Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1952
(1952)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willems, Potgieter en De Gids
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkwijze van Bols heeft G. Schmook gewezenGa naar voetnoot(1). Rooses laat ook wel stukken wegvallen; zijn uitgave bevat bovendien ongemeen veel fouten, vooral wat de spelling betreft, al zijn die verdoezeld voor het oog van wie de kans niet heeft tot een vergelijking van de uitgave met de stukken zelf over te gaan. In de tweede plaats hebben beide uitgevers het niet nodig gevonden alle missieven te publiceren, waarover zij de beschikking hadden gekregen. Rooses verklaart, voor het opnemen of weglaten van brieven of delen van brieven, als criterium te hebben aanvaard ‘de mindere of meerdere belangrijkheid, welke die stukken hebben konden om Willems' leven, of zijne zienswijze over menschen en zaken te leeren kennen’Ga naar voetnoot(2). Wat Rooses ‘voor dit doel zonder belang’ vond of wat naar zijn mening ‘over geheel onverschillige zaken’ liep, zou men nu echter wel eens in meer dan één opzicht belangrijk kunnen vinden! Bols heeft het duizendtal brieven, dat hem ter hand was gesteld, met een gelijkaardige maatstaf gemeten. Treurig resultaat! Hij liet er 562 drukken, ‘die blijvend belang opleveren’Ga naar voetnoot(3), maar ruim 400 andere bleven liggen en het ziet er nu naar uit dat ze voor altijd verloren zijn! Aan bevoegde instanties blijkt het inderdaad onbekend waar die 400 stukken, evenals de gepubliceerde zelf, naartoe zijn. We hebben vooralsnog een magere troost. Bols beweert dat onder de niet-gedrukte diegene van Willems voorkomen, die Max Rooses reeds had uitgegeven. Die bewering is evenwel aanvechtbaar, want de correspondenties Willems aan Potgieter en Willems aan F.H. Mertens, waarvan gedeelten door Rooses werden gepubliceerd, berusten respectievelijk te Amsterdam en in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, te Antwerpen. Het is dus duidelijk dat men, voor de studie van al wat met J.F. Willems verband houdt, best zal doen alle nog bewaarde originelen van zijn correspondentie in handen te nemen. Waar zijn die dan verder te vinden? De Bibliotheek der Universiteit te Gent bezit meer dan 400 aan Willems geadresseerde brieven,Ga naar voetnoot(4) waarvan bitter weinig is uitgegeven, al heeft meer dan één er reeds in gegrasduind. Brieven van Willems vindt men in het hierboven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermelde Archief te Antwerpen, nl. 36 stukken, waaronder 22 aan Mertens; van deze reeks heeft Rooses er 10 geheel of gedeeltelijk uitgegeven. Ten slotte bieden Nederlandse bergplaatsen met name de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de Universiteitsbibliotheken te Amsterdam en te Leiden, het Archief van de ‘Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde’ te Leiden en de privé verzameling van de Heer Dr N. Beets, te Amsterdam, in totaal 53 missieven van Willems en 3 ontwerpen van aan hem geadresseerde brieven. Ik durf niet beweren dat er helemaal geen andere vindplaatsen meer zouden zijn. Dààr alleen echter heb ik er aangetroffen. Ik ben daarbij op het spoor gekomen van een leemte in de uitgave der briefwisseling Willems - Potgieter en Willems - ‘De Gids.’ Wat de eerstgenoemde correspondentie betreft, heeft Max Rooses 9 brieven van Willems aan Potgieter - volledig - gepubliceerd. Ze zijn als volgt gedateerd: 7.1.31; 31.1.31; 7.4.31; 23.3.33; 9.10.33; 5.6.34; 7.10.36; 30.12.41; en 30.4.44. In BOLS vindt men anderdeels 7 brieven van Potgieter aan Willems, nl. van 23.2.32; 16.3.35; 24.7.36; 24.10.36; 15.8.37; 5.4.38 en 15.6.39, met daarenboven 1 brief van E. Van Hengel, 26.2.32, en 1 van de ‘Gids’-redactie, waarover verder. Ten slotte zijn 3 te Gent bewaarde brieven van Potgieter, van 1.2.31, 14.12.33 en 18.10.34, door W. De Vreese uitgegevenGa naar voetnoot(1). Bij vergelijking der onderscheidene data valt het op dat er hiaten zijn in de briefwisseling. Ter verklaring mag worden aangevoerd, dat zekere brieven hun geadresseerde nooit bereikt hebben, uit oorzake van de na 1830 aanvankelijk lastige verbindingen tussen Nederland en België. Verder rijst de vraag of Bols één of meer brieven van Potgieter niet belangrijk genoeg of van te persoonlijke aard kan gevonden hebben, zodat aldus enkele stukken zouden verdwenen zijn. Hierover kan niets beslissend gezegd worden, al is men ook tot een ontkennend antwoord geneigd. Wordt dezelfde vraag evenwel geformuleerd wat Max Rooses betreft, ten opzichte van Willems' brieven aan Potgieter, dan kan de zaak wel in het reine worden getrokken. De schriftelijke nalatenschap van Potgieter is, na diens dood, in 1875 op de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam gedeponeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en berust daar nog. Hetgeen Potgieter bezat aan brieven van Willems is daarin begrepen. Het zijn 23 stukken. Hoe is het te verklaren dat Max Rooses daarvan slechts 9 heeft in het licht gegeven? Van de 14 onuitgegeven brieven zijn er 11 aan Potgieter bezorgd vóór diens vertrek uit Antwerpen in 1830. De inhoud van die 11 heeft Max Rooses zeer waarschijnlijk niet belangrijk genoeg gevonden, nadat hij de hierboven aangeduide maatstaf had aangelegd. Zijn uitgave bevat overigens slechts van twee correspondenten, Jer. De Vries en C.A. Vervier, brieven van vóór 1830. De 3 overblijvende brieven, geschreven na Potgieter's vertrek, zijn gedateerd op 13.12.30, 29.12.30 en 23.3.38. Voor het niet-publiceren van deze stukken kan Rooses niet aansprakelijk worden gesteld: hij heeft ze niet eens in handen gehad. Toen hij in 1873 zijn uitgave en zijn biografie van Willems voorbereidde, heeft Rooses zich persoonlijk tot de toen nog in leven zijnde Potgieter gewend, om de beschikking te krijgen over Willems' brieven. Hij heeft ze niet dadelijk mee naar huis mogen nemen. Potgieter zond het pakje evenwel langs de post, met een begeleidend schrijven. Hierin heet het nu: ‘Volledig is de correspondentie blijkbaar niet, doch ik zend U wat ik heb, en wensch hartelijk dat zij U de moeite der lezing beloone’Ga naar voetnoot(1) Het staat er zwart op wit, en toch zal Potgieter hier op een leugentje betrapt worden. Inderdaad, op Willems' brieven van 13 en 29 December 1830 en 23 Maart 1838 komt, bovenaan de eerste bladzijde, de aantekening voor: ‘MR niet medegedeeld.’ Hetzelfde stelt men vast op nog twee andere brieven van Willems, de ene aan de ‘Gids’-redactie, van 23.3.38, de andere aan E. Van Hengel, van 21.5.32, op welke laatste de voluit geschreven naam voorkomt: ‘Max Rooses.’ Die aantekeningen zijn van Potgieter's hand. Hij heeft Max Rooses dus niet alles bezorgd wat hij had! Heeft hij dat met opzet gedaan of uit onwetendheid? In het tweede geval zou Potgieter de brieven pas later, na Rooses' verzoek of na diens uitgave, uit een of ander hoekje hebben opgediept. Dergelijke veronderstelling lijkt me niet erg steekhoudend. Potgieter blijkt zijn brieven van Willems inderdaad gecatalogiseerd te hebben: op de adreszijde heeft hij zelf de naam van de schrijver genoteerd, de datum | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de brief en, op de brieven van na 1830 ook de datum van ontvangst en/of van beantwoording. Zo lijkt het moeilijk aanvaardbaar dat de vijf brieven van Willems op een verkeerde plaats in dat brievenarchief zouden terecht gekomen zijn. De reden van het achterhouden zal men waarschijnlijk moeten zoeken in het feit, dat Potgieter een tegenstander was van het uitgeven van brieven in het algemeen en van die van Willems in het bijzonder. Samenvattend formuleerde hij zijn standpunt aldus: ‘België heeft regt om zijnen goeden, zijnen grooten Willems geheel te kennen, zoo wel in zijnen voor, als in zijnen weerspoed, maar hij behoeft zich daarom niet voor de menigte aan en uit te kleeden; aan een vriend schrijvende, verwacht men niet dat veertig jaren later onze overblijvenden last zullen hebben van onze openhartigheid, groot genoeg om zelfs zwakheden niet te verzwijgen. De kunst levert portretten, wij zelve misschien photographien, de drommel hale de leelijkheid’Ga naar voetnoot(1). En hetgeen mogelijk op hem zelf betrekking had, beoordeelde hij aldus: ‘Mijn particulier leven kan het publiek geen belang inboezemen, en mijnerzijds heb ik met de schare te weinig op, om haar daarin tot een kijkje uit te nodigen’Ga naar voetnoot(2). En nochtans heeft Potgieter het grootste deel van Willems' brieven Max Rooses ter hand gesteld. Deze laatste moet blijkbaar niet precies gezegd hebben wat hij er mee van plan was, want Potgieter verkeerde in de mening dat Rooses alleen maar passages uit de brieven zou gebruiken ter illustratie van zijn biografie van Willems, waarvan Potgieter overigens de drukproeven wenste te controleren. Pas toen hij vernamGa naar voetnoot(3) dat Rooses een aantal stukken in extenso wou laten drukken, protesteerde hij hiertegen, formuleerde scherp zijn opvatting en eiste dat Rooses ten minste een aantal passages zou schrappen. Indien nu Potgieter in de mening verkeerde dat de brieven alleen tot stoffering zouden dienen, had hij ze wel allemaal ter inzage kunnen geven. Misschien betrouwde hij er niet op, dat Rooses hem de proeven van zijn werk zou voorleggen. Of waren de vijf achtergehouden brieven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zo'n speciale aard? Het is me niet mogelijk er iets in te ontdekken dat van meer particuliere aard zou wezen dan hetgeen in andere, die Rooses wél kreeg, geschreven staat. Hoe het zij, Potgieter moet er een en ander in gezien hebben waarover hij Rooses - en ‘de schare’ - helemaal niet wou laten beschikkenGa naar voetnoot(1). Intussen hebben Potgieter's biografen, J.H. Groenewegen en A. Verwey, wel van de volledige reeks brieven van Willems gebruik gemaakt. Het eerste stuk, van 1.3.28, werd door Groenewegen in extenso in zijn werk opgenomenGa naar voetnoot(2). Van nog twee andere, dd. 28.5.28 en 7.8.28, heeft hij gedeelten aangehaaldGa naar voetnoot(3). Een fragment van hiernavolgende brief XII vindt men bij VerweyGa naar voetnoot(4).
***
Komen we thans tot de correspondentie Willems - ‘De Gids.’ Ook in dit verband kon ik enkele onuitgegeven stukken op het spoor komen. Tot heden beschikten we slechts over één brief van de ‘Gids’-redactie aan Willems, in dato 31.3.38Ga naar voetnoot(5). Te Gent berusten bovendien twee andere missieven van ‘de Redacteurs van den Gids,’ respectievelijk van 15.9.37 en 30.12.37Ga naar voetnoot(6). Ten slotte hebben we de reeds vermelde brief van Willems aan de redactie, dd. 23.3.38, waarop die bij Bols het antwoord is. Er dient hier op gewezen te worden, dat het onderscheid tussen ‘Gids’-redactie en Potgieter zuiver theoretisch was. Van het trio dat ‘De Gids’ tot stand bracht - de uitgever G.J.A. Beyerinck, Mr. C.P.E. Robidé van der Aa en E. Potgieter - was de laatste toch de centrale figuur, het hoofd der redactie. De brieven uit September en December 1837 zijn daarbij van Pot- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gieter's hand. Op 16 Februari 1838 diende Robidé van der Aa bovendien ontslag in als lid der redactieGa naar voetnoot(1). In Maart daaropvolgend stond Potgieter dus met het werk alleen. Het doet dan wel wat gek aan, Willems op hetzelfde ogenblik maar in verschillende toon een brief aan Potgieter en een andere aan de ‘Gids’-redactie te zien schrijven, in de eerste sprekend over ‘de heeren van den Gids,’ die hij blijkbaar niet kende, al wist hij dan reeds dat Potgieter van de partij was. Al te vreemd zal dit nochtans niet lijken, wanneer men zich herinnert dat een waas van geheimzinnigheid, door Potgieter overigens in de hand gewerkt, de redactie bij de oprichting van het tijdschrift heeft omhuld. Het moge volstaan hier aan te stippen dat ook Willems vrij lang in onwetendheid werd gelaten. Aldus is er echter niet het minste bezwaar, de enkele brieven, tussen Willems en ‘de Gidsredactie’ gewisseld, chronologisch in de reeks Willems-Potgieter in te schakelen. Met inbegrip van de hierna gepubliceerde brieven, waarvan de data cursief zijn gedrukt, blijkt dan van de correspondentie Willems - Potgieter, Van Hengel en ‘De Gids’ het volgende bewaard te zijn gebleven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aldus samengebracht, ziet die correspondentie er nog fragmentarisch uit. Misschien komt er ooit nog wel eens iets te voorschijn. Vermits die mogelijkheid evenwel steeds kleiner wordt, achtte ik het gewenst de nog niet bekende brieven te publiceren. Zij kunnen ons alleszins op de verhouding tussen Willems en PotgieterGa naar voetnoot(1) een betere kijk geven. In zake datering dient opgemerkt te worden, dat zes brieven van Willems aan Potgieter geen jaartal dragen. Dank zij Potgieter's aantekeningen kon dit op 4 stukken aangevuld worden. De vijfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brief wist ik, uit de inhoud, in 1829 te situeren. Wat de zesde betreft, bleek uit niets af te leiden of hij in 1828 of in 1829 geschreven werd. De tekst en de punctuatie heb ik ongewijzigd gelaten, zodat een of andere schrijfwijze, toenmaals nochtans courant, wel verwondering kan wekken. Slechts het gebruik van de hoofdletter werd in Willems' brieven aangepast, omdat de auteur er nogal willekeurig mee omspringt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Willems aan Potgieter, 1.3.1828Ga naar voetnoot(1).Weledel Heer!
