Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1952
(1952)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 395]
| |
Toponymische wandeling langs de Romeinse heirwegen in de Nederlandse gebieden
| |
[pagina 396]
| |
ningen, enz.... Dit geeft aanleiding tot een naamkundige synonymie, die door het spel der vergelijkingen zeker van aard is om met meer nauwkeurigheid en meer waarschijnlijkheid de betekenis van toponymische elementen te leren bepalen. Een studie van dezen aard hebben wij getracht te ondernemen over de Gallo-Romeinse wegen in Noord-Gallië. Het spreekt vanzelf dat zij belangrijker is voor het Romeinse gedeelte van ons land dan voor de Nederlandse gebieden. Daar echter, op kleinere schaal, over de weinige heirwegen van Zuid- en Noord-Nederland ook interessante opmerkingen van dien aard kunnen gemaakt worden, wensen wij daaraan een korte studie te wijden. Wij, taalkundigen, zijn altijd afhankelijk van de uitslagen van de navorsingen van archivarissen en geschiekdundigen. Hier moeten wij bovendien op de uitslagen van de archaeologie steunen. Er heerst nog altijd een zekere graad van onzekerheid over de actuele richting van sommige oude wegen, en in 't algemeen berust onze informatie op studiën die reeds oud zijn, zoals b.v. het klassieke werk van Gauchez: ‘Topographie des Voies Romaines de la Gaule-Belgique’ 1882, en op de kaart van Van Dessel door de Seyn in zijn ‘Dictionnaire des Communes belges’ overgenomen. Hun data trouwens, alhoewel in de bijzonderheden meermaals aanvechtbaar, leveren in 't algemeen een voldoende graad van betrouwbaarheid op, ten minste wat betreft het gebruik daarvan door toponymisten. In deze korte schets zullen wij de voornaamste heirwegen volgen die het Nederlands gebied doorkruisten, en de plaatsnamen vermelden die er in verband mee staan.
* * *
Wij beginnen met het Westen, waar Kassel (Castellum Menapiorum) een groot centrum van wegen was. De weg van Kassel naar Grevelingen levert ons een Latijnse naam Arneke (1141 Renteka), midden in een bijna integrale Germaanse toponymie. Het is de illustratie van het feit, dat Romeinse villa's zich in groten getale langs de wegen schaarden. De naam betekent ‘Villa van Rantius’ (een bekende Italische naam). Deze straat stak de IJzer over te Erkelsbrug. De meeste bruggen van de toponymie zijn op Romeinse wegen te vinden. Hier is deze benaming des te interessanter, daar zij schijnt het woord arkel- te bevatten, dat ook in Holland aangetroffen wordt, | |
[pagina 397]
| |
dicht bij de plaats waar de weg naar Utrecht de Vaal doorkruiste. Het is een variante (arcellus?) voor arcus en arcana die in België langs de heirwegen (Erquelines, Echerenne, Arquenne, etc.) meermaals voor bruggen verschijnen. Ietwat verder ligt het stadje Broekburg (fr. Bourbourg) waarvan de oudste vorm Bruchburg is, waaruit blijkt dat het eerste lid van de naam waarschijnlijk op brug en niet op broek teruggaat. Op de weg van Kassel naar het Noorden ligt Hardifort, aan het beekje Sale; dit illustreert het feit dat de steenwegen zich zeer vaak, in plaats van met bruggen, met voorden moesten behelpen. Dan komt men op de Oudezele. Vele bewoonde plaatsen op de heirwegen zijn van het epitheton oud vergezeld (Oudenburg, Aldeneik, Oudenbos, N. Br.Ga naar voetnoot(1), Vieux-Genappe, Vieux-Virton, Vieux-Waleffe, enz.). Dan bereikt men Herzele (1085, Hersela) dat er ons aan herinnert, dat langs de heirwegen vele rustposten voor het leger waren aangelegd (b.v. Herstal, Herstappe). Verder ligt Bambecq, ‘beek op de baan’ (?) en het dorp Oostkapelle. Kapellen zijn er bij de vleet langs de heirstraten, waarschijnlijk als kerstening van de tempeltjes, door de Romeinen langs hun wegen opgericht, en waar men vele exemplaren van kent; of gewoonweg heilige bomen, die een kapel kregen. Zo heeft men juist dicht bij deze kapel de Hillemlinde. Vele van onze oude linden zijn langs steenwegen te vinden. Zij dagtekenen natuurlijk zelf niet uit Romeinse tijden, maar werden dikwijls in de plaats van oudere linden geplantGa naar voetnoot(2). Zo komen we op Leizele (lind-zele) (1120 Lincele), waarin ook op een beroemde linde wordt gezinspeeld. De bomen stonden voornamelijk op de vierwegen en dit is juist met Leizele het geval; hier kwam nl. een oude weg van uit Boonen langs Winnoksbergen en Hondschote, de z.g. Loweg, onze steenweg doorkruisen. Men heeft ook een Linselles op de baan van Doornik naar Wervik. Verder bereikt onze baan het dorp Wulveringem. Het is onmogelijk geweest na te gaan of het kasteel van de Vlaamse Academie verrijst op de plaats van een oude villa. Het is in alle geval een feit dat men daar reeds in de oudste Middeleeuwen kastelen aantrof. | |
[pagina 398]
| |
Even verder bereiken we Bulskamp. Aan te stippen valt dat de meeste namen met kamp op de steenwegen worden aangetroffen en gewoonlijk toespelingen zijn op weiden voor het vee. Hier zou er kwestie zijn van stieren (mnl. bul = Eng. bull). Veurne zelf, waar we thans belanden, draagt een Romeinsen naam (1066 Furnis). Hij herinnert ons aan de ovens, waarover Dr Lindemans geschreven heeft, en die aan de mensen de gelegenheid gaven om warme baden te nemen. Langs de oeroude gemeente Wulpen bereiken we de zee te Oost-Duinkerke bij de monding van den IJzer.
