Hulde aan Dr J. Lindemans
Door G. Walschap
Bestuurder der Academie.
Waarde Collega,
Toen ik de eer en de last van het directeurschap van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde aanvaardde voor het jaar 1951 wist ik waarlijk niet dat gij juist dat jaar zestig zoudt worden, want gij zijt een van die sterke mensen die jaar in jaar uit altijd even jong of oud schijnen, zodat men nooit aan hun leeftijd denkt. Ik ben blij dat ik niet geaarzeld heb mijn ambt te aanvaarden. Hoe zou ik anders als romanschrijver bij deze hulde aan een taalgeleerde en geschiedkundige hebben kunnen optreden? En toch wilde ik graag blijk geven van mijn warme genegenheid voor u als mens en van mijn hoge waardering voor u als geleerde. Ik mag het nu doen als vertegenwoordiger van die Kon. Vl. Academie die u zo nauw aan het hart ligt. Ik mag u namens al uw collega's zeggen, wat zij u in de omgang zeker laten voelen, maar uit bescheidenheid niet kunnen uitspreken en toch bij deze gelegenheid eens graag hardop willen gezegd hebben. Gij zijt een goed, een trouw en een verdienstelijk lid van de Academie.
Wanneer men de aanwezigheidslijsten van onze zittingen overloopt sinds het jaar waarop gij als werkend lid werdt verkozen, ziet men dadelijk dat gij u slechts door ernstige beletsels laat weerhouden. Om zo regelmatig als gij aanwezig te zijn moet men het als een plicht beschouwen en zich herhaaldelijk moeite geven. Gij zijt u dus bewust van het belang van onze Academie en van de noodzakelijkheid haar werkzaamheden te volgen en er aan deel te nemen.
Wie u daar ziet en u kent en waardeert beleeft steeds hetzelfde genoegen aan de eenvoudige hartelijkheid waarmede gij met uw collega's weet om te gaan en aan de genegenheid die gij van ieder van uw collega's zonder één uitzondering ondervindt.