| |
| |
| |
Vergadering van 17 November 1943.
Zijn aanwezig: de HHn. L. Baekelmans, bestuurder, Prof. Dr. Van de Wijer, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de HHn. Prof. Dr. H. Teirlinck, Prof. J. Salmans, Prof. Dr. J. Muls, F. Toussaint van Boelaere, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. Van Mierlo, Prof. Dr. R. Verdeyen, F. Timmermans, Prof. Dr. A. Cornette, Emm. De Bom, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A. Van Cauwelaert, L. Monteyne, Dr. E. Claes, Prof. Dr. E. Blancquaert, Dr. W. Van Eeghem, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. De Backer, G. Walschap.
Heeft zich laten verontschuldigen: Prof. J. Eeckhout.
Het verslag van de vorige vergadering wordt goedgekeurd.
* * *
Afsterven van Dr. Otto Jespersen, Buitenlandsch Eerelid der Academie. - Op 30 April van dit jaar overleed in Kopenhagen, in den ouderdom van 82 jaar, Dr. Otto Jespersen, Buitenlandsch Eerelid der Academie sedert 1924.
* * *
Bij den aanvang van de pleno-zitting nam de Heer Bestuurder Lode Baekelmans in dezer voege het woord:
Ons Deensch eerelid, Prof. Dr. Otto Jespersen, was een van de hoogstaande taalkundigen van dezen tijd.
Hij was in 1860 geboren. Zoon van een magistraat, studeerde hij eerst in de rechten aan de Universiteit te Kopenhagen. Van jongsaf echter had hij een bijzonderen aanleg voor de talen vertoond. Na zijn examens in de rechten te hebben afgelegd, volgde hij de universitaire lessen in de Engelsche en Fransche talen, in de phonetiek en in de algemeene taalkunde. Hij bezocht buitenlandsche universiteiten, vooral in Engeland en Frankrijk.
| |
| |
Hij doctoreerde te Kopenhagen in 1891 met een thesis over de Engelsche Spraakkunst. Twee jaar nadien werd hem door de Universiteit te Kopenhagen den leerstoel toevertrouwd in de Engelsche taal. Maar geen vak van de taalkunde bleef hem vreemd in zijn lang en vruchtbaar leven. Aan het grootste en essentieelste deel van het uitgebreide arbeidsveld heeft hij de hand gelegd en daar overal de sporen van zijn scherpzinnigen geest gelaten. Zijn werken over het Engelsch, de phonetiek, de algemeene taalkunde staan onder de meest gezaghebbende bekend. Noch het nationaal, noch het sociaal, noch zelfs het internationaal aspect van de wetenschap waarvan hij zijn levenstaak had gemaakt, ontsnapten hem. Van 1883 af nam hij een aanzienlijk deel aan de hervorming van het onderwijs in de Deensche scholen en schreef schoolboeken die zelfs in den vreemde hun invloed lieten gelden. Hij was ook voorstander van een internationale taal, werd lid van de Commissie diehet Ido samenstelde, en construeerde zelf een nieuwe internationale taal, het Novial, waarvan hij een lexicon uitgaf.
Jespersen werd in 1924 tot Eerelid onzer Academie verkozen. Hij was dit voor ons in den volsten zin van het woord. Zijn naam in de lijst van onze leden te mogen opnemen was ons een bijzondere eer. Zijn overlijden is een rouw voor de wetenschap en voor zijn vaderland. Ook voor onze Vlaamsche Academie die hem met den diepsten eerbied zal blijven gedenken.
* * *
De Hr. Bestuurder wenscht nu het woord te richten tot eenige collega's in 't bijzonder:
Het is de gewoonte geworden, zegt hij, bepaalde verjaardagen te herdenken en het getuigt van een goede academische collegialiteit om bij deze gelegenheid onze leden niet te vergeten. Het academisch jaar 1943 en vooral de maand November is rijk aan dergelijke mijlpalen.
Prof. Dr. Van de Wijer werd op 16 dezer 60. Ik herhaal hetgeen ik elders reeds schreef: Dat wij hem zeer waardeeren en hem van harte gelukwenschen. In uw aller naam sloot ik me aan bij de hulde hem gebracht tijdens den terugblik op een welgevulde loopbaan.
