Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1944
(1944)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van 16 Februari 1944Waren aanwezig: de HHn. Prof. Dr. J. van de Wijer, Bestuurder, L. Monteyne, Onderbestuurder en Dr. L. Goemans, Bestendig Secretaris; De HHn. Prof. Dr. J. Muls, F. Toussaint van Boelaere, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Dr. J. Cuvelier, F. Timmermans, Emm. de Bom, L. Baekelmans, Dr. A. van Cauwelaert, Dr. Ern. Claes, Prof. Dr. E. Blancquaert, Dr. W. van Eeghem, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, Dr. F. de Pillecijn en G. Walschap, leden. Lieten zich verontschuldigen: de HHn. Prof. Dr. R. Verdeyen, Prof. Dr. A. Cornette, Prof. J. Eeckhout en Prof. Dr. L. Grootaers.
Het verslag van de vorige vergadering wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Prof. P.J. Salsmans, S.J., lid der Academie. - Terwijl de Academie haar vergadering van 19 Januari 11. te Brussel hield, overleed in de residentie van Leliëndal te Mechelen, waar hij lange jaren het rectoraat had waargenomen onze Eerwaarde Collega, Prof. Salsmans. Een aantal van onze leden hadden het op prijs gesteld een laatste hulde aan de nagedachtenis van den afgestorvene te brengen en woonden den plechtigen lijkdienst te Mechelen bij. Waren in de kloosterkerk met een groote menigte vrienden en bewonderaars van Prof. Salsmans aanwezig, de leden van het Bestuur en de Bestuurscommissie der Academie, nl. de HHn. Prof. Dr. Van de Wijer, Lode Monteyne, Prof. Dr. Van Mierlo, Lode Baekelmans, Dr. Goemans alsook de HHn. Muls, Toussaint van Boelaere, Dr. E. Claes, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur en Dr. J. Lindemans. In de pleno-zitting nam de Bestuurder, Prof. Van de Wijer, het woord en sprak voor de rechtstaande vergadering de volgende rede uit: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geachte collega's,
Een zware rouw treft onze Academie door het onverwachte afsterven, op 19 Januari ll., van een van haar trouwste leden, Prof. Pater J. Salsmans, S.J. Wel wisten wij dat hij een paar maanden geleden zwaar ziek was gevallen, maar reeds kort na Nieuwjaar vernamen wij dat hij opnieuw aan het werk was gegaan, en ook de berichten die ons op onze Januari-vergadering toekwamen, waren alleszins geruststellend, daar hij nog een paar dagen te voren zijn gewone les had gegeven aan de Provinciale Vroedvrouwenschool te Mechelen. Groot was dan ook onze verslagenheid, toen ons 's anderendaags het bericht bereikte dat P. Salsmans op den dag zelf van onze maandelijksche vergadering in het klooster ‘Leliëndal’ te Mechelen aan een hartkwaal was bezweken.
Geachte collega's, Er wordt bij deze gelegenheid niet van mij verwacht dat ik hier het vruchtbare leven van onzen betreurden collega in alle bijzonderheden zou schetsen - niemand minder dan Prof. Van Mierlo heeft zich overigens bereid verklaard nog in den loop van dit jaar de nagedachtenis van P. Salsmans in onze Academie op passende wijze te herdenken. U houdt het mij dan wel ten goede dat ik hier alleen in groote trekken het leven en de werkzaamheid van den overledene memoreer. Geboren te Antwerpen op 2 September 1873, deed Jozef Salsmans schitterende humaniorastudies aan het O.L. Vrouwcollege van deze stad, trad in de maand September van het jaar 1891, te Drongen, als novice in de Orde der Jezuïeten, en werd, na voltooiing van zijn philosophische en theologische studies, in Augustus 1905 te Leuven tot priester gewijd. Van 1907-1936 (29 jaren lang), als opvolger van zijn oom P. Genicot, doceerde P. Salsmans Moraaltheologie aan het Theologisch College der Paters Jezuïeten te Leuven; daarna stond hij, van 1936 tot 1942, als rector aan het hoofd van het Jezuïetenklooster Leliëndal te Mechelen, waar hij den laatsten tijd ook als eenvoudig kloosterling zou verblijven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begaafd met een buitengewone werkkracht en gedreven door een verheven godsdienstig en sociaal ideaal, zou