| |
| |
| |
Vergadering van 21 Mei 1952.
Waren aanwezig: de Zeereerw. Heer Prof. Dr P. Sobry, Bestuurder, de Heer J. Kuypers, Onderbestuurder;
de HHn leden: Fr. Lateur, Prof. Dr L. van Puyvelde, Prof. Dr H. Teirlinck, Prof. Dr J. Muls, Prof. Dr A. Carnoy, Prof. Dr J. van Mierlo, Prof. Dr J. van de Wijer, L. Baekelmans, Prof. Dr L. Grootaers, Dr E. Claes, Prof. Dr E. Blancquaert, Prof. Dr Fr. Baur, Dr W. van Eeghem, Dr J. Lindemans, Prof. Dr Fr. de Backer, G. Walschap, G. Schmook, Dr C. de Baere, Prof. Dr E. Rombauts, Prof. Dr A. van Loey, Prof. Dr J.F. Vanderheyden en Prof. Dr A.J.J. Vandevelde, binnenlands erelid.
Hadden zich laten verontschuldigen: de Heer Dr L. Goemans, Bestendige Secretaris, en de Heer M. Gilliams.
Dr C. De Baere fungeert als secretaris.
* * *
De notulen van de vergadering van 16 April worden goedgekeurd.
* * *
Prof. Dr G. Brom, buitenlands erelid, gehuldigd. - Op 23ste dezer wordt ons eminent buitenlands erelid, Prof. Dr G. Brom, ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag en van zijn afscheidscollege gehuldigd in de aula der Universiteit te Nijmegen. De Zeereerw. Heer Bestuurder zal er de Koninklijke Vlaamse Academie vertegenwoordigen en de gevierde, namens onze Instelling, toespreken. Daarenboven zal aan Prof. Brom een huldetelegram worden toegezonden en aan Mevrouw Brom bloemen aangeboden.
Keurraden. Werking. - De Bestuurder dringt er op aan, dat de leden van de Keurraden voor de Academische prijzen hun verslagen vóór 1 Juni ter secretarie zouden inzenden. Naar aanleiding van dit verzoek wordt ingegaan op een wens van
| |
| |
de Heer Blancquaert om de verslaggevers de gelegenheid te geven vóór de definitieve redactie van hun tekst onderling overleg te plegen. Dat zal gebeuren de dag van de Juni-vergadering in de voormiddag en geldt ook voor de Fondsprijzen.
| |
Mededeling van de Bestendige Secretaris.
Ministerieel schrijven van 15 April. - De Academie wordt bij dit schrijven uitgenodigd advies uit te brengen over een verslag van de Heer A. Mussche, Inspecteur N.O., over een vergadering die door het Ministerie van Openbaar Onderwijs te Brussel werd belegd met het doel de middelen te beramen ter bevordering van het gebruik van de algemeen beschaafde Nederlandse omgangstaal in België.
Na een woord van toelichting door de Heer J. Kuypers wordt besloten dit punt op de agenda te brengen van de Commissie voor Onderwijs en Nederlandse lexicographie in September. De Heren Blancquaert en Grootaers aanvaarden de opdracht, over dit verslag een adviserende nota op te maken, die in de vergadering der Commissie zal besproken worden. De getroffen beslissing zal in de pleno-vergadering aan de leden ter goedkeuring worden voorgelegd.
| |
Mededelingen namens de Vaste Commissies.
I. Commissie voor Onderwijs en Nederlandse lexicographie.
Prof. Dr A. Van Loey, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.
Aanwezig: de HHn Muls, Grootaers, Carnoy, Blancquaert, Van Eeghem (Ondervoorzitter), Baur, Lindemans, Schmook, De Baere (Voorzitter), Van Loey (Secretaris) en Foncke.
Hospiterende leden: de HHn Baekelmans, Van de Wijer, Van Mierlo, Walschap en Prof. Dr A.J.J. Vandevelde, binnenlands erelid.
Op de agenda: 1. Lezing door Prof. Dr A. Carnoy, lid der Academie: Toponymische sporen van Romeinse heirwegen in de Nederlandse gebieden.
De Voorzitter bedankt en feliciteert de spreker, wiens lezing in de Verslagen en Mededelingen zal opgenomen worden. Aan de
| |
| |
bespreking nemen deel de HHn Lindemans, Baur, Grootaers en Foncke.
