Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1943
(1943)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 819]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage tot de kennis van het oudste Kustwestvlaamsch
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 820]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door den bestemmeling geschreven werd, en dit vrijwel steeds het geval was waar het een abdij goldGa naar voetnoot(1), is het a priori zoo goed als zeker dat het charter door een monnik van Oudenburg geschreven werd. Trouwens het werd opgemaakt in de abdij te Oudenburg zelf. En de necrologische lijst, die in het dokument voorkomt, is de gril van een monnik, niet van een grafelijk ambtenaar. Aan de hand van deze gegevens alleen weten wij echter over de identiteit en de herkomst van dezen monnik nog niets. Toch boezemen de door hem opgeteekende namen ons thans reeds een groot vertrouwen in voor de kennis van een zeker Vlaamsch dialect, en dit om: 1) de verregaande afwezigheid van latinisaties, 2) den vorm Aldenborg in den doorloopenden latijnschen tekst, maar Oldenborg in de naamlijst, 3) het woord ‘in oppido’ in den latijnschen tekst, maar ‘in port’ (en niet: ‘in portu’) - dus den Nederlandschen vorm van het toponiem - in de namenlijst. Deze criteria, alsmede de studie van de namen zelf, pleiten voor een miniemen invloed van schrijfschooltraditie. Het spreekt vanzelf dat de namen van de leden van het grafelijk gevolg weinig of geen waarde hebben voor onze studieGa naar voetnoot(2). De namen van de hoofdmannen, binnen wier hoofdmanschap de gronden lagen, komen wel in aanmerking; omdat zij echter misschien niet heelemaal te betrouwen zijn, zullen wij ze telkens door! laten voorafgaan. Abt Hariulf was een Franschman; zijn naam moet bijgevolg uitgeschakeld worden. Charter 6637 draagt als datum 1087. Het is echter, zooals YernauxGa naar voetnoot(3), aan de hand van paleografische, diplomatische en historische criteria, bewezen heeft, vervaardigd in 1141, gedeel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 821]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telijk met gebruikmaking van een verloren echt stuk van 1084. Het kan moeilijk door iemand anders geschreven zijn dan door diengene, die het wilde bezitten om er gebruik van te maken, dus door abt Hariulf, die zijn vorming genoten had te St. Riquier in Ponthieu, en een flink litterator was. De bewijsvoering van Yernaux wordt taalkundig bevestigd door enkele gevallen van Fransche schrijfschooltraditie, die wij bij de namen zullen aantreffen. Zeer onwaarschijnlijk is het, dat Hariulf, die sedert 36 jaar (1105) abt van Oudenburg was, en voordien monnik te St. Riquier, en van wien niets bekend is over een eventueel verblijf elders in het Vlaamsche land, bij het opteekenen van namen van boeren uit het omliggende onder den invloed zou gestaan hebben van een ander dialect dan dat van Oudenburg. Daar de taalkenmerken bij den monnik die het charter van 1130 schreef, dezelfde zijn, en deze wel werd uitgepikt onder diegenen, die het best de gronden en de boeren kenden - dus van kindsbeen af?Ga naar voetnoot(1) - weerspiegelt ook dit charter, voor zoover zulks in dergelijke dokumenten mogelijk is, het dialect van de streek. Beide vertoonen dus een hoogen graad van betrouwbaarheid. Charter 6637 werd reeds uitgegeven door O. Delepierre in 1842 en door F. van de Putte in 1843 naar copieën uit de 17e eeuwGa naar voetnoot(2); beide uitgaven strooken, vooral wat de namen betreft, weinig met het origineel. Vanden Bussche bezorgde in 1868Ga naar voetnoot(3) een uitgave naar het origineel die, voor zoover het de namen zelf niet betreft, voor dien tijd zeer degelijk mag genoemd worden. Charter 6642 werd reeds op slechte wijze uitgegeven door Van de PutteGa naar voetnoot(4). J. Cuvelier bezorgde in 1909 een uitgave die over 't algemeen uitstekend isGa naar voetnoot(5); bij de transcriptie van de namen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 822]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begaat hij echter verschillende vergissingen. H. BresslauGa naar voetnoot(1) deelde den tekst nogmaals mede naar de uitgave van J. Cuvelier; in tegenstelling met wat hij beweert (‘einige lesefehler dieser transscription verbessere ich stillschweigend’), is onder zijn pen het aantal fouten nog aangegroeid. Al deze uitgaven zijn voor een taalkundige niet te gebruiken. Daar het niet opgaat bij onze studie, die niets mag verwaarloozen, de namen uit hun zinsverband te rukken, moge de tekst van de charters hier in diplomatische transcriptie volgen. Om het controleeren van de gegevens nog gemakkelijker te maken, wordt ook een facsimile van charter 6637 aangeboden; een facsimile van charter 6642 gaf J. Cuvelier (op. cit.). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I[1] JnnomineSancteGa naar voetnoot(2) & Jndiuiduetrinitatis. Ego Theodericus dei gratia Comes flandrensium. notum esse cupio cunctis fidelibus presentis temporis & futuri. quod dum [2] causa orationis intrassem ecclesiam beatorum apostolorum Petri & Pauli sitam in oppido aldenborg. accesserunt ad me monachi ibidem deo serui[3]entes cum suo abbate. hariolfo. & suppliciter petierunt. ut causa salutis anime mee illis remitterem ac indulgendo perdonarem. quandam [4] census redditionem quam annuali debito michi & antecessoribus nostris hactenus persoluere cogebantur. Quorum humili peticione compulsus. [5] beati etiam Petri apostoli patrocinium impetrare auidus. prout rogauerunt benigne concessi. & predictam census | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 823]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
