordt voorbijgegaan, zelfs in officiële aangelegenheden en bij de samenstelling van officiële Commissies. Hij uit de wens, dat het Bestuur ter zake het nodige zou doen.
| |
| |
3. Hunne Excellenties de Ministers van Openbaar Onderwijs, van Openbare Werken, van Economische Zaken en de Middenstand, en van Binnenlandse Zaken meldden bericht van ontvangst van de motie der Academie in zake ‘het Nederlands in de Staatsexamens.’ Door de zorgen van de Minister van Binnenlandse Zaken werd een afschrift van deze motie aan de Heer Vaste Wervingssecretearis overgemaakt.
4. De Dienst der Buitenlandse Betrekkingen, sectie UNESCO, bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs, deelt mede, bij brieve van 12 November 1952, dat het mandaat van de heer H. Teirlinck als vertegenwoordiger van de Academie in de Nationale Commissie van de Unesco, op 31 December as. ten einde loopt. De Academie wordt uitgenodigd, voorstellen te willen doen om haar vertegenwoordiging verder te verzekeren. Er wordt op gewezen, dat het mandaat van de heer Teirlinck hernieuwbaar is. Tevens wordt er de nadruk op gelegd, hoe zeer zijn interventies op prijs werden gesteld en hoe groot een belang de Commissie er zou aan hechten, ook in de toekomst op zijn medewerking te kunnen rekenen.
Het voorstel om het mandaat van de heer Teirlinck te vernieuwen wordt onder applaus aangenomen.
| |
Mededelingen namens de Vaste Commissies.
I. Vaste Commissie voor Onderwijs en Nederlandse Lexicographie. Prof. Dr A. Van Loey, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Waren aanwezig: de heren leden Goemans, Muls, Grootaers, Carnoy, Blancquaert, Van Eeghem (Ondervoorzitter), Baur, Lindemans, Kuypers, Schmook, De Baere (Voorzitter), Van Loey (Secretaris) en Foncke.
Hospiterende leden: de Heren Baekelmans, Claes, De Backer, Gilliams, Rombauts, Van de Velde, Vanderheyden, Van Mierlo, Van Puyvelde, Van de Wijer en Walschap.
Op de agenda komt een mededeling voor door Dr C. De Baere, lid van de Academie: Naamgeving in onze oudste komische spelen.
Aan de bespreking nemen deel de heren Blancquaert en Carnoy.
| |
| |
Onder applaus wordt voorgesteld de lezing in de Verslagen en Mededelingen op te nemen.
Als tweede punt op de agenda: Privé of Bijzonder Onderwijs? Verslag over de zitting van de beperkte Commissie, door Prof. Dr A. van Loey. - Geraadpleegd over de termen privé en bijzonder onderwijs, wijdde de Commissie een bespreking aan de betekenis van beide benamingen in Nederland en België. Officieel sprak zij zich echter hierover niet uit.
| |
II. Vaste Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Dr J. van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Waren aanwezig: de heren leden Teirlinck, Van Puyvelde, Van Mierlo (Secretaris), Baekelmans (Voorzitter), De Backer, Walschap (Ondervoorzitter), Gilliams en Vanderheyden.
Hospiterende leden: de heren Van Eeghem, Schmook, Foncke, Goemans, Kuypers, De Baere, Van Loey en Van de Velde, Binnenlands Erelid.
Op de agenda komt een lezing voor van Prof. Dr A.J.J. Van de Velde, binnenlands erelid der Academie: Norbert Cornelissen en zijn tijd (1808-1835).
De Voorzitter dankt de spreker en stelt voor, dat de lezing in de Verslagen en Mededelingen zou opgenomen worden. Zij verschijnt in dit nummer.
| |
Mededelingen namens de Commissie van Advies bij het N.F.L.
De heer C. De Baere, wn. secretaris, geeft voorlezing van hierna volgend verslag over de vergadering van de Commissie van Advies op 13 November jl.
‘Na goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering werd door de heer G. Walschap, Voorzitter, medegedeeld:
1. | dat de opname van lezingen door Vlaamse letterkundigen, waarvan sprake in het vorige verslag, met het N.I.R. definitief geregeld is; |
2. | dat de onderhandelingen met een Parijs uitgever over de publicatie van de Franse reeks, en met een Londens uitgever over de publicatie van de Engelse reeks der Bibliotheca Flandrica voortgezet worden; |
| |
| |
3. | wat de Duitse reeks betreft, in voorbereiding is thans de bloemlezing uit het werk van Guido Gezelle. De uitgever stelt voor, in deze bundel de Nederlandse tekst tegenover de Duitse vertaling te plaatsen. Dit zou echter de drukkosten van het boek, dat aldus in omvang verdubbelen zou, aanzienlijk verhogen. Daarom geeft hij in overweging, in plaats van honderd slechts zestig gedichten op te nemen. De leden verklaren zich hiermede accoord. |
De Commissie heeft de eer de Academie om goedkeuring van dit voorstel te verzoeken.