2. Verslag van de Commissarissen over een ingezonden bijdrage over Mijnvaktaal. - De verslagen van de HHn Blancquaert en Grootaers worden voorgelezen en de conclusies ervan aangenomen. Daar de schrijver van de bijdrage slechts proefbladzijden heeft ingezonden, waaromtrent hij raad vraagt, zal hij uitgenodigd worden, zich met de Commissarissen in verbinding te stellen.
| |
II. Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Dr J. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.
Aanwezig: de HHn Lateur, van Puyvelde, van Mierlo (Secretaris). Baekelmans (Voorzitter), Van de Wijer, Claes, De Backer, Walschap (Ondervoorzitter), Sobry, Rombauts en Vanderheyden.
Hospiterende leden: de HHn Muls, Carnoy, Van Eeghem, en de Heer A.J.J. Vandevelde, binnenlands erelid.
Op de agenda komt een lezing voor door de Heer G. Schmook, lid der Academie: Jacob van Artevelde tussen Charles Potvin en Em. Moyson in.
Steunend op een getuigenis van V. Loveling over Em. Moyson onderzoekt Spreker de inhoud van een toneelwerk van Charles Potvin: ‘Jacques d'Artevelde’ (1860) om aldus door te dringen tot de ideologie en tot de politieke opvattingen van de jonge Gentse flamingant. Spreker brengt zijn bevindingen in verband met de 19de-eeuwse tijdgeest, en meent te mogen besluiten, dat de Waalse publicist een diepgaande invloed heeft uitgeoefend op de vorming van de in 1860 jongere generatie.
De Voorzitter dankt de spreker, wijst op de betekenis van deze lezing en stelt voor dat ze in de Verslagen en Mededelingen zou opgenomen worden.
| |
Mededelingen namens de Commissie van Advies bij het Nationaal Fonds voor Letterkunde.
De Heer C. De Baere, wn. secretaris, onderwerpt aan de goedkeuring der Academie de hiernavolgende voorstellen van de Commissie:
| |
| |
1. | Uitbetaling van een bedrag van fr. 10.000 aan de Heer M. Gilliams tot steun van de uitgave van het essay Een bezoek aan het Prinsengraf; |
2. | Uitbetaling van een bedrag van fr. 4.500 aan de Vereniging van Letterkundigen voor aankoop van 60 ex. van het Huldeboek aan Stijn Streuvels, welke ex. voor het buitenland bestemd zijn; |
3. | Weigering van een toelage aan een bundel verzen, waarover het leescomité eenparig afwijzend geoordeeld heeft. |
Deze voorstellen worden zonder oppositie aangenomen.
| |
Aangeboden boeken.
- Door Prof. Dr A. Van Loey. Vanwege de auteur, Aug. Vincent: Les noms de famille de la Belgique, Bruxelles, 1952.
- Door Prof. Dr J. Van de Wijer. De jongste publicatie in de verzameling Onomastica Neerlandica, W. Gs Hellinga: Naamgevingsproblemen in de Reynaert, Leuven 1952.
| |
Dagorde.
1. Folkloristische motieven in de poëzie van Guido Gezelle. - Lezing door Prof. Dr Fr. Baur, lid der Academie.
De tekst van deze lezing is bestemd voor het Hulde-album aan Prof. Dr G. Brom. Spreker zal de er in ontwikkelde ideeën verder uitwerken en te gelegener tijd om opname van die studie in de Verslagen en Mededelingen verzoeken.
De Bestuurder feliciteert Prof. Baur met deze boeiende lezing die met treffende voorbeelden het verband tussen de folklore en de poëzie bij Guido Gezelle belicht. Hij geeft hem de verzekering, dat de beloofde bijdrage door alle leden met belangstelling wordt te gemoet gezien.
2. Voorstellen van de Keurraad voor de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Essay en Kritiek. - Conclusies van de Commissie van Onderzoek.