Het zal my aengenaem zyn met UwelEd. morgen, Zondag, te 3, 4 of 5 ure (naer het U best gelegen mag komen) een glas wyn ten mynent te drinken. Ik stel my geen klein genoegen voor in het vriendschappelyk verkeer met UwelEd. en noeme my van ganscher harte / UwEde. D V Dienaer en Vriend / J F Willems. Roode Straet / 1 Maert 1828. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Willems aan Potgieter, 17.3.1828Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot(3).Geachte vriend!
Ik kan het Programma van ConcordiaGa naar voetnoot(4), wat ik ook zoek, niet vinden. Daer ik dergelyke stukken niet bewaer zoo is het wel zeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waerschynlyk dat het zal zyn verloren geraekt. Ik zal trachten een ander te bekomen. Intusschen vermeen ik dat de tyd tot het inzenden der naer prys dingende stukken, op het laetst van Augustus of met September eindigt. / Vale / t t / J F Willems. 17 Maert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Willems aan Potgieter, 4.4.1828Ga naar voetnoot(1)Ga naar voetnoot(2).Het zal my aengenaem wezen den Heer Potgieter, den tweeden Paeschdag ten mynent te ontvangen. / Zyn vriend / J F Willems Antw. 4 April. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Willems aan Potgieter, 28.5.1828Ga naar voetnoot(1).Geachte vriend!
Den ganschen nacht was my een bybeloorlog. Het spyt my dat ik die goede DamesGa naar voetnoot(2) gister wat te veel geëchauffeerd heb, en vraeg wel zeer om verschooning voor menig hardklinkend woord, dat my kan zyn ontvlogen in myn proselietenyver. De MnemosyneGa naar voetnoot(3) bezit ik niet, doch ik zende u Bilderdyks Nieuwe DichtschakeeringGa naar voetnoot(4) en 2 andere stukjens van hem die die zoo wat tot het verhandelde van gisteren betrekking hebben. / Vale / J F Willems. 28 Mei 1828. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Willems aan Potgieter, 31.5.1828Ga naar voetnoot(5)Ga naar voetnoot(6).Waerde vriend!
Heb dank voor de mededeeling der twee hiernevens terug keerende nummers van den ApolloGa naar voetnoot(7). Uwe vruchtbare, en, zoo het schynt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook lentelievende zangster heeft my daer wederom een lief versjen voor doen zingen door ApolloGa naar voetnoot(1). By de Fabel van L.V. (van Lennep)Ga naar voetnoot(2) had men wel mogen laten drukken naar het Fransch van Madme. JoliveauGa naar voetnoot(3): zie hier de oorspronglyke tekst: Un ver luisant brillait des feux du diamant;
Un crapaud lui lança son venin malfaisant.
- Quel mal, lui dit le ver, ai-je donc pu te faire,
Pour me traiter ainsi? - Tu répands la lumière.
Groet vriendelyk van mynentwege de lieve Tantes en wees gegroet van / Uw vriend / J F Willems. Roodestr. 31 Mei. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Willems aan Potgieter, 3.7.1828Ga naar voetnoot(1).Waerde vriend!
Ik ben aengespannen met Mevr. de Baronnesse Vosch van AveraelGa naar voetnoot(2) en Mev. van Meerten SchilperoortGa naar voetnoot(3), om dezen namiddag die Dames in de HarmonieGa naar voetnoot(4) te introduceren. Mis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schien dat ik u daer ontmoete; ik zal er den geheelen avond wezen, want ik ben voornemens daer myn afscheid van die Dames te nemen. / Vale / J F Willems. 3 July 1828. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Willems aan Potgieter, 13.7.1828Ga naar voetnoot(1).Waerde vriend!
Couplet 6Ga naar voetnoot(2) ziet op den Krotoner Milo, in de Grieksche kampstryden zoo vermaerd om zyne bovenmenschelyke sterkte. Men verhaelt van hem dat, toen hy oud geworden was, en zyne vervallen krachten nog eens beproeven wilde aen een' half gekloven boomstronk, in een woud, dien hy verder wilde klieven, hy er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met zyne handen in geklemd bleef, zoo dat hem de wilde dieren in dien toestand verscheurden - een treffend beeld, op Napoleon toepasselyk. Het verhael wordt aengetroffen by Pausanias lib. 6 C. 14Ga naar voetnoot(1). TimourGa naar voetnoot(2) (coupl. 15)Ga naar voetnoot(3) of liever Timour beg, of Timour-leng (dat is, de lamme Timur want hij hinkte) dien wy Tamerlan gewoonlyk noemen, de beruchte Asiatische overwinnaer, werd by zyne gevangenneming door BajazetGa naar voetnoot(4) in een yzeren kooi gesloten en alzoo ten spot van het gemeen overal rondgevoerdGa naar voetnoot(5). Zie daer het gevraegde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vertaelde coupletGa naar voetnoot(1) bevalt my ongemeen doch de voorlaetste regel is my niet duidelyk: Byron heeft willen zeggen: Sints Lucifer in d'afgrond stortte
en dit drukt Sints d'ochtendstond in d'afgrond liep,
niet wèl uit, daer men uit deze laetste regel byna zooveel zal verstaen, als of er, met een andere figuer, geschreven ware:
Sints den tyd dat de zon gewoon is alle dagen in den oceaen onder te gaen,
want, gy weet, de starren gaen ook onder, liep is ookGa naar voetnoot(2) ongelukkig. Dit, behoudens uw nader oordeel. / Vale / J F Willems. Antw. 13 July 1828. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Willems aan Potgieter, 31.7.1828Ga naar voetnoot(3).Waerde vriend!
Ik weet niet meer, wat ik u in myn laatste met overhaesting kan geschreven hebben, maer zoo ik Tamerlan in plaets van Bajazet in de yzeren kooi gezet heb, dan zal ik den een met den anderen onvoorziens verwisseld hebben. Het was ten gevolge van den veldslag, in 1402 by AncyraGa naar voetnoot(4), gegeven, dat de machtige Bajazet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de handen van Tamerlan viel, en dat deze (zoo sommigen willen, doch het zal wel een fabel wezenGa naar voetnoot(1) zyn' vyand aldus behandelde, hetgeen den dood tot gevolg had. / Vaerwel / T T / J F Willems. 31 July 1828 in haest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX. Willems aan Potgieter, 7.8.1828Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot(3).Waerde vriend!