* * *
Er liep ook een heirweg van Kassel naar Gent (Gandavum Castrum). Die bereikte de Eibeek te Steenvoorde. Deze naam is de vertaling van de talrijke petrosa vada (Peruwelz, Perwez), die alle aan steenwegen liggen en er ons aan herinneren dat, waar geen brug gebouwd werd, de Romeinen dikwijls het bed van de rivier met stenen versterkten om het doorwaden gemakkelijker te maken. De kale voorden daarentegen hadden er geen: Kallevoet, Kalvoorde, enz. Abeele zinspeelt op een albellus, een witte populier. Hij vervult de rol van de linden en essen, waarover wij pas hebben gesproken, en werd eventueel door Romeinen voor de eerste keer geplant, omdat zij deze boom in ons land invoerden. Langs de oude Frankische gemeenten: Poperinge, Elverdinge, die oude villa's moeten hebben vervangen, bereikt men een plaats die nog Steenstraat heet, bij Bikschote (= beekschot), ‘omheining bij de Ieperlee,’ en komt men in Merkem aan, een oude markt of een oud fort, net als zijn homoniem Marquain op een baan uit Doornik, dat eenmaal Markae dunum heette. Klerken heeft het voorrecht de naam Clariacum van de Romeinse villa bij de baan te hebben bewaard. Die naam (clara villa) behoort tot de lange reeks levende benamingen, die langs die heirwegen in overvloed gevonden worden (Blandiacum, Gaudiacum, Dulciacum, enz...Ga naar voetnoot(1). | |
[pagina 399]
| |
Bij de Zarrenlinde (nog een linde!) bereikt men een kleine rivier eenmaal Zarre geheten, een benaming uit Keltische tijden, dezelfde als de Saar, de Séron, enz. (uit de i.e. wortel ser ‘lopen’). De steenweg doorkruiste de Zarre te Zarren. Dit geeft ons de gelegenheid om aan te stippen, dat de dorpsnamen, aan rivieren ontleend, in de meeste gevallen precies te vinden zijn waar de heirbanen die waterlopen overbrugden. Dit is b.v. het geval met Geer, Amel, Terlanen, Tervuren, Beveren, enz... Zelfs Leuven ligt op de Lovanna (= Voer). De doorgang in kwestie was door een kleine vesting verdedigd, waarvan de dorpsnaam Werken. Deze naam werd als zodanig in onze Origines geïnterpreteerd, maar met zekere aarzeling. Het feit dat de plaats op een heirbaan lag maakt onze interpretatie veel waarschijnlijker. Dit bewijst hoe nuttig die wandeling langs de oude banen zijn kan. Kortbij is de Kruisstraat. Die benaming wordt meermaals aan de vierwegen aangetroffen en dient vertaald als ‘straat aan de kruising,’ des te meer daar in kristelijke tijden de heidense stenen van de lares compitales door kruisen werden vervangen. Dan, na Kortemark, komen we in de zeer oude gemeente Lichtervelde (1198 Listervelde). Het eerste element van de naam is, zoals bij Estinnes (IX s. Lepstinas, 1148 Lestinae), het Germaans lifte: ‘linkerkant’, dat waarschijnlijk ‘noorden’ betekende, aangezien tehsva: ‘rechterkant’ gezegd werd voor het zuiden (waaruit de naam van de Toxanders, hun door de Bataviërs gegeven). De naam dagtekent uit de oudste Frankische tijden. Hij werd waarschijnlijk gegeven omdat Lichtervelde aan de noordelijke zijde lag van de grote Vrijgeweide, waarin Romeinse munten werden gevonden, en dat de Franken na de Romeinen als een centrum van het leger hebben gebruikt; zij noemden dat veld nl. ook Heervelde. Langs Zwevezele komen we nu aan het gehucht Scheewege, zeer goed genaamd daar het juist het kruisingspunt was van onze steenweg met een oude baan van Tielt naar Brugge. Verder gaat de baan door Wingene heen, op korten afstand van Koolskamp, een campus weerom die gedurende het Frankisch tijdperk in handen viel van een zekeren Colon (836 Colescampus), en men bereikt Aalter waar Gallo-Romeinse resten gevonden werden. | |
[pagina 400]
| |
Men beweert dat de steenweg hier een bocht beschreef en zich richtte naar Gent langs Merendree en Luchteren (alweer een naam in den aard van Lichtervelde: ‘lift-warja’). Merendree krioelt van Romeinse resten, maar de naam - niettegenstaande de hypothese van Mansion (mari - wandra + ee) - blijft duister. Zo bereiken we Gent.
