Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1945
(1945)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
De etymologie van Beauvoorde
| |
[pagina 26]
| |
Beauvoorde zou aldus een synoniem zijn van Beauwelz, naam van een dorp in de streek van Chimay, met de beteekenis: de schoone bewaadbare plaats.
Voorloopig zullen wij ons aan de omstandigheid niet storen, dat er in Wulveringem geen rivier loopt, die aan het bestaan van een voorde aanleiding kan geven. Men heeft daar slechts kanalen.
De eerste vraag te beantwoorden is namelijk: Zijn dergelijke hybriden als mogelijk te beschouwen? Vindt men er parallelen aan? Het doorbladeren van het werk van de Flou is van aard om ons aan dergelijke samenstellingen gewoon te maken.
Men vindt er b.v.: Beau-lo in plaats van de samenstelling Schoon+loo (‘bosch’), welke wij daadwerkelijk in Schulen aantreffen (vroeger: (1161) Sconelo). Belledalle ‘schoone vallei’, Bellewarde, een naam ook in Frankrijk te vinden als Bellegarde en op een schoone, sterke vesting wijzendeGa naar voetnoot(1). Welzeker, kan men de mogelijkheid niet ontkennen dat Beauvoorde tot diezelfde reeks zou behooren. Nochtans, vraagt men zich af of geen Volksetymologie een ouderen vorm gewijzigd heeft. Het is de gelegenheid om de oude spellingen van onze naam aan te geven, zooals men ze bij de Flou aantreft: 1405 Beauvoort | |
[pagina 27]
| |
Aldus, was in de XVe eeuw het eerste gedeelte reeds zooals op onzen dag. Er bestond, echter een andere Beauvoorde in Watou, die in 1507, Bevorde heette en, in 1512, Beuvoorde. Deze spellingen leeren ons ook niet veel, want zij dienen klaarblijkelijk aanschouwd te worden als pogingen om de oude Picardisch-Fransche uitspraak van tweeklank eau weer te geven, die iets was in den aard van eü, eö.
Indien er dus een verfransching van de eerste lettergreep plaats heeft gehad, dan was het vôôr de XVe eeuw, en wij hebben geen schriftelijken getuige van wat de vroegere vorm geweest is. De hypothese heeft dan ook vrij veld. De eerste, die voor de hand ligt, is dat de samenstelling Beau-voorde eenmaal op de anderen leek die ook -Voorde als laatste bestanddeel hebben. Van dien aard, b.v. is Boschvoorde, een vertaling uit Boitsfort, tegenwoordig als Franschen vorm beschouwd, maar die de oorspronkelijke Nederlandsche vorm is, ontwikkeld uit Boudesfort, de spelling van 1227. Het geldt dus de voorde van Baldo, vleinaam van een Boudewijn of een Bouderik, een Boudegeer of een Boudewulf (wortel van ned. boud = duitsch bald).
De persoonsnaam verschijnt ook nog in: Boisschot (schot = omheining), Namen van personen vindt men nog voor andere voorden, b.v.:
Bekkevoort (= vroeger in 't Fransch als Bacon-wez vertaald) d.w.z. ‘de voorde van Bakke’. Het geldt een variante van Bago (F.I. 231), vleinaam van een reeks persoonsnamen uit bag-afgeleid, een der talrijke wortels, in namen gebruikt, die ‘strijden’ beteekenen. De reduplicatie is een gewoon verschijnsel in de vleinamen (b.v.: Otto van Odo (= Odomar, enz) (Ottenburg), Hotto van Hodon, Dotto van Dodo (Dottenijs), Grippo van Grimbert, Macco van Mago (Macon), enz. Men heeft ook nog Ardevoor te Neerheilissem, dat in 1145 | |
[pagina 28]
| |
Aldevort was (aldus: voorde van Aldo, vleinaam van Aldwin, Adulf, enz.) Het zou dan geen wonder zijn indien Beauvoorde tot die reeks behoorde en oorspronkelijk iets zou geweest zijn in den aard van Boudesvoorde, Boudvoorde of liever: Badevoorde, plaatsnaam te 's Heeren Elderen, die in 1261 Badevorde was en in 1344 Bauvorde, d.w.z. bijna: Beauvoorde. Aldus zou het geen wilde en fantastische hypothese zijn Beauvoorde op dergelijke manier te verklaren, namelijk als de naam van een bewaadbare plaats samengesteld met den naam van den eigenaar van de plaats. Nochtans, gevoelen wij ons niet geneigd om dergelijke stelling te verdedigen, niet alleen omdat dit soort benamingen in Vlaanderen, eigenlijk gesproken, niet gevonden wordt, niet alleen omdat er in Wulveringem geen aanleiding bestond om te waden, maar bovenal omdat het hier een kasteelnaam geldt en omdat hij ook op andere plaatsen in Vlaanderen voorkomt, wat op een gestereotypeerde benaming wijst. Nu, namen van domeinen en abdijen werden meestal met opzet en in volle bewustzijn gegeven, zoodat de eigenaars zeer natuurlijk naar welklinkende namen uitzagen, die een aangename beteekenis hadden. Daarenboven lieten zij zich door de mode meêsleepen, juist zooals bij ons geschiedt voor de villa's of de hotel's. Bloemendaal (= Florival), Val-Dieu (te Charneux) Orval (aurea vallis), Clairvaux, (Clara vallis), Bonne-Espérance, Hertogendaal (Valduc), Château Gaillard, Beaubourg, Richebourg, Bourgneuf, Francastel, Belcastel, zijn benamingen van dien aard, die op menige plaatsen voorkomen. Ook de Romeinen hadden reeds voor hun villa's typische vleiende benamingen gesmeed: Gaudiacum (= Gooik, Jeuk, Ghoy, Jouy), Blandiacum (Blangy, Blagny) Clariacum (Klerken, Clary), enz.
