| |
| |
| |
Vergadering van 15 Maart 1944
Waren aanwezig: de HHn. Prof. Dr. J. van de Wijer, Bestuurder, L. Monteyne, Onderbestuurder en Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris;
de HHn. Prof. Dr. J. Muls, F. Toussaint van Boelaere, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Prof. Dr. R. Verdeyen, F. Timmermans, Emm. de Bom, L. Baekelmans, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A. van Cauwelaert, Dr. E. Claes, Prof. Dr. W. van Eeghem, Dr. E. Blancquaert, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, Dr. F. de Pillecijn en G. Walschap, leden.
Liet zich verontschuldigen de Hr. Prof. J. Eeckhout.
Het verslag der morgenzitting wordt goedgekeurd.
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris
1o - Academische Fondsenprijzen. Keurraden. - Het Bestuur verzoekt de Keurraden van de Beernaert-, De Tière-, Eeckhouten van Ginderachterprijzen na de pleno-zitting te vergaderen. Instemming.
2o - Bijzondere Commissie voor den aankoop van boeken. - De leden dezer Commissie worden verzocht na de zittingen der keurraden bijeen te komen. Instemming.
3o - Fondsenrekeningen der Academie over het dienstjaar 1943. - Deze rekeningen, door de Bestuurscommissie goedgekeurd, liggen ter inzage op de bestuurstafel. De vergadering hecht er insgelijks haar goedkeuring aan.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens de Commissies
I. - Bestendige Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. Van Mierlo (secret.), Toussaint van Boelaere (ondervoorz.), Van de Wijer, Baekelmans, De Bom (voorz.), Timmermans, Van Cauwelaert, Claes, De Pillecijn.
Hospiteerende leden: de HHn. Baur, Blancquaert, De Backer, Goemans, Monteyne en Van Eeghem.
Op de agenda staat: Prof. Dr. Allen Mawer en zijn wetenschappelijk werk. - Lezing door Prof. Dr. H.J. van de Wijer, Bestuurder van de Academie.
Schr. schetst den levensloop van Prof. Dr. Allen Mawer. Zijn wetenschappelijke taak zou zich niet beperken bij de zuivere Engelsche philologie, maar uitdijen tot de studie van de Siedlungs-geschiedenis. Zijn ambitie was een monumentaal Corpus van Engelsche plaatsnamen tot stand te brengen. Prof. Van de Wijer zet uiteen hoe hij dit opvatte, inrichtte, en ten uitvoer legde. Hier werd werk geleverd van reusachtigen omvang en onaantastbare wetenschappelijke waarde, waarvan de resultaten alle verwachting overtroffen: ‘mines of discovery’, die ook te onzent zeer werden gewaardeerd. Hoe de English Place-name Society werkt, wordt verder uiteengezet.
(Deze levensschets zal in het Jaarboek der Academie opgenomen worden).
| |
II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.
De Hr. Lode Monteyne, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. Goemans, Muls, Verdeyen, Grootaers (voorz.), Carnoy (ondervoorz.), Monteyne (secret.), Grauls, Blancquaert, Van Eeghem, Baur, De Backer, Lindemans, Walschap, leden.
Hospiteerende leden: de HHn. De Bom, De Pillecijn, Toussaint van Boelaere, Van Cauwelaert.
| |
| |
Op de agenda staat: Over eenige familienamen: Van Duyse, De Pauw, Scharpé, Vercoullie. - Lezing door Dr. J. Lindemans, lid der Academie.
Deze mededeeling, zoo de spreker, kon als ondertitel dragen: op zoek naar een wetenschappelijke methode tot verklaring der beteekenis van de familienamen. Aan de hand van documenten gaat hij over tot de studie van de beteekenis der namen: Van Duyse, De Pauw, Scharpé en Vercoullie.