* * *
Een andere heirweg liep uit Kassel recht naar het Zuiden. Eerst ontmoet men er Oxelaere (1115 Osclarum), waarin op vee wordt gezinspeeld, zoals meermaals op andere steenwegen. Men kruist een weg op het Lange Kruis, naast Stapele. Het Nederlands stapel werd van loodsen gezegd, waar uitrusting en waren bewaard werden en mensen konden gelogeerd worden. Men heeft Herstappe (1250 Harstaples) op een steenweg uit Tongeren naar het Zuiden. De naam kan meer dan eens in de plaats van lat. stabulum getreden zijn. Een andere vierweg bestond in Waalskapel, weerom een kruising met een kapel. Een beetje meer naar het Zuiden ligt Sercus (nl. Zerkele), waarin een Latijnse naam, sarcophagus, midden in de Vlaamse toponiemen bewaard is gebleven, met de betekenis van vele andere Sercus, namelijk een ‘oud kerkhof.’ Men bereikt daarna Thiennes waarvan de naam die geweldig op dien van Tienen lijkt, naar onze opvatting staat voor tig-unna ‘kleine kop, heuvel.’ Daar kruist men de Leie te Lacque (verg. Laken van Germ. lake uit nl. leken ‘aflopen’). We komen te Aire (lat. aria ‘vrije plaats’) aan en bereiken dan langs een bocht Therouanne in Frans-sprekende streken.
* * *
Een vierde baan uit Kassel richt zich naar Doornik (Turnacum). Hier weerom heeft men verscheidene kapellen: St. Mariakappel, St. Sylvester-kappel. We bereiken Caestre, een der oude castra die de steenwegen verdedigden, zoals Kester op de baan van Bavai naar Asse, Chastre-le-Bole op de baan van Namen naar Waver, Chastrès op de baan Bavai-Dinant, Quatrechin op den weg: Doornik-Douai en Castri Locus (later: Mons) op de baan Bavai-Asse, enz. | |
[pagina 401]
| |
Flètre, ietwat verder, is de Germaanse naam van een kleine beek zoals de Fleterne van Oostvleteren bij Ieper; maar de uitgang van die naam is zo Keltisch, dat men aannemen kan dat Fleteren een germanisering is van Kelt. (p)lederna (waaruit Lienne, enz.). In elk geval is Meteren, weer even verder, beslist Keltisch, zoals Mater in Oost-Vlaanderen; het is een van de meest typische namen van rivieren, die als matres werden vereerd zoals ook de Marne. Verder ligt Belle (fr. Bailleul), uit ballium, balliolum, een laat-Latijns woord voor ‘omheining’, ook regelmatig op steenwegen gevonden (Bailleul op Doornik - Kortrijk, Beloeil op Bavai - Gent, Baileux op Avesnes - Givet, Bailleul-lez-Pernes op Boonen - Kamerijk) en vele andere. Verder ligt Nieppe, bij een groot woud en op de plaats waar de rivier Nieppe gekruist wordt (zie boven). De Nieppe draagt een zeer oude Indo-Europese naam: ni-apa, d.i. ‘rivier in een diepte.’ Dichtbij ligt Armentières, dat eens te meer op vee-weiden wijst (lat. arment-aria). De weg loopt dan naar Rijsel (ter ijssel: insula op de Deule), Fives (laat-Lat. vivia ‘vijver’), Annapes (Germaanse aanpassing van Kelt. (p)an-ava ‘moerassige beek’), Tressin (Triccinum ‘Villa van Triccius,’(?) en men ontmoet het gehucht Sin, naam afgeleid uit signum, zoals de Signy in de streek van Rocroy (op Kamerijk - Mezières), Zinnik op Maastricht - Trier, Sin-le-Noble (op Bavai - Douai,) alle benamingen die aan de mijlpalen van de steenwegen doen denken. Het bestaan van Sin bij Tressin wijst er vermoedelijk op dat Tressin voor trans-signum staat, wat waar is voor wie de steenweg volgt van af Doornik. Aan de Belgische grens ligt Baisieux, uit bacivum: ‘plaats met fruit,’ waarschijnlijk druiven. Toespelingen op boomgaarden en wijngaarden heeft men ook bij de vleet langs de steenwegen (Baisieux op Bavai - Doornik, Baisy op Geldenaken - Nijvel, Pomeroeul op Bavai - Gent, Pry ‘pirarium’ op Bavai - Dinant, enz...). Langs Marquain (in Markae dunum ‘fort bij een grens’) bereikt men Doornik.
* * *
Oudenburg in West-Vlaanderen is een zeer oud stadje, gebouwd volgens een Romeins plan; het was een kamp en een haven in de oude tijden, zoals Dr GYSSELING bewezen heeft. Ook Oudenburg was een centrum van steenwegen. | |
[pagina 402]
| |
Er liep o.m. een grote heirbaan van Doornik naar Oudenburg. Men vindt er bij Doornik Chin en Pont-à-Chin, afleidingen van Kelt. *ciminus voor *camminus ‘steenweg.’ Dan is er een Bailleul (zie hoger), verder Estaimbourg voor Steenburg, een castrum met bakstenen opgetrokken. Bij Kooigem is er een Ruddervoorde: ‘voorde voor ruiters’, zoals op het diverticulum Tielt - Brugge. De ruiters waren verondersteld door te waden terwijl voor de voetgangers een plankje gelegd was. (Men vindt dikwijls De Plank bij zekere rivieren). Kortrijk was een beetje meer naar het Noorden gelegen. Het is een oude Romeinse stichting: Cortor-acum met het element cortoro-, dat ook in Duro-cortorum voor Reims te vinden is, en dat waarschijnlijk een contaminatie is van Lat. co(h)ortarium en Keltisch gorto-. Daarna wordt de toponymie zuiver Nederlands, maar men vindt op zijn weg Aartrijk (902 Artiriacum) een echte Latijnse naam, betekenende 't zij ‘villa van Artorius’ (een bekende persoonsnaam), 't zij ‘villa bij de landbouwgronden’ (aratoria). Het ligt ook aan een weg van uit Boonen en Veurne. Zo bereiken we Oudenburg langs Noordstraat (toespeling op een steenweg?).
