| |
| |
| |
Vergadering van 17 September 1952.
Aanwezig: de Heer J. Kuypers, Onderbestuurder; Dr L. Goemans, Bestendige Secretaris;
De Heren Leden: Fr. Lateur, Prof. Dr L. Van Puyvelde, Prof. Dr J. Muls, Prof. Dr A. Carnoy, Prof. Dr J. Van Mierlo, Prof. Dr J. Vande Weyer, Prof. Dr L. Grootaers, Prof. Dr E. Blancquaert, Prof. Dr Fr. Baur, Dr W. Van Eeghem, Dr J. Lindemans, Prof. Dr Fr. De Backer, G. Walschap, G. Schmook, M. Gilliams, Dr L. Indestege, Dr C. De Baere, Prof. Dr E. Rombauts, Prof. Dr A. Van Loey, Prof. Dr R. Foncke, Prof. Dr J.F. Vanderheyden en Prof. Dr A.J.J. Van de Velde, binnenlands erelid.
Verontschuldigd: de Z.E.H. Prof. Dr P. Sobry, Bestuurder, door ambtsbezigheden weerhouden.
De Heer J. Kuypers, Onderbestuurder, fungeert als voorzitter.
* * *
De notulen van de vergaderingen van 12 Juni en 16 Juli worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de Bestendige Secretaris.
Taalinspectie. - Bij schrijven van 23 Juni ll. deelt Zijne Exc. de Minister van Openbaar Onderwijs mede, dat het mandaat van de Heer C. De Baere als taalinspecteur M.O. op 31 October as. ten einde loopt; hij verzoekt de Bestendige Secretaris de Academie te willen raadplegen over de verlenging van bedoeld mandaat. Door het Bestuur van de Academie hiervan op de hoogte gebracht, heeft de Heer C. De Baere de wens uitgedrukt, dat zijn mandaat niet zou verlengd worden.
De Voorzitter dankt de Heer C. De Baere voor de diensten die hij gedurende ongeveer 20 jaar als taalinspecteur bewezen heeft en verzoekt de aanwezigen kandidaturen voor deze betrekking te willen uitlokken vóór de Octobervergadering, waarin
| |
| |
tot de aanduiding van twee kandidaten zal moeten overgegaan worden.
Raadgevende Commissie bij het Ministerie van Verkeerswezen. - Bij schrijven van 14 Juli ll. uitgaande van het Ministerie van Verkeerswezen wordt de Academie uitgenodigd een lid te willen aanduiden om te zetelen in de Raadgevende Commissie, die belast zal worden met de ‘herziening en het bijhouden’ van de lijst der thans voor invoer verboden publicaties. - Het Bestuur heeft Prof. Dr J. Muls bereid gevonden deze opdracht te aanvaarden. De vergadering betuigt haar instemming met deze aanduiding.
Ter uitgave aangeboden werken. - Dom El. Dekkers, van de St. Pietersabdij te Steenbrugge, zond een ‘onverbeterde proefdruk’ van de Indices op het Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, met hernieuwd verzoek de uitgave ervan te steunen en het werk in de reeks der Academische publicaties te willen opnemen. - Na een gedachtenwisseling, waaraan verschillende leden deelnemen, komt men tot het besluit, dat steun of opname in de reeks publicaties der Academie onmogelijk is, gezien de beperkte financiële middelen waarover de Academie beschikt.
Ook de Heer Dr R. Degrijse (Berchem-Antwerpen) zond voor opname in de reeks publicaties der Academie het hs in van zijn werk: De boec van den Hofstedenlande van der Nieuwerpoort (1314), bijdrage tot de studie van de Persoonsnamen en van de demografie te Nieuwpoort, de Nieuwe IJde en Lombardsijde omstreeks 1300.
Om dezelfde reden als hierboven opgegeven kan dit werk voor opname in de reeks publicaties der Academie evenmin in aanmerking komen.
| |
| |
| |
Mededelingen namens de Vaste Commissies.
I. - Vaste Commissie voor Onderwijs en Nederlandse Lexicographie.
Prof. Dr A. Van Loey, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Waren aanwezig: de Heren leden Goemans, Muls, Grootaers, Carnoy, Blancquaert, Van Eeghem (Ondervoorzitter), Baur, Lindemans, Kuypers, Schmook, Indestege, De Baere (Voorzitter), Van Loey (Secretaris) en Foncke.
Hospiterende leden: de Heren Claes, Gilliams, Rombauts, Sobry, Van Mierlo, Van Puyvelde en Walschap.
Drie punten komen op de agenda voor:
1. | Het Nederlands in de Staatsexamens. Bespreking, in te leiden door Prof. Dr A. Van Loey. - Spreker wijst op sommige gebreken in de examens van rijkscommissies bij de beoordeling van de taalkennis der examinandi. Ter verbetering van die toestand behoorde aan dergelijke commissies een volkomen Nederlandskundig lid toegevoegd te worden.