Zoo komt hij tot het besluit, dat Van Duyse moet beteekenen afkomstig van de stad Deinze, dat de naam Vercoullie wijst op betrekkingen met de heerlijkheid ter Coille, een plaatsnaam die herinnert aan het Fransche ‘cueille’ (kleine berg); dat De Pauw, verre van een vogelnaam te wezen, een oude vorm zijn zou van ‘de pape’ en verwant met het toponiem ‘Paulatem’, wat beteekent: een parochie, die eigendom (leengoed) van een pastoor is. Het Brabantsche toponiem ‘Paus-leen’ komt deze opvatting bevestigen. Spreker concludeert, dat uit zijn uiteenzetting blijkt hoeveel waarde de cultuurgeschiedenis bezit voor de kennis van den oorsprong en de beteekenis der familienamen.
| |
Dagorde
- 1o Herman Teirlinck 65 jaar. - Bij gelegenheid van de 65e verjaring van onzen Collega sprak de Heer Bestuurder Prof. Van de Wijer deze hulderede uit:
Geachte collega's,
Alle goede dingen bestaan in drieën! zegt een spreekwoord: het ambt van Bestuurder heeft ook zijn beslist aangename zijden.
In de Januari-zitting had ik het genoegen uit Uw aller naam onzen Oud-Bestuurder Collega Baekelmans te complimenteeren bij zijn 65en verjaardag; de Februari-vergadering, dank zij een geraffineerde samenzwering die tot op het allerlaatste moment kon worden geheim gehouden, kon haast integraal worden gewijd aan de onvermoeibare bedrijvigheid van onzen Bestendigen Secretaris die op zijn 75e levensjaar hier nog alle zestigjarigen met alle gemak in de schaduw stelt.
Op deze derde vergadering van dit jaar valt mij het genoegen
| |
| |
te beurt onze beste heilwenschen aan te bieden aan onzen collega Herman Teirlinck die - wie zal het gelooven? - op 24 Februari ll. 65 jaar is geworden. Onze Academie weet waarachtig hare leden uitstekend te conserveeren!
Maar tegenover iemand als Teirlinck staat een Bestuurder als de huidige toch weer in een zeer moeilijk parket, al is er over hem intusschen heel wat geschreven geworden en al is een philoloog dan toch per definitie ‘doctus cum libro’!
Maar hoe dan ook weer een keuze gedaan waar het gaat om de activiteit van iemand op wiens hoofd, bij zijn zestigsten verjaardag alle denkbare epitheta werden vereenigd: ‘de paradoxale, de onvatbare’ Teirlinck, ‘één charmeur, geen zwaartillig boekenwurm of erwtentellèr’ (dus geen philoloog!), professor te Antwerpen, professor te Brussel, gevierd feestredenaar, académicien, lid van alle tooneelcommissies, raadsheer aan het Koninklijk Hof, directeur van een belangrijken houthandel, secretaris van den vakbond der bazen van de houtindustrie (Kuypers) - daarbij: oud-student in de medicijnen en in de Germaansche philologie, Van Nu en Straks'er; of nog: ‘teekenaar, zakenman, romanschrijver, novellist, tooneelschrijver, regisseur, professeur, spreker,... meester in de gezelschapskunst, meester in vele kunsten, een met den helm geboorne’ (Toussaint). ‘De leukste, misschien de geestigste onder al de Vlamingen, en ook weer de grootste schelm onder hen’ (De Bom).
Maar ook, geachte collega's, de hartelijke Teirlinck die in onze Academie, al heeft hij bij gelegenheid haar leden wel eens duchtig in het ootje genomen, aller sympathie heeft weten te veroveren bij zooverre - en dit weet ik persoonlijk zeer te apprecieeren - dat hij zelfs brieven mag ontvangen en ze nooit beantwoorden!
Collega Teirlinck zal het me echter wel niet kwalijk nemen, als ik er hier ronduit voor uitkom dat ik lang niet al het vele heb gelezen dat hij op zijn rijk litterair actief heeft.
Wel heb ik destijds in mijn nog jonge jaren kennis gemaakt met zijn ‘Bedrijf van den Kwade’, later ook met zijn ‘Ivoren Aapje’ en ‘Serjanszoon’; wel heb ik met groote belangstelling gekeken en geluisterd naar zijn ‘Vertraagde Film’ en andere avant-garde tooneelstukken met de verbluffende samenwerking van ‘dichter, régisseur, bouwmeester, schilder, componist en electricien’; maar lacy! dit schenkt mij nog niet een schijn van
| |
| |
bevoegdheid om over de kunst van Teirlinck ook maar eenigszins mee te praten.