Ik heb de vryheid genomen u als een der mederechters van een wedstryd van declamatie by de Antwerpsche RethorykGa naar voetnoot(4) te doen benoemen. Deed ik wel? Gisteren heb ik tijding gekregen dat NierstraszGa naar voetnoot(5) schielyk aen een zenuwberoerte gestorven is. Hy was nog geen 32 jaren oud. Voor geen schatten zou ik de schryver van het Nieskruid willen wezen. / Vale / J F Willems. 7 Augty. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X. Willems aan Potgieter, 31.1.1829Ga naar voetnoot(1)Ga naar voetnoot(2).Amicissime!
Om op uw briefje te antwoorden zal ik u eene andere vraeg doen: Heeft uw stuk van ByronGa naar voetnoot(3) nog meer haest dan myne Redevoering voor ConcordiaGa naar voetnoot(4), die thans pas voor de helft afgewerkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en op den 10en February moet gelezen en gehoord worden? Zoo ja, kom dan vry, anders wenschte ik den geheelen Maendag aen myn oratorisch opstel te arbeiden, zooveel te meer om dat ik Dynsdag en Woensdag myne Maendstaten over JanuaryGa naar voetnoot(1) heb in gereedheid te brengen. Groet hartelyk de lieve tantes en wees gegroet van / uw vriend / J F Willems. Roodest. 31 Jan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI. Willems aan Potgieter, 27.11.1828 of 1829Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot(3).Beste vriend, Naer alle waerschynlykheid komen wy; want ik heb zoo iets van myne vrouwGa naar voetnoot(4) gehoord; doch, daer deze met nichtje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar voetnoot(1) en LotjeGa naar voetnoot(2) op dit oogenblik uit is kan ik er niet meerder van zeggen. Morgen vrouw [aldus] zend ik by u. Myne vriendelyke groete ook aen de tantes / TT / J F Willems. 27 9ber. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII. Willems aan Potgieter, 13.12.1830Ga naar voetnoot(3).MR niet medegedeeldGa naar voetnoot(4)
Antwerpen 13 xber 1830.
Beste vriend!
Ik ontvang wederom eenen brief van uGa naar voetnoot(5) en van den heer Jer. De VriesGa naar voetnoot(6). Evenzeer als het u verwondert geen antwoord te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben ontvangen evenzeer bevreemd het my te zien dat gy mynen brief, waerin ik u meldde dat het koffertjen, door u vergeten, thans by my staet, niet hebt gekregenGa naar voetnoot(1). Wel is waer dat ik u dien niet over Aken, aen het opgegeven adresGa naar voetnoot(2) gezonden had. Ik deed hem op den post in een oogenblik dat de Directie van den brievenpost in het Journal d'Anvers en aen de deur van het kantoor op de Meir openbaer aengekondigd had dat de communicatie met Holland, ten gevolge van den wapenstilstand, langs de gewoone wegen hernomen hadGa naar voetnoot(3). Nu schynt het wel dat myn brief of te Breda aengehouden of elders verdwaeld zy, en spyt het my dat ik dien niet aen den heer Deusner geadresseerd heb. Een brief is my door iemand uit uwe buert in de Korte Nieuwe straet ter hand gesteld, als zynde aldaer, ik weet niet hoe, aengekomen. Hy is van de hand van mynen oom Claes te GheelGa naar voetnoot(4). Ik heb hem geschreven dat Mejufv. V. Hengel in Holland gevlucht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wasGa naar voetnoot(1), maer wellicht over een maend stond terug te keerenGa naar voetnoot(2) daer zy haer huis hier te Antwerpen behield, zoo dat hy eenigen tyd zou moeten wachten om antwoord te bekomen. Intusschentyd zou ik den brief onder my laten berusten, ten ware de inhoud van dien aerd mocht zyn dat er spoedig wederschryven van Mejufv. V. Hengel gevorderd wierd, in welk geval ik mynen oom aenbood (N.B. wanneer hy zulks verlangde) zynen brief langs Aken naer Amsterdam over te maken. Tot heden toe heb ik geen antwoord van hem, weshalve ik meen te moeten veronderstellen dat hy wachten zal op nader berigt. Op die wyze heb ik dan reeds vooruit aen het verlangen van jufv. Betje voldaen. Uwe meid is reeds een paer keeren komen vragen of ik geen tyding van uwe spoedige terugkomst gekregen had. Ik heb haer in den zin van uw schryven omtrent haerGa naar voetnoot(3) geantwoord. Zy is nog altyd zonder dienst en schynt zeer te verlangen wederom ten uwent terug te keeren. Wy zyn alle (sic) gezond, doch welvarend? dat kan ik niet zeggen. Sedert eergisteren zyn vrouw en kinderenGa naar voetnoot(4) en nicht Netje uit Contich met derzelver bagage de campagne wêer in stad teruggekeerdGa naar voetnoot(5). Daer er geen uitzicht op eene spoedige evacuatie der citadelle is, en de bezetting alhier, niet meer uit blauwe kielenGa naar voetnoot(6) maer uit reguliere troepen onder het commando van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
generael Van der SmissenGa naar voetnoot(1) (een boezemvriend van Chassé) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar voetnoot(1) staen (sic) zoo hebben wy thans meer vertrouwen opgevat, en leven genoegzaem in de vaste hoop, dat er geen bombarderen meer volgen zal. En zoo zyn wy dan alle (sic) wêer vereenigd t'huis. Sedert eenige weken kan men door het leveren van een kompleet bed (kostende f 20.00) zyn ontslag van den last der inkwartiering bekomen. Wy hebben dien middel van vrystelling ons te baet gemaekt en leven nu Vry. Van de Garde urbaine, die ook en Sarrau looptGa naar voetnoot(2), ben ik vrygesteld, als ambtenaer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van staetGa naar voetnoot(1). Ik zal dus zoo gelukkig niet kunnen zyn van onder de wapenen te sterven en combattant dans l'arrière ban de la garde civique du peuple belge pour la cause de la glorieuse RévolutionGa naar voetnoot(2). Maer gy? is het met de pen of met de musket dat gy Neerlands erf verdedigd?
Steekt gy de krygsklaroen of speelt ge op 't herdersrietGa naar voetnoot(3)?