Besloten wordt dat een beperkte commissie, bestaande uit de voorzitter en de secretaris, een motie zal opstellen om, in samenwerking met de ‘Académie de langue et de littérature françaises’, de aandacht van de Regering te vestigen op het belang van beide landstalen in zulke examens. De leden der Commissie zullen de motie ter goedkeuring ontvangen. Zie blz. 720. |
| |
2. | Het rapport van de Heer A. Mussche, inspecteur N.O., over de bevordering van de beschaafde omgangstaal. - De vergadering neemt kennis van de verslagen van de Heren Blancquaert en Grootaers. Zij zullen in de Verslagen en Mededelingen opgenomen worden. Zie blz. 711.
Er ontstaat een vrij lange gedachtenwisseling, waarbij de Heer Kuypers vooral de aandacht vraagt voor bepaalde sectoren van het onderwijs. Dezelfde Commissie, als sub punt 1, zal de hoofdzaken der beraadslaging aan de Regering mededelen. Zie blz. 719. |
| |
3. | Privé of bijzonder onderwijs? Verslag over de zitting van de beperkte commissie. - Bij gebrek aan tijd wordt dit punt naar de vergadering van November verschoven. |
| |
| |
| |
II. - Vaste Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Dr J. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Aanwezig: de Heren leden Lateur, Van Puyvelde, Van Mierlo (Secretaris), De Backer, Walschap (Ondervoorzitter), Sobry, Gilliams, Rombauts en Vanderheyden.
Hospiterende leden: de Heren Baur, Carnoy, Van Eeghem, Goemans, Indestege, Lindemans, Muls en Schmook.
Op de agenda komt een lezing voor door Prof. Dr J. Van Mierlo, lid der Academie: De oplossing van het Veldekeprobleem.
Spreker zet zijn uitvoerige studie in haar hoofdlijnen samenvattend uiteen. Aangetoond wordt, dat de theorie van Th. Frings en Gabr. Schieb, volgens welke Veldeke schreef in oud-Oostlimburgs vóór dit door het Brabants werd aangetast, theorie die onze dichter met het Rijnland en zo met de Middelhoogduitse literatuur moet verbinden, steunt op de veronderstelling van interpolaties op grote schaal, die door geen handschriftelijke overlevering worden bevestigd, die door de handschriftelijke overlevering zelfs uitdrukkelijk worden tegengesproken, die ook slechts dienen moeten om de theorie te verzekeren. Zo blijkt, dat Veldeke schreef in zijn eigen Limburgs, maar in een Limburgs dat wel reeds door het Brabants was aangetast. Door zijn techniek en door zijn taal is Veldeke derhalve wel verbonden met het Middelnederlands en moet hij op die wijze worden verklaard. Ook die Rijnlandse literatuur, waar men hem wil inschakelen, is een mythe. Veldeke heeft daar geen voorlopers gehad. De Straatsburgse Alexander heeft zijn voorbeeld met behulp van de Eneide gewijzigd en aangevuld, niet omgekeerd. Enkele op zich zelf reeds beslissende plaatsen worden hiervoor aangehaald. Ook Eilhart von Oberg volgde de Eneide. De Rijnlandse literatuur na Veldeke is vertaald uit het Middelnederlands of staat sterk onder Middelnederlandse invloed. Ook daarbuiten moet die invloed zeer sterk zijn geweest. De wegen voor een objectiever studie van de oorsprongsproblemen in de vroege Middelnederlandse en Hoogduitse letterkunde liggen aldus open.
De Heer Walschap, die als voorzitter fungeert, bedankt de spreker voor deze uiterst belangrijke lezing. Zij zal in het e.v. nummer van de Verslagen en Mededelingen opgenomen worden.
| |
| |
| |
Mededelingen namens de Commissie van Advies bij het Nationaal Fonds voor Letterkunde.
1. Vergadering van de Commissie. - De Heer C. De Baere, wn. secretaris, brengt verslag uit over de vergadering van de Commissie, te Brussel op 4 Juli 11. gehouden. Dit verslag luidt als volgt:
Na er in dank kennis te hebben van genomen, dat de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde al haar beslissingen heeft goedgekeurd betreffende het verlenen van subsidiën aan verschillende geschriften, die haar werden toegezonden, onderzocht de Commissie een paar beginselkwesties in zake te verlenen steun, hetzij in de vorm van een geldelijke toelage aan de schrijver als tegemoetkoming voor de uitgave van zijn werk, hetzij door aankoop van een zeker aantal exemplaren voor de verspreiding van de Vlaamse literatuur in het buitenland.
