Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950
(1950)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
De sonograaf en de triomf van het fonetisch schrift
| |
[pagina 134]
| |
Wanneer wij spreken van een of meer elementen van de stembandtrillingen, dan bedoelen wij daarmee, in meer technische taal, een of meer boventonen. Onze stembanden, wanneer zij trillen, vormen inderdaad, zoals de snaren van een muziekinstrument, een grondtoon, die het resultaat is van de beweging die door gans het trillend gedeelte van de stembanden wordt uitgevoerd, en naast deze grondtoon een aantal boventonen, die het resultaat zijn van de bewegingen die tegelijk door op zichzelf trillende onderdelen van de stembanden worden uitgevoerd; deze boventonen bestaan uit twee, drie, vier enz. maal sneller trillingen dan de grondtoon, en heten daarom harmonischen van den grondtoonGa naar voetnoot(1) (des harmoniques). De tong en eventueel de lippen en de keelholte brengen in ons mondkanaal twee resonantieruimten tot stand, een voorderresonantieruimte en een achterresonantieruimte, waarin bepaalde boventonen worden versterkt en andere min of meer verdoft; men kan dus zeggen dat de resonantieruimten een selectie maken onder de boventonen of harmonischen, en dat daardoor een [a:] zich onderscheidt van een [a], een [o:] van een [ʊ] of een [u:], een [ε.i] van een [a:i], een [o:i], een [u.i], enz. Wanneer men de trillingen van de vokalen en tweeklanken registreert, vooral met electrische apparaten als de oscillograaf, dan verkrijgt men voor deze onderscheiden spraakklanken duidelijk onderling verschillende beelden; deze beelden zijn de resultanten van de vermenging van den grondtoon met de kenschetsende versterkte boventonen en wat er van de niet-versterkte boventonen overblijft; zij heten perioden, en het aantal perioden beantwoordt aan het aantal trillingen van de stembanden in hun geheel; zolang de spraakklank zuiver wordt aangehouden, d.w.z. tussen het ogenblik waarop de aanzet van de spraakklank of de overgang van een voorafgaande spraakklank naar de nieuwe spraakklank voltrokken is en het ogenblik waarop de spraakklank begint uit te sterven of in een nieuwen spraakklank overgaat, blijven de perioden vrijwel aan zichzelf gelijk, afgezien van de frequentie, die kan afwisselen wanneer men binnen denzelfden spraakklank van toonhoogte verandert; maar men kan ook deze toonhoogte constant houden, zoals bvb. bij gezongen vokalen | |
[pagina 135]
| |
het geval is. Uit dit alles blijkt nu, dat de karakteristieke eigenschappen van de vokalen en tweeklanken in de perioden aanwezig zijn. Het bestaan van deze karakteristieken van vokalen en tweeklanken werd betrekkelijk vroeg in fonetische leerboeken als bvb. dit van Zwaardemaker-Eykman (1928), p. 103, 112-116 beschreven, en maakte het voorwerp uit van verdere onderzoekingen. Het is bvb. thans ook technisch mogelijk gebleken om deze karakteristieken uit de perioden te filtreren. Ik moge zonder op bijzonderheden in te gaan, verwijzen naar een reeks lezingen op het 3e Intern. Congres voor fonetische Wetenschappen, die op dit onderwerp betrekking hebben, o.m. die van Prof. Ferdinand Trendelenburg Neues zur Physik der Sprachlaute (Proceedings of the Third International Congress of Phonetic Sciences, Ghent 1938, pp. 128-143). Het karakteristieke van de consonanten is minder gemakkelijk te achterhalen. Wij onderscheiden de stemhebbende van de stemloze. Bij de eerste zijn er alweer stembandtrillingen aanwezig, die zoals bij de vokalen, karakteristiek voor een bepaalde consonant kunnen zijn, namelijk voor een b, d, g, g, v, z, g, l, m, n, γ, η, r, w, j en h. De niet-stemhebbende consonanten, hetzij explosieven als p, t, k, hetzij fricatieven als f, s, χ, vertonen bij het registreren ook karakteristieke trillingen die echter van een anderen aard zijn dan de stembandtrillingen; zij zijn namelijk geen geluiden, maar ontploffings- of schuringsgeruisen; indien er periodiciteit - d.w.z. herhaling van gelijke perioden is - dan ligt deze in veel hoger toonhoogte-zones dan die van de stembandtrillingen. Zwaardemaker-Eykman (Leerboek, pp. 170-172) geven de kenmerkende tonen op van r, χ, h, ϵ, l, s, f en ç (palatale χ, D.ich); zij geven nog gelijke tonen op voor k, p en t; en ook voor η, m en n; overigens laten zij zich nog vrij pessimistisch uit over de instrumentele acoustische analyse der consonanten (p. 171, laatste alinea). Maar zij kennen blijkbaar niet de resultaten die reeds in November 1925 werden gepubliceerd door Irving B. Crandall, van de Bell Telephone Laboratories (Reprint B-162-1), en getiteld The Sounds of Speech; de ondertitel luidt: Records of Speech Wave Forms with a Description of the Recording Apparatus and a Discussion of the Characteristic Frequencies of Vowel and Consonant Sounds. Hierin worden de karakteristieken van een aantal consonanten nader beschreven. Schr. ontmoet nog wél | |