Een paer dagen geleden zyn er oproerige verzamelingen van kaeivolk (!) op de Meir geweest in drygende (sic) houding tegen de Beurs. Men vroeg geld of werk. Met moeite heeft men die menschen uit een gekregenGa naar voetnoot(4). Velen vreezen dat de aenstaende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
winter leelyke bewegingen zal veroorzaken. Alle dagen groeit de armoede, de nood, de contrarevolutie. In Gend schynt het nog veel erger gesteld en verergert het dag voor dagGa naar voetnoot(1). Niet lang meer kan dat duren. Ook te Brussel zyn zeer oproerige bewegingen geweestGa naar voetnoot(2) gelyk u onze Belgische dagbladen hebben kunnen doen vernemen, die zoo ik verneem, ook in Holland soms doordringen of van elders gekend worden. Het Congres te Brussel slaept of droomtGa naar voetnoot(3). Myn vriend Van de WeyerGa naar voetnoot(4) zit thans | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo diep in de diplomatie dat er voor hem geen kans van redding meer is: hy moet verdrinken of vergaen, ten zy hem de groote mogendheden willen opvisschen en hem de middelen toedienen, die men gewoon is aan drenkelingen te bezigen. StassartGa naar voetnoot(1) (zegt de Belge) werft signaturen by de leden van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Congres om eene verklaring te provoceren tot vereeniging van Belgie aen FrankrykGa naar voetnoot(2). Daer moet het heen! en zoo zullen wy dan, Franschen geworden zynde, met nationale fierheid mogen uitroepen: vive la Belge! Nu de winter begint veld te winnen voelen wy meer en meer het gemis dier vrolyke samenkomsten by u en by my waer wy by punch en piano, by thé of beafsteek, met zoo veel hartelykheid (soms met wat al te groote vurigheid en partyyver) over roomschheid en onroomschheid, Belgischheid en Hollandschheid, of welke andere scheidten al, spraken en redetwistten. Zullen wy dat nog doen? Wie weet? Ik zou gelooven van ja, waren maer de Hollanders zulke harde koppen niet! Doch ik moet ophouden. Dit lykt schier naer een oorlogsverklaring: en daermede dien ik toch niet te eindigen. Zeg aen die lieve Dames, zeg aen onze vriend MarkesGa naar voetnoot(3), zeg aen jouw zelven, dat wy alle (sic) zeer gevoelig zyn voor hetgeen wy, wegens haer, zyn en uw vriendelyk aendenken in uwen brief gelezen en herlezen hebben. Wy zijn en blijven vrienden, hoe het ook met de scheiding of hereeniging der gewesten moge gaen. Wees (sic) allen Gode bevolen. / J F W | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII. Willems aan Potgieter, 29.12.1830Ga naar voetnoot(1).MR niet medegedeeldGa naar voetnoot(2).
Beste vriend!
Voor een paer dagen vernam ik van den Heer SteenveldGa naar voetnoot(3) dat hy te Amsterdam zynde een brief van uGa naar voetnoot(4) had medegenomen doch dat die brief te Breda is moeten afgegeven worden en waerschynlyk zich nog in Holland bevind. Ik schryf u om u deswege te verwittigen en om u te zeggen dat ik midsdien buiten staat ben denzelven te beantwoorden. Hiernevens de rekening van oom ClaesGa naar voetnoot(5) bedragende f 65.44, welke som hy gaerne met of omtrent Nieuwjaer zou incasseren als bestemd zynde voor het kostgeld van zyn zoonGa naar voetnoot(6) in het seminarium te Mechelen. Alles is en blyft hier stil. Vele Hollanders komen weder en zien met gegronde hoop de opening en vrye vaert der Schelde te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemoetGa naar voetnoot(1). Men petitionneert hierGa naar voetnoot(2), te GendGa naar voetnoot(3) en te Luik voor de verheffing van den pr[ins] v[an] Oranje tot den troon van België. Congres en provisoir Gouvernement zyn hun crediet geheel kwyt, inzonderheid sedert dat de geestelyke party in de deliberatien der grondwet de overhand en veel te veel vryheden voor de R[oomse] Kerk verkregen heeftGa naar voetnoot(4). Te Gent kan schier geen priester meer op de straet komen of hy wordt uitgejouwdGa naar voetnoot(5). Ook hier te Antwerpen by de verkiezing eener nieuwe regeringGa naar voetnoot(6) hebben de zwarte rokken veel moeten lyden. Onze commandant, gen[erael] van der Smissen, leeft op een vriendelyken voet met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chassé, en dat geeft ons securiteit. Van logementen zyn wy geheel vry sedert het leveren van beddegoed. De helft der volontairen loopen misnoegd naer huis; doch het staende of regulier armée wordt met kracht georganiseerd en versterkt zich ongemeen. Van de burgerlyke wacht raekt men zeer gemakkelyk vry: slechts om de 24 dagen eens moet men ter wacht opkomen en dan nog maer voor 12 uren. Alles in en blouse. De armoede groeit allerverschriklykst. In koffyhuizen en estaminets schreeuwt men luidkeels tegen de omwenteling; doch men zegt ook dat in Holland niet minder geschreeuwd en voor oproer gevreest (sic) wordt: wat is van dit laetste te gelooven? Myne vrouw en kinderen zyn welvarend en spreken dagelyks van u en de Dames. Ik heb myne gade belooft (sic) veel van haer aen u en de uwen te schryven: doch wat zal ik zeggen? Jammeren en kermen over het verlies dat wy van zulke goede vrienden gedaen hebben? U van onze voortdurende hartelyke genegenheid te (sic) verzekeren? Nu, daeraan kunt gy immers niet het minste twyfelen? Komt maer weder te Antwerpen! Wy raden het u; want wy verlangen er naer. Groet hartelijk de lieve tantes en wees van ons hartelyk gegroet. Vaerwel / tt / J F Willems. Antwerpen 29 Xber 1830. Veel geluks met het aenstaende Nieuwjaer! Vrede en zegen over ons land! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV. Willems aan E. Van Hengel, 21.5.1832Ga naar voetnoot(1).Max Rooses niet medegedeeldGa naar voetnoot(2).
Waerde vriendin, Wy hebben in der tyd uwen briefGa naar voetnoot(3) en dien van onzen braven vriend PotgieterGa naar voetnoot(4) ontvangen doch tot heden toe geene zekere gelegenheid gehad om u ons antwoord te doen gewordenGa naar voetnoot(5). Alle schriftelyke correspondentie met Holland is hier ten stengste verboden, en men houdt my, meer dan een ander, in 't oog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert uw vertrek stierf de kleine MimiGa naar voetnoot(1). Daarentegen heeft het God behaegd my, nu drie weken geleden, wederom met een dochtertje te zegenen dat ook den zelfden naem voertGa naar voetnoot(2). Wy zyn alle (sic) hier te Eecloo gezond, en daerby minder ongelukkig dan wy gedacht hadden te zullen zyn. Jammer maer dat wy hier niet eens een tamelyke schoolonderwyzer vinden kunnen en dat myn kinderen daerdoor, by myne groote bezigheden, schier van alle opleiding tot eene goede opvoeding verstoken blyven. Zy zyn echter nog alle jong, en een betere toekomst schynt aenstaende. Wat er ook van ons kome, wy zullen dankbaer beleven hetgeen ons de goede God zal willen verzenden. Nog dikwils, nog dagelyks herdenken wy de recht zalige uren die wy in het gezelschap van u en de uwen binnen Antwerpen sleten. Wy hadden toch waerlyk niet verdiend om aldus gescheiden te worden. Alle hoop tot die vriendschappelyke hereeniging wordt intusschen door my nog niet opgegeven. Ook voel ik dagelyks het gemis van myn hartelyk geliefde Potgieter, wiens brief my en de mynen tranen heeft doen storten. Ja, ik zeg het nog eens, God zal ons nog eenmael by elkander brengen. Wy bidden hem er hartelyk voor. Vaerwel, goede waerde vriendin, ontvang onze wenschen van geluk en welvaren, benevens uwe waerdige gezellinne, den heer Markes, enz. Wees hartelyk gegroet van / uwen vriend / J F Willems. Eecloo 21 Mei 1832. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV. De ‘Gids’-redactie aan Willems, 15.9.1837Ga naar voetnoot(3).WelEdele Heer!