De Bestuurder, na vooraf de status questionis te hebben bepaald, constateert:
1. | dat elk van de vijf leden (de HHn Baekelmans, Baur, Kuypers, van Puyvelde en Walschap), belast met het onderzoek van de voorstellen, schriftelijk advies uitgebracht heeft; hij betuigt hun daarvoor zijn dank; |
| |
| |
2. | dat deze voorstellen, zoals de Heer Kuypers er in zijn advies heeft op gewezen, tot twee groepen kunnen herleid worden; |
3. | dat het dienvolgens logisch is, deze voorstellen ook groepsgewijze aan een afzonderlijke stemming te onderwerpen. |
De eerste groep betreft:
a. | de plechtige uitreiking van de Staatsprijzen; |
b. | het voorlezen van het verslag in openbare vergadering; |
c. | de publicatie van het verslag in het Staatsblad. |
Het advies van de leden luidt eensgezind gunstig voor deze punten. Bovendien suggereert de Heer Van Puyvelde, dat de toekenning van de prijs onder de vorm van Koninklijk Besluit zou geschieden.
Deze voorstellen worden, evenals de laatste suggestie, zonder oppositie aangenomen.
De tweede groep voorstellen omvat:
a. | de splitsing van de bedoelde prijs in een prijs voor wetenschappelijke en een andere voor essayistische kritiek; |
b. | de toekenning ervan om de drie jaar i. pl. v. om de vijf jaar. |
Hierover is de mening van de vijf leden verdeeld. De Heer van Puyvelde keurt beide voorstellen goed: het eerste omdat de jury aldus beter in staat gesteld wordt om over de waarde van gelijkaardige critische werken te oordelen; het tweede omdat z.i. alle staatsprijzen zo doende gelijkwaardig gemaakt worden, wat het tijdperk en het bedrag betreft.
De andere vier leden verwerpen ze: h.i. zijn ze van aard om tot een disproportionele verdeling van de Staatsprijzen te leiden: critiek (essay) en literatuurgeschiedkundige belletrie zouden over twee kansen beschikken tegenover roman, lyriek of poëzie en dramatiek. De Heer Baur vreest daarenboven dat herziening van het prijzenstelsel zou uitlopen op een althans tijdelijke verdroging van het gemoed en verlamming van de scheppende fantasie bij onze woordkunstenaars.
De Heer De Backer verdedigt de voorstellen van de Keurraad. Toch wil hij aanvaarden, dat de prijs niet zou gesplitst worden, maar staat er op, dat deze om de drie jaar, en niet om de vijf jaar, zou toegekend worden.
De Bestuurder stelt voor, bij handopsteken achtereenvolgens te stemmen: 1. over het voorstel van de Heer Van Puyvelde; 2. over het voorstel van de Heer De Backer.
| |
| |
Het eerste voorstel wordt verworpen met 16 stemmen tegen 2; het tweede eveneens met 12 stemmen tegen 6.
Uit deze dubbele stemming blijkt voldoende dat het advies van de Heren Baekelmans, Baur, Kuypers en Walschap, er toe strekkend het bestaande systeem van de Staatsprijzen te handhaven, door de meerderheid van de aanwezigen goedgekeurd wordt.
Z. Exc. de Minister van Openbaar Onderwijs zal hiervan op de hoogte gebracht worden.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat Prof. Baur in zijn advies de wens uitdrukt, dat de bevoegde instanties er bij gelegenheid attent zouden worden op gemaakt, dat het stelsel van de tienjaarlijkse Staatsprijzen dient herzien te worden. ‘Hier heerst een in 't oog lopende disproportie tussen de morele en de positieve wetenschappen, en onder de eerste tussen de historische en de philologische.’
3. Voorstel in zake de reglementering van de A. Cornetteprijs en, bij uitbreiding, van de andere Fondsprijzen. - Conclusies van de Commissie van Onderzoek. - De vier leden werden schriftelijk geraadpleegd. Zij verwerpen eenparig het voorstel van het Bestuur in zake de te volgen procedure. De Commissie stelt voor dat ‘de Academie onmiddellijk’ zou beslissen ‘haar reglement tijdig te wijzigen om, van nu af, voor alle door haar toe te kennen prijzen, van de eis der inzending af te zien en de procedure van de staatsprijzen te volgen, nl. zich zelf te documenteren.’
De Bestuurder wijst er op, dat het voorstel van de Commissie niet onmiddellijk ter stemming kan gelegd worden. Eerst dient nauwkeurig onderzocht, waartoe de voorgestelde reglementswijziging en de nieuwe procedure leiden zouden, en met name welke bevoegde instanties aan Openbaar Onderwijs, Justitie en Financiën eventueel bij deze omvorming betrokken zouden zijn. Het Bestuur zal deze aangelegenheid onderzoeken.
|
|