[pagina 136]
| |
moeilijkheden voor de differenciëring van sommige consonanten, maar spreekt toch zijn vertrouwen uit in de mogelijkheid om deze moeilijkheden door een voortgezet onderzoek op te lossen, en al moet ik hier, wegens oorlogs- en andere omstandigheden, bekennen niet op de hoogte te zijn van de laatste vondsten op dit gebied, toch blijkt het mij niet roekeloos om te beweren dat de moderne akoustiek in staat is om van elken spraakklank - desnoods spraakklankgroep - een karakteristiek beeld te verkrijgen. Reeds in 1927-29 was ik op de gedachte gekomen dat het mogelijk moest zijn, deze karakteristieke beelden om te zetten in een mechanische werking, die uiteindelijk de onderscheiden toetsen van een electrische schrijfmachine zou in beweging zetten, en zou leiden tot een getypt beeld van het gesprokene. Met collega's en bekenden die meer technische onderlegdheid bezaten dan ik, werden toen lange besprekingen gevoerd waaruit bleek dat zij die mogelijkheid theoretisch wél inzagen, maar practisch voor grote moeilijkheden bleven staan. Ik deponeerde dan in 1929 een nota ondertekend door getuigen, waarin althans de grondgedachte van een gecombineerde spreek-schrijfmachine was neergelegd. In 1931 werd mij door een der belangstellende collega's, Prof. J. Cnops van de Universiteit te Gent, gewezen op een artikel van Werner L. Schlesinger in ‘Funk, die Wochenschrift des Funkwesens,’ Weidmannsche Buchhandlung, Berlin S.W. 68, Heft 15, 10 April 1931, dat getiteld was Sprachklang wird Maschinenschrift, Ein altes Problem und der Weg zu seiner Lösung. Hieruit vernam ik, dat de humoristische bladen reeds het idee van een spreek-schrijfmachine hadden gelanceerd. Daarna ook sommige - niet nader vermelde - technische tijdschriften, onder de rubriek ‘Welke uitvindingen moet de 20e eeuw nog brengen?’ Practische voorstellen zouden dan in den laatsten tijd (wij zijn in 1931) ook gedaan zijn geworden door den Duitsen ingenieur Hermann Tiefenbacher. De woorden worden duidelijk uitgesproken in een mikrofoon, en aldus omgezet in een wisselstroom-combinatie (Wechselstromgemisch); de afwisselingen van stroomsterkte worden door een reeks zeefringen geleid die elk slechts één bepaalde frequentie doorlaten. Door tussenkomst van relais, die uit een elektronenbuis en elektromagneten bestaan en, volgens de frequenties, het contact | |
[pagina 137]
| |
aanleggen met de positieve of negatieve polen van een sterke stroombron, wordt iedere klank omgezet in een combinatie van plus- en minusstromen die hem eigen is; de machinale omzetting van zulke stromen in schrifttekens is in de telegrafie reeds bekend; men kan deze stroomcombinaties zelfs draadloos uitzenden en in gewone schrifttekens omzetten; voor de toepassing op een schrijfmachine moet nog enkel voorzien worden in het automatisch opschuiven van de regels. Schr. van het artikel voorziet niet dat het in de eerste jaren mogelijk zal zijn, deze uitvinding commercieel te maken, d.w.z. beschikbaar te stellen voor een uitgebreiden gebruikerskring. Hij ziet er ook het bezwaar in, dat deze machine zuiver fonetisch en niet orthografisch zou schrijven. Maar in dit bezwaar zien wij juist het grote voordeel, waarop wij even later nog terug komen. Wij moeten eerst nog een andere uiteenzetting vermelden, die werd gegeven door J. Dreyfus-Graf, in het Technicum van Geneve op 22 December 1949, en door hem gepubliceerd in ‘Technische Mitteilungen’, jg. XVIII, nr. 3, Bern, 1 Maart 1950, onder de titel Le sténo-sonographe phonétiqueGa naar voetnoot(2). Schr. resumeert zelf zijn uiteenzetting als volgt: ‘Le terme “sonographe” (du latin sonus = son et du grec graphê = action d'écrire) désigne un nouveau genre d'appareils électro-acoustiques. Ces appareils ont comme particularité de transformer chaque son en un groupe d'impulsions électriques, puis en des actions mécaniques caractérisant certains éléments de ce son. Ces impulsions électriques peuvent agir, soit sur un oscillographe deux-dimensionnel à plusieurs composantes vectorielles (sténo-sonographe), soit actionner une machine à écrire (typosonographe), soit encore des dispositifs de télé-commande. Les sons peuvent être des éléments phonétiques de langages parlés (sonographe phonétique ou phonétographe). Le sonographe fonctionne d'une manière analogue à l'appareil auditif et musculaire humain. Il présente un caractère physiologique, car il transforme par exemple un son continu en une succession de graphiques discontinus et répétés. Ainsi, cet appareil est capable de décompenser chaque mot en ses éléments alphabéti- | |