Men vindt in 't bijzonder, voor kasteelen, namen waarin het woord fort ‘sterk’ voorkomt:
Châteaufort (Vinc. T.F. 713), Rochefort, Blanquifort, Durfort, Hautefort, maar bovenal: Beaufort, Belfort, waarvoor Vincent in zijn Toponymie de la France, § 446 vele voorbeelden aanhaalt. Nu kan het geen toeval zijn dat juist Beauvoorde zoo dicht staat bij dien gestereotypeerden toponiem. | |
[pagina 29]
| |
Wie te vinden is om Beauvoorde als een wijziging door verkeerde etymologie te beschouwen, kan moeilijk aan den indruk weerstaan dat men alhier een voorbeeld te meer heeft van dien naam: Belfort (= Beaufort), door nabootsing aan de eene of de andere aristocratische woning alhier in Vlaanderen ingevoerd, maar naderhand aan de taal van de plaats aangepast. Dergelijke aanpassingen zijn niet zeldzaam. Men denke b.v. aan nl. Kolmont (afd. Overrepen) voor Chau-mont = calvus mons, duitsch Monschau voor Montjoie, enz. Verwarring tusschen fort en voorde zijn ook niet ongewoon, b.v. Calfort (te Puurs) voor Kale-voorde, zelfde naam als Kallevoet (te Ukkel) (verg. Dievoet = Diedvoorde, Ravoet = ter-Aa-voorde, Bijvoet = Bijvoorde), Boitsfort (= Boits-voorde). Men begrijpt gemakkelijk dat indien een heer zijn kasteel in Vlaanderen Beaufort noemde, zijn boeren en zelfs, niet lang daarna, de personen van zijn stand die Nederlandsch spraken, Beauvoorde zijn beginnen te zeggen. Belfort is bovenal bekend door de stad in Zuid-Elzas, een beroemde vesting, die, in 1870, aan de Duitschers weerstand bood. Men is er aldus zeer natuurlijk toegekomen den naam te verstaan als de ‘schoone vesting’. Nu, is dat wel zeker de manier waarop de menschen den naam thans en sedert langen tijd interpreteeren, maar oorspronkelijk ging het anders. Belfort of beaufort behooren namelijk tot een groote groep van benamingen, in 't oud Fransch geschapen, die uit twee bijvoeglijke naamwoorden bestaan, het een het ander versterkende. H. Vincent heeft ze in een artikel verzameld en bestudeerd in de Verh. v. de Kon. Comm. v. Top. & Dial. IX. 1935 fl. 121 (Le type ‘Beaufort’ en toponymie).
Staaltjes daarvan zijn: Beauclair (Marne) Ook heeft men Hauteclaire, als naam van een zwaard. Op die manier heeft in 't Waalsch het bijvoeglijk naamwoord fin een versterkende beteekenis aangenomen: fin beau, fin grand, = très beau, très grand. | |
[pagina 30]
| |
Belfort (= Beaufort) beteekent aldus: ‘zeer schoon’ of ‘zeer sterk’. Natuurlijk verloor de naam geleidelijk zijn oorspronkelijken luister, zooals dit altijd het geval is met gestereotypeerde formaties. Nochtans staat het ons vrij te gelooven dat de persoon, die dergelijken naam aan ons landgoed te Wulveringem gaf, nog bewust was van de beteekenis en vond dat zij niet in tegenspraak was met de werkelijkheid. Moge die overeenkomst in onzen tijd voortbestaan. |
|