Een paar dagen vroeger, op 7 dezer, vierde Prof. Dr. Carnoy
| |
| |
zijn 65n verjaardag. De stille bescheiden geleerde heeft wellicht gemeend dat hij ons, evenals den tijd die niet stilstaat, zou kunnen verschalken. We zullen het niet aan het klokzeel hangen, maar een genegen woord onthouden we hem niet.
De Eerw. Pater Van Mierlo heeft het waarschijnlijk uit het oog verloren dat hij op 28 November vijf en zestig wordt. Hij denkt immers enkel aan menschen uit de Middeleeuwen en vindt geen moment voor een Eerw. Pater van dezen tijd. Bij voorbaat bieden wij hem onze oprechte gelukwenschen aan.
Tenslotte, een woord aan collega Emmanuel De Bom, dien het Bestuur in uw aller naam op 9 November heeft mogen feliciteeren. Het treft wel, dat het mij vergund is den 75-jarigen fleurigen Sinjoor toe te spreken. Haast een halve eeuw heb ik, naar grilligheid van toeval en omstandigheid, in dezelfde stad, in hetzelfde beroep, Emmanuel De Bom parallel in het leven vergezeld. Nog vóór het verschijnen van de tweede reeks van ‘Van Nu en Straks’ dateert onze kennismaking. Een jong, blond literator, die reeds heel het schrijvende Vlaanderen kende, troonde in de Stadbibliotheek van Antwerpen en ontmoette een zestienjarigen atheneumleerling die geplaagd werd door Juffrouw Muze en Mijnheer den Prefect! Spoedig brachten haven en schipperskwartier hen bijeen en samen deden zij ontdekkingstochten onder het kleurig en eigenaardig volk van deze buurt. Elk zag de menschen en de dingen met eigen oogen.
Streuvels heeft eens van De Bom getuigd, dat hij de eerste briefschrijver in Vlaanderen is. Ik - althans het Museum van de Vlaamsche Letterkunde - bezit nog een paar brieven van dien tijd, waarin De Bom aan den knaap inzicht poogt bij te brengen en van zijn schrijversondervinding wil laten profiteeren.
Met verteedering denk ik terug aan de lang vervlogen dagen, toen we samen langs dok en kaai dwaalden, op zoek naar de atmosfeer voor Wrakken.
Het leven is als een droom aan ons voorbijgegaan. Soms werden we samengebracht, andermaal van elkaar afgedreven, want elk ging immers zijn eigen weg.
Nu is het ons vergund terug te blikken. Het leven is zeer, zeer schoon geweest, maar toch anders dan dat wij het bedacht hadden.
Collega De Bom, gij hebt het voorrecht op uw leeftijd nog jongen werklust te bezitten en een voortreffelijke gezondheid
| |
| |
te genieten. Wat door U op velerlei gebied werd geschreven, zal in het licht worden gesteld in de Bibliographie van en over uw werk, die de Koninklijke Vlaamsche Academie als blijvende herinnering aan uw 75n verjaardag besloot uit te geven.
Waarde Collega's, ik wensch U allen nog vele vruchtbare jaren.
| |
Mededeelingen namens de Commissies
I. - Bestendige Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
P. Van Mierlo, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. Cuvelier, Van Mierlo (secret.), Toussaint van Boelaere, Salsmans, Van de Wijer, Baekelmans, (voorz.), De Bom (ondervoorz.), Timmermans, A. Van Cauwelaert, Claes.
Hospiteerende leden: de HHn. Baur, Goemans, Lindemans, Van Eeghem, Walschap, Monteyne, Carnoy, Muls, en ons Binnenlandsch Eere-lid Van de Velde.
Op de agenda staat: 1o Vernieuwing van het Bureau der Commissie voor 1944. - Worden verkozen: de HHn. Em. De Bom tot voorzitter; Toussaint van Boelaere, tot ondervoorzitter; P. Van Mierlo tot secretaris.
Over de Bibliographie van en over Emm. De Bom door Paul van Tichelen worden verslagen uitgebracht door de heeren Monteyne en Baekelmans. Ze zijn beide gunstig. De Bibliographie zal dus door de Academie worden uitgegeven.