Bij de toezending van het negende nommer van ons Tijdschrift voegen wij het verzoek van UWed. te mogen weten of UWEd. plan heeft ons eene beoordeeling te schenken der UWEd. door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschenkomst van den Heer E.J. Potgieter geworden werkenGa naar voetnoot(1). UWEd. zal ons daarmede zeer verpligten; dit ook kan aan geen beter handen vertrouwd zijn. Bij de oprigting van ons Tijdschrift beloofden wij spoediger dan anderen te zullen beoordeelenGa naar voetnoot(2); vereer ons dus zoodra het UWEd. mogelijk is (met) UWEd. bijdragen. Wij hebben de eer ons met de meeste achting te noemen / WelEdele Heer / UWEd DW Dienaren / De Redacteurs van den Gids. Amsterdam 15 Sept. 1835 (sic). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVI. De ‘Gids’-redactie aan Willems, 30.12.1837Ga naar voetnoot(3).WelEdele Heer!
Op onderscheidene missives aan UWEdGa naar voetnoot(4) bevinden wij ons nog altijd zonder UWEd antwoord; - bij het intreden van een nieuwen jaarkring zoude het ons aangenaam zijn van UWEd te vernemen of wij op UWEd medewerking mogen rekenen. Wij maken nooit onderscheiden haast, maar een aankondiging der UWEd ter beoordeling gezonden werken, wordt dringend vereischt; gelieft ons op te geven of en wanneer wij ons daarmede mogen vleijen? Intusschen hebben wij de eer ons met ware hoogachting te noemen / WelEdele Heer! / UWEd DW Dienaren / De Redacteurs van den Gids.
Amsterdam 30 decembr 1837. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVII. Willems aan de ‘Gids’-redactie, 23.3.1838Ga naar voetnoot(1).MR niet medegedeeldGa naar voetnoot(2).
Myne Heeren,
In de maend Mei jl. heb ik aen den Heer W. MesschertGa naar voetnoot(3) een pakjen met boeken gezonden en daerin ook voor den Gids eene recensie van Du Puy de Montbrun'sGa naar voetnoot(4) Recherches Bibliographiques en eene van MeyersGa naar voetnoot(5) herdruk van Spreekwoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit pakjen, naer my de Heer Messchert bericht heeftGa naar voetnoot(1), is op de grenzen door de Hollandsche douanes aengehouden en nu zie ik uit uw brief dat ook de recensien niet by UEden ontvangen zyn. Daer ik echter gaerne wil medewerken aen een zoo verdienstelyk tydschrift als is de Gids, zoo zal ik U binnen kort een ander opstel voor het zelve laten geworden, immers zoo dra ik eenigzins de beslommeringen zal zyn doorgekomen, welke ik op dit ogenblik moet onderstaen, uit hoofde van myne verandering van woningGa naar voetnoot(2) en het overbrengen myner bibliotheek. In der tyd heb ik U de uitgekomen nummers van myn Belgisch MuseumGa naar voetnoot(3) toegezonden: ik twyfel niet of zy zyn U geworden. De latere afleveringen zullen volgen. Ik heb de eer met byzondere hoogachting te zyn / UEd D.V. Dienaer / J F Willems.
Gent 23 Maert 1838. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIII. Willems aan Potgieter, 23.3.1838Ga naar voetnoot(4).MR niet medegedeeldGa naar voetnoot(5).
Waerde vriend,
In vliegende haest schryf ik u eenige regels. Uit bygaenden brief aen de redactie van den Gids zal UEd zien waerom myne recensien by dezelve niet eerder zyn aengekomenGa naar voetnoot(6). Houw (sic) het my ten goede dat ik u niet dikwylder schryve: ik zit tot over het hoofd in allerlei beslommeringen. Nu woon ik te Gent op den Zandberg no 16. Waer ik u, zoo gy ooit naer België overkomt, hoop te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
recipieren. In een myner vorigenGa naar voetnoot(1) heb ik u geschreven dat gy wegens jonker SerklaesGa naar voetnoot(2) berichten vinden kunt in MoreriGa naar voetnoot(3) en in Tewater'sGa naar voetnoot(4) Historie van het Verbond der edelen, III, bl. 291 en de aldaer aengehaelde werken: ik ken er geen andere. Voor uw AlmanakGa naar voetnoot(5) had ik niets kunnen leveren, dat goed genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was. Bovendien heeft my ImmerzeelGa naar voetnoot(1) al zoo dikmaels om bydragen gevraegd welke ik hem geweigerd hebGa naar voetnoot(2), op voorwendsel (en wat ook waer is) dat men hier by het Gouvernement het my kwalyk zou nemen, zoo ik voor Hollandsche Muzenalmanakken my werkzaem toonde. Nog onlangs heb ik u het een en ander gezonden, dat gy vast ontvangen hebtGa naar voetnoot(3). Gy ziet daeruit dat ik u niet vergeet en dat u myne vriendschap altyd byblyft. Van Gheel heb ik al eenige brieven ontvangen, waerby over betaling wegens het onderhoud van uw tantes broeder geklaegd wordtGa naar voetnoot(4). Ik weet dat zy niet meer met u leeftGa naar voetnoot(5), doch gy zoudt my verplichten door my te melden wat er van haer geworden is en of zy, naer gy denkt, het verschuldigde zal voldoen. Indien de heeren van den Gids over myn lang zwygen ontevreden zijn, wil ik gaerne dit tydschrift betalen wegens de nos van dit jaer, alschoon ik hun ook myn Museum daervoor gezonden heb. Vaerwel, beste vriend, ik heb geen tyd zelfs om dit myn biljet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog eens over te lezen. Hartelyk gegroet van al de mynen en van uwen niet min / hartelyken vriend / J F Willems. Gent 23 Maert 1838.
