Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1943
(1943)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het Hygiasticon van Leonardus Lessius
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het is in dit opzicht dat ik wensch in deze mededeeling het Hygiasticon en zijn vertalingen te bespreken, met de drie oorkonden die in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Gent berusten en te mijner beschikking werden gesteld.
K. Van SullGa naar voetnoot(3) heeft een uitgebreide levensschets over Leonardus Lessius geschreven; in 22 hoofdstukken worden het leven van de kinderjaren tot het overlijden met piëteit en bewondering geschetst en het werk volledig besproken. In het hoofdstuk VI waarin over den ziekelijken toestand van Lessius wordt gehandeld komen eenige inlichtingen over het Hygiasticon voor; lichamelijke oefeningen, beschreven onder de benamingen Schiamachia (tegen schimmen vechten), en Vectis (stok) zijn voor Lessius beter dan het wandelen, omdat de borst- en rugspieren worden ontwikkeld en de gewrichten van overtollig vocht ontlast. Het Hygiasticon verscheen in eerste uitgave in 1613, met de goedkeuring van Geeraart de Villeers, hoogleeraar in de geneeskunde; Frans Sassenus, doctor in de medicynen, looft het boek in latijnsche verzen. Van Sull beschouwt het Hygiasticon vooral als een geschrift van morale strekking: ‘Wij vermelden slechts terloops het vermaarde Hygiasticon, waar de schrijver bij medicale raadgevingen overwegingen van zedelijken aard voegt, en daarom meenen wij het Hygiasticon onder de werken van moraal te mogen rangschikken (p 200).’ Niets is juister. Het belet echter niet dat het boek een duidelijk geneeskundig belang bezit, hetgeen zijn waarde niet vermindert, wel integendeel. Niet alleen het boek, doch de schrijver zelf werden in den tijd geraadpleegd: Van Sull vertelt dat Lipsius, die tevens met Lessius bevriend was, en evenals hij een wankelende gezondheid had, veel ‘vertrouwen in de wetenschap van den Jesuïet-dokter’ had, en dat hij gaarne zijn raad volgde (p 166). Joh. Van Beverwyck in zijn Schat der GesontheytGa naar voetnoot(4) (Am- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sterdam 1643, p 45) noemt Lessius: ‘Andere die op desen trap der Gesontheyt niet geklommen en zijn, ofte die van nature swack, graveeligh, gichtigh, ofte eenige ander quelling onderworpen zijn, moeten wel met gestadige sorghvuldigheyt onse regulen waer-nemen, en̄ volgen het verhaelde exempel van Herodicus, ende andere; als oock van een Venetiaens Edel-man Lodewijck Cornaro, ende den welgeleerde Leonardus Lessius, die beyde in openbare schriften van haer selven getuygen, dat sy van naturen swack ende sieckelick zijnde, ende oogh-schijnelijck om haest te sterven, nochtans door goede orde te houden tot een hoogen ouderdom geklommen zijn.’ Handelende over de matigheid, schrijft Van Beverwyck verder (p 733): ‘Wy zullen wat nader komen met een ander exempel. Een deftigh Venetiaens edelman, Lodewijck Cornaro, als hy noch jong zijnde seer sieckelick ging, werden by de Geneesmeesters geoordeelt haest te moeten sterven, by aldien hy geen nauwe ende scherpe maniere van leven en hiel. Welcke vermaninge hy wel ter herten nemende, pasten op alles, 't welck sijn gesontheyt aen-ging, soo naeu, dat hy selfs alle sijn spijse ende dranck's middaghs ende 's avonts dede wegen, ende die maet in 't minste nimmermeer te buyten ging. Ende hy, die anders geschapen was, jong te sterven; quam met de voor-seyde maniere van leven tot den hooghsten ouderdom. Doen hy dit selve in Italiaens beschreef ('t welck in Latijn over-geset is van den hooghgeleerden Lessius, ende by sijn Hygiasticon te Antwerpen gedruckt) was hy al in de tachtigh jaer.’ Mackenzie die ons een boekGa naar voetnoot(5) over de geschiedenis der | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gezondheid heeft geschonken, heeft niet nagelaten de verhandelingen van Cornaro en van Lessius, gunstig met een paar opmerkingen te beoordeelen. Het gansche hoofdstuk XIV (pp 244-255) wordt aan die twee verhandelingen gewijd. Na Lodewijk Cornaro letterlijk aan het woord gelaten te hebben herinnert Mackenzie dat de geleerde Jesuite van Leuven na de nauwkeurige bepaling van de soberheid gegeven te hebben, vier grondregels voor de gezondheid heeft opgesteld, - de eerste dat eten en drinken noodig zijn om de krachten van het lichaam te herstellen, en niet om het lichaam te overladen, - de tweede, dat de hoeveelheid voedsel in verhouding moet zijn met de toestanden waarin het lichaam verkeert, - de derde dat de voedsels tot de gewone moeten behooren, waarvan de ervaring heeft geleerd dat zij normaal voor de voeding geschikt zijn, - de vierde, dat de keus der voedsels niet van uiterlijke eigenschappen moet afhangen, doch wel van de eigenschappen die zij na de vertering zullen gekregen hebben. Als opmerking meent Mackenzie dat in de voeding meer dient gedronken dan geëten te worden, en niet evenveel drank als voedsel, en dat de raadgevingen voor zwakke individuën niet kunnen dienen. In de inleiding van het boek (p XXXVII) stelt Mackenzie, sprekende over de priesters die de matigheid hebben aanbevolen, het werk van Lessius boven deze van Paus Johannus XXI (Petrus Hispanus) en van Cardinaal Vitalis de Furno: ‘peut-être n'y a-t-il guère de meilleur ouvrage sur les fruits heureux de la tempérance, que l'Hygiasticon du Jésuite Lessius’. In zijn schets over Lessius schrijft de RamGa naar voetnoot(6) slechts weinig betreffende het Hygiasticon (pp 203-204): ‘Cet ouvrage, réimprimé différentes fois, est précédé d'une épitre dédicatoire, du 1 juillet 1613, à Rombaud Colibrant, prévôt de Postel, et porte les approbations les plus flatteuses de trois professeurs de la faculté de médecine de Louvain, les docteurs Jean Gauthier Viringus, Gerard de Vileers et François Sassenus... L'Hygiasticon de Lessius, avec le traité de Cornaro, a été traduit en plusieurs langues, et on en compte jusqu'à cinq différentes traductions en français. On publia à Paris en 1702, un Anti-Cornaro | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
qui peut être considéré comme un Anti-Lessius. Ce livre critique la sévérité du système de Cornaro et de Lessius, qui cependant admettent que le même régime ne convient pas à tous les tempéraments et que la nourriture doit-être appropriée aux forces digestives de l'estomac de chaque individu.’
De volgende bibliographie over het Hygiasticon werd verzameld met de oorspronkelijke stukken, met de catalogussen der Bibliotheken van Gent, Brussel, London, Parijs, en met: [1872]. Bibliothèque des Ecrivains de la Compagnie de Jesus ou Notices Bibliographiques 1o De tous les ouvrages publiés par les membres de la Compagnie de Jesus depuis la Fondation de l'Ordre jusqu'à nos jours, 2o Des apologies, des controverses religieuses, des critiques litteraires et scientifiques suscitées à leur sujet. Par Augustin De Backer de la Compagnie de Jesus, avec la collaboration d'Alois De Backer et de Charles Sommervogel de la même Compagnie. Nouvelle édition refondue et considérablement augmentée. Tome Deuxième H-Q. Liége chez l'Auteur A. De Backer, Collège S. Servais. Lyon, chez l'Auteur C. Sommervogel Place de Fourvieres 8. MDCCCLXXII (39.8 × 27.5 cm, 2214 Col., Art. Lessius (Leys) + Col 720-729, Bi Un Gent 5 C 4). | |||||||||||||||||||||||||||||||
II. Hygiasticon (1613)[1613]. Hygiasticon / Seu / Vera Ratio / Valetudinis Bonae / et Vitae / Vnà cum Sensvvm, ivdicii, / & Memoriae integritate / ad extremam senectutem cōseruandae: / Auctore Leonardo Lessio / Societatis Jesv Theologo. / Opdracht aan pater Rumoldus Colibrant, waarin diens twee broeders Georgius en Joannes worden genoemd, en geteekend: ‘Lovanii, Kal. Julii. MDCXIII.’ De goedkeuring ‘Superiorum’ is ook geteekend uit Leuven ‘Lovanii, anno Domini MDCXIII. 11 Junii’ door Guilielmus Veranneman. ‘Provincialis Soc. Iesu | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in Provincia Flandriae’. De keurende censor was Guilielmus Fabricius Nouiomagus, Apostolicus & Archiducalis librorum censor. Het privilegium van de aartshertogen Albertus en Isabella draagt als dagteekening: Bruxellae, XXV Junii, MDCXIII. Niet alleen door zijn orderoversten en door de regeering wordt de verhandeling goedgekeurd, doch ook door de faculteit: Gerardus de Vileers, Med. Doctor, & professor ordinarius, bevestigt de waarde van het boek op geneeskundig gebied. En de inleiding eindigt met een paar Latijnsche gedichten, het eerste van den geneeskundige Fr. Sassenus, het tweede van pater Hermannus HugoGa naar voetnoot(7), van dezelfde Societeit Jesu. In Rdi admodum Patris Leonardi Lessii tractatum de Sobrietate.