P. Salsmans ook heel dien tijd zijn beste krachten wijden aan zijn onderwijs in de Katholieke Vlaamsche Hoogeschool voor Vrouwen te Antwerpen, aan de Katholieke Sociale School voor Vrouwen te Brussel, aan de Universitaire Normaalschool voor verpleegsters te Leuven en andere inrichtingen meer - en zou hij intusschen al die jaren, als een onvermoeibaar apostel, werkzaam blijven en leiding verstrekken in tal van vereenigingen, studentenbonden en heerencongregaties. De vakkundige productie van P. Salsmans, in hoofdzaak op het gebied der Moraaltheologie en der Deontologie - waaraan wij in deze korte herdenkingsrede noodgedwongen alleen maar even herinneren, al hebben zij den geleerden moralist ook ver buiten onze grenzen een ruime vermaardheid verworven - zijn talrijke bijdragen over de meest actueele onderwerpen in ‘Streven’ en in zoovele andere tijdschriften, hadden ruimschoots kunnen volstaan om een zoo actief priesterleven als het zijne volledig te vullen. Maar al zou P. Salsmans ook al zijn krachten inzetten in den dienst van de Kerk, met even veel ijver zou hij zich inspannen voor den cultureelen opbouw van zijn volk en de studie van ons litterair verleden, waarbij dan vooral Vondel en P. Poirters voor hem het voorwerp zouden worden van onvermoeibare studie. Vondel, dien hij dichter tot ons volk wilde brengen, niet het minst door zijn ‘Vondel voor ons Volk’ (1929), en wiens ‘Lucifer’, ‘Adam in Ballingschap’ en ‘Jozef in Dothan’ hij in uitstekende schooluitgaven in het bereik der studeerende jeugd heeft gebracht. P. Poirters, dien hij door de wetenschappelijk verantwoorde uitgaven van het ‘Masker’ en de ‘Spieghel van Philagie’ weer in het gezichtsveld der litterair-historische belangstelling wist te plaatsen, waar men te onzent zoo lang blind was gebleven voor de XVIIe-eeuwsche letterkundige bedrijvigheid in Zuid-Nederland. Intusschen had P. Salsmans ook aanzienlijk bijgedragen tot den bloei Van de in 1870 gestichte ‘Zuidnederlandsche Maatschappij voor Taalkunde’, die hijzelf zoo graag de voorloopster van onze Academie noemde en die onder zijn voorzitterschap | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1927) een veel ruimere uitbreiding had genomen dan door de eerste statuten (50 leden) werd voorzien.
***
Aan de Koninklijke Vlaamsche Academie zou dit alles ruimschoots ten goede komen. Verkozen tot briefwisselend lid in 1922, tot werkend lid in 1925, werd P. Salsmans resp. in 1931 en 1932 aangesteld tot onderbestuurder en bestuurder van onze Academie en maakte hij deel uit van de Bestuurscommissie van einde 1938 tot einde 1942. In de beide Commissies voor Cultuurgeschiedenis en voor Nieuwe Letteren bekleedde hij achtereenvolgens het ambt van ondervoorzitter en voorzitter en tot aan zijn afsterven fungeerde hij als voorbeeldig secretaris van deze laatste Commissie. Ook in de Academie zou Salsmans een onvermoeibaren ijver aan den dag leggen en plichtbewust in de commissie- en algemeene vergaderingen, en niet het minst op herdenkingsdagen, met gedocumenteerde en wel doordachte lezingen optreden.
Over Vondel vooreerst.
In een eerste lezing ‘Of Vondel onbekend blijven mag voor ons volk?’ (V. en M. 1925, blz. 610 vlg.) betoogt P. Salsmans, na de vaststelling dat ons volk Vondel niet kent, dat het ons, die met den cultureelen opgang van ons volk begaan zijn, niet past zonder meer hierin te berusten: wij moeten Vondel door ons volk doen lezen. Een gepaste bloemlezing uit zijn werk moet worden samengesteldGa naar voetnoot(1), in onze vereenigingen moeten voordrachten aan zijn werk worden gewijd, men moet zijn drama's laten opvoeren, in het onderwijs moet hem een ruimere plaats worden ingeruimd. Nog vier verdere lezingen over het werk en het leven van den ‘prins der poëten’ werden door Salsmans gehouden in den loop der volgende jaren (zie V. en M. 1926, blz. 434 vgl.; 1928, blz. 247 vlg.; 1929, blz. 55 vlg. en 1940, blz. 255 vlg.). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over Poirters.