* * *
Een ander diverticulum ging van uit de streek van Brugge door Oudenburg heen langs Varsenare (fraxinaria), waarvan aldus de zuiver Latijnse naam in 't Noordelijk gedeelte van Vlaanderen zijn verklaring krijgt. Die weg loopt door Zerkegem heen (sarkinga haim), een duidelijke toespeling op een oud kerkhof, zoals Sercus, reeds vermeld, en Zerkingen bij St. Truiden. Dan loopt die secundaire baan door Oudenburg naar St. Pieterskapel (nog een kapel), de oude abdij van Spermalie: ‘die de duiten weet te sparen.’ Daarbij mag men niet uit het oog verliezen, dat vele abdijen langs de oude banen gebouwd werden. Een kleine stroom werd op Mannekensvere overgestoken (1171 Mannichi overvaar - 1383 Viruli trajectus) en aldus komen we weerom aan de monding van den IJzer. Van uit Brugge, toen Zuidelijk uiteinde van het Zwin, vertrok een ander diverticulum naar Tielt. Het liep door Steenbrug heen in de richting van Hertsberge, een land met heigronden voor het grazen van schapen, dat met die toespeling op de ‘herden,’ | |
[pagina 403]
| |
d.w.z. ‘herders’ (verg. Duits Hirte) zijn volle betekenis krijgt. Berg wordt hier gebruikt zoals in het woord her-berg, d.w.z. ‘bergplaats.’ Ook Ruddervoorde (zie boven) en Korte Keer herinneren daar aan de oude banen. Perdstalle (te Wingene) is misschien een moderne aanpassing van wat in Oostkamp bewaard is, daar deze naam vroeger Orskamp was: ‘grasplein voor paarden.’ Op Scheeweg kruiste, zoals reeds (zie boven) gezegd werd, onze baan den heirweg Kassel - Gent. Aldus kwam men te Tielt, een plaatsnaam die voor verschillende interpretaties vatbaar is. Om 1105 schreef men Tiletum d.i. ‘lindenbos’; maar het kan, zoals Tielrode (860 Tigelrode) een pottenbakkerij geweest zijn. Te Tielt was nochtans het eindpunt van dien steenweg niet. Men beweert dat hij naar Bavai leidde. Men kruiste de Leie bij de monding van de Vijve in St. Elooi's Vijve, eens te meer een plaats genaamd naar de rivier welke de baan oversteekt. Zo wordt Waregem bereikt met een door en door Germaanse naam, maar waar vele Romeinse medaljes gevonden werden. Van af de oude villa in kwestie ging men naar Steenbrugge, waarschijnlijk alweer een toespeling op een oude brug. Naast dien naam zijn er nog andere die veelzeggend zijn: Heirweg, Kruisweg en bovenal Kaster, alweer een kleine vesting, en Kerkhove, toespeling op een oude begraafplaats. Daar juist wordt de Schelde doorkruist, wat laat denken dat naast dat kerkhof en die brug eenmaal een agglomeratie bestond (men heeft trouwens aldaar Romeinse munten ontdekt). Nu zijn wij de heuvels van Ronse nabij en vinden wij op onzen weg Kwaremont, met een Romaansen naam (mons quadratus), en Ronse, een oude stichting, vroeger Rodenacium (> Renaix) of Rodenacia (> Ronse) genaamd, eens te meer omdat de steenweg aldaar de rivier Ronne (vroeger Rodena) overstak. Daarna gaat men door Waalse streken naar het grote Gallo-Romeinse centrum Bavai. In de omstreken van Ronse liep een steenweg uit Doornik naar Gent. Het dorp Quartes, daarop gelegen, staat in verband met de milia passuum of de Gallische leucae. Dicht daarbij ligt een plaats die Forest heet, d.w.z. een woud voor de jacht voorbehouden, zoals de Lupaniacum en Luparia. Het is verrassend dat de meeste namen van dien aard langs heirwegen te vinden zijn, waar waarschijnlijk huizen van | |
[pagina 404]
| |
jachtwachters en kwekerijen gelegen waren van voor de jacht bestemde honden. Ellezelle lag op den weg in kwestie. De naam is helemaal Germaans, maar de plaats heeft Gallo-Romeinse graven, pottenwerk en munten geleverd. Ietwat verder naar het Noorden ligt het gehucht Cocambre (bij Louise-Marie), waarvan de naam herinnert aan Cocogne op den steenweg Bavai - Dinant, en Coquiane op de heirbaan Bavai - Asse, enz. Het geldt hier samenstellingen met het oeroud element cucco- ‘heuvel.’ Daar ook is er een Oudenhove, en meer naar het Noorden toe de bekende stad Ouden-Aarde. Men zal zich hierbij herinneren, dat het bijvoeglijk naamwoord oud langs de steenwegen in overvloed te vinden is. Ouden-Aard moet vertaald worden ‘oude aanlegplaats bij de Schelde.’ Ook Ename ligt op dezen steenweg en is een der oudste bewoonde plaatsen van Vlaanderen. Van daar af volgde de weg de Schelde. Er is een Kaster bij Neder-Ename. Het stroompje Zwalm wordt te Nederzwalm doorkruist. Gavere is waarschijnlijk de oudste plaats die dien Keltischen naam in Vlaanderen droeg, later als soortnaam verspreid voor weiden. Zoals men weet is het een afleiding van Kelt. gabros: ‘geit’. Aldus ‘grasplein voor het kleinvee.’ Semmerzake (815 Cimbersaca) dagtekent natuurlijk uit Gallo-Romeinse tijden en is naar onze opvatting een afleiding van Kelt. kem-bero- ‘confluens,’ zoals Quimper in Bretagne. Daar namelijk loopt de Leebeek in de Schelde uit. Vurste, door ons tot nog toe als ‘brembos’ (vorst = genista anglica) geïnterpreteerd, moet waarschijnlijk, met meer kans op waarheid, als ‘forestis’ worden opgevat, zoals Forest bij Doornik. (Het was Vorste in 1100). Temeer een bewijs van het nut van een onderzoek volgens de methode, die wij hier hebben toegepast. Melzen draagt een oude en vreemde naam, waarover in onze ‘Origines’ wordt gediscussieerd. (Xe Melcunnaria mercum). Het laatste woord daarover is nog niet gezegd. In Merelbeek komt deze steenweg in contact met die welke in rechte lijn van Bavai naar Gent leidt.