annuj reddibitionem in perpetuum [6] perdonauj. remisi & indulsi. Quarum etiam rerum ne in posterum quelibet fallacia surrepat. ueracem noticiam hic ponimus. Jn ministerio wilranni preconis [7] de terra conductili. terra Sancti Petri de Auinemed xx denarii. De huninmed xxi denarii. De terra Reinfridi Sassa viii denarii. Jn Port oldenborg. terra Aue de Pola viiii semis denarii. Terra Sancti Petri vi denarii [8] Terra. Robbert baites. viii denarii. terra olduart filii elnard ii denarii. terra Godelin clerici xii denarii. terra Rumold filii Siberti viii denarii. terra elnardi filii elnard ii semis denarii. terra alberti ex Artrica ii denarii. terra thedberti filii erclif iiii semis denarii [9] terra Gildwif ii semis denarii. terra Weremboldwerric xvi denarii. terra Arnoldi clerici iiii semis denarii. In ministerio willelmi preconis de terra conductilj. terra hiddonis & fratrum eius xi denarii. Jn Port oldenborg. terra Erembolt [10] xiiii semis denarii. terra Ricardi xiiii denarii. terra Vogalin xiiii denarii. terra Sancti Petri iii denarii. Jtem terra Sancti Petri x denarii. terra herred boschincab ii denarii. terra Poplin vii denarii. terra Folperti vogal xii semis denarii. terra Sibrand viiii denarii. [11] terra Folkir ioculatoris vi denarii. terra Ratcard v denarii. terra Euerolfi presbiteri v denarii. terra Sigerd filie walkirs ii denarii. terra Folperti filii Letcard iii denarii. In ministerio dodini preconis de terra. conductili. [12] terra bertolf. filii oppes xviii denarii. terra Sancti Petri ex rep iiii denarii. De Censu in clemeskerca. terra bertranni vi denarii. terra Oldfridi wldel vii denarii. In ministerio. Cristiani Ex Mor. [13] terra Reinfridi Caluj xxvii denarii. In ministerio Walteri de lisweg. ex Viscalj. terra Liuildis xv semis denarii. Jtem. terra hathawif monialis. de hem. xxi denarii. qui pertinebant ad piper [14] Comitis in ministerio Gerardi breuiatoris. Per Totum. xxviii solidi vii denarii. Horum igitur censuum annuam solutionem pro remissione peccatorum meorum [15] atque pro requie animarum omnium antecessorum meorum. necnon pro pace & statu comitatus nostri. & pro salute omnium fidelium nostrorum. omnipotenti deo & Sanctis Apostolis. Petro & Paulo. [16] condonando remisi. & remittendo indulsi. quatenus monachi in prefato loco deo famulantes. xpristi domini misericordiam pro nobis assidue implorent. Et [17] ut hec nostra largitio inuiolabilem obtineat firmitatem. hanc inde fieri kartam decreuimus. & Signis nostrorum fidelium qui interfuerunt consignamus. [18] Atque nostri Sigilli impressione roboRAMVS. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 824]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Signum Teoderici comitis flandrensis. Signum conivgis eius Svanahildis comitisse. Signum Arnulfi nepotis comitum. Signum Girardi cubicularij Signvm Rogeri prepositi brugensis Signum Odgarij geruli sigillj Signum Frumaldi ivnioris breuiatoris. Signum Gerardi breuiatoris. Signum Godzvini de sellegahem. Signum Huberti cubuc. Signum Angelranni fratris arnulfi cubicularij Signum Reingeri gemmonis Signum Adalardi cognatj frumoldj Signum Raineri uolakin. Signum Raineri .l. suogres amans. Actum apud aldenborg in ecclesia apostolorum. vi .kalendas. Ivnij. Indictione. viiij. Sub anno dominice incarnationis .M.c.xxx. Regnum Francorum tenente hludouico rege filio Philippi regis anno xxiii. Comitatus Teodericj anno .ij.
kalendas septembris. obiit Boldvinus comes insulis. .ii. Idus octobris. obiit Rodbertus casletj sepultus. .iij. nonas obiit Rodbertus. atrebati sepultus. xv .kalendas ivlii .obiit Boldvinus apud sanctum bertinvm sepultus. vi . nonas. martii. interficitur comes Karolus. ubi occisus ibi sepultus. v. kalendas augusti .obiit Willelmus comes. apud sanctum Bertinum sepultus. secus boldvinvm comitem. Origineel op perkament; zegel verdwenen. Hoogte: 405 mm. Breedte: 370-375 mm. In den rechterhoek onderaan, de vroegere (Franschtalige) stempel van het Rijksarchief te Brugge: ‘Archives de l'état à Bruges’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 825]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
perdonatione annui census de terra conductuli. 1130’ (13e eeuw). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II[1] + in nomine dei summi. in aeterna praescientia ante saecula omnia disponentis [2] & in suo tempore omnia operantis: ego peccator arnulfus. nomine non merito [3] episcopus. Concessu & uoluntate uenerandi antistitis Radbodi Tornacensium [4] & nouiomensium episcopi. aggrediens instaurare aedificia futurae abbatiae [5] In loco aldenborgensi. id est in aecclesia sancti Petri apostoli & omnium apostolorum. [6] notum esse uolo quae & quae solatia eidem operi xpriste domine per fide [7] les xpristianos sumministrauerit. & quae me superstite. meaque me[8]diante sollicitudine. ad eundem locum collata sunt. Nam loco [9] canonica largitione ad omnem libertatem per manum praefati episcopi mihi tradito. contu[10] lit donnus conon tertiam partem decimae de omni annona totius aldenborgensis [11] parrochiae. habendam in perpetuum & possidendam. concedente claro comite Roberto [12] filio balduinj. Simul godiscalcus decanus omnia que habebat daturum se promi[13]sit. Cui exemplo accensi nobiles quique uiri de uilla Ernigaham. [14] bertulfus & uxor eius ingelburg cum filiis ac filiabus. Eremboldus & malgero filiis al[15]mari. ledgiua uidua ermenarii cum filiis ingranno fredeboldo ac lamberto [16] uel tota illorum cognatio. donauerunt duas partes decimae totius annonae lini & can[17]nae. omnium alodiorum suorum ubicumque iacerent cultorum & colendorum. Hoc obtule[18]runt super altare Sancti Petri apostoli in aldenborg. perpetua firmitate possidendum. [19] orantes & exigentes. vt uinculo anathematis condemnaremus. omnes eorum pos[20]teros uel alienos. quicumque impedimentum uel detrimentum. in ipsius decimae annua [21] redditione niterentur. Quod & factum est .vto. nonas martii .indictione .via. anno [22] domini .J.Lxxx jjjjto, Paucis inde diebus euolutis. uiri nobiles ac ditiores alden[23]borgensis uiciniae in unum conglobati .uoluntaria largitione donauerunt [24] Sancto Petro apostolo pro elemosina in stipem monacorum partem suarum here[25]ditatum. id est walkerus tres metas. Trudbaldus tres | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 826]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
metas. filius huius [26] trudbaldi vvalkerus .i. metam. Sigerd. tres metas. Robalin .ii. metas. Flen[27]tardus filius gomanni. .ii. metas. bertelmus & mater eius duas metas. herimarus .ii.as. [28] Vidua folcardi landrada cum filiis .iias. Teinardus rufus .i. Reinfridus filius reingeri...Ga naar voetnoot(1) [29] .ii. Euergerd uidua oldfridi .i. & dimidiam. Reinelmus caluus .ii. Reinelmus lo...Ga naar voetnoot(1) [30] .i. Bertolf. filius eremboldi .i. Sigerus filius oldfridi & fratres eius tres metas. Aua ui[31]dua fredeboldi .i. Letcardus & mater eius iiii. Rainelmus & frater eius .ii. Oslif .iii .metas [32] Radlef .iii. & decem uaccas. Leuild & vviuin sorores metas .xii. tali uocabu[33]lo. hem atque werf. & in lisguestaGa naar voetnoot(2) metas xii. Erembold filius bouonis metas xiiij [34] hateuidis soror bertolfi metas .v. De territorio etiam bredenensi Eluredus. & uxor [35] eius gilborg metas duas quae uocantur vverinbolbelc. Haec & alia nonnulla [36] quae fideles deumque timentes ob amorem dei & pro honore sancti Petri ad incohandum [37] sacre uite monasterivm contulerunt. ratum duximus praesenti kartula contestari [38] ut nouerit omnis posteritas nostram humilitatem ad hoc insudasse qualiter in hoc loco post [39] meum decessum abba regulariter ordinetur. qui curam fratrum canonice exerceat. & lo[40]ci commoda pro uiribus oportune perquirat. Quicumque igitur contra hec agere studuerit. [41] Auctoritate omnipotentis dei patris & filii & spiritus sancti. ac beatorum Apostolorum Petri & Pavli. necnon donni [42] papae Gregorii. viimi. cuius consilio & imperio ista facio. perpetuo. anathemate condemnetur. [43] & aeterno gehenne supplicio plectatur. Amen. fiat fiat. Actum apud aldenborg [44] viii. kalendas augusti. Sub anno dominice incarnationis. Mo .Loxxxviio. Indictione .x.ma. [45] domino rege. Philippo. regnante anno .xxvjj. Pseudo-origineel op perkament. Hoogte: 640-650 mm.; breedte: 280-290 mm. Zegel verdwenen, indien het ooit bestaan heeft; een perkamenten strookje van twee staartjes, waaraan het kon gehecht worden, is nog aan het charter vast. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 827]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van soissans waer in begrepen syn diversche donatien van thienden ende andere goederen tot dese fondatie ann[o] 1087.’ (18e eeuw). Daaronder het nummer van het charter in de abdij zelf: ‘Tit.o Abdye N.o 2.o’ (18e eeuw?). Enkele namen, die duister zijn, zullen bij de klankstudie - die immers op onweerlegbare feiten moet berusten - weggelaten worden: Baites, Boschincab, Lisguesta, Wldel; eveneens Walkir, dat niet heelemaal doorzichtig is en sterk verdacht van import uit den vreemde (cf. OGN 21, Forssner 240). In charter II (1141) komen enkele anomalieën voor wat den naamval betreft, en wel in dat gedeelte, waarvoor Hariulf het echte stuk van 1084 benuttigde; ze hebben geen taalkundige waarde. Onze methode is in hoofdzaak dezelfde als in Mansion's Oudgentsche NaamkundeGa naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. - De vocalen in hoofdlettergrepen.§ 1. Westgermaansche a.ahwō- ‘water’. - Bredenensi II 34 (waardeloos wegens de latinisatie; de naam was, blijkens andere bronnen, Brēdenē). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 828]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alda- ‘oud’. - Aldenborg I, II; Oldenborg I 7, 9. - Oldfridi I 12, II 29, 30; Olduart I 8. ansu- ‘god’: Kluge § 6, Bach § 189. - Oslif II 31. arna-, arnu- ‘arend’. - Arnoldi I 9. Art... (Keltische persoonsnaam): vb 3, 11; Vincent p. 62; Carnoy 8. - Artrica I 8. a ala- ‘adel’: Bach § 201. - Alberti I 8; Almari II 14-15. Ava (vrouwennaam): Boehler 209. - Aua II 30; Aue I 7. balda- ‘koen’. - VVerinbolbelc II 35. - Erembold II 33; Eremboldi II 30; Eremboldus II 14; Erembolt I 9; Fredeboldi II 15; Fredeboldo II 31; Trudbaldi II 26; Trudbaldus II 25. branda- ‘zwaard’. - Sibrand I 10. garda- ‘beschermer’; cf. beneden bij g. - Letcard I 11; Letcardus II 31; Ratcard I 11. ham ‘in het water uitstekende hoek buitendijksch land’: Beekman 229-230, Franck- van Wijk 228. - Hem I 13; II 33. hardu- ‘hard, dapper’. - Elnard I 8 (2x); Elnardi I 8; Flentardus II 26-27; Folcardi II 28 (of ward?);! Gerardi I 14; Ricardi I 10 (of ward?); Teinardus II 28. ha u- ‘strijd’. - Hathawif I 13; Hateuidis II 34. hrabna-Ga naar voetnoot(a) ‘raaf’. - Bertranni I 12; Ingranno II 15;! Wilranni I 6. landa- ‘land’. - Lamberto II 15; Landrada II 28. mann- ‘man’. - Gomanni II 27. ma la- ‘vergadering’: Forssner 184; Bach § 205. - Malgero II 14. sahsan- ‘Sakser’: Bach § 179, 5. - Sassa I 7. skalka- ‘knecht, dienaar’. -! Godiscalcus II 12. walda- ‘macht, heerscher’: Ström 38. -! Wəlteri I 13. - Arnoldi I 9; Rumold I 8. warda- ‘bewaarder, hoeder’. - Folcardi II 28 (of hard?); Olduart I 8; Ricardi I 10 (of hard?). warf ‘vluchtheuvel, inz. voor schapen’: Verdam IX 2241; Franck- van Wijk 788; supplement Van Haeringen 193; Beekman 560. - Werf II 33Ga naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 829]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 1bis. Umlaut van a.albi- ‘elf’Ga naar voetnoot(1): ogn 146; Feilitzen 172; Ström 4; Bach § 189. - Eluredus II 34; cf. Feilitzen 175. aljana- ‘kracht’: Förstemann 84; Bach § 200. - Elnard I 8 (2x); Elnardi I 8. angila-, angilu- ‘Angel’ (volksnaam)?; ‘engel’?; afleiding van Ing, halfgod? Cf. Förstemann 107-108, Schönfeld Wtb. 121 en 147, Forssner 70-71, ogn 160. - Ingelburg II 14; Ingranno II 15 (syncope van el?; assimilatie lr > rr?; compositum met ing? Cf. Forssner 74). arina-, ‘haard, vloer’(?): ogn 160; Schatz p. 136. - Ernigaham II 13 (patronymicum van een arin- naam? Cf. vb 42). - Erembold II 33; Eremboldi II 30; Eremboldus II 14; Erembolt I 9. gazdjō- ‘roede’: ogn 162. - Euergerd II 29; Sigerd I 11, II 26. harja- ‘leger’. - Herimarus II 27; Herred I 10. - Ermenarii II 15 (Romaansche invloed; te wijten aan de Fransche schrijfschooltraditie bij Hariulf?); Folkir I 11; Sigerus II 30; ! Walteri I 13. ragina- ‘raadsbesluit’ of ‘groot, machtig’; Ström 32; Bach § 189. - Rainelmus II 31; Reinelmus II 29 (2x); Reinfridi I 7; Reinfridi I 13; Reinfridus II 28; Reingeri II 28. warina- ‘Warn’ (volksnaam): ogn 162; Schönfeld Wtb. 258; Bach § 209. - VVerinbolbelc II 35. - Werembold I 9. warīn- ‘weer’ (Hgd. ‘Wehr’): Förstemann 1531; Forssner 246 en 251. - Werric I 9. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 830]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Umlautlooze vorm.Avīn (vrouwennaam). - Auinemed I 7Ga naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusie.Vóór een umlautsfactor in de volgende zwakbetoonde silbe wordt a steeds e; in Avīn is het suffix bijtonig en verwekt derhalve geen umlaut. Ald is in alle posities tot old geworden (schrijftaalvormen als Aldenborg, Trudbaldus en Walterus berusten op traditie en duiken nog eeuwen later op). Ans > ōs (cf. infra bij n), hetgeen een Anglo-Friesch en Oudnederduitsch klankverschijnsel is. Indien werf teruggaat op warf, dan is in dit woord a vóór r + gutturaal gepalataliseerd. De e in hem baart moeilijkheden; moeten wij uitgaan van hami-? In normale positie blijft a ongewijzigd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Westgermaansche e.berhta- ‘schitterend’. - Bertelmus II 27; Bertolf I 12; Bertolf II 30; Bertolfi II 34; Bertulfus II 14; Bertranni I 12. - Alberti I 8; Folperti I 10, 11; Lamberto II 15; Robbert I 8; Siberti I 8; Thedberti I 8. ebura- ‘ever’. - Euergerd II 29; Euerolfi I 11. erkna- ‘rein, echt’: Ström 14; Bach § 202. - Erclif I 8: cf. Feilitzen 247. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 831]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ermana- (of irmina-?) ‘groot, machtig’: ogn 173; Schatz 142; Ström 26; Bach § 191. - Ermenarii II 15. helma- ‘helm, bescherming’: Ström 21. - Bertelmus II 27; Rainelmus II 31; Reinelmus II 29 (2x);! Willelmi I 9. Klem (persoonsnaam). - Clemeskerca I 12Ga naar voetnoot(1). pegna- ‘krijger, held’. - Teinardus II 28. wego- ‘?’. - Lisweg I 13Ga naar voetnoot(2).
Conclusie: Westgermaansche e is in alle posities bewaard. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 832]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 3. Westgermaansche i.bi-lok ‘omsloten ruimte’Ga naar voetnoot(1). - VVerinbolbelc II 35. Lat. christianus. -! Cristiani I 12. flinta- ‘vuursteen, keisteen’: Feilitzen 251; Verdam, IX, 641. - Flentardus II 26-27. fripu- ‘vrede, bescherming’; Bach § 202. - Fredeboldi II 31; Fredeboldo II 15. - Oldfridi I 12, II 29, 30; Reinfridi I 7; Reinfridi I 13; Reinfridus II 28. gibō- ‘gave’: Feilitzen 260. - Ledgiua II 14. gildja- ‘offer’: Franck- van Wijk 199 s.v. gilde; cf. echter Förstemann 638. - Gildwif I 9; Gilborg II 35. hildjō- ‘strijd’. -! Hiddonis I 9 (lalnaam; cf. Redin 67, Ström 70). - Liuildis I 13; Leuild II 32. ing- - ‘Ing’ (halfgod); cf. supra: angila. - Ingranno II 15. irmina- (of ermana-?) ‘groot, machtig’. - Ermenarii II 15. kirika < vulgairgrieksch ϰυϱιϰόν: Franck- van Wijk 300. - Clemeskerca I 12. liskō- of liska- ‘lisch’. - Lisweg I 13. sigi- ‘zege’. - Siberti I 8; Sibrand I 10; Sigerd I 11, II 26; Sigerus II 30. wid- - ‘band’?, ‘hout’?: Förstemann 1562, Gottschald 408. - Hateuidis II 34. wiljan- ‘wil’. -! Willelmi I 9;! Wilranni I 6.