Na zijn uitvoerig verslag over het antwoord van Dr. Edw. Rombauts op de door zijn toedoen gestelde prijsvraag over ‘het leven en de werken van P. Adr. Poirters’Ga naar voetnoot(1) (V. en M. 1927, blz. 510 vlg.), zal P. Salsmans geregeld de aandacht blijven vestigen op het werk van zijn ordebroeder (zie V. en M. 1928, blz. 408 vlg.; 1930, blz. 179 vlg.; 1931, blz. 92 vlg.), tot hij in zijn lezing ‘Hoeverre staat het met de Poirters' studie?’ (V. en M. 1932, blz. 943 vlg.) de ‘Masker’-uitgave in het vooruitzicht kan stellen als ‘een daad van piëteit tegenover de eerbiedwaardige nagedachtenis van P. Poirters, een verdienstelijke daad tot meerderen bloei van onze Nederlandsche letterkunde’. In 1935 werd de kroon op het werk gezet met de nieuwe uitgave (samen met Dr. Edw. Rombauts) van Poirters' ‘Het Masker der werelt afgetrocken’ (zie V. en M. 1935, blz. 989 vlg.), die reeds in 1937 werd gevolgd door de uitgave (in het Salsmansfonds der Academie) van ‘Den Spieghel van Philagie’ (zie V. en M. 1937, blz. 317 vlg.). Een laatste bijdrage zou in 1940 (V. en M., blz. 37 vlg.) door Salsmans worden gewijd aan Poirters' gedichten in de ‘Afbeeldinghe van d'eerste eeuwen der Sociëteyt Jesu’ (1640).
***
P. Salsmans klaagt er ergens over dat zij die zonder last of moeite hun levensweg voortzetten op den gemakkelijk beganen grond, zoo zelden nog terugdenken aan hen die in het verleden den weg hebben vrij gemaakt. Niet hem kon dit verwijt treffen, want achtereenvolgens herdenkt hij in de Academie: in 1923 (V. en M., blz. 32 vlg.): ‘Een Vlaamsch geleerde uit de XVIe eeuw (Leonardus Lessius van Brecht, † 15 Jan. 1623); in 1924 (V. en M., blz. 36 vlg.): ‘Arnout Geulincx herdacht’; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1925 (V. en M., blz. 869 vlg.): ‘Hugo de Groot, de feniks der geleerdheid onzer eeuw (bij de Grotius-herdenking naar aanleiding van de 300e verjaring van zijn ‘De jure belli et pacis’); in 1929 (V. en M., blz. 55 vlg.): ‘Vondel's Zuid-Nederlandsche gedichten’ (bij de 250e verjaring van diens overlijden); in 1933 (V. en M., blz. 393 vlg.): ‘Franciscus Costerus, S.J.’, (een Vlaamsch volksredenaar, bij de 400e verjaring van zijn geboorte). Dat diepe piëteit tegenover voortrekkers en medewerkers voor Salsmans geen ijdel woord was, blijkt daarenboven nog uit de talrijke levensschetsen van afgestorven academieleden, die van zijn hand in onze Jaarboeken verschenen: Prof. Kan. A. van Hoonacker (1934), Dr. Jac. Muyldermans (1940), Kan. A. Joos en Gust. Segers (1941), Kan. J. Jacobs (1942) en Dr. Is. Bauwens (1943). Teekenend is ten slotte in ditzelfde verband dat P. Salsmans zijn laatste levensjaren heeft wenschen te wijden aan het schrijven van het ‘Leven van Prof. Em. Vliebergh’ - den Vlaamschen heilige - en het zal voor hem wel een zeer groote voldoening zijn geweest, dat hij dit werk ook tot een goed einde heeft mogen brengen. Het is de bekroning van zijn groote bezorgdheid als Vlaming, recht te laten wedervaren aan de velen die onzen Vlaamschen cultureelen opgang hebben mogelijk gemaaktGa naar voetnoot(1).
Geachte collega's, Wij zullen het aandenken van onzen betreurden collega in dankbare vereering blijven bewaren en ik vind voor onze waardeering geen betere woorden dan die van P. Salsmans zelf, in zijn levensschets van wijlen ons medelid Kan. Dr. J. Muyldermans (1940, V. en M., blz. 140): ‘Wij mogen wel besluiten dat onze dierbare vriend zijn brood niet in ledigheid heeft gegeten... maar wel zijn liefde voor God en Taal en Volk en Vaderland in daden heeft omgezet! Och kom! Kan. Muyldermans zal ook wel gedacht hebben, volgens een echt priesterlijk woord, dat de eeuwigheid lang genoeg is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om te rusten! Die zalige rust, die rijke belooning om een wel gevuld leven, zal God ruimschoots aan zijn trouwen dienaar, aan zijn waardigen priester geschonken hebben.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen van den Bestendigen SecretarisBoekerij der Academie.