Hierna werd de lijst van de buitenlandse adressen herzien en voorlopig aangevuld.
In zake subsidiën oordeelt de Commissie, zulks met het oog op buitenlandse propaganda, dat de Franse vertaling van de roman De Man van Overmorgen (Marnix Gysen), van de hand van Mw M. Buysse, met de gewone toelage verdient gehonoreerd te worden. Zij is zo vrij de Academie te verzoeken, aan het N.F.L. wel te willen opdracht geven deze som aan Mw Buysse uit te betalen, met dien verstande dat zulks alleen na de verschijning van het werk zal geschieden.’
De Academie betuigt haar instemming met de beslissingen van de Commissie.
* * *
De heer Muls legt een met redenen omkleed schrijven ter tafel, uitgaande van de stichting ‘Onze oude Letteren,’ waarbij de Academie om steun en toelage wordt verzocht voor de uitgave van het werk van de Zuidnederlandse dichter Jonker Jan van der Noot, met name het Bosken en het Théâtre, bezorgd door Prof. Dr W.A.P. Smit. Hij vraagt de aandacht van de Academie voor deze onderneming, daarbij drukkend op het feit, dat twee buitenlandse ereleden en drie leden van de Academie zitting hebben in het Bestuur van de Stichting, of deel uitmaken van haar Redactiecommissie. Hij besluit met de wens, dat de Commissie van Advies de mogelijkheid zou onderzoeken om aan dit schrijven een gunstig gevolg te geven.
| |
| |
| |
Mededeling namens de Commissie voor Aankoop van Boeken.
De heer J.F. Vanderheyden, secretaris, geeft lezing van hiernavolgend verslag over de zitting van de Commissie.
‘De Commissie voor Aankoop van Boeken hield haar jongste vergadering te Brussel op Dinsdag 18 November 1952.
Aanwezig waren: de heren L. Baekelmans, voorzitter, G. Schmook en Van Eeghem, leden, Vanderheyden, secretaris, en C. De Baere, toegevoegd secretaris der Academie.
Verontschuldigd: Z.E.H. Prof. Dr Sobry en Prof. J. Muls.
Beslist werd onmiddellijk over te gaan tot het doen aanmaken van de nodige kaarten voor de inschrijving van de lopende tijdschriften en vervolgwerken, en tot het aankopen van de passende kasten voor de opberging er van. Registers zullen eveneens aangeschaft worden. Een lijst van de lopende tijdschriften en van de vervolgwerken zal onverwijld op deze kaarten aangelegd worden; daarna zal met het algemeen recollement van de gewone werken een aanvang gemaakt worden.
De heer C. De Baere heeft zich spontaan aangeboden om toezicht op dit recollement uit te oefenen.
Pas na het afsluiten van dit werk zal tot het opstellen van de nieuwe catalogus kunnen overgegaan worden.
Verder zal de Commissie elke maand ter gelegenheid van de gewone vergaderingen van de Academie kennis nemen van de in de maand binnengekomen voorstellen voor aanschaffing van nieuwe publicaties, en in dezen haar beslissing laten kennen.’
| |
Dagorde.
I. Geheime zitting.
a. Verkiezing van de Bestuurder en de Onderbestuurder voor het jaar 1953. - De heer J. Kuypers, uittredend Onderbestuurder, wordt tot Bestuurder verkozen; de heer M. Gilliams tot Onderbestuurder.
b. Taalinspectie. Aanduiding van twee candidaten. - Als eerste candidaat wordt verkozen de heer H. Gyssels, leraar aan het
| |
| |
Koninklijk Atheneum te Elsene; als tweede candidaat de heer P. Lievens, leraar aan het Koninklijk Atheneum te Vorst.
| |
II. Gewone zitting.
1. Internationaal Taalonderzoek. Bibliographische nota van Prof. Dr L. Grootaers. - Prof. Sever Pop, ‘visiting professor’ aan de Universiteit te Leuven, wenst de Academie, door bemiddeling van Prof. Grootaers, een exemplaar aan te bieden van zijn uitgebreid werk: La Dialectologie. Aperçu historique et méthodes d'enquêtes linguistiques.
Spreker doet het belang en de betekenis van deze in alle opzichten merkwaardige beschrijving van de toestand van het dialectonderzoek over de gehele wereld in de hiernavolgende bibliographische nota uitschijnen.