***
Waar het dus blijkt dat Willems door de ‘Gids’-redactie, bij de oprichting van het tijdschrift, om medewerking werd verzocht en dat hij daaraan gevolg gaf, doch dat zijn bijdrage, door het onzekere postverkeer, verloren geraakte, loont het de moeite na te gaan - in zover zulks mogelijk is - op welke wijze zijn verhouding tot het tijdschrift zich verder ontwikkeld heeft. Uit Potgieter's antwoord van 5.4.1838Ga naar voetnoot(1) vernemen we dat hij brief XVII aan de Gidsredactie had overgemaakt! Hij twijfelde er niet aan dat Willems' belofte tot medewerking de redactie genoeg zou zijn. Hem persoonlijk was ze zeer aangenaam. Anderdeels nam hij graag kennis van opmerkingen, die Willems in verband met zijn bijdragen in ‘Tesselschade’ en ‘De Gids’ eventueel zou gelieven te maken. Enkele dagen tevoren, op 31.3.1838Ga naar voetnoot(2), was van ‘de redactie’ zelf een antwoord aan Willems uitgegaan. Vermits diens brief aantoonde dat hij tot medewerking bereid was, bood de redactie hem de reeds verschenen nummers van ‘De Gids’ aan. Verlangend keek ze uit naar het toegezegde opstel. En was het te veel gevraagd, dat Willems twee nieuwe recensies zou schrijven, indien het verloren geraakte pakje niet meer terecht kwam? Dit laatste verzoek heeft Willems niet ingewilligd. In ‘De Gids’ 1838 en 1839 komt althans geen bespreking van de bedoelde werken voor. Heeft hij dan ten minste de beloofde bijdrage ingezonden? Het ziet er niet naar uit. In ‘De Gids’ 1839 komt wel een stukje van Willems voor, ‘Proeven van Belgisch-Nederduitsche dialecten’Ga naar voetnoot(3), maar in nota staat er bij vermeld dat het ‘als eene proeve’ uit het ‘Belgisch Museum’Ga naar voetnoot(4) werd overgenomen. Willems kan dit reeds gepubliceerde stukje wel bezorgd hebben, met verzoek tot nadruk, maar in de thans zeer schaarse brieven valt niets daarover te vinden. Er zijn inderdaad uit later | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd geen brieven, tussen Willems en ‘De Gids’ gewisseld, aan het licht gekomen en voor de jaren 1839-1846 (Willems' sterfjaar) beschikken we verder slechts over één brief van Potgieter aan Willems en twee van Willems aan Potgieter. De laatste daarvan brengt ons in het jaar 1844 en is wel van betekenis voor Willems' houding tegenover Potgieter-‘De Gids.’ In 1844 heeft Potgieter immers opnieuw - zeven jaar na zijn ‘Licht- en Schaduwzijde’ - over de jonge Vlaamse letteren een oordeel geveld. Men kent dit artikel, zijn veroordeling van de Vlaamse poëzie en zijn genuanceerde waardering van het proza, aan de hand van twee werken van Conscience en twee van Van Kerckhoven. Maurits Sabbe beschouwde het als ‘een eerste erkenning van de jonge Vlaamsche literatuur door de Hollandsche critiek, en wel bij monde van den gezaghebbendste van haar vertegenwoordigers’Ga naar voetnoot(1). Dit moet zijn opvatting staven, dat Potgieter tegenover de Vlaamse Beweging en de Vlaamse letterkunde stond ‘in vertrouwende sympathie.’ Naar mijn mening is die opvatting onjuist en heeft Sabbe niet genoeg betekenis gehecht aan Willems' repliek, die hij overigens in extenso mededeeltGa naar voetnoot(2). Willems heeft zich over Potgieter's artikel niet bijster tevreden getoond. Hij betoogdeGa naar voetnoot(3) dat Potgieter niet de beste werken ter recensie had gekozen en verdedigde de Vlaamse schrijvers - ook de dichters -, wie nog wel allerlei ontbrak maar die toch hun eigen hoedanigheden hadden en deze ten goede zouden ontwikkelen. ‘Ons “avenir littéraire” laat zich met goede voorteekenen voorzien.’ Twee en een half jaar vroeger had hij het nog betuigd: ‘Na het gedicht van Ledeganck in den Nederl. Muzen-Almanak gelezen te hebben, zeg dan toch niet, dat de Belgische dichters niet vooruitgaen. Wy marcheeren vry goed en welhaest zullen wy wedyveren met onze noordelyke taelbroeders’Ga naar voetnoot(4). Doch Potgieter hield klaarblijkelijk aan zijn mening vast, hetgeen Willems' critiek verklaart. C. Ter Haar heeft reeds opgemerkt dat Potgieter's opstel meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getuigde ‘van belangstelling in de Vlaamsche letterkunde, dan van een juiste voorstelling waar het in Vlaanderen eigenlijk om ging, en begrip van de moeilijkheden waarmee de schrijvers, de dichters vooral, daar te worstelen hadden’Ga naar voetnoot(1). En zij stelt de vraag of die kwestie verkoeling heeft gebracht in de zo lang onderhouden vriendschap, waarbij ze er op wijst dat er, voor zover bekend, geen andere brieven meer gewisseld zijn. Dit argument is niet steekhoudend, want van een werkelijk voortgezette correspondentie kunnen de stukken verloren zijn geraakt, zoals met vorige brieven het geval is geweest. Hoe het zij, het kan niet betwist worden dat, na Willems' dood, Potgieter voor het Zuiden geen belangstelling meer heeft betoondGa naar voetnoot(2). Verschillende feiten brengen dit duidelijk aan het licht. Potgieter heeft in ‘De Gids’ geen artikel aan de nagedachtenis van Willems gewijdGa naar voetnoot(3). Hij heeft anderdeels in de volgende jaren geen enkele poging meer gedaan om in zijn tijdschrift speciaal de aandacht op Vlaanderen te vestigen, al werd hij daar, zoals verder blijken zal, van gezaghebbende Vlaamse zijde wel toe verzocht. Aan de Nederlandse Congressen heeft Potgieter nooit deel genomen. Met het Zuiden had hij geen persoonlijke relaties. Willems was daar zijn enige verbindingsman geweest; hij werd niet vervangen. Willems' rechterhand, F.A. Snellaert, heeft nochtans een poging gedaan om de band tussen Potgieter en het Zuiden niet te laten verbreken. De aanleiding er toe vond hij in de verdere uitwisseling van ‘De Gids’ met het ‘Belgisch Museum.’ De volgende brieven mogen dan ook bij de voorgaande aansluiten, als daaruit onrechtstreeks voortvloeiend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX. Snellaert aan Potgieter, ca. 15.11.1846Ga naar voetnoot(1).Wel Edele zeer Geleerde Heer,
Onlangs vernam ik dat onze gemeenschappelyke vriend Willems het maendschrift ‘de Gids’ door uwe tusschenkomst ontving. Sedert 's mans doodGa naar voetnoot(2) heeft men opgehouden het geachte werk naer herwaert over te zenden, vermoedelyk omdat het in ruiling tegen het ‘Belgisch Museum’ werd uitgeleverdGa naar voetnoot(3). Ik kom uwe goedwilligheid inroepen, Mynheer, of het U niet mogelijk ware den uitgeverGa naar voetnoot(4) over te halen, ten minsten voor dit jaer, de uitwisseling voort te zetten. Daer ik de loopende werkzaemheden van Willems waer hy ze onvoltrokken lietGa naar voetnoot(5), op my heb genomen, zend ik U op goed geluk de twee sedert des schryvers dood verschenene afleveringenGa naar voetnoot(6), met vriendelyk verzoek van er het gewenschte gebruik van te maken. Indien het ‘Museum’ wordt voortgezet, zal ik het my immer tot eene eer rekenen met ‘de Gids’ in betrekking te blyven, indien de redactieGa naar voetnoot(7) met de voortzetting der ruiling genoegen neemt. Van een anderen kant veronderstel ik, myn waerde Heer, dat, om reden uwer byzondere vriendschap met den ingeslapene, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willems U een exemplaer van zyn tydschrift zond. Is dit zoo, en ik hoop ja, dan betrouw ik op zoo veel vrymoedigheid by U van het my te melden: de U dan ontbrekende twee nummers zullen spoedig dit pakje volgen. Wat meer is, indien het ter uwer kennis ware dat te Amsterdam of elders iemand van Willems' vrienden in dergelyk geval verkeerde, Gy zoudt my zeer verpligten met de namen dier persoonen op te geven. Gy zult my in de gelegenheid stellen van de inzichten die Willems had te bevredigen. Het belang dat Gy in den man steldet gedurende zyn werkzaem leven, zal zich gewis nog uitstrekken tot op de nageblevene getuigen zyner liefde voor land en kunst. Ik bied U daerom het eerste deel aen van den Catalogus zyner belangryke bibliotheekGa naar voetnoot(1), waeraen ik eenige maenden besteed heb, en als vriend van mynen vriend en leermeester, eene litterarische kleinigheid welke ik in den tyd opstelde, en die misschien niet geheel zonder belang is voor U die zoo lange jaren de zuidelyke gewesten van Nederland bewoondetGa naar voetnoot(2). Dit diene als blyk hoe gaern het zuiden de broederhand aen het noorden geeft, en niemand doet dit met meer gulhartigheid dan degene die de eer heeft zich te noemen / Uw toegenegen stamgenoot / F.A. Snellaert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX. Potgieter aan Snellaert, 25.2.1847Ga naar voetnoot(3).Hoog Geleerde Heer!
