voedde aan de verouderde partijdigheid van onze pers. Bij degenen die zich hardnekkig tegen deze gedachten verzetten, was vrij algemeen de overtuiging doorgedrongen dat de democratie zich vernieuwen moest met nieuwe leiders, nieuwe kaders, nieuwe bestuursvormen. Dit was de vaste en verantwoorde convictie, niet alleen van den man van de straat, maar van onze volksvertegenwoordigers en regeerders.
Of het ons nu aangenaam is of niet, noch de sympathieën voor de nieuwe orde, noch het verlangen naar democratische vernieuwing zijn afgestorven. Zij leven nog diep in het Belgische volk en de gang van zaken na de bevrijding heeft ze niet verzwakt, maar integendeel versterkt. Veel meer Belgen dan men denkt, die niets wilden te maken hebben met den vijand of zijn handlangers, die in vaderlandsliefde voor niemand moeten achteruitstaan en met hart en ziel verknocht zijn aan vrijheid en democratie, zijn thans van mening dat wél het voedselrantsoen hoger is, maar dat er verder geen verbetering te bespeuren valt en dat het enig onbetwistbaar voordeel van de pers van na de bevrijding tegenover de oorlogsbladen is dat ze meer papier geeft.
Deze omvangrijke stem van het volk fluistert overal, maar durft zich niet laten horen. De enen mogen niet spreken, de anderen willen de democratie niet ondermijnen, nog anderen vrezen uitgescholden te worden voor fascist.
Welnu dit zwijgen is niet goed. Wij hebben tijdens den oorlog ondervonden welke gevaarlijke gistingen ontstaan waar een groot deel der bevolking zich niet vrij kan uiten en het is een hoon voor de vrijheid waarvoor het bloed van zoveel millioenen is vergoten, dat wij omringd leven van medeburgers die zwijgen uit vrees. Daarom is het gewenst, om niet te zeggen noodzakelijk, op waardigen toon hardop uit te spreken wat velen denken, op gevaar af ervoor belasterd te worden en gehoond.
De politieke scheldpartijen van onze naoorlogspers en haar onverdraagzaamheid van welken aard of richting ook, hangen de meerderheid van het Belgische volk in 't vlaams gezegd de keel uit. De politieke argumenten die men voor den oorlog twintig jaar lang elken dag gelezen heeft en nu weer elken dag ziet herhalen, wekken nu diepen wrevel en weerzin. Godsdienst en vrijzinnigheid als oorzaak en reden van politieke verdeeldheid, heeft voor de meerderheid in beide kampen geen zin meer. Zij was er tijdens den oorlog te diep van overtuigd dat dit voorgoed