Maar ik plaats graag mijn eigen waardeering in het veilige teeken van al diegenen die in het Gedenkboek, dat hem bij zijn vijftigsten verjaardag werd aangeboden (ik noem hier alleen maar de Noordnederlanders) L. van Deyssel, J. de Meester, Sr., Top Naeff en Dirk Coster, die uni sono zijn hooge litteraire verdiensten hebben erkend en ik onthoud uit het huldewoord van L. van Deyssel slechts dit eene: ‘Dank zij menschen zooals hij er een is, staat de Vlaamsche Letterkunde van dezen tijd zoo hoog.’
Mag ik dan hierbij, op het ruimer cultureel plan, nog even herinneren aan den invloed ten goede die Teirlinck, jaren lang, in den dienst van ons Vorstenhuis heeft weten uit te oefenen ten bate van den onbelemmerden opgang van onze Vlaamsche cultuur. Heel veel hiervan zal stellig nooit tot de buitenwereld doordringen - er is immers het protocole! - maar wie zal er aan twijfelen dat het bezetten van een dergelijken vertrouwenspost voor Vlaanderen, dat in de hoogere kringen zoo lang als Asschepoester werd behandeld, ontzettend veel heeft beteekend?
Uit persoonlijke ervaring weet ik alleszins - al mag dit alweer uit den aard der zaak slechts in zeer klein comité worden verklapt - dat een veto dat eens in zeer hooge instantie, ten gevolge van reactionnaire voorlichting, werd gesteld tegen een bepaalde - zij het nog een zoo goed verantwoorde - moderne hervorming, na zeer korten tijd als bij tooverslag werd opgeheven, nadat ik me met Teirlinck te Koksijde even over deze aangelegenheid had onderhouden. Een sfinxachtige glimlach was echter alles wat ik van Teirlinck mocht ervaren, toen ik hem later mededeelde dat de kogel eindelijk door de kerk was.
En zoo zal het wel heel vaak zijn gegaan! Ook om deze zijn stille werking ‘auf hoher Warte’ zijn wij Teirlinck dankbaar.
Collega Teirlinck, uit naam van al de leden van onze Academie, wenschen wij U nog lange, zeer lange jaren van blijde levenslust en vruchtbaren arbeid.
***
| |
| |
2o - Lezing door den Hr. Dr. A. van Cauwelaert, lid der Academie: Het individualisme in ‘Van Nu en Straks’.
De Heer Bestuurder wenschte spr. geluk met zijn hoogst belangrijk opstel, dat zal deel uitmaken van in den bundel ‘Van Nu en Straks’ door de Academie eerstdaags uit te geven.
3o - De rekeningen over het dienstjaar 1943 van de Academische Fondsen, door de Bestuurscommissie goedgekeurd worden zonder opmerking aangenomen.
4o Academische prijsvragen voor 1945 en 1946. - De prijsvragencommissie, samengesteld uit de leden van het Bestuur der Academie, de Heeren Van de Wijer, Bestuurder, Monteyne, Onderbestuurder, Goemans, Bestendig Secretaris, alsook uit de Leden door de Academie aangesteld E.P. Van Mierlo en de Heer De Backer, vergaderde te Brussel op 3 Maart 1944. Al de leden waren aanwezig. De Heer Van de Wijer zat de vergadering voor, de Heer De Backer nam het Secretariaat der Commissie waar. Het woord werd eerst aan den Hr. Goemans verleend. Deze stelde aan de Commissie voor de niet beantwoorde prijsvragen van de jaren 1943 en 1944 tot het jaar 1945 aan te houden, ten einde aan eventueele mededingers, die om eene of andere reden hun antwoord niet tijdig konden inzenden, nog een kans te laten. Het voorstel werd eenparig aangenomen. Ziehier de prijsvragen voor het jaar 1945 aan de goedkeuring der Academie onderworpen:
I. Letterkunde. -
|
1. | Een studie over de Nederlandsche vertalingen of bewerkingen van tooneelstukken van Lope de Voga in de 17e en de 18e eeuw (Prijs 2.500 fr.). |
2. | Een studie over de verwantschap en het verschil tusschen den roman in de literatuur van Noord en Zuid van 1830 tot 1880 (Prijs 3.000 fr.). |
3. | Een studie over Dr. Max Rooses, beschouwd als geleerde, kunsthistoricus en Vlaamsch voorman (Prijs 2.500 frank). |
4. | Een literair-critisch essay over de prozaschrijvers behoorende tot de generatie vóór Van Nu en Straks (de zgn. Vlaamsche
|
| |
| |
| tachtigers). Bedoeld wordt een overzicht van de literaire bedrijvigheid van R. Stijns, Is. Teirlinck, J.M. Brants, Omer Wattez, Pol de Mont, e.a. (Prijs 2.500 fr.). |
5. | Een studie over de Refereinen van de Rederijkers vóór 1600. Het staat den zender vrij zijn thema in een of anderen zin te beperken (Prijs 2.500 frank). |
II. Taalkunde. - Men vraagt: Een studie over de keuze van de bronnen voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal (Prijs 2.500 fr.).