* * * | |
[pagina 405]
| |
Tussen Bavai en Gent liep een belangrijke heirweg, bijna in rechte lijn, langs Athis (Gall.-rom. ad-tegias), Dour (*durno-) ‘versterkte heuvel,’ Ligne (lat. linea, zie verder). Hij bereikte het Vlaamse land bij Vloesberg, waar een gehucht Puvinage heet (puteus vicinaticus), aldus een van de talrijke putten of drinkplaatsen langs de steenwegen. Zo komt men aan de Leynstraat waarin misschien linea vervat is, zoals in Ligne en in Lennik (zie verder), langs de twee Brakel's. Zoals Mansion hebben wij brakel hier geïnterpreteerd als ‘ontgonnen bos.’ De aanwezigheid van dit oude dorp aan een heirweg suggereert ons nu een andere mogelijkheid, namelijk dat Brakel hier hetzelfde woord zou zijn als in 's-Gravenbrakel, d.w.z. een verdietsing van een Keltisch *Bragonna: ‘drassige beek.’ Misschien droeg de rivier Zwalm dien naam vooraleer haar Germaanse benaming te verkrijgen. Halfweg tussen Neder-Brakel en Gent ligt Munte, dat zijn Latijnse naam: mont(em) bewaard heeft in plaats van ‘berg.’ Daar is er ook een Motte. Te Merelbeke komt deze steenweg in aanraking met het diverticulum van uit Kortrijk (zie boven).
* * *
Men weet dat een andere heirweg van Bavai naar het Noorden liep, in bijna rechte lijn tot Asse, waar ongetwijfeld een Romeins kamp zal geweest zijn. Deze baan bereikt de Vlaamse streken te Lettelingen bij een plaats Coquiane genaamd, die haar naam klaarblijkelijk in Gallo-Romeinse tijden kreeg. Reeds hebben wij gezegd dat hij een afleiding is van het zeer oude woord kukko, ‘ronde heuvel.’ Na een vierweg, Ter-Linden genaamd (zie boven), komt men aan een gehucht Brugge, waar men een Romeins kerkhof heeft gevonden en waarvan de naam waarschijnlijk aan een klein Romeins bruggetje herinnert. De steenweg beschreef dan een lichte bocht naar rechts om het dorp Kester te bereiken, een Latijns castrum, waar reeds in de eerste eeuw Romeinse soldaten gevestigd waren. Ietwat verder naar het Noorden ligt Gooik met een der meest typische Romeinse benamingen voor villa's: Gaudiacum: ‘lusthof’, meestal aan steenwegen gevestigd. (Genk op den heirweg Hoei-St. Truiden, Gouy-le-Piéton op Bavai-Tongeren, Jouy op Parijs-Chartres, Parijs-Reims, Meaux-Troyes, Sens-Orléans, enz. enz.). | |
[pagina 406]
| |
Dichtbij droegen twee oude villa's den naam Liniacum: St. Martens-Lennik en St. Kwintens Lennik. Er zijn vele Liniacum's aan de steenwegen: Ligny op den steenweg van Namen naar Liberchies, Ligne op Bavai-Gent, Ligney te Omal op Bavai-Tongeren, Ligny te Gaurain op Doornik-Ligne, Ligny S. Flochel op Boonen-Kamerijk, Ligny op Atrecht-Therouanne, Ligny-le-Pont op Atrecht-Kassel, Linnich op Aken-Kleef, Linne op Maastricht-Nijmegen, enz. Nooit werd de aandacht daarop gevestigd, maar een toeval kan dat niet zijn. De mogelijke verklaring is, menen wij, dat Liniacum, zoals ook Viana, villa's aanduidde dichtbij een linea. Linea zal hier wel een woord uit het laat-Latijn geweest zijn voor de lange rechte lijnen der Romeinse heirwegen. Naar het Noorden gaande kruiste men het diverticulum Brussel-Ninove te Strijtem. Het wordt algemeen aangenomen dat de samenstellingen met strijd op landen wijzen, waarvan de eigendom betwist werd. Het is echter verrassend dat juist bij onze steenweg een Strijland bij Gooik te vinden is en een Strijhout (fr. Strihoux) bij Coquiane. Ook is er een strijmeers te Vlierzele op het diverticulum Aalst-Oudenaarde, een Strijbeek bij Meerle op den heirweg Hoogstraten-Utrecht. Op dienzelfden steenweg vindt men een Strijen op Hollands gebied. Hier weerom vraagt men zich af, of toeval de meest redelijke verklaring is. Zou men niet eerder denken dat lat. stria, synoniem met linea, ook als benaming voor de steenwegen heeft gediend, en dat een contaminatie tussen strata en stria tot een woord *strita geleid heeft? Na Strijtem heeft men aan den linkerkant Borchtlombeek. Is zijn oud kasteel misschien op de plaats van een castrum gebouwd geworden? Te Ter-Nat kruiste men een beekje dat eens den naam Nat zal gedragen hebben. Langs een plaats met den veelzeggenden naam Steenstraat komen wij dan eindelijk te Asse aan. De naam is Germaans, en bevat evenals Essene. het naburige dorp, een toespeling op ‘essen.’ Reeds hebben wij de aandacht gevestigd op het bestaan van essen langs de steenwegen. Zo zijn bijvoorbeeld Vrasene (fraxinus) en Varsenare (fraxinaria) op kleine steenwegen gelegen in het Noorden van Vlaanderen. Er zijn vele Fresnes in Frankrijk, en het Germaans aski heeft meermaals gediend om oude Gallo-Romeinse essen langs de heirwegen aan te duiden. Aldus ook Acq (Atrecht-Therouanne), | |