Eenigen tijd geleden gewierd mij een heusch aanzoek van U, om de voortzetting der toezending van den Gids, zoo als ik dien ons beider lieve vriend Willems plagt te doen geworden. Velerlei bezigheden alleen zijn oorzaak, dat ik dien wensch niet eer heb vervuld, zoo als ik bij dezen doe. De beide nommers van het Belgisch Museum, door U voortgezet, een waar geluk voor het tijdschrift, zie ik gaarne van Uwe goedheid te gemoet. Heb dank voor de brochures bij Uw vriendelijk schrijven gevoegd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- en geloof mij, met al de belangstelling in België, welke mijn aangenaam verblijf te Antwerpen mij blijft inboezemen, Uw hoogachtende en toegenegen dr / E.J. Potgieter. Amst 25 feb 1847.
***
Drie maanden heeft Snellaert op dat antwoord gewacht, zo lang dat hij er niet meer op telde en het besluit trok dat Potgieter, met de oudere Nederlandse letterkundigen, voor de verbroedering van Noord en Zuid niet veel over hadGa naar voetnoot(1). Dat deze dan toch van zich liet horen, op het ruilvoorstel inging en zijn blijvende belangstelling in België betoonde, moet Snellaert dan wel aangenaam zijn geweest en hem gerust gesteld hebben. Ondanks het staken van het ‘Belgisch Museum,’ bleef hij ‘De Gids’ overigens ontvangen. Wellicht betrouwend op Potgieter's vermeende goede intenties, heeft Snellaert dan, twee jaar later, een nieuwe poging gedaan om Potgieter bij de Nederlandse beweging in Vlaanderen te betrekken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXI. Snellaert aan Potgieter, 27.5.1849Ga naar voetnoot(2).Gent, 27 mei 1849.
Wel Edl. zeer Gel. Heer,
De buitengewone voorkomendheid waermede ik door UE behandeld word, by het voortdurend toezenden van het tydschrift de Gids, maekt het my tot eene dubbel aengename taek UE een exemplaer aen te bieden van het eerste werk van eenige uitgebreidheid dat ik sedert den dood van onzen gemeenschappelyken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vriend uitzendGa naar voetnoot(1). Het werk zelve kan u mede niet onverschillig zyn zoo wel wegens deszelfs aert als omdat ik het der nagedachtenis van Willems heb toegewyd. Ik voeg er eene onlangs door my uitgesprokene redevoeringGa naar voetnoot(2) by, als bewys dat de Vlaemsche Beweging thans iets meer is dan liefhebberywerk van enkele letterkundigen. De lezing van beide stukken zal mogelyk aenleiding geven tot eene nadere beschouwing in de Gids van den tegenwoordigen toestand der Nederlandsche tael en letterkunde in Vlaemsch Belgie, waervan het in augusty plaets grypend CongresGa naar voetnoot(3) eene niet weinig beduidende manifestatie schynt te zullen wezen. Ik neem deze gelegenheid te baet om UE en uwe vrienden nogmaelsGa naar voetnoot(4) onze vergadering van 27 augusty en volgende dagen gunstig aen te bevelen. Onderscheidene Noord-Nederlanders hebben reeds hunne medewerking toegezegdGa naar voetnoot(5). Aenvaer[d] Wel Edl enz.
Snellaert's verwachtingen werden niet vervuld. Potgieter heeft het schrijven onbeantwoord gelatenGa naar voetnoot(6), heeft geen nadere beschouwing aan de Vlaamse letterkunde gewijd en is op het eerste én op de latere Congressen afzijdig gebleven. Het contact met Snellaert blijkt insgelijks verbroken te zijn: er zijn geen andere brieven bewaard. Verrassing wekt dan ook de uitnodiging, die Snellaert twaalf jaar later ontving: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXII. De Gidsredactie aan Snellaert, 9.1.1861Ga naar voetnoot(1)WelEdzegel Heer!
Overtuigd van uwe warme belangstelling in onze letterkunde en prijsstellende op de medewerking onzer zuid-nederlandsche auteurs, en bovenal op de uwe, nemen wij de vrijheid u uit te noodigen van tijd tot tijd aan ‘de Gids’ eene bijdrage van uwe hand te doen toekomen. Hoewel wij ons natuurlijk steeds de beoordeeling van alle ingezonden stukken moeten voorbehouden, zoo twijfelen wij echter geenszins dat de artikelen, die gij ons zult willen toezenden, volkomen geschikt voor ons tijdschrift zullen worden bevonden. Met alle achting / de Redactie van ‘de Gids.’ Amsterdam 9 Januarij 1861.
Potgieter was er toen nog bij, en met hem zetelden in de redactie: P.A.S. Van Limburg Brouwer, P.N. Muller, H.J. Schimmel, G.E.V. Schneevoogt, P.J. Veth en Joh. C. Zimmerman. In de Belgische archieven heb ik nergens nog zo'n brief gevonden, zodat vooralsnog niet kan bevestigd worden of nog andere Vlamingen dergelijke uitnodiging hebben ontvangenGa naar voetnoot(2). Snellaert is er intussen niet op ingegaan: artikelen van zijn hand zijn in ‘De Gids’ niet verschenen. De eerste Vlaamse bijdrage in het tijdschrift was er een van J. De Geyter, maar vóór die verscheen werd het 1865 en dan ging het naar de jaren '80 alvorens Vlaamse medewerking merkbaar werdGa naar voetnoot(3). Zou het dan mogelijk zijn dat, na Willems en met Snellaert, nog andere Vlamingen de gelegenheid hebben verwaarloosd om een stem uit het Zuiden in het meest gezaghebbende Nederlandse tijdschrift te laten horen? |
|