Om te voldoen aan de voorschriften van het Reglement der Secretarie heb ik de eer verslag uit te brengen over den toestand van de Boekerij in het jaar 1943. Aanwinsten. - Deze werden zoo regelmatig mogelijk in onze Verslagen en Mededeelingen opgenomen. Vóór den maatregel die deze publicatie trof, konden de leden bijna elke maand den staat der aanwinsten van boeken, brochuren en tijdschriften volgen. De lijsten der aanwinsten zullen voortaan slechts alle drie maanden kunnen verschijnen. Sedert het jaar 1943 telt onze bibliotheek 254 boeken of brochuren en 30 tijdschriften of dagbladen meer. A. - Daarvan werden 99 boeken en brochuren aangeboden.
B. - Werden aangekocht 155 boeken en 16 tijdschriften. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. - In ruil voor haar Verslagen en Mededeelingen en haar Jaarboek ontving de Academie:
Het herzien van beide sedert jaren bestaande algemeene katalogen op fiches (de alphabetische en de systematische) en het afzonderlijk recolement van elke bibliotheekkamer naar het ontwerp in de December alf. der Verslagen en Mededeelingen 1941 blz. 783-788 uiteengezet, is nu niettegenstaande de omstandigheden tamelijk gevorderd. Men stelt, jammer genoeg, de afwezigheid vast van een aantal boeken en tijdschriftafleveringen. Alvorens een volledige statistiek van deze gemiste publicaties te kunnen opmaken, zal het recolement dienen voltooid te zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen namens de CommissiesI. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.Dr. Van Eeghem, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden. Waren aanwezig: de HH. leden Goemans, Van Mierlo, Carnoy, Van de Wijer, Blancquaert (voorz.), Baur (onderv.), Van Eeghem (secret.), Monteyne, Grauls, Lindemans, De Backer. Hospiteerende leden: de HHn. Claes, Baekelmans, De Bom, Van de Velde, Timmermans. Op de agenda staat: Prof. Allen Mawer en zijn wetenschappelijk werk. - Lezing door Prof. Dr. H.J. van de Wijer, Bestuurder van de Academie. Deze laatste vraagt, zijn lezing tot een volgende vergadering te verschuiven, waarna Prof. Dr. E. Blancquaert de Commissie bedankt, die hem tot haar voorzitter heeft aangesteld en vervolgens overgaat tot het onderwerp: Vijf en twintig jaar na Dr. Goemans' artikel over de studie van het Middelnederlandsch. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om den Bestendigen Secretaris te huldigen naar aanleiding van diens 75sten verjaardag. Hij betoogt daarop hoe Dr. Goemans vóór 25 jaar, in een bijdrage (zie Mélanges C. de Borman, 1919), waarheden verkondigde, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die ook thans nog den middelnederlandici steeds vóór den geest staan, vooral deze: het Middelnederlandsch is geen eenheidstaal, doch een bonte verscheidenheid van dialecten; men dient deze dan ook, van nu naar vroeger gaande, phonetisch te beschrijven en daarbij bepaalde centra zoo diep mogelijk te behandelen. Gemelde, voor hun tijd nieuwe opvattingen werden sindsdien eveneens door latere neerlandici verdedigd, wier desbetreffende studiën spreker opsomt en kort bespreekt, tevens den nadruk leggend op een reeks zeer gewichtige onderzoekingen, die nog op publicatie wachten. Het is een geluk, besluit de Voorzitter, dat Dr. Goemans nog steeds meewerkt aan de leiding der Academie. In aansluiting bij deze hulde, leidt de Voorzitter het tweede punt op de agenda in: Uitgave-techniek van middeleeuwsche teksten. Definitief ontwerp aan de Commissie voorgelegd. Hij geeft lezing van een brief van Prof. Dr. Verdeyen in verband met de volgorde der punten van het ontwerp, waarna als nos. 1-4 opnieuw worden besproken: de beschrijving van het hs.; de afkortingen; de oude letterteekens; hoofdletters en interpunctie. Aan de bespreking nemen deel: Prof. Dr. Van Mierlo, Prof. Baur en Prof. Dr. Blancquaert. De overige punten worden naar een volgende vergadering verschoven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. - Bestendige Commissie voor Nieuwe