III. Philologie. - Men vraagt: Een studie over de Latijnsche bronnen en de onderlinge verhouding van de handschriften van Maerlant's Der Naturen Bloem (Prijs 2.500 frank).
Zooals men kan opmerken, is het bedrag van elken prijs dezelfde gebleven als voorheen, omdat deze door het vroeger budget werd vastgesteld.
Voor het jaar 1946 dienden zes vragen gesteld te worden.
Al de leden namen deel aan de bespreking.
De Bestendige Secretaris wees op het feit, dat in de Académie de Belgique en in de Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, het bedrag der prijzen tot 4.200 fr. is verhoogd geworden. Men zal, zei hij, aan onze Academie hetzelfde bedrag bezwaarlijk kunnen weigeren. De Commissie ging met deze zienswijze akkoord.
Hieronder volgen de door de Commissie aangenomen vragen.
I. Letterkunde. -
|
1. | Een studie over het tijdschrift ‘Vlaamsche Arbeid’ als geestelijk brandpunt. |
2. | Een studie over het symbolisme in de literatuur, bepaaldelijk in de Nederlandsche letterkunde der 19e en der 20e eeuw. |
3. | Een studie over het probleem van den Reinaertproloog sedert J.F. Willems. |
4. | Een onderzoek naar de bronnen en de samenstelling van Marnix' ‘Biënkorf der H. Roomsche Kercke’. |
II. Dialectologie. - Een systematisch onderzoek naar de Romaansche elementen in het dialekt van een onzer Vlaamsche steden.
| |
| |
III. Toponymie - Een studie over de moderne en de oude plaatsnamen der stad Leuven.
Het bedrag van elken prijs is voorloopig beraamd op 4.200 fr. De antwoorden worden ter akademie ingewacht uiterlijk tot 10 December 1945. Zij behooren met een spreuk geteekend te zijn. In een verzegeld omslag, met dezelfde spreuk tot opschrift, vermeldt de schrijver zijn naam en woonplaats.
Door den Voorzitter geraadpleegd beaamt de vergadering de besluiten van de Prijsvragencommissie.
| |
Bijzondere Commissie voor boekenaankoop.
Na de zittingen der Keurraden kwam de tijdelijke Commissie voor boekenaankoop bijeen onder het voorzitterschap van den Hr. Verdeyen. Waren aanwezig de HHn. Baekelmans, De Bom, Goemans, Muls en Toussaint van Boelaere. De Hr. J. Eeckhout, lid-secretaris, had zich laten verontschuldigen met verzoek aan den Hr. Goemans zijn verslag te willen voorlezen (zie verder dit verslag). Na deze lezing vroeg de Hr. Toussaint het woord om te wijzen op de eenzijdigheid in de keus der aangekochte boeken, op de noodzakelijkheid den aankoop van onbelangrijke werken te weren en in de academische bibliotheek een rijke verzameling te vormen van het beste op het gebied van Nederlandsche Letteren en Cultuur, ten einde er van een bron van documenteering te maken voor letterkundigen en geleerden in ons land.
De Voorzitter herinnerde aan het verslag over de 1ste zitting der Commissie op 14 Mei 1941 gehouden, verslag dat in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen werd (Afl. December 1941). Daarin vindt men het antwoord op bijna al de vragen die men betreffende onze academische bibliotheek voor het oogenblik stellen kan. O.m. dient herhaald te worden, zei hij, dat ieder lid der Academie het recht heeft den aankoop van boeken voor te stellen, dat de academische bibliotheek in de laatste jaren een groot aantal werken van letter- en taalkundigen aard heeft aangekocht, dat het recolement samen met het definitief herschrijven of opstellen van vele fiches werd ter hand genomen en dat er in geen geval sprake kan zijn de bi- | |
| |
bliotheek der Academie niet eerst en vooral op te vatten als zijnde een documentatie ten nutte van de leden. Een bibliotheek voor niet-academici kan ze bezwaarlijk worden; daartoe ontbreken haar en plaats en personeel.