Conclusie: in verschillende posities treedt een meer open uitspraak e op; cf. infra: eu > iu > i > e. Het materiaal is te schaarsch om regels op te stellen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 833]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 4. Westgermaansche u en o.Ga naar voetnoot(1)Bova (of Bōva?)Ga naar voetnoot(2): Redin 85. - Bouonis II 33. burg- ‘burg’; in vrouwennamen: ‘burg, beschermster’: Bach § 211. - Aldenborg I, II. - Gilborg II 35; Ingelburg II 14. fugla- ‘vogel’. - Vogal I 10; Vogalin I 10. folka- ‘volk’. - Folcardi II 28; Folkir I 11; Folperti I 10, 11. goda-, ‘god’. - Godelin I 8;! Godiscalcus II 12. orpa- ‘donkerkleurig’: Redin 65, ogn 169 s.v. erp-, vb 122. - Oppes I 12Ga naar voetnoot(3). Pop: ogn 187. - Poplin I 10. port ‘stad’ < lat. portus. - Port I 7, 9. wolfa- ‘wolf’. - Bertolf I 12; Bertolf II 30; Bertulfus II 14; Bertolfi II 34; Euerolfi I 11.
Conclusie. Vermoedelijk wijzen namen als borg en wolf op een tendens naar meer open uitspraak. Het materiaal is echter te schaarsch om in dezen zekerheid te verwerven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 5. Germaansche ǣ.mǣdwō- ‘hooiland’Ga naar voetnoot(4). - Auinemed I 7; Huninmed I 7. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 834]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mǣrja- ‘vermaard’. - Almari II 14-15; Herimarus II 27. rǣda- ‘raad’. - Ratcard I 11; Radlef II 32. - Eluredus II 34; Herred I 10; Landrada II 28.
Conclusie. Germ. ǣ is op twee diametraal tegenovergestelde wijzen gerepresenteerdGa naar voetnoot(1). In het eene geval door ā, zelfs daar waar een umlautsfactor aanwezig is (mār < mǣrja-), hetgeen volledig strookt met het Oudgentsch (ogn, 192-194). In het andere geval door ē zooals in het Oudengelsch, Oudfriesch en Oudhollandsch (Oudfriesch, Anglisch, Kentisch ē, Westsaksisch, Oudhollandsch ǣ). Geen van beide evoluties strookt met het Oud- en Middelnederduitsch, waar ǣ tot ā, vóór umlautsfactor evenwel ē wordt (Holthausen §§ 90-91, Lasch §§ 52, 55, 75). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 6. Westgermaansche ī.pīp-ārja- ‘pijper’: Franck- van Wijk s.v. pijp en pijpen. - piper I 13. ríkja- ‘machtig’. - Ricardi I 10. - Werric I 9. wība- ‘vrouw’. - VViuin II 32. - Gildwif I 9; Hathawif I 13.
Conclusie. Westgermaansche is ī niet van kwaliteit veranderd. Voor. de kwantiteit hebben wij aan de spelling geen houvast. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 7. Westgermaansche ō.Bōva(?); cf. Bova. - Bouonis II 33. Dōdīn: Redin 62, ogn 199, Feilitzen 224-225. Lange ō blijkens de Doedins- toponiemen bij De Flou, III 337. -! Dodini I 11. gōda- ‘goed’. - Gomanni II 27. hrōþi- ‘roem’. - Robbert I 8. kōnja- ‘koen’: Redin 46. -! Conon II 10. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 835]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mōra- ‘moer, veengrond’. - Mor I 12. pōla- ‘poel’. - Pola I 7. Rōba. - Robalin II 26; ō blijkens Förstemann 1283: Ruopilin.
Bespreking en conclusie. In al deze woorden is Wgerm. ō bewaard, behalve in Robbert waar zij tot o verkort is. De stammen hrōþi- en konja- bevatten een umlautsfactor; de Oudengelsche vormen zijn dan ook hrēþ en cēne. De namen Robbert en Conon zijn echter waardeloos. Rodbert, Robert komt nl. ook in het Oudengelsch voor en is aldaar import uit den vreemde (Forssner 216-217, Feilitzen 28 en 349); ook voor het Oudgentsch mogen wij er niet op steunen (ogn, 253). Conon is de naam van den heer van Oudenburg, die eventueel van Romaansche afkomst was; de uitgang ziet er trouwens niet orthodox uit (wij verwachten Cona); bijgevolg is ook Conon waardeloos. In Dōdīn moeten wij niet met een umlautsfactor rekenen; cf. Avīn. Dōdīn kan trouwens ook Oudengelsch zijn (Sievers-Brunner § 95, Anm. 1 en 5). Bijgevolg hebben wij aan al deze namen geen houvast om Oudnederlandsch (Oudgentsch) en Anglo-Friesch taalmateriaal te scheiden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 8. Westgermaansche ū.hūna- ‘jonge beer’ of ‘Hun’ (volksnaam): Redin 17, Ström 24, Bach § 209. - Huninmed I 7 (persoonsnaam Huna). Rūma ‘Rome’Ga naar voetnoot(1). - Rumold I 8. Prūdi- ‘kracht’: ogn 107-110; Bach § 189. - Trudbaldus II 25; 'Trudbaldi II 26.
Conclusie. Over de ontwikkeling ū > ȳ leert de spelling niets. Vermits ō bewaard is, kan ook ū (behalve eventueel in prūd?) bewaard zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 9. Westgermaansche ai.braida- ‘breed’. - Bredenensi II 34. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 836]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaiza- ‘speer’. -! Gerardi I 14. - Malgero II 14; Reingeri II 28. haima- ‘dorp’, later ‘alleenstaande hoeve’. - Ernigaham II 13. raipa- ‘reep’. - Rep I 12.
