Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1945

[p. 149]

Vergadering van 17 October 1945

Waren aanwezig de HHn. Dr. W. van Eeghem, Bestuurder, Prof. Dr. L. Grootaers, Onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris;

de HHn. Prof. Dr. J. Muls, F. Toussaint van Boelaere, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Prof. Dr. R. Verdeyen, Prof. Dr. H.J. van de Weijer, Em. de Bom, Lode Baekelmans, Prof. J. Eeckhout, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. Lindemans en G. Walschap, leden.

Waren verhinderd de vergadering bij te wonen de HHn. Prof. Dr. E. Blancquaert, lid, en C. Huysmans binnenlandsch eerelid.

De notulen van de vorige zitting werden goedgekeurd.

Onderscheiding. - De Hr. F. Toussaint van Boelaere werd door de jury van den Vijfjaarlijkschen Staatsprijs voor Vlaamsche Letterkunde tot laureaat uitgeroepen.

De Voorzitter, Dr. Van Eeghem, nam bij den aanvang der zitting het woord en sprak deze hulderede uit:

Geachte Collega's,

Het is mij een waar genoegen, deze vergadering te mogen openen met het uitspreken, in Uw aller naam, van onze hartelijkste gelukwenschen voor onzen geachten Collega, Toussaint van Boelaere: op 1 October 1945, immers, is hem de vijfjaarlijksche Staatsprijs voor de Vlaamsche Letterkunde toegekend geworden.

Deze hooge onderscheiding nu, die hemzelf en tevens ons Genootschap alle eer aandoet, is ongetwijfeld welverdiend. Het is thans inderdaad meer dan 50 jaar, dat onze Collega onverpoosd en onverdroten de Nederlandsche letterkunde beoefent èn als scheppend kunstenaar in dicht en proza, èn als gezaghebbend waarnemer van de evolutiën, die de kunst in ons taalgebied, tijdens de jongste halve eeuw, heeft meegemaakt, èn ten slotte als voortreffelijk vernederlandscher van uitheemsche schoonheid.

[p. 150]

In zijn door dr. Roemans met zooveel zorg opgemaakte bibliographie worden dan ook reeds - tot en met het jaar 1935 - zoowat 400 werken, werkjes en opstellen van hem vermeld. Sindsdien is zijn werkzaamheid er niet op verminderd, wel integendeel, want in het jaar 1944 hebben we, wat dat betreft, iets beleefd, dat in onze letterwereld wel als een unicum mag worden bestempeld: naast een herdruk van zijn Landelijk Minnespel liet onze bekroonde inderdaad in gemeld jaar nog vijf andere zeer belangrijke publicatiën het licht zien: allereerst zijn grondige en onontbeerlijke Marginalia bij het werk van K. Van de Woestijne, daarna zijn puike en uitstekend ingeleide vertaling van het meesterwerk van Aloysius Bertrand, Gaspard de la Nuit, vervolgens zijn algemeen bewonderd kortverhaal Het Barceloneesch Avontuur, voorts nog zijn indrukwekkenden gedichtenbundel, De gouden Oogst en eindelijk zijn, hier in ons midden voorgedragen, verhandeling over Van Nu en Straks. En ook dit loopende jaar belooft even vruchtbaar te zullen zijn, daar het tot dusver alweer vier voortbrengselen van hem zag verschijnen, nl. drie kortverhalen, getiteld Drie rozen van den Struik, een voorbericht bij de Fransche vertaling van L. Zielens' Gele Roos, een met een behartigenswaardige inleiding verrijkten herdruk van twee uitnemende 16^de eeuwsche Pamfletten en, om te besluiten, den Spiegel van Van Nu en Straks, die ons een keurige bloemlezing biedt uit dat beroemde tijdschrift, alsmede een leerrijke inleiding en niet minder leerrijke aanteekeningen.

Wij zijn er overigens vast van overtuigd, dat de eerstvolgende jaren ons nog heel wat verrassingen van zijn hand zullen brengen: zijn stalen gestel, zijn onvermoeibare en onuitputtelijke werkkracht en zijn onbluschbare liefde tot de Nederlandsche letterkunde staan daar trouwens borg voor.

Wij wenschen onzen geachten collega derhalve de verwezenlijking toe van zijn stoutste droomen op letterkundig gebied.

Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.

Permanente Commissie voor Taaltoezicht in Bestuurszaken. - Ten antwoord op een brief i.d. 28.II.45, van den Hr. Van Glabbeke, Minister van Binnenlandsche Zaken, stelde onze Academie, ter vervanging van wijlen den Hr. J. Mennekens, lid van deze

[p. 151]

Commissie, drie candidaten voor. Bij besluit van den Prins-Regent i.d. 30 April werd de Hr. Toussaint benoemd. Bij brief van 28.IX.1945, kondigt ons de Hr. Van Glabbeke aan, dat het benoemd lid voornemens is zijn ontslag in te dienen en hij verzoekt de Academie hem een nieuwe lijst van drie candidaten voor te dragen.

Na bespreking van het geval, besluit de vergadering de aanduiding dezer candidaten tot de volgende vergadering te verschuiven.

Mededeelingen namens de Bestendige Commissies.

I. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.

Dr. W. van Eeghem, wnd. secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig: de HHn. Goemans, Van Mierlo, Cuvelier, Verdeyen, Carnoy, Van de Wijer, Grootaers, Van Eeghem, Baur, Lindemans, leden; hospiteerende leden de HHn. Muls, De Bom, Baekelmans en Walschap.

De zitting werd vooral ingenomen door de bespreking van het verslag van Prof. Verdeyen over de uitgave-methodiek van middeleeuwsche teksten, waaraan reeds menige zitting werd gewijd en dat de auteur intusschen hier en daar heeft verbeterd.

De wnd. voorzitter, Prof. Baur, stelt voor den aldus gewijzigden tekst in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen, wat door de Commissie wordt beaamd.

II. - Bestendige Commissie voor Nieuwe Letteren.

Prof. De Backer, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig: de HHn. Muls, Toussaint, De Bom, Baekelmans, Eeckhout, leden; hospiteerende leden: de HHn. Carnoy, Verdeyen en Van de Wijer.

Op de agenda komen voor:

1^o	De benoeming van den ondervoorzitter en den secretaris

[p. 152]

	der Commissie. Werden verkozen de HHn. Prof. Eeckhout tot ondervoorzitter en Prof. De Backer tot secretaris.
2^o	Een lezing van Prof. Eeckhout over Karel van de Woestijne als kritikus (zie J. Eeckhout, Litteraire profielen, XIV).

Dagorde.

Lezing van Prof. Dr. Van Mierlo, die zijn studie over Jacob Van Maerlant voortzet (Zie Reeks III, 25 van de Publicaties der Academie).