Wat niet belet, vervolgde de Voorzitter, dat zij sedert jaren aan verschillende bibliotheken op aanvraag boeken uitleent en aan hoogeschoolstudenten, in voorkomende gevallen, een plaats in haar lokalen gunt om zekere publicaties te raadplegen die op de universiteit niet aanwezig zijn.
De Hr. Baekelmans wees daarna op een middel om aan al de collega's een klaarder besef te geven van de diensten welke de bibliotheek en de leden zelf elkaar kunnen bewijzen, nl. aan deze laatsten twee soorten gedrukte kaarten ter beschikking te stellen, de eene ter aanbeveling voor den aankoop, de andere ter ontleening van boeken.
De Commissie gaat akkoord met dezen practischen wenk en de Bestendige Secretaris zal er de toepassing van bespoedigen.
De Voorzitter verklaart daarop de zitting voor gesloten.
Verslag bij oorlogschen boekenaankoop, door den Hr. J. Eeckhout, lid-secretaris der Commissie.
Het zal niemand verwonderen dat, in de huidige tijdsomstandigheden, het up-to-date-houden van om het even welke bibliotheek, met haast onoverkomelijke moeilijkheden gepaard gaat.
Van de buitenlandsche boekenmarkt zijn we praktisch afgesloten en wij worden derhalve vrijwel uitsluitend aangewezen op wat onze, eerder schraal-voorziene, binnenlandsche oplevert.
Nu kan men, bij het bovenhalen der aldus in eigen water uitgegooide netten, allicht den neus optrekken, daar er meer magere baarsjes - ‘du goujon’ zou La Fontaine's reiger meesmuilen! - in het net te spartelen liggen dan vette witzilverbuikige snoeken en karpels, en dan misschien betreuren dat de netmazen te dicht gevlochten waren om al dat klein gewriemel kans tot ontglippen te laten...
Blijkens haar fondskatalogus, behoort het echter tot de traditie der Akademie - en wat is eerbiedwaardiger en dient derhalve door Akademici in hooger eere gehouden? - dat haar bibliotheek een beeld heeten zal der litteraire produktie allereerst van de Vlaamsche taalgemeente, en aldus den eventueelen
| |
| |
historikus der eigen letteren de mogelijkheid aan de hand doen aldaar het onontbeerlijke materiaal aan te treffen. Deze moge er vanzelf op aansturen, naar een zienswijze van Brunetière, ‘de désencombrer la littérature’, ook dàt zal hem alleen gelukken waar hij schiftend te werk gaat en dus het beste van het minderwaardige, - dat nu eenmaal geen synoniem is met ‘waardelooze’ - te scheiden weet. Maar, dan moet ook dat minderwaardige in bedoelde boekerij voorhanden zijn.
Wie de bibliotheek slechts als fijnproever betreedt, hoeft daarom nog alle hoop op het aantreffen van wat alleen met zijn superieuren smaak overeenkomt heelemaal niet op te geven. Zoo is er inderdaad voor ‘elck wat wils’, en wordt verwezenlijkt het ideaal dat ieder bibliotheek dient op het oog te houden.
In een akademische bibliotheek zal de eigen litteratuur vanzelfden voorrang genieten; eerst in de tweede plaats, die er desneittemin een zeer aanzienlijke zijn kan, dient de vreemdtalige er vertegenwoordigd. Wij zitten op dit oogenblik binnen enge grenzen besloten; moge een ‘wiekslag om de kim’ ons, in een zeer nabije toekomst, de heerlijkste mogelijkheden, ook op het gebied van het à-jour-houden van onze akademische boekerij, openen...
Intusschen - laten we dit niet uit het oog verliezen! - zijn we in de magere jaren - worden het er ook zeven? - versukkeld, wat trouwens duidelijk blijkt uit onze oorlogs-aankoopen; men kan eigenlijk maar koopen wat er te koopen valt! Wie beter weet, kan het hier ook beter zeggen en doen!
|
|