[pagina 138]
| |
ques et de transformer des langages parlés en langages écrits, à l'aide d'un petit nombre de signes. Ceux-ci constituent une sorte de sténographie naturelle dans le cas du sténosonographe actuellement réalisé. Ils se présenteront par contre sous la forme de textes écrits phonétiquement en clair (donc lisibles sans apprentissage spécial) dans le cas du typo-sonographe, actuellement à l'étude.’ De stenografische spreek-schrijfmachine, die gesproken lettergrepen in getypt snelschrift zal omzetten, is dus verwezenlijkt; de sonograaf, die gesproken klanken automatisch in fonetisch schrift zal typen, is ter studie en zal volgens de uitvinder eerlang kunnen worden verwezenlijkt. Onder de door hem genoemde toepassingen en gevolgen van zijn uitvinding vermelden wij het leveren van teksten in bekende alfabetische tekens, die leesbaar zullen zijn ‘sans apprentissage spécial’. ‘Il est fort possible’, aldus schr. verder, ‘qu'une fois diffusé, cet appareil contribuera au rétablissement usuel d'un néo-phonétisme’. Schlesinger zag in de noodzakelijk-fonetische spelling van het nieuwe apparaat een nadeel; Dreyfus-Graf ziet er een voordeel in, naast allerlei andere toepassingen waarvoor wij overigens verwijzen naar zijn artikel. Beschouwen wij, in verband met het fonetisch schrift, de normale ontwikkeling van de feiten zelf. Het is zonder meer duidelijk, dat het bouwen en het in gebruik stellen van de sonograaf nog enkel een kwestie van jaren of misschien van maanden kan zijn. Deze sonograaf zal om het even welke gesproken taal automatisch in fonetische - zij het dan voorlopig ook misschien nog ruwfonetische - tekens kunnen omzetten. Het apparaat zal aanvankelijk duur en ingewikkeld blijven, maar waarschijnlijk toch reeds kunnen worden gebruikt op internationale bijeenkomsten en ter gelegenheid van allerlei internationale betrekkingen. Het hanteren van zowat alle talen van de wereld met behulp van één en hetzelfde internationaal fonetisch schrift - dat overigens sinds lang bestaat - zal zich derhalve opdringen aan een steeds ruimer kring van gebruikers van de sonograaf. Het is helemaal niet onredelijk te geloven dat de sonograaf, na verloop van jaren, een steeds goedkoper en gemakkelijker te hanteren apparaat zal worden. Er zijn voorbeelden genoeg van aanvankelijk ingewikkelde en logge apparaten, die nu nagenoeg iedereen gebruikt. Met de verbreiding van de sonograaf zal ook de verbreiding | |
[pagina 139]
| |
van het internationaal fonetisch schrift noodzakelijkerwijze toenemen, en ten slotte veralgemeend worden. Men zal in alle scholen en in alle graden van het onderwijs het internationaal fonetisch schrift moeten aanleren; het is overigens veel gemakkelijker aan te leren dan de gebruikelijke traditionele spellingen. Er zal dus een tijdlang een dubbele spelling van de talen - de fonetische en de niet-fonetische - worden gebruikt. Het is meer dan waarschijnlijk dat, wanneer de sonograaf gemeengoed zal geworden zijn, de traditionele spellingen in de ene taal na de andere over boord zullen worden gegooid. Aan de andere kant zal het gebruik van de sonograaf ook een duidelijk en zo uniform mogelijke uitspraak van iedere taal vergen. Naast de nu reeds talrijke schakeringen in het gesproken gebruik van eenzelfde taal - van de minst verzorgde pantoffeltaal tot de meest verzorgde en gestandardiseerde plechtige taal voor openbare gelegenheden, om niet te spreken van gewesttalen en dialecten - zal een nieuwe vorm van gesproken taal, de traag gedicteerde standaard-uitspraak voor de sonograaf in zwang komen, die zal bepaald worden door de technische noodwendigheden aan de enen kant en de mogelijkheden van den spreker aan den anderen kant. De inwerking van dit nieuwe type van standaard-uitspraak op de gewone manieren van spreken is voorlopig niet te overzien. Maar de triomf van het internationaal fonetisch schrift staat o.i. van nu af vast. Wij durven van dezen triomf niet verwachten wat de ontwerpers van dit fonetisch schrift, Passy en Jones hebben gedroomd: betere verstandhouding onder de mensen, bevordering van den vrede, enz.; de moordtechniek maakt helaas veel sneller vorderingen dan de techniek van den vrede. Maar een vooruitgang in het aanleren en gebruiken van de eigen taal en van vreemde talen zal o.i. toch verbonden zijn aan de constructie en de verbreiding van de sonograaf. Gent, September 1950. |
|