Conclusie. Wgerm. ai wordt steeds door ē gerepresenteerd, behalve in Ernigahām, dat de oudste hier bestudeerde naam isGa naar voetnoot(1). Nu is ē kenschetsend voor het Oudnederlandsch (Oudgentsch) en het Oudnederduitsch, ā daarentegen voor het Oudengelsch en het vroegste Oudfriesch (in deze laatste taal is reeds vroeg in talrijke woorden ā vervangen door een geïmporteerde ē; cf. Karstien, pp. 12-13; rāp is echter Oudfriesch gebleven). Wij constateeren dus weer naast elkaar Anglo-Friesch en Oudnederlandsch (Oudgentsch) taalmateriaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 10. Westgermaansche au.Geen voorbeelden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 11. Westgermaansche eu.leuba- ‘lief’. - Leuild II 32; Liuildis I 13; cf. Feilitzen 312 (Leuild). - Erclif I 8; Oslif II 31; Radlef II 32. leuda-, leudi- sing. van ‘lieden’. - Letcard I 11; Letcardus II 31; Ledgiua II 14. Cf. Feilitzen 309 (Letfled, Ledmer, enz.). euda-, eudi- ‘volk’. - Thedberti I 8. Conclusie. De ontwikkeling eu > iu > i komt ook voor in Oudgentsche en Oudbrabantsche namen (ogn 213-214; Van Loey, p. 150); indien hetzelfde gebeurd is te Oudenburg, dan hebben wij secundair meer open uitspraak. Over de verschillende interpretaties van de ontwikkeling > e, i in Oudengelsche namen: Feilitzen, pp. 63-65; misschien moeten wij veeleer verband zoeken met het Oudengelsch dan met het Oudgentsch. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. - De vocalen in bijtonige lettergrepen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 837]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. - De vocalen in toonlooze lettergrepen.Na oorspronkelijk langsilbig of tweesilbig eerste lid is de voegvocaal (cf. ogn, 228) weggevallen. Zij is bewaard na korte silbe (Fredeboldo II 15, Godelin I 8, Godiscalcus II 12, Hathawif I 13, Hateuidis II 34, Herimarus II 27), behalve tusschen liquidae (Herred I 10, Werric I 9, Wilranni I 6) en vóór vocaal (Sigerus II 30, Willelmi I 9, telkens met verdwenen intervocalische h). Slechts in Herimarus is de kwaliteit van de voegvocaal etymologisch; in Hathawif is er vocalische assimilatie; in Fredeboldo, Godelin, Godiscalcus en Hateuidis is de voegvocaal verdoft. Er is syncope van de toonloos geworden stamvocaal in belc < bilok. Opmerkelijk is de apocope van -e (of eigenlijk van -u?) in med ‘made’ (Huninmed, Auinemed) en Lisweg (= Lissewege). Kende de apocope, zooals in het Oudhollandsch, Oudfriesch en Oudengelsch, een groote verbreiding en is, zooals in Zuid-Holland, later het verschijnsel van de veralgemeening van de slot -e ook boven Kust-Westvlaanderen gaan heen schuiven? (Cf. Steller § 21, Sievers-Brunner §§ 145-149, en vooral: Heeroma, Holl. Dial., pp. 123-124). Deze ‘Ingueoonsche apocope’ pleit weer sterk voor samenhang met Oudengelsch, Oudfriesch en Oudhollandsch. In de tweede silbe van het eerste lid is er verdoffing in: Erembold (4x), Euerolfi, Euergerd, Werembold en waarschijnlijk ook in Werinbolbelc; echter niet in Vogal, Vogalin, Robalin. Zooals ook blijkt uit Hathawif, Sassa, Pola en Ernigaham heeft a tegen de verdoffing sterken weerstand geboden: staat dit in verband met de boven opgemerkte tendens naar grooter vocaalopening? Sassa is de nom. sing. van een -an- stam, Pola de dat. sing. van een -a- stam (latinisatie zou in beide gevallen o opleveren). Erniga is de gen. plur. van een -a- stam. Hieruit blijkt de groote verwantschap èn met het Oudengelsch (Sievers-Brunner § 237, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 838]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anm. 2, § 238 en § 276) èn met het Oudgentsch (ogn 280, 282, 291); het Oudnederduitsch daarentegen zou Sasso, Ernigo en waarschijnlijk Pole hebben. In den uitgang van den gen. sing. is er verdoffing (a > e): Baites, Clemeskerca, Oppes (-a- stammen), Bredenensi, Huninmed, Oldenborg (-n- stammen). Waarschijnlijk beperkt zich in Auinǩmed de latinisatie tot een cédille; zooniet vervangt ǩ een a̱ (cf. Sievers-Brunner § 252 en § 257). Aua, Landrada, Ledgiua kunnen latinisaties zijn, maar ook beantwoorden aan de werkelijke vormen. Auǩ, Bouonis, Hiddonis zijn latinisaties. Conon is misschien een Romaansche vorm. Een conclusie betreffende de spelling is, dat de verdofte vocaal door e, maar ook door i voorgesteld wordt (Godiscalcus; Folkir, Werinbolbelc naast Werembold en viermaal Erembold). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. - De Halfvocalen.§ 1. Westgermaansche j.De stammen aljana-, gazdjō-, gildja-, hildjō, konja-, mǣrja-, rīkja en wiljan- bevatten oorspronkelijk een j. Deze is in Herimarus tot i gereduceerd, maar overal elders verdwenen. Zij heeft umlaut verwekt van a in de voorafgaande silbe. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Westgermaansche w.W is steeds bewaard in den anlaut: Walkirs, VValkerus, Walteri, Werembold, VVerinbolbelc, VVerf, Werric, Willelmi, Wilranni, VViuin. Zij is intervocalisch bewaard: Hateuidis, Hathawif; postconsonantisch bewaard in Lisweg, Olduart en Gildwif, maar verdwenen in -wald en -wulfGa naar voetnoot(1) (Arnoldi, Rumold, Bertolf, Bertulf, Euerolfi), in mǣdwō- > mēdwu > mēdu < mēdGa naar voetnoot(2) en in ahwō- (Bredenensi). Of Folcardi en Ricardi -ward of -hard bevatten, is niet te bepalen. Spelling: in charter I w; in charter II vv; u in Olduart I en Hateuidis II. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 839]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E. - Liquidae en Nasalen.§ 1. Liquidae.Hr > r: Robbert; analogisch zal ook hl tot l geworden zijn. In lalnamen assimilatie met volgende d of p: Orp- > Opp-; Hild- > Hidd-. In alle andere gevallen zijn de liquidae ongewijzigd gebleven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Nasalen.In *Anslif > Oslif is a vóór n tot o geworden; deze n smolt vóór s met de o tot een lange nasale vocaal samen; bij denasaleering ontstond ten slotte ō. In Erningaham > Ernigaham is n vóór g, door dissimilatie met de voorafgaande n, gesyncopeerd. Hieruit is tevens af te leiden dat in de groep ng de g afzonderlijk uitgesproken werd. Er is assimilatie bn > mn > nn (Ingranno) en nb > mb (Erembold, Lamberto, maar Werinbolbelc). Eveneens assimilatie in Erknlif > Erclif. In de andere gevallen zijn de nasalen ongewijzigd gebleven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F. - Labialen.§ 1. p, b.Er zijn enkele gevallen van assimilatie:
kb > kp: Folkbert > Folkpert > FolpertGa naar voetnoot(1). b > db > bb: HroÞbert > Robbert. Het feit echter dat Thedbert deze assimilatie niet, Folkbert zelfs de tegenovergestelde assimilatie vertoont, versterkt het vermoeden dat Robbert vreemd import is. rp > pp (in lalnamen): Orp- > Opp-. Er is slechts één voorbeeld van b in den auslaut: het niet doorzichtige Boschincab. Vermits in deze positie d en v stemloos zijn, moet dit ook voor b aangenomen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 840]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. f, b.Ga naar voetnoot(a)Spelling van f in den anlaut: Flentardus, Folcardi, Folkir, Folperti, Fredeboldi, maar: Vogal, Vogalin. De namen uit de eerste reeks komen al veel vroeger voor en kunnen door spellingstraditie beïnvloed zijn. Vogal en Vogalin zijn echter in het Oudgentsch nog onbekend, wat niet hoeft te verwonderen daar dit eigenlijk bijnamen zijn en deze pas in de eerste helft van de 12e eeuw voorgoed opkomen. Folpert Vogal heeft duidelijk zijn bijnaam gekregen om hem te onderscheiden van den zoon van Letcard, die eveneens Folpert heette. Vogalin beteekent eenvoudig ‘vogeltje’. Deze namen hadden dus geen traditie; een traditioneele spelling kon er dus geen invloed op uitoefenen; vermits in deze woorden, die dus zeer betrouwbaar zijn, v voorkomt, mogen wij gerust aannemen dat in den anlaut f stemhebbend geworden is. In stemhebbende omgeving wordt v (uit b of uit f) als u geschreven: Aua, Bouonis, Eluredus, Euergerd, Euerolfi, Ledgiua, Leuild, Liuildis. In den auslaut weerspiegelt f de uitspraak: Erclif, Gildwif, Hathawif, Oslif, Radlef. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G. - Dentalen.§ 1. þ.Intervocalisch is p, waarschijnlijk na overgang tot ð, en insgelijks d, gesyncopeerd wanneer twee silben volgen in: Albert I 8; Almar II 14; Goman II 27, Malger II 14; maar bewaard in: Fredebold II 15, 31; Godelin I 8; Godiscalcus II 12; Hathawif I 13; Hateuidis II 34. Vermits intervocalische syncope van d wanneer twee silben volgen, ook reeds in het Middelnederlandsch en eveneens in andere Germaansche talen aangetroffen wordtGa naar voetnoot(1), is het overbodig de namen uit de eerste reeks als Fransch import te verklaren; zij kunnen tot een intern-Nederlandsche evolutie behooren. Robbert is, als bewijs voor een assimilatie b > db > bb, waardeloos. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 841]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spelling: in den anlaut: Thedberti I 8, Teinardus II 28, Trudbaldus II 25, 26; in den inlaut: Fredeboldi II 15, 31, Hathawif I 13, Hateuidis II 34, Oldfridi I 12, II 29, 30, Reinfridi I 7, 13, Reinfridus II 28. Teinardus en Trudbaldus zijn op rekening van Romaansche schrijfschooltraditie bij Hariulf te schuiven. De t in Hateuidis is raadselachtig. De andere gevallen wijzen op een uitspraak ð of d. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. d, t.Slechts bij uitzondering wordt d in den auslaut als t geschreven: Erembolt I 9, Olduart I 8. Anders steeds d: Auinemed, Elnard, Erembold, Euergerd, Herred, Huninmed, Letcard, Leuild, Ratcard, Rumold, Sibrand, Sigerd, Werembold. Deze d in het schriftbeeld is zonder eenigen twijfel bewaard naar analogie met verbogen vormen waar d werkelijk uitgesproken werd, b.v. gen. Ratcardes, dat. en acc. Ratcarde; dim. medekin, plur. meden. De voorbeelden Erembolt en Olduart volstaan om te bewijzen dat auslautende d tot t geworden is. Assimilaties: ldb > lb: Gilborg, Werinbolbelc; ndb > nb > mb: Lamberto; ld > dd in lalnamen: Hiddonis. De naam Walter is te zeer èn van import uit den vreemde èn van traditioneele spelling verdacht, om als voorbeeld voor inheemsche klankevolutie te kunnen gelden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. - Gutturalen.