dorpsnovelle heeft hij een betekenis die onze grenzen ver overschrijdt. Naast Rikke Tikke Tak, De Loteling en Baes Gansendonck verbleken de ongeveer gelijktijdig geschreven Betuwsche Novellen van J.J. Cremer en de kleinkunst van zijn navolgers.
Zoals, naast de te laat erkende oorspronkelijkheid van Gezelle, alle middelmatig vrome of humoristisch stichtelijke Hollandse predikanten met hun almanakken, albums en dichtbundels in het niet verzinken. De evenredigheidsverhoudingen tussen personen, groepen en generaties worden aldus enigszins gewijzigd, de geestelijke verwantschap en de al of niet bewuste navolging onderstreept, zonder de cosmopolitische samenhang uit het oog te verliezen.
De invloed van De Nieuwe Gids op het tien jaar later opgerichte tijdschrift Van Nu en Straks wordt door niemand betwist, al was hij niet zo overwegend als weleens beweerd is geworden. Streuvels en Timmermans hebben beslist de ‘heimatkunst’ van Hollandse regionalisten als Herman de Man en Antoon Coolen beïnvloed, die beiden dichter bij de Vlamingen staan dan bij een romancier als Vestdijk welke op zijn beurt Johan Daisne tot model dient. Ook de poëzie van bezinning en verbeelding, volgens Verwey's recept, heeft haar weg naar Vlaanderen gevonden, o.m. door persoonlijke medewerking van de generatie van 1910 (Bloem, Nijhoff, Roland Holst, Van Eyck, Greshoff) aan De Boomgaard, dat het orgaan was van Jan van Nijlen en zijn vrienden, wier normale ontwikkeling door de eerste wereldoorlog werd geremd.
Dat het litterair expressionisme van Duitse oorsprong over Vlaanderen naar Holland is overgewaaid, staat eveneens vast. Ambrosia, wat vloeit mij aan? of Mijn kleine, kleine Annabel van Engelman zijn jonger dan Van Ostayen's Melopee en zijn overige muzikale incantaties. Ruimte (1920) is De Vrije Bladen van Slauerhoff, Marsman en Ter Braak voor geweest (1924), terwijl het tijdschrift Forum met zijn dubbele redactie gedurende twee jaar de wederzijdse invloed als belichaamd heeft van Richard Minne of Van Nijlen op Gresshoff of Du Perron, en omgekeerd.
Genoeg. Taak voor de historicus is het om dergelijke wisselwerkingen na te gaan, en het belang van een synchronistische behandeling hoeft in dit verband niet meer onderstreept. Ook de wetenschappelijke theorieën van Claude Bernard tot Freud en Heidegger, de plastische kunsten, de architectuur en zelfs de binnenhuiskunst komen daarbij soms te pas. (Denken aan de