[pagina 407]
| |
Acquin (Boonen-St. Omaar), Aische en Grand-Axhe (Tongeren-Bavai), Ascq (Doornik-Rijsel), Achène (Hoei-Dinant), Ahin (Tongeren-Arel), Essen (Asse-Utrecht), Assebroek (Brugge-Tielt en St. Truiden-Vilvoorde); er is zelfs een Asberg te Tongeren. Onze baan loopt verder door naar Merchtem (fr. Martines) dat wij uit *mercat-ina afgeleid hebben: ‘plaats van een markt’ (lat. mercatus), waar vele sporen zijn van Romeinse bezetting. Daar schijnt de steenweg zich naar Willebroek te hebben gericht om Rumst te bereiken, waar eveneens vele Romeinse overblijfsels gevonden werden. Dan richten we ons naar Reet (een woord voor ‘rijweg’), Kontich (vroeger veel groter en zich tot de monding van de Rupel uitstrekkende, waaruit zijn Keltische naam: Condacom). Een ander dorp met Romeinse naam is dan Wilrijk (villariacum). Dan komt Deurne. Deze gemeente heette Turninum in 813 en draagt denzelfden naam als Deurne bij Diest (kort bij de z.g. Diestse Baan, gaande naar Peer - zie verder), Tourinnes-la-Chaussée, op Bavai-Tongeren, Tourinnes St. Lambert op Namen-WaverGa naar voetnoot(1). Wij hebben altijd beweerd dat torn- hier dezelfde betekenis had als in Tourn-eppe, Deur-le en op doornstruiken wees. Nu is het een feit, dat bijna al die *turn-ina op steenwegen liggen en ook de turn-acum zoals: Turn-acum (= Doornik), dat een centrum was van heirwegen, Tournay in Luxemburg op de baan Keulen-Reims, Törnich op het diverticulum Arel-Montmédy, enz. Dit levert stof tot nadenken en men vraagt zich af, of hier, eens te meer, de ligging op heirwegen niet van aard is om Deurne-Tourinne niet uit Germ. doorn (thurna-), maar eerder uit Gallo-Rom. torno- ‘fort op een hoogte’ af te leiden is.Ga naar voetnoot(2) Te Deurne splitst zich deze oude weg in twee: de ene gaat naar Hoogstraten, de andere naar Merks-em (waarin het woord ‘markt’ schijnt vervat te zijn) en dan langs Ekeren (Keltische riviernaam Ak-ar-onna) naar Kapellen (zie boven), Kalmthout (waarin misschien het Gallo-Romeins calmetum: ‘woestijn’ voortleeft), Essen (zie boven) waar een kruisstraat is, Roosendaal (oude abdij, waar- | |
[pagina 408]
| |
schijnlijk om reden van den steenweg daar gevestigd, Oudenbos(ch) (zie boven) en zo naar Strijen (zie boven) waar men in streken komt die later door overstromingen werden verwoest. Een kleine steenweg ging uit van Asse aan den anderen kant van de Schelde. Men vindt er nog enige sporen van in de talrijke vermeldingen van straat (Breestraat, Minnestraat bij Lebbeke, Langestraat bij Grembergen, in de richting van de ‘voorde’ van Dendermonde).
* * *
De voornaamste steenweg van België was die welke van Boonen uit langs Bavai naar Tongeren en Keulen leidde. Vele plaatsnamen in Wallonië herinneren daaraan en de steenweg komt bij de taalgrens te Pousset (nl. Putsei) uit puteacum (weerom een toespeling op putten), Oerle (= Oreye): ‘villa van Aurelius,’ Lauw, een naam die waarschijnlijk van Germaansen oorsprong is, (collectief van hlaiwa- ‘helling’?) maar een Romaansen vorm LowaigeGa naar voetnoot(1), heeft die door volksetymologie, om reden van de nabijheid van den steenweg, dikwijls tot Le Wege werd vervormd. Men bereikt de oude stad Tongeren. De toponymie wordt hier GermaansGa naar voetnoot(2), maar Kanne (camminus) en Wilre-bij-Maastricht (villare) zijn daar om te bewijzen dat het gebied bij den Mosae Trajectus lang Romeins is gebleven. Dan gaat de steenweg langs de weiden van Amby naar het oude Valkenburg, de oude wallen van Heerlen, en in 't Rijnland Aldenhoven (met het epitheton: oud - zie boven), Jülich (Juliacum) Stetternich, Thorr (torno-, zie Doornik, Deurne), Lövenich (zie boven: Lupiniacum) naar Keulen. Te Bettenhoven heet die weg nog Steinstrasse.
