Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1943
(1943)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 811]
| |||||||||||||||
Kleine fragmenten van Der Naturen Bloeme
| |||||||||||||||
[pagina 812]
| |||||||||||||||
schrift op velijn: waarvan elke zijde op twee kolommen werd beschreven. Iedere kolom telde 44 verzen. De afstand tusschen het laatste vers van de eerste kolom in ons fragment en het laatste van de tweede is 2050-2094 = 44; vandaar tot 2138 = 44, vandaar tot 2142 = 44. Het fragment in de lengte telt slechts 41 verzen: het werd dus afgesneden, zoodat het handschrift zelf nog een paar centimeter hooger is geweest: 0,19 à 0,20 m. Men weet dat Der Naturen Bloeme een eerste maal werd uitgegeven door J.H. Bormans (1857), die het echter na het vierde boek (op dertien) liet steken; later door E. Verwijs, die eerst J.H. Bormans heeft voortgezet, maar er dan toch de eerste vier boeken nog aan toevoegde (1878). Bormans gebruikte voor zijn uitgave verschillende handschriftenGa naar voetnoot(1), maar schijnt een handschrift van Brussel tot grondslag te hebben gelegd: door B in de varianten duidt hij de lezing van zijn handschrift aan, wanneer hij dit verbeterd heeft. Verder raadpleegde hij: een Hamburgsch handschrift, H. Een handschrift (?) van Ditmold D; waarvan echter voor onze fragmenten nooit een variante wordt aangegeven. Een handschrift van Jac. Vissers, V., thans in de kon. bibliotheek van den Haag. De letter J duidt bij hem een handschrift aan uit Berlijn, waarvan hem door Dr. Jonckbloet welwillend het afschrift was afgestaan. Hij heeft ook fragmenten gekend. Zoo vermeldt hij een Nimw. fr.(?); de letters A en G, die in de varianten voor onze fragmenten voorkomen, wijzen ook op fragmenten, die Bormans heeft geraadpleegd. Ik ontmoet de letter A voor het eerst bij B III, 1895; G bij B. III, 1731. Verwijs geeft een tamelijk gebrekkig Leidsche handschrift L uit, en neemt de varianten op van een Haagsche handschrift: dat van J. Vissers, dat ook Bormans heeft gekend, V; en van een Amsterdamsch handschrift, A, dat een copie van V schijnt te zijn. Vervolgens nog de varianten van het Brusselsch handschrift, dat Bormans volgde: naar het schijnt in de eerste vier boeken althans, alleen volgens de uitgave van Bormans. Verwijs heeft dus twee handschriften, L en A, meer gekend | |||||||||||||||
[pagina 813]
| |||||||||||||||
dan Bormans, maar hij heeft de door Bormans reeds gecollationeerde handschriften H.J. en D. voor zijn uitgave niet gebruikt. Verwijs heeft ook fragmenten gekend: Een fragment van 39 verzen, dat hij niet verder beschrijft en ook niet aanhaalt. Hij verwijst naar Versl. en Ber. der Vereeniging III, 63-64. Een fragment, M.: een folioblad, in twee kolommen van 50 verzen. De zoogenaamde Schwerinsche fragmenten: geschreven in drie kolommen van 50 regels. Verwijs had er slechts een afschrift van door Dr. De Vries. Sedert werden ze aan de bibliotheek van de universiteit te Leiden geschonkenGa naar voetnoot(1). Enkele Weensche fragmenten, uit een handschrift op twee kolommen van ongeveer 38 verzen. J. Verdam vermeldt nog een strook, eveneens afkomstig uit Schwerin en verschillend van één ander blad, eveneens uit Schwerin, waarvan een vijftal kleine stukjes mede waren toegezondenGa naar voetnoot(2). Hij vermeldt ook Weensche fragmenten, maar het zijn dezelfde als die welke Verwijs reeds had gekend. Over de door Bormans gekende fragmenten weten we verder niets. Ons fragment schijnt met geen enkel dezer fragmenten overeen te komen. Het dichtst staat het bij de Weensche fragmenten, die ook op 2 kolommen, maar van slechts 38 regels, geschreven zijn. Het zijn dus fragmenten van nog een ander handschrift. Verwijs geeft dus het Leidsche handschrift L uit en neemt de varianten op van A.V. en B. Bormans heeft als legger B gebruikt; maar hij verbetert volgens andere handschriften. Ik geef voor elk vers de lezing van Verwijs, met de door hem vermelde varianten van A en V; worden geen varianten vermeld, dan hebben deze hss. denzelfden tekst als door Verwijs gedrukt; daarna de lezing van Bormans, met de door hem vermelde varianten, uitgenomen van V (tenzij Bormans anders las dan Verwijs); worden geen varianten vermeld, dan is de lezing der handschriften | |||||||||||||||
[pagina 814]
| |||||||||||||||
die van Bormans (niet van het Brusselsche handschrift); B beteekent dan, dat Bormans heeft verbeterd en de lezing van zijn handschrift hier vermeldt.