2o De portretten van Jan van Eyck. - Lezing door Prof. Dr. A.H. Cornette, lid der Academie.
Spreker onderzoekt waarom de portretten van Jan van Eyck een buitengewoon verschijnsel zijn in de westersche kunst; hun uitzonderlijkheid kan niet volledig begrepen worden zonder de esthetische appreciatie te volledigen door vergelijkende critiek.
Spr. weidt uit over het mysterieus karakter door hun plotselinge verschijning en isoleering in de Nederlandsche kunst.
| |
| |
Hij ontleedt de originaliteit in het algemeen en de beteekenis van de bestanddeelen der physionomie. Zich richtend naar de chronologie van Max J. Friedländer, analyseert hij de portretten historisch, zoover de wetenschap het toelaat biographisch, en esthetisch, te rekenen met den Man met de Anjer tot het portret van Margareta van Eyck, en weidt bijzonder uit over de meest bekende, zooals dat van Timotheus, het dubbelportret van Arnolfini, Nicolas Rolin, Kanunnik van der Paele, Judocus Vijdt, Boudewijn de Lannoy. Vervolgens vergelijkt hij de kunst van van Eyck met die van Antonello van Messina en zet uiteen hoe de kunst van van Eyck verschilt van zijn tijd - en landgenooten. Allereerst van der Weyden, vervolgens Petrus Christus, Dirk Bouts, Memlinc, Quinten Metsys en Joos van Cleve, om met Huizinga te besluiten, dat in de portretten van J. van Eyck ‘het wonder ligt van de tot den bodem gepeilde persoonlijkheid en dat zij de diepste karakterschildering zijn die mogelijk is’.
| |
II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.
De Hr. L. Monteyne, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HHn. Goemans, Muls, Verdeyen, Grootaers (ondervoorz.), Cornette (voorz.), Carnoy, Monteyne (secret.), Grauls, Blancquaert, Van Eeghem, Baur, De Backer, Lindemans, Walschap.
Hospiteerende leden: Prof. Dr. Vande Velde, Binnenlandsch Eerelid, Prof. Dr. van de Weyer, Em. De Bom, L. Baekelmans.
Op de agenda staat: 1o Vernieuwing van het Bureau der Commissie voor 1944. - Prof. Dr. Lud. Grootaers, wordt tot voorzitter, Prof. Dr. Carnoy tot ondervoorzitter der Commissie verkozen. De Hr. Lode Monteyne blijft het ambt van secretaris waarnemen.
2o Is ‘Joos’ een Germaansche naam? - Lezing door Dr. J. Lindemans, lid der Academie. (Zie verder in deze aflevering, blz. 791).
| |
| |
3o Brief van Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde van wege de ‘Gemengde Commissie voor Technische Terminologie’.
In dezen brief wordt voorgesteld de tot stand gekomen lijsten van technische termen voor te leggen aan de commissies van de twee Academies, welke zich met de studie van het vraagstuk bezighouden. Prof. van de Velde stelt voor de Commissies te laten vertegenwoordigen door een administratief persoon, die alle documenten centraliseeren zou. In den brief word verder nog aangedrongen op samenwerking met de Nederlandsche Academie van Wetenschappen. Gunstig advies wordt uitgebracht over al deze punten na een gedachtenwisseling waaraan de HHn. Goemans, Grauls, Muls en Grootaers deelnemen.
| |
Dagorde.
1o Verkiezing van den Bestuurder en den Onderbestuurder van de Academie voor het jaar 1944. - De Heer Prof. Dr. H.J. van de Wijer, uittredend Onderbestuurder, wordt tot Bestuurder, de Heer Lode Monteyne, lid, tot Onderbestuurder verkozen.
2o Lezing van den Prof. Dr. J. Muls: De beteekenis van ‘Van Nu en Straks’ in de evolutie onzer literatuur. De Heer Bestuurder wenscht spr. geluk met zijn lezing die in den bundel ‘Van Nu en Straks’ (Reeks 8, nr. 1 van de academische publicaties) zal opgenomen worden.
|
|