Letteren.Dr. De Pillecijn, wnd. secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden. Waren aanwezig: de HHn. Toussaint van Boelaere, De Bom, Timmermans (ondervoorz.), Baekelmans, van Cauwelaert (voorz.), Claes, De Pillecijn en Walschap. Hospiteerende leden: de HHn. Van Eeghem, Baur, Van Mierlo, Van de Velde, Monteyne en Lindemans. De zitting wordt ingezet met een toespraak van den Hr. Lode Baekelmans, die Dr. Goemans huldigt om zijn toewijding als Bestendig secretaris van de Academie. Op de agenda staat: Over Lodewijk van Deyssel. - Lezing door den Hr. F. de Pillecijn, lid der Academie. In een kantteekening over het werk van Lodewijk van Deyssel houdt spreker een korte revisie van zijn jeugdindrukken over den schrijver. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Deyssel is niet de kunstenaar van boeken, maar van blad zijden; dit houdt verband met den aard van zijn kunst die alleen hen voldoet die zich van het woord kunnen verzadigen. Heel zijn werk, het zij dan critisch of creatief, wordt beheerscht door zijn zintuigstiptheid; de indruk wordt omgezet in een principe, een beoordeeling is steeds een visueele verwerking van zijn indrukken. De onvruchtbare schoonheid van zijn werk is een afwijking in onze literatuur. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
75e Verjaring van Dr. L. Goemans, Lid en Bestendig Secretaris der Academie.Reeds in de morgenzittingen van de Commissies gaven Prof. Dr. Blancquaert en de Heer Lode Baekelmans bij deze gelegenheid blijk van hun waardeering voor den Secretaris. De Hr. Baekelmans sprak hem in volgende bewoordingen toe:
Waarde Collega,
Als afgetreden Bestuurder valt mij de taak te beurt den secretaris te loven. Wie het vergund was met U samen te werken kan immers best waardeeren met welke toewijding U de Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde dient. Eigen werk en persoonlijke belangen moeten bij U altijd onderdoen voor dit dienstbetoon. Benijdenswaardige eigenschappen sterken trouwens deze belanglooze gehechtheid aan onze Academie: kennis, dienstvaardigheid, ijver en zin voor traditie. Wie er in lukt uw vertrouwen en uw vriendschap te verwerven leert pas goed, ondanks uw bescheidenheid, de schatten van uw verstand en eruditie kennen. Men wordt dan ook gewaar hoe U zich inspant om collega's en vreemden te helpen en dit mits het met uw geweten en de reglementen maar eenigszins vereenigbaar is. Niet iedereen geeft zich rekenschap wat inspanning, diplomatie en uithoudingsvermogen de regeling der zittingen en het werven van lezingen vergt. Evenmin wat al administratieve beslommeringen met Openbare Besturen en particulieren U bezwaren, noch wat ontzaglijke correspondentie wordt gevoerd. In 1943 hebt gij ruim 1.000 brieven geschreven. En dan nog uw hoffelijkheid! Wie kan er aan weerstaan? Moge het een tikje aan vervlogen tijden herinneren, de bekoring is er niet minder om. Ik heb U eens, een beetje oneerbiedig maar ook verteederd, de schoonmoeder der Academie genoemd en U hebt het mij niet kwalijk genomen, maar ingezien dat naar mijn oordeel de schoonmoeder de waakster is over orde en vrede in het groote gezin. Wanneer wij U een enkel maal missen op een vergadering loopen wij kans iets te mispeuteren tegenover wet en reglement, en dan schijnt alles op losse schroeven te staan. Als Bestuurder leert men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan hoe veilig men op U kan vertrouwen: vraagbaak, scheidsrechter en verklaarder van oud en nieuw reglement. 'k Vraag excuus dat alles zoo onomwonden te zeggen, maar ik doe het met de U zoo eigen uitdrukking en dan kunt gij toch niet boos zijn. Elk onzer heeft zijn persoonlijke inzichten, en koestert verwachtingen in den loop van zijn bestuurschap heel wat te kunnen wijzigen of tot stand te brengen, de werkelijkheid en de kortstondigheid ontgoochelen. Maar wie op de realiteit steunt, en bij U aanklopt vindt altijd gehoor. Het is een zegen voor de Academie U als secretaris te bezitten.