* * *
De vier plaatsen van den snipper in de breedte komen voor in het derde boek. De eerste vier verzen zijn getrokken uit B. III Gallina en luiden: 2047[regelnummer]
Ja hare vleesch es medicine
Jegen des serpents venine
Dus radic elken man daertoe
2050[regelnummer]
Datti elcs dages iet goeds doe.
de D van Dus is gerubriceerd, en heeft een teeken van paragraaf er vóór geplaatst.
De volgende plaats is eveneens getrokken uit B. III, uit het artikel Gallinaceus. 2090[regelnummer]
Jof ·VJ. ende dan voord an
Wast hem an die leuere dan
·J· steen heet allectorius
Na datti dien ontfaet aldus
| |||||||||||||||
[pagina t.o. 814]
| |||||||||||||||
[pagina 815]
| |||||||||||||||
Van het voorafgaande vers 2089 zijn de onderste beentjes der letters nog bewaard
(Ende menne dan) ·V· iaer houd
de laatste woorden zijn nog voldoende leesbaar; van menne. staat nog het onderste van mene, waarschijnlijk droeg de n een verkortingsteeken.
De volgende plaats, eveneens uit B. III, komt voor in het artikel Garrulus: 2135[regelnummer]
Die altoos sijn ongestade
Ende callen vro ende spade
Vele boerden vele logen
Ende conterfaiten dien si mogen
Van het voorafgaande vers is het onderste van Bedieden nog bewaard.
| |||||||||||||||
[pagina 816]
| |||||||||||||||
De laatste plaats komt nog wat verder voor in B. III, in het artikel Ibis: 2179[regelnummer]
Als om te vliegene vten lande
Alder werelt te sine viande
Ende alsi vten lande varen
Comen die iben met haren scaren
Van het afschrift van den snipper in de lengte heb ik afgezien; omdat slechts de laatste letters, of de beginletters zijn overgebleven. Het begint aan de eene zijde bij v. 1334 van B. II en loopt tot 1371; op de keerzijde bij v. 1378 tot 1415. Hier en daar is wat meer dan één letter zichtbaar. Zoo v. 1340 een rede v. 1345 mach wesen. | |||||||||||||||
[pagina 817]
| |||||||||||||||
Opmerkingen.Bij fragment I. Beide uitgevers drukken: Ja, haer. Bormans verbetert zelfs zijn handschrift B dat In haer heeft. Ook ons fragm. heeft Ja. En toch zal In h., de lezing van B.H. fr. A en G., wel de juiste lezing zijn. Gezegd werd: ‘dat op den dag dat de hen een ei legt; de beet der aspis (serpent) haar niet kan schaden’ Daarna past ‘Ja, haer vl...’ weinig; veel beter: In h. vl. es medecine nl in haar vleesch is er dan medecijn tegen den beet van het serpent. De dichter bedoelt hier zeker niet te zeggen in 't algemeen: dat haar vleesch medecijn is tegen des serpents venine. Ons fragment heeft hier duidelijk Ja, met L, V, A. Het heeft ook Dus, maar us is verkort; tegenover de andere hss met Dies of Des: misschien was ook Dies bedoeld.
Bij fr. II: Ons fragment heeft den Zeeuwschen vorm Jof met V en A. Verder an die levere dan met B, H, tegenover in die l., van L, V.A. fr. A en G: an schijnt de betere lezing te zijn. In het volgend vers is So overbodig; en verbetert Bormans nutteloos de wel is waar foutieve lezing van zijn handschrift Waest tot wasset.
Bij fragm. III heeft ons hs. callen met B, tegenover callende van L.V, A.J fr. A en G. Maar tegenover B en H heeft het asyndetisch verband in Vele boerden vele loghen met L V.A.J. Het heeft conterfaiten zooals alle hss., uitg. L conterfeten. Het heeft dien si moghen met L.J en fr. G; tegenover die van V en A of dat van B.
Bij fr. IV is de eenige interessante variante Ende alsi uten lande varen. Ons fr. heeft alsi met V volgens Bormans en fr. A.; tegenover eer si van L B, J.L en fr. G. Ons fragment komt dus nu eens met dit, dan weer met geen handschrift overeen; men zou meenen, dat het de grootste overeenkomst vertoont met V en A, die ook een Zeeuwschen vorm hebben; maar elders wijkt het er toch weer van af. Zoo heeft het niet in fr. I Na dien dat hi waarin V en A alleen staan; en niet callende. Het behoort dus tot een andere familie van handschriften. Het maakt den indruk een goed verzorgd handschrift te | |||||||||||||||
[pagina 818]
| |||||||||||||||
zijn, waarvan de tekst zich uitstekend tot een uitgave zou hebben geleend, ondanks Ja. Het is de tekst van iemand die bij het afschrijven vaste beginselen volgde: hij schrijft regelmatig g, zonder h; dus nooit gh; hij schrijft dubbele oo: altoos, voord en regelmatig geapocopeerde vormen: als, alsi, dan; wast. Jammer, dat er niet meer van is bewaard. | |||||||||||||||
[pagina t.o. 819]
| |||||||||||||||
|