De hiernavolgende beslissingen werden getroffen:
1. | Er is geen bezwaar tegen, dat publicaties van leden der Koninklijke Vlaamse Academie zouden worden gesteund, met uitzondering nochtans van die leden, die deel uitmaken van de C.v.A. |
2. | Een subsidie kan slechts bij uitzondering toegekend worden voor werken, die gedrukt en uitgegeven zijn vóór de oprichting van het Nationaal Fonds. |
3. | Niet alleen werken in hs. maar ook gedrukte werken kunnen voor steun in aanmerking komen. Eerstgenoemde verdienen evenwel ruimer steun, daar deze inzonderheid wordt toegekend om de uitgave ervan mogelijk te maken. |
Wat de uitgave van de Bibliotheca Flandrica betreft, stuit de Commissie van Advies op zekere ernstige moeilijkheden:
De Duitse uitgever ondervindt last om zich degelijke vertalingen aan te schaffen, of het auteursrecht te bekomen van reeds in het Duits vertaalde werken.
De onderhandelingen met Franse uitgevers, voor de Franse reeks, hadden tot nog toe geen succes, maar schijnen thans een gunstiger verloop te zullen nemen.
Een Londense firma heeft principieel aanvaard de Engelse
| |
| |
reeks te publiceren, maar wenst vooraf inzage te krijgen van de voorgestelde teksten.
2. Lidmaatschap. - De Heer M. Roelants heeft als lid van de Commissie ontslag genomen. De Commissie stelt voor hem te vervangen door Dr R.F. Lissens. De Academie keurt dit voorstel goed.
3. Subsidiën. - De wn. secretaris geeft ten slotte lezing van de voorstellen der Commissie in zake de uitbetaling van de volgende subsidiën:
Fr. 7.000 aan de Heer Luc van Brabant, plus Fr. 4.200 voor de aankoop van 60 ex. van de ingezonden bundel verzen Het Hart van Buskruit, welke ex. voor de buitenlandse adressen bestemd zijn;
Fr. 10.000 aan de E.H. Anton van Wilderode, als tegemoetkoming voor de uitgave van de bundel verzen Spelenderwijs, plus een na de verschijning van de bundel te bepalen bedrag voor de aankoop van 60 ex., eveneens voor de buitenlandse adressen;
Fr. 7.500 aan de Heer Dr L. Voet, redactie-secretaris van ‘De Gulden Passer’, voor de aankoop van 50 ex. van Tboeck vanden Levene Ons Heren Jhesu Christi, ten behoeve van de buitenlandse adressen;
Fr. 7.500 aan Mw Buysse (Molenberg, Deurle), als voorschot op haar honorarium voor de Franse vertaling van de roman De Man die zijn haar kort liet knippen, door Johan Daisne;
Fr. 5.520 voor aankoop van 60 ex. van de roman Het Huis te Borgen, en Fr. 7.380 voor aankoop van 60 ex. van Het Pact der Triumviren, beide door R. Brulez, welke 60 ex. eveneens voor de buitenlandse adressen bestemd zijn.
Ook deze voorstellen worden door de Academie zonder oppositie aangenomen.
| |
Dagorde.
1. Leonardo da Vinci: herdenking van de 500ste verjaring van zijn geboorte. - Leonardo da Vinci en het Laatste Avondmaal. Lezing door Prof. Dr L. Van Puyvelde, lid der Academie.
| |
| |
De Voorzitter wenst Spreker geluk met deze boeiende lezing en drukt de hoop uit, dat hij zijn tekst aan de Verslagen en Mededelingen zal willen afstaan. Ze verschijnt in dit nummer.
2. De Heer J. Kuypers, Onderbestuurder der Academie, zestig jaar. - Namens de Academie feliciteert de Heer Bestendige Secretaris de Heer J. Kuypers, Onderbestuurder der Academie, die een paar weken geleden zestig geworden is. Hij doet het in de volgende bewoordingen:
‘Het Bestuur der Koninklijke Vlaamse Academie hecht er aan, de 60ste verjaring van haar Onderbestuurder, de Heer J. Kuypers, niet te laten voorbijgaan zonder hem geluk te wensen met zijn 60 jaren, zo flink gedragen, en van zijn werkzaamheid, op administratief, litterair en cultureel gebied, zo dapper gevuld.
Er werd reeds vroeg op zijn bevoegdheid beroep gedaan om hem het secretariaat van ministeriële kabinetten toe te vertrouwen en hem het Algemeen Secretariaat van het Ministerie van Openbaar Onderwijs op te dragen, om niet te gewagen van de talrijke opdrachten, waarmede hij belast wordt, zowel hier als in het buitenland.
De Academie heeft nog bijzondere redenen om haar Onderbestuurder hulde te brengen. Zij beseft inderdaad wat al diensten hij reeds heeft bewezen en nog bewijst om ergerende taaltoestanden te verbeteren of te doen verdwijnen overal waar zijn gezag reiken kan.
De Academie is hem zeer dankbaar voor die bij hoge ambtenaren al te zeldzame belangstelling in het Vaderlands talenprobleem. Zij wenst hem lange jaren gezondheid, moed en succes in zijn streven.’
De Heer J. Kuypers dankt de leden, en in het bijzonder de Heer Bestendige Secretaris voor dit blijk van genegenheid en waardering en geeft de verzekering dat hij, zoals ook in het verleden, de belangen van de Academie steeds zal blijven behartigen.
|
|