soms roerende welkomrede van de algemene voorzitter van het Congres, de 82-jarige eerwaarde Pater Wilhelm Schmidt, bijgestaan door de ondervoorzitter, prof. dr Heine-Geldern, antwoordden met oprechte dank de gezant van Finland, te Wenen, en afgevaardigden van Italië, Frankrijk en India.
Nog dezelfde namiddag zetten de afdelingen van het Congres hun werkzaamheden in. Men onderscheidde er niet minder dan zes verschillende, die alle druk werden gevolgd: een voor anthropologie, dan voor ethnologie, sociologie der moderne beschavingen en demografie, voorhistorische archeologie van Europa en paleo-ethnologie van Eurazië, psychologie en linguistiek.
Hiervan waren de eerste twee - anthropologie en ethnologie - nog in verschillende onderafdelingen gesplitst. De twee laatste - psychologie en linguistiek - leken op het eerste gezicht wat stiefmoederlijk behandeld, daar ze slechts gedurende twee dagen aan het werk werden gesteld. Het mag echter gezegd dat hun leden elke dag gelegenheid te over hebben gehad om in andere secties te voren hun gading te vinden, waar ondertussen taalverschijnselen en -problemen geredelijk ter sprake werden gebracht.
Vanzelfsprekend heb ik gemeend zulke lezingen het regelmatigst te moeten bijwonen. In de sectie voor taalwetenschap was het me bij herhaling en tot mijn aangename verrassing gegeven, vast te stellen dat sommige voordrachthouders een opvallende kennis van onze Nederlandse moedertaal - ten minste wat haar woordenschat aangaat - aan de dag legden; voornamelijk herinneren wij ons volgaarne dat de heer Dr K. Treimer, uit Wenen, handelend over ‘Sprachschöpfung für neues Kulturgut,’ heel degelijk op de hoogte bleek te wezen van het taalgeografisch werk van onze collega, prof. dr Grootaers, en niet naliet daaraan een verdiende hulde te brengen.
Ook dit Internationaal Congres veroorloofde het gebruik van het Duits, het Engels, Frans, Italiaans en Spaans voor het houden van de lezingen en het voeren van daaropvolgende debatten. Gelijk vooruit te zien was om wille van het duitstalig gebied, waarin het verliep, werden de spreekbeurten voor een groot percent in het Duits ten gehore gebracht. De meeste redenaars bezigden dan evenwel een sterk opperduits en hard luidende taal, niet veel lichter om aan te horen dan het Frans, dat Engelsen