***
In de pleno-zitting wachtte den jubilaris een nieuwe verrassing: de officieele agenda werd uitgeschakeld en de onderscheiden aspecten van Dr. Goemans' loopbaan werden door verschillende sprekers in het licht gesteld, o.a. zijn aandeel in het stichten van de ‘Leuvensche Bijdragen’, alsmede in de eerste toepassingen der wetenschappelijke methodes ten dienste der dialectstudie hier te lande, in de hervormingen van het Middelbaar en het Normaal-Middelbaar Staatsonderwijs binnen zijn ambtsgebied van Inspecteur-Generaal, en in het zeer tijdroovend secretariaat der Academie, waarbij hij slechts over één beambte beschiktGa naar voetnoot(1).
***
Prof. Van de Wijer sloot de reeks van de redevoeringen met volgende toespraak, waarna hij, ter herinnering aan dezen dag, den Bestendigen Secretaris een prachtig hulde-adres uit naam van het Bestuur en van de Bestuurscommissie schonk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geachte collega's,
Aan de hartelijke hulde die vandaag aan onzen Jubilaris, Dr. L. Goemans en aan zijn zoo veelzijdige bedrijvigheid werd gebracht door onze collega's Prof. E. Blancquaert, L. Baekelmans, Prof. L. Grootaers, Prof. A. Carnoy, Dr. J. Grauls en Prof. J. van Mierlo, kan ik, om niet te moeten herhalen wat hier op zoo welsprekende en diepgevoelde wijze is gezegd geworden, weinig of niets meer toevoegen. De gevierde zou het op den duur wel ‘des Guten zu viel’ gaan vinden! Ik zal dan alleen maar zeggen, Geachte Heer Secretaris, dat ik mij van uit het diepste van mijn gemoed, uit eigen naam en uit dien van al onze leden, aansluit bij de hooge waardeering die vandaag in onze Academie te Uwen opzichte is tot uiting gekomen. Ook dat ik er me zeer bijzonder in verheug dat deze plechtige huldiging onder mijn bestuurderschap heeft mogen plaats hebben. Als het nu vandaag is moeten gebeuren dat - wellicht voor de eerste maal in Uw lange loopbaan - een bestuurder zoo heelemaal buiten het gareel is gesprongen en dat de agenda van deze maandelijksche vergadering heelemaal niet meer is gaan gelijken op die welke officieel door ons in de Bestuursvergadering werd vastgesteld, dan is dit, administratief gezien, van mijnentwege een tuchteloosheid zonder weerga - een tuchteloosheid die U van mij niet kon verwachten, nadat ik toch, bij het aanvaarden van mijn ambt, plechtig had beloofd dat onze samenwerking steeds op het volledigste vertrouwen tusschen ons beiden zou berusten. Deze tuchteloosheid - laat ik het in alle oprechtheid bekennen - waarvoor ik tot hiertoe noch spijt, noch berouw kan gevoelen, werd echter ingegeven door een zoo warme vriendschap, dat ik er mede van overtuigd ben, dat onze Jubilaris ons deze samenzwering niet euvel zal duiden. Thans komt nog, Geachte Jubilaris, een laatste verrassing, die wij te danken hebben aan onze kunstzinnige collega's uit Antwerpen, - dit huldeadres, dat U als een klein maar hartelijk aandenken wordt aangeboden, nominatim door de Bestuurscommissie, omdat het geheim toch tot op het laatste oogenblik moest worden bewaard - in feite echter door al de leden van onze Academie aan hun Bestendigen Secretaris. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarde Secretaris! Ad multos annos! De formule is wel oud, maar de inhoud blijft voor ons even hartelijk: wij wenschen U nog lange, zeer lange jaren vol werkkracht en levenslust - ook na den vrede, niet alleen om ze U te laten wijden aan de voltooiing van lang uitgesteld wetenschappelijk werk, maar vooral hier onder ons als de steeds toegewijde en onvermoeibare secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie.
***
De jubilaris, die aan meer dan één zijner collega's zijn verlangen had toevertrouwd deze verjaring ongemerkt te laten voorbijgaan, dankte voor de al te vleiende waardeering zijner verdiensten en voor de hem sedert meer dan twintig jaren geschonken vertrouwen, dat steeds, zei hij, zijn kostbaarste loon geweest is. |
|