§ 1. gVoorafgegaan door een palatale vocaal of door a, en gevolgd door i of door n, wordt g tot j. Aldus ontstond een nieuwe diftong ei, ai; iji werd tot ī gecontraheerd: agi, egi > ai, ei: Rainelmus, Reinelmus, Reinfridus, Reingeri. igi > ī: Siberti, Sibrand, Sigerd. egn > ein: Teinardus. Dit verschijnsel is niet alleen Anglo-Friesch, maar ook o.m. Oudgentsch (ogn, 269-270). Opmerkelijk zijn de spellingen Letcard I 11, II 31 en Ratcard I 11 eenerzijds, Ledgiua II 14 anderzijds. Het eenige anthroponymisch bestanddeel dat voor -card in aanmerking komt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 842]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is gard. Aan ontleening uit het Hoogduitsch valt hierbij niet te denken: we zouden dan cart, niet card verwachten. De tegenstelling Letcard-Ledgiva is slechts te verklaren door, zooals in het OudengelschGa naar voetnoot(1), een velare g met explosieve en een palatale g met spirantische uitspraak aan te nemen. Immers eenerzijds kan k (Letcard, Ratcard) alleen een relict zijn van explosieve uitspraak van anlautende g in een versteend autochthoon woord, in een tijd toen men reeds algemeen spirantische uitspraak aanvaard had, waarbij d voor k natuurlijk tot t werd. Anderzijds bewijst het contrast Ledgiva-Letcard dat de groep dg in Ledgiva stemhebbend was; niet- gepalataliseerde g in Ledgiva zou echter een stemlooze uitspraak en bijgevolg een spelling Letgiva meegebracht hebben (cf. Folpert). Ledgiva is dus wel als [ledƷiva] uit te spreken. Wij staan dus, zooals in het Oudengelsch en Oudfriesch, voor een geweldig contrast tusschen palatale en velare g. Deze Anglo-Friesche tendens van het oudste Kustwestvlaamsch komt o.m. ook zeer duidelijk te voorschijn in oude vormen van Brugge (b.v. 892 Bruciam, einde 11o eeuw Bruzzias, 1127 Brudgas) die wij elders, in verband met de etymologie van Brugge, zullen bestudeeren. In den auslaut wordt g geschreven: Aldenborg, Gilborg, Ingelburg, Lisweg. De spelling licht ons over de kwaliteit van deze g niet in. Dat in de groep ng g afzonderlijk uitgesproken werd, wordt bewezen door het voorbeeld Ernigaham (cf. supra p. 839). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. k.K is door assimilatie verdwenen in: Folpert < Folkpert < Folkbert. Eveneens weggevallen in: Lisweg < *Liskwega. Dit kan gedeeltelijk assimilatie zijn en gedeeltelijk te vergelijken met het wegvallen van h vóór w + niet- gutturale vocaal (Schönfeld, Hist. Gr., § 45). Spelling: k vóór palatale vocaal: Clemeskerca, Folkir. Anders c: Conon, Erclif, Folcardi, Godiscalcus, Ricardi, Werric. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 843]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. - H en S.§ 1. H.H is bewaard: in den anlaut van een woord (Hathawif, Hateuidis, Hem, Herimarus, Herred, Hiddonis, Huninmed); eveneens in den anlaut van het tweede lid van het toponiem Ernigaham. In den anlaut van het tweede lid van persoonsnamen (ook na sedert verdwenen voegvocaal) is h weggevallen: hardu- (Elnard, Flentardus, Gerardi, Teinardus), harja- (Folkir, Sigerus), helma- (Bertelmus, Rainelmus, Reinelmus, Willelmi), -hildjō- (Liuildis, Leuild). Eveneens berhta- (Bertelmus, Bertolf, Bertranni, Alberti, Folperti, Lamberto, Robbert, Siberti, Thedberti) en in hrabna- (Bertranni, Ingranno, Wilranni), anlautend vóór r (Robbert) en intervocalisch in ahwō > ahō- (Bredenensi; vrijwel waardeloos wegens latinisatie). Waarschijnlijk speelt in deze spelling de traditie een voorname rol, zoodat het al of niet bewaren van de h in ruime mate een vroegere uitspraak weerspiegelt. In Sassa is er assimilatie hs > ss (dit voorbeeld is zeer betrouwbaar vermits het een bijnaam is, waarop een eventueele spellingstraditie dus weinig vat heeft; deze zou trouwens Saxa of Saxo vereischen). De evolutie van hs is één van de criteria die toelaten Anglo-Friesch (ks) en Oudnederlandsch (ss) scherp te scheiden. In den bijnaam Sassa te Oudenburg duikt bijgevolg een kenmerk van het Oudnederlandsch op. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. S.In Sassa is er assimilatie hs > ss. Of wij, zooals voor f, ook voor anlautende praevocalische s stemhebbende uitspraak mogen aannemen, is onzeker. Overal is s in de spelling bewaard. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeene Conclusies.Het Kustwestvlaamsch is ontstaan uit een fusie van twee dialecten. Het eerste, autochthone dialect behoorde tot de Anglo-Friesche groep; het vertoont immers de volgende kenmerken: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 844]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ǣ > ē, ai > ā, au > āGa naar voetnoot(1), n verdwijnt vóór stemlooze spiransGa naar voetnoot(2), g wordt gepalataliseerd en vervolgens geassibileerd in palatale omgeving. Naderhand is een tweede dialect daarover komen heenglijden, dat dezelfde kenmerken vertoont als het Oudgentsch; b.v. hs > ss, ǣ wordt ā ook voor umlautsfactor. Het Oudnederduitsch is, bij de vorming van het Kustwestvlaamsch, volledig uit te schakelen. De uitbreiding van het oorspronkelijke Anglo-Friesche dialect en het verloop van de gedeeltelijke verdringing er van door het Oudnederlandsch, is echter vooralsnog niet aan te geven. Pas een volledig onderzoek van het bestaande Oudwestvlaamsche taalmateriaal zal deze problemen vermogen op te helderen.
Naschrift. Het op p. 827 uitgedrukte vermoeden, dat Walker op vreemd import berust, is onjuist. Wij zullen dezen naam elders, in verband met de etymologie van Walcheren, aan een grondig onderzoek onderwerpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 845]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taalkundige werken waarnaar verwezen wordt.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 846]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 847]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RegisterGa naar voetnoot(1).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 848]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|