* * *
Deze heirweg had vele vertakkingen waarvan enige het Vlaamse land bereikten. Er was b.v. een oude weg van Gembloers uit | |
[pagina 409]
| |
naar Chastres, Tourinne, Chaumont, NederwaverGa naar voetnoot(1). Te Ter-Lanen werd de rivier Laan overgestoken en in IJzer, een beekje met den bekenden Keltischen naam: Isara. In Ter-Vuren, was men aan de Voer (vroeger Lovanna geheten > Leef-daal). Van af deze plaats heet deze weg nu nog Walenweg, als leidende uit het Noorden naar de Waalse streken. Hij loopt naar Perk, Elewijt, Walem, ‘huis van Walen’, en naar Kontich.
* * *
Verscheidene van onze steden zijn ontstaan langs een ander diverticulum, dat van Tongeren naar Vlaanderen leidde. Daarop vindt men Borgloon bij de rivier Herk (kelt. Ar-ica), St. Truiden, oud Romeins centrum, waar nog namen zijn zoals Wilderen (villare), Zerkingen (oud kerkhof), Duras (kelt. duro- ‘fort’ + acium), Orsmaal (een weide voor paarden - zie boven). Aldus komt men aan Hakendover (dover is kelt. dubro- ‘water’) en Tienen. Hier ook was een Gallo-Romeins centrum met namen zoals Aandoren (aquinun durum ‘fort bij het water’) en Arvernen: ‘aan de elzen.’ Men vindt verder Vissenaken (vicinacum), Kumptich (comitiacum), Vertrijk (vroeger: Verteke uit Kelt. verto- ‘goed, rijk,’ zoals in Virton = Vertunnum), Krommen Haring (naast Herendal), (Haring is voor Herent en komt misschien uit aquaranda: ‘drinkplaats, rustplaats,’) de Bruul (brogilom) bij Lovenjoel (Lov niolum) op de Kleine Lovanna, die bij de Lovanna te Leuven in de Dijle uitmondt. Men bereikt Leuven langs de z.g. Oude Baan - Leuven is een fort geweest bij de LovannaGa naar voetnoot(2). Een van zijn voorsteden heet Kessel (CastellumGa naar voetnoot(3). Daar richtte zich de weg langs Peutie (Putiacum) naar Vilvoorde, een doorwaadbare plaats aan de monding van de Woluwe. Daar heet die weg nog De Kassei en leidt naar Meise (mansa voor mansus) en Merchtem. | |
[pagina 410]
| |
Van Tienen uit leidden twee diverticula naar het Noorden. Het belangrijkste ging naar den Demer (Tam-ara ‘zwarte beek’) langs St. Martens-Vissenaken (Vicinacum), Bunsbeek (beek van de bona, Keltisch woord voor ‘pachthoeve’), Boeslinter ‘linde bij de bona’, Kapellen (nog een kapel), Waanrode (1139 Walrode) ‘rode van de Walen’Ga naar voetnoot(1), Bekkevoort (nog een Voorde), Maasstraat (mansus ad stratam), Messel-broek (mansile) en eindelijk Testelt (* aanlegplaats aan den oever). Hier weerom heeft het bestaan van dien weg licht geworpen op verscheidene namen, waarvoor in onze Origines geen bevredigende verklaring was gegeven. De abdij Averbode heeft haar Keltischen naamGa naar voetnoot(2) waarschijnlijk aan de nabijheid van Testelt te danken.
* * *
Een klein diverticulum verliet den groten steenweg te Grandville en liep naar het Westen langs Liek (fr. Oleye = Olliaca villa, uit Kelt. ollos ‘groot(?), Korsworm (curtis woromia) op de kleine rivier Worm, (niet ver van Jeuk = Gaudiacum (zie boven), naar Kortijs (corticulum), Vorsen (fr. Fresin), Montenaken (montanacum), Wals-Wezeren (Keltische riviernaam: Visara), Lijsem (fr. Lincent), Marilles (Keltische naam: maro-ialo ‘grote akker’) tot Geldenaken.
* * *
Een andere vertakking ging van Maastricht uit naar Keer (waar zij inderdaad een grote bocht beschreef) en Cadier (calidarium, zoals furnus en Veurne (zie boven: een plaats voor warme baden), Terlinden (zie boven), De Plank: ‘kleine brug’ naar Zinnich. Deze laatste naam verdient onze aandacht, daar hij dezelfde is als Signy, Senay, Signey in Frankrijk. De oorsprong moet zijn: signiacum. Nu, signum in het laat- Latijn werd gezegd van stenen die als palen of wegwijzers dienst deden. Zo komt men op Aubel, naar zijn rivier genoemd: albellus ‘witte beek.’ Te Balen vond men een balliolum, zoals te Bailleul (zie boven); dan | |
[pagina 411]
| |
gaat men door naar Wallonië in de richting van Stavelot (‘plaats met de stal’ lat. stabulum). Een andere vertakking uit Tongeren langs St. Huibrechts-Hern, waar een villa ontdekt werd, loopt naar Bilzen, een oude woonplaats met een Keltischen naam, waar vele Romeinse resten gevonden werden. Beverst (bebrussa ‘beversbeek’) is eveneens een Keltisch hydroniem. Genk (vroeger Genike 1151) heeft ook een voor-Romeinsen naam, waarschijnlijk *gandacom ‘plaats met grint.’ Zo komt men te As(ch), eens te meer een vermelding van een essenboom. In Opoeteren was vroeger een plaats met naam Dorne (992 Thorne), dus zoals Thorn en Deurne, waarover boven spraak is. Aldaar verenigt zich dit diverticulum te Kinrooi (zie verder) met den steenweg naar Nijmegen.
