Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1952
(1952)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 497]
| |
O.L. vrouw van Milaan
| |
[pagina 498]
| |
met dit onderwerp, van Vittore Cappacio, die in den dom te Milaan kon hebben gehangen. Het is wel goed verder te zien dan zijn neus lang is; men mag ze toch niet voorbijzien, zonder gevaar verloren te lopen. Daar toonde me, op onze volgende vergadering, collega J. Lindemans met een schalksen glimlach een beeldeken van O.L. Vr. van Milane, gedrukt in 1946 en verspreid om den wederopbouw te bevorderen van de door den oorlog verwoeste kapel van O.L. Vr. van Milane bij Merkem. O.L. Vrouw van Milane bleek een zeer oude Westvlaamse devotie te zijn! Van die verering, zo las ik daar, zijn ons overgebleven de Milane-kapellen te Zwevegem (beneden Kortrijk) en te Merkem, bij Houthulst. O.L. Vrouw van Milanen was een voorstelling van Maria in den tempel: een jonge maagd, met lang loshangend haar, met een blauw kleed bezaaid met gulden korenaren, zinnebeeld van de wonderbare vruchtbaarheid der Maagdelijke Moeder Gods. ‘Zulk een beeld, las ik er verder,’ stond in den dom te MilanenGa naar voetnoot(1). Zeer waarschijnlijk werd het geschonken door de hertogin Katharina, echtgenote van den ‘podesta’ of heer van Milanen, en wel in dank voor de gelukkige geboorte van een zoon. Van Milanen uit verspreidde zich deze devotie tot het gehele Westen.’ Doch niet alleen te Merkem of te Zwevegem; ook te Brugge werd O.L. Vrouw van Milane bijzonder vereerd. E.H. Noterdaeme, dien ik om inlichtingen had gevraagd, zond mij (2en December) een nummer van het Parochieblad van Brugge, met, van de hand van archivaris E.H. Michiel English, een uitvoerig artikel over die verering, zowel in de O.L. Vrouwekerk, waar ze nu is uitgestorven, als in die van St Jacobs, waar ze nog voortleeft. De oudste teksten die er op zinspelen gaan terug tot het einde der 15e eeuw. In 1498 werd er zelfs in de Jacobskerk een confraterniteyt gesticht, ter ere van O.L. Vrouw van Milane. Zo zijn we wat ons onderwerp betreft voldoende ingelicht. Wij weten nu, dat O.L. Vrouw van Milane in West-Vlaanderen althans vereerd werd van de Middeleeuwen af. Zo zijn beide refreinen als werk van Westvlaamse rederijkers voldoende verklaard. Men kan zelfs vermoeden, dat ze beide van Brugge afkom- | |
[pagina 499]
| |
stig zijn en daar gedicht werden op het einde der 15e eeuw, toen deze devotie ook te Brugge wel zal zijn opgekomen. Doch ook buiten West-Vlaanderen schijnt de devotie tot O.L. Vrouw van Milane verspreid te zijn geweest. Uit zijn rijk materiaal deelde mij collega J. Lindemans nog een item mede, waaruit zou blijken dat O.L. Vrouw van Milanen ook vereerd werd in de Kapellekerk te Brussel: Barbara de Vaddere legateert o.a. aan het ‘aultaer van de H. Maeght Dorothea in de parochiekercke van de Capelle...’ een som te storten in de handen van zekeren H.P. die ‘de selve aultaer ordinaris is pallerende’; ook aan het altaar van ‘O.L. Vrouw van Milanen, alwaer den H. Joseph oock geviert wort’ in dezelfde kerk, enz. Dit was in 1689. Misschien laat zich het bestaan van dezelfde devotie nog wel elders nawijzen. Doch hiermede is het geheim van den oorsprong dier devotie niet opgehelderd. Kwam die werkelijk uit Milaan, zoals op het beeldeken beweerd wordt en zoals ook M. English leert? Deze noemt zelfs den naam van den podesta, Visconti, die het beeld in den dom van Milaan zou hebben geplaatst. Doch in het Toponymisch Woordenboek van wijlen collega Duflou komen in voce Milane talrijke toponiemen voor. Ik vind er: Le Milan, een heerlijkheid te Longuenesse; Milan en Coustre, een leengoed te Recques; Milane: een voormalig leengoed, later een herberg, en een kapel te Merkem. Milane-bosschen: bossen te Merkem. Milane-kapellen: een kapel bij de Milane te Merkem; te Zwevegem. Daar was echter ook een geslacht de Milane, te Merkem: Duflou citeert een hele reeks namen van heren de Melane van 1299 af. Hieruit blijkt, dat Milane een Vlaamse toponiem zou zijn: bij het voormalig leengoed de Milane te Merkem kan een kapel zijn gebouwd ter ere van O.L. Vr. in den tempel, onder de benaming van O.L. Vr. van Milanen. De verering van O.L. Vr. van Milane te Merkem kan aanleiding zijn geweest om haar onder dezelfde benaming ook te vereren te Zwevegem, te Brugge en elders, zonder dat wij dus genoodzaakt zouden zijn Milaan in Italië er bij te betrekken. | |
[pagina 500]
| |
Dat Milaan inderdaad een Vlaamse toponiem zou zijn, zou nog kunnen blijken uit het feit dat er ook te Mechelen, en misschien nog elders, een Milaan of Melaan bestond. Daar was het de naam van een arm van de Dijle, die, uit de Dijle komend en terug in de Dijle stromend, er een eiland vormtGa naar voetnoot(1). Nu nog is de Melaan een plaats, waar men het best de beiaardconcerten kan beluisteren. Te Mechelen heeft echter nooit een kerk of kapel ter ere van een O.L. Vr. van Milaan bestaanGa naar voetnoot(2). Was er ook soms een geslacht de Melana? Ik vind in ieder geval een Johannes de Melana als schepen van MechelenGa naar voetnoot(3); doch wat ik ook verder over zulk een geslacht bij de Mechelse geschiedschrijvers heb nagezocht, ik heb er niets meer over ontdekt. De verklaring van den oorsprong der devotie tot O.L. Vr. van Milaan die op ons beeldeken wordt gegeven, evenals die welke Duflou als volksetymologie vermeldt: van uitgeweken kloosterlingen die daar een klooster zouden hebben gebouwd, mag dus inderdaad als volksetymologie opgevat worden: als een poging om het onbekend geworden Milaan op te helderen. Wat echter Milaan als Vlaamse toponiem mag betekenen, laat ik aan de toponymisten overGa naar voetnoot(4). Zo is dan het refrein in Fr. v.J. geen oorspronkelijk refrein van den auteur van dien prozaroman, doch werd er voor verwerkt naar een Westvlaams voorbeeld. Dat pleit allerminst tegen onze stelling dat Fr. v.J., zoals die andere prozaromans die tussen 1516 en 1525 te Antwerpen verschenen, het werk van onze dichteres zou zijn. Het Westvlaamse refrein schijnt wel tot de modellen van Anna Bijns te hebben behoord, zoals uit de vele en soms treffende reminiscenties in haar eigen refreinen mag blijken. Wij hebben er in onze studieGa naar voetnoot(5) voldoende op gewezen, dan dat wij dit hier nog eens zouden herhalen. |
|