‘In de laatste decenniën treedt in de taalwetenschap een duidelijke tendens op de voorgrond om het algemeen-menselijke in de taaluiting te ontdekken. Hoe groot de verschillen tussen de talloze talen ook zijn, toch moeten er gemeenschappelijke kenmerken kunnen gevonden worden. De Roemeense linguist, Sever Pop, bewerker van de Roemeense taalatlas en sedert een paar jaren ‘visiting professor’ aan de Leuvense Universiteit, wil de samenwerking tot stand brengen van al degenen, die hun krachten wijden aan het onderzoek van de gesproken taal. Als voorbereiding tot deze onderneming heeft Professor Pop de huidige stand van het dialectonderzoek over de gehele wereld beschreven in een groot werk, La Dialectologie, Aperçu historique et méthodes d'enquêtes linguistiques (Louvain, chez l'auteur, Bondgenotenlaan, 185; 1334 blz. en 77 platen). Hij wenst dit werk aan de Koninklijke Vlaamse Akademie aan te bieden, m.i. zeer terecht, daar ons genootschap zich sedert de eerste maanden van zijn bestaan voor het onderzoek van de volkstaal heeft geïnteresseerd. Het werk omvat, behalve een historische inleiding, twee delen: het eerste is gewijd aan de Romaanse talen en het tweede aan de andere talen van de wereld. Het is natuurlijk dat de Romaanse talen het leeuwendeel krijgen, niet alleen omdat de auteua romanist is, maar vooral omdat de studie van de Romaanse talen het onderzoek van de andere taalgebieden in menig opzicht
| |
| |
voor is. Toch worden de Germaanse talen in het tweede deel met 200 blz. bedacht.
Voor elk gebied worden de voornaamste dialectbureaux behandeld, hun methode wordt critisch onderzocht en de verkregen resultaten aangestipt. Het is duidelijk dat de auteur van deze nieuwe ‘Grundriss’ zijn licht heeft opgestoken bij een aantal specialiteiten: dit geldt vooral voor de buiten-Europese gebieden.
Professor Pop beschouwt dit werk echter slechts als de basis, als het fundament, waarop nu moet worden voortgebouwd. Het hoofddoel is in de toekomst de voornaamste werkers met elkaar in contact te brengen, om zo de algemene taalwetenschap te dienen.
Hij heeft te Leuven een internationaal centrum voor algemene dialectologie opgericht: het hoeft wel niet gezegd te worden dat de begrippen ‘taal’ en ‘dialect’ in de wetenschap niet uiteen te houden zijn en dat ‘dialectologie’ hier betekent: ‘onderzoek van de levende taal in al haar vormen en uitingen.’
De voornaamste punten van het werkplan zijn: samenwerking van alle ondernemingen voor dialectonderzoek, studie van problemen, die algemeen linguistisch belang hebben, zoals de specifieke eigenschappen van de vrouwentaal, de invloed van taalgrenzen op de taalontwikkeling, enz.; nauwer contact met de andere disciplines, die met de taalstudie verwant zijn of taalkundige gegevens kunnen verstrekken, als phonetica, naamkunde, oudheidkunde, volkskunde, geschiedenis, enz.; het verzamelen van bouwstoffen met het oog op de publicatie van een taalkundige encyclopaedie; het opmaken van taalkaarten van grote gebieden, waaruit moet blijken in welke mate de taal- en denkvormen van de verschillende volkeren gemeenschappelijke of verschillende kenmerken vertonen.
Om dit grootse plan uit te werken heeft Professor Pop een tijdschrift opgericht onder de titel Orbis, Bulletin international de documentation linguistique; van dit tijdschrift wenst de redacteur de eerste aflevering aan de Academie aan te bieden.
Tweemaal per jaar zal een aflevering van ongeveer driehonderd bladzijden verschijnen; uit de inhoud van de eerste aflevering blijkt dat de redacteur volkomen geslaagd is in zijn opzet de internationale werkkrachten samen te bundelen: zij bevat niet minder dan 18 opstellen over de kenmerken van de vrouwentaal van de hand van een vijftiental medewerkers uit de meest verscheidene landen: Romaans, Germaans, Grieks, Baltisch, Slavisch,
| |
| |
Chinees en Japans zijn hier vertegenwoordigd; verder vinden we er nieuws over de in wording zijnde taalatlassen, over het dialectonderzoek in al zijn vormen, over speciale vraagstukken, over de werkzaamheid van het centrum, personalia betreffende bekende linguisten, enz.
Naar onze mening was het nuttig de Academie over deze belangrijke taalkundige onderneming enigszins uitvoeriger in te lichten dan meestal geschiedt bij het aanbieden van een boekgeschenk, des te meer daar deze internationale onderneming in de wetenschappelijke wereld met de grootste instemming werd begroet.
De Voorzitter dankt de spreker en verzoekt hem de schrijverschenker van het werk de dank van de Academie te betuigen voor dit blijk van waardering.
2. Jan van Mussem (vervolg). - Lezing door Prof. Dr J.F. Vanderheyden.
Wegens het gevorderde uur wordt de lezing, op voorstel van de spreker, naar de pleno-vergadering van December verschoven.
|
|