* * *
Maastricht was niet alleen een brug, maar ook een centrum van steenwegen. Twee grote banen liepen van die stad uit naar Nijmegen (Novio-magus ‘nieuwe markt’) aan weerszijden van de Maas. Aan den linkeroever had men Gellik, dat schijnt voor Galliacum te staan, Neerharen, Rekem, waar villa's ontdekt werden, en Eisden. Deze naam staat misschien voor *hispitinum, vocalische assimilatie voor hospitinum (> Heusden), een naam voor herbergenGa naar voetnoot(1), dikwijls langs de steenwegen aangetroffen. Na Dilsen, een Keltische riviernaam (Til-is-onna), en langs den ouden Alden-Eik vindt men Kessenich, een zuiver Keltische naam: cassaniacom ‘plaats met de eiken’. Links van Kessenich, ligt Kinrooi, een vervlaamsing van Chinrue, een synoniem van Chinstrée, samenstelling van camminus ‘weg’ met ruga of strata. Men bereikt de rivier Itter te Ittervoort waar er een steenweg door ‘waadde.’ Ietwat verder ligt de oude stad Thorn, (1155 Turne) genoemd naar tornos, het element dat wij in Tournay en misschien in Tourinnes gevonden hebben. Hier is de Latijnse t bewaard, terwijl zich in Deurne de verandering tot th en later d voorgedaan heeft. Dit is een argument om te bewijzen dat de oorsprong van het woord Gallo-Romeins is. | |
[pagina 412]
| |
Verder naar het Noorden vindt men nog sporen van voor-Germaanse toestanden in Kessel, tussen Roermond en Venlo, en vooral in Blerik bij Venlo (uit Kelt. blariacom ‘villa van Blaros, de Grijze’ of ‘grijs huis’). Hier wendde de steenweg zich naar links en bereikte Meterik, uit Materiacum, toespeling op de matres van een beek (zie boven Mater). Bij Beers ligt het gehucht Vianen met een naam die goed bekend is voor villa's langs de viae (b.v. Vianden, G.H. Luxemburg, op een steenweg), - Viane in O. Vl. op een zekeren afstand van den steenweg Bavai-Asse. Vianen ligt in de nabijheid van het Romeinse stadje Kuik, met een naam die afgeleid is uit het element kukko-, reeds in Coquiane, Cocogne aangetroffen, en dienende voor kleine ronde heuvels. Zo bereikt men dan Nijmegen. Op den rechteroever allereerst Meersen (uit Marsana, oude half Latijnse formatie (mar-is-ana) uit mari meer + is: ‘water.’ Meersen was het lievelingsverblijf der Carolingers. Dan heeft men Uletraten met het woord straat. Verder Geverik, uit Kelt. gabriacom ‘geitenhok.’ Geleen is voor Kelt. Glano-(lat. clarus). Susteren ligt op de Sus-ara, enz. Misschien staat Linne voor linea (zie boven.) Daarna heeft men nog: Maasniel (niel heeft men dikwijls op steenwegen), Swalmen op de rivier Swalme, Tegelen (werkhuis voor ‘tegels.’) De naam van de stad Gennep is van Keltischen oorsprong, zoals Genappe in België, Gemp bij St. Joris-Winge, enz. Hij betekent ‘monding van een rivier,’ alhoewel hier geen bijrivier van belang in de Maas loopt. Dicht daarbij ligt de stad Nijmegen (Novio-mago-).
* * *
Natuurlijk zijn er meer oude wegen geweest dan die welke door de oudheidkundigen aangeduid zijn. Zekere waren zelfs ouder dan de Romeinse banen en hadden in Gallo-Romeinse tijden hun belang behouden. Een voorbeeld is de Diesterweg, leidende van Diest naar het N.O. Sporen daarvan zijn namen zoals Diest (div-us-ta ‘goddelijke rivier’), Paal (lat. palus) ‘grenspaal,’ Deurne (zie boven), Koersel (curticella) en dicht daarbij Heusden (hospitinum). Men komt aldus te Peer (petreus < camminus >) en bij de twee Brogel's (kelt. brogilom ‘omheining’). | |
[pagina 413]
| |
In een vorig artikelGa naar voetnoot(1) hebben wij de aandacht op dien weg gevestigd. Hier is het de toponymie die den weg ontdekt, terwijl in de meeste gevallen uit de oude straten licht op de toponymie valt.
* * *
Alhoewel de sporen van de Romeinse heirwegen in de Vlaamse streken veel geringer zijn dan in 't Walenland en in Frankrijk, toch heeft men kunnen opmerken dat zij niet onbeduidend zijn, zodanig dat het ook op dat gebied mogelijk is een idee te krijgen van de voordelen, zelfs voor den Vlaamsen toponymist, van een wandeling zoals deze langs de oude banen. Ongetwijfeld zou men door een meer uitgebreide kennis van de ‘lieux-dits’ en van de plaatselijke archaeologische of kadastrale toestanden aan deze schets van ‘hodologie’ nog veel kunnen toevoegen. |
|