Vitam quod faciat beatiorem,
Affectusque animae quietiores
Victus parcior, & sine arte mensa,
Isto Lessius astruit libello,
Tam viuis rationibus, modisque,
Parum ut sobrius integraeve mentis
Credi debeat, & gulae minister,
Quisquis negligit hunc modum fugandi
Morborum genus omne, & impotentis
Compescendi animae vagos furores.
Annon Siluicolae prioris aeui
Hoc victu tenui leuique, sani
Degerunt placidissimam senectam?
Quin & Lessius ipse per tot annos
Afflctus grauiter, nihil parumue,
Sic viuendo, molestiora sentit
Accidentia, nec remittit umquam
Ad commune bonum impiger labores:
Tantum cura potest & ars diaetae.
Franciscus Sassenus Med. Doctor.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ad R.P. Leonardum Lessium de Suo hoc Libro.
Centum Decembres senibus indulsit Deus
Vixisse multis, rara quae nunc gratia est.
Sed copioso tot senum e numero tamen,
Vix numerus est, mihi crede Lessi, tantulus,
Quantus fuisse fertur in Nili ostiis,
Centum nitentes qui sine nebulis dies,
Centum per annos integros, aspexerit.
Quae caussa? sic ne Solem & aestiuum frequens
Aquae volantis horror obnubit diem?
Non illa, Lessi, caussa tam grandis mali est:
Sed venter extra sobriae vitae orbitam
Effusus, appetentiâ immodici cibi,
Plerumque Solem mentibus suum eripit,
Rationis ipsum crapulâ obtundens iubar.
O misera vitae tam bonae dispendia!
Vt praestet ad laudandam amussim viuere,
Quam pauculis doctisque, Lessi, chartulis
Ex arte scriptis explicas Machaonis.
Tum nempe veram pura mens lucem adspicit,
Et absque faece, limpido fruitur die:
Et, seu quietam se libris velit abdere,
Seu magna coeli permeare moenia,
Et se beatis applicare mentibus,
Nullo tenetur illigata compede.
O gratae longi temporis compendia!
Sic viuere, dies mauelim centum aut minus;
Quam lustra centum tota alia vel amplius.
Hermannus Hugo Soc. Jesv.
‘Hygiasticon seu vera ratio valetudinis conservandae’ (pp 1-73) wordt verdeeld, niet in hoofdstukken, wel in 66 paragraphen, die in de Vlaamsche versie worden teruggegeven. [1614]. Hygiasticon / seu / Vera Ratio / Valetvdinus Bonae / Et Vitae / unà cum sensvvm, ivdicii, / & memoriae integritate / ad extremam senectutem cōseruandae; / Auctore Leonardo Lessio / Societatis Iesv Theologo. / | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze tweede uitgave, slechts een jaar na de eerste verschenen, verschilt van de eerste slechts door de woorden Editio secunda en het jaartal. De pagineering loopt door van het begin af, terwijl pp 127 - 18 = 109 den zelfden tekst dragen. Op p 15 werd een goedkeuring bijgevoegd van Franciscus Sassenus Med. Doctor, den zelfde die op de volgende bladzijde als gelegenheidsdichter voorkomt, waarin aan de sanitate tuenda van Galenus wordt herinnerd en de raadgevingen van den schrijver om op een hoogen leeftijd te geraken worden aanbevolen. In die tweede uitgave hield Sassenus dus eraan op de waarde van Lessius' boek aan te dringen. [1623] Hygiasticon / seu / Vera ratio / Valetudinis bonae / Et vitae / unà cum sensvvm, ivdicii, / & memoriae integritatae / ad extremam senectutem coseruandae: / Auctore Leonardo Lessio / Societatis Iesv Theologo. / Zelfde tekst als 1613; worden echter bijgevoegd, op het titelblad, de melding Editio tertia, op p 13 een approbatio van Ioannes Walterius Viringus Medicinae Doctor & Professor, en op p 15 een approbatio van Franciscus Sassenus Med. Doctor, aldus zooals bij de uitgave van 1614. 1626. Hygiasticon seu de vera ratione valetudinis bonae, et vitae una cum sensuum, judicii et memoriae integritate, ad extremam senectutem conservandae. Subjungitur Tractatus Ludovici Cornari Veneti eodem pertineus, ex Italico in latinum sermonem ab ipso Lessio translatus. In: Leonardi Lessii Societatis Jesu Theologi Opuscula quibus pleraque Sacrae Theologiae Mysterio explicantur, et vitae recte instituendae praecepta traduntur, ab ipso Auctore, paulo ante mortem, varie aucta et recensita. Antverpiae, ex officina Plantiniana, apud Balthasarem Moretum, et Viduam Ioannis Moreti et Jo. Mensium 1626 (fol, 921 pp., aldaar pp 801-921). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Er blijken 10 latijnsche uitgaven te zijn:
Ik vond aldus 10 of 11 latijnsche uitgaven, waarvan drie door mij werden gezien. Opvallend is het bestaan van 3 uitgaven die zich 3e uitgave noemen: Milaan 1615, Milaan 1616 en Antwerpen 1623. De twee uitgaven 1615 en 1616 kunnen wellicht dezelfde zijn, door een vergissing in de bibliographie omtrent het jaar van uitgave; 1615 schijnt echter een meer vertrouwbare inlichting te zijn, omdat zij in den catalogus van de Bibliothèque nationale te Paris voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
III. De Schat der Soberheid (1747)[1747]. De/ Schat/ der/ Soberheid;/ Of/ Bequame middel tot onderhou-/ding der gezontheit, en bewaring van / de volkomenheit der zinnen, van / 't verstant, en van de geheugenis / aan d'uitterste ouderdom; / Door Leonardus Lessius / Godgeleerde. / Een titelprent verbeeldt een grijsaard aan tafel, terwijl een bediende het rantsoen weegt; onderaan de woorden: Ludovicus Cornarus. ‘Niet om te eeten, maar om te Leven’ (eeten zonder, Leven wel met een hoofdletter). De opdracht aan pater D. Rumoldus Colibrant, Proost van Postelle, is geteekend uit Leuven, op ‘d'eerste dag van Hooimaant, in 't jaar MDCXIII. In de opdracht verklaart Lessius dat hij geen voornemen heeft een geneeskundig geschrift in het licht te zenden; in zijn hoedanigheid van theoloog richt hij zich vooral, op godsdienstig terrein, tot de geestelijken en desen die zich geheel tot de bezigheden van den geest hebben overgegeven. De heilige soberheit, zooals Schr. dat noemt, is en voor het lichaam, en voor de ziel aan te prijzen. De verhandeling wordt gevolgd door deze over hetzelfde onderwerp, geschreven door Ludovicus Cornaro uit Venetië. De soberheid van pater Rumoldus Colibrant wordt geprezen, alsook deze van zijn broeder, vader Georgius Colibrant, wien Lessius sedert reeds veertig jaren onder zijn vrienden telt, en deze nog van een anderen broeder, Johannes Colibrant. Daarop volgen een aantal Nederlandsche gedichten of liever gelegenheidsstukken in verzen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op de Heylsame anrading, tot Matigheyd in spijs, en drank, in eygen voorbeeld, levendig voorgesteld, door Ludovicus Cornarus
Komt herwaarts, die gesontheyd mint,
En gaarn op aarden lang soud leven,
Cornaar, wiens Lessen gy hier vind,
Sal u daar toe anleyding geven:
Die, in sijn voorbeeld, klaar betoont,
Hoe maet in spijs den eeter loont.
Hy, die, door wellust weg-gerukt,
Ten ouderdom van veertig jaren,
Van siekt', en zwakheyd, wierd gedrukt,
Komt u een middel openbaren,
Waar door hy quaal en pijn ontvlood,
En lang bevrijd bleef van de dood.
Een middel, 't welk niet diep en leyd,
Waar na men angstig hoeft te soeken,
Of, 't geen by stukken wijd verspreyd,
Gehaalt moet worden uyt veel boeken;
Maar 't geen elk mensche by sig draagt,
Die slegs sig selfs in 't goed behaagt,
Dan eet- en drink-lust maat, en wet,
Door redens overleg, te stellen,
Is 't geen, 't welk hier de palen set,
Waar binnen 't lijf, bevrijd van quellen,
Het walgig bitter kan ontvliên,
't Geen artz, en apotheker, biên.
Wat waerder quellust weg geruymt,
Al eens na waerde wiert begrepen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe matigheyd 's vleeschs lusten schuymt,
Die so veel onheyl na sig slepen;
Waer door se menig, afgedwaelt,
Ontijdig, dwaes, ten grave daelt!
Maar, ach! wat nood, so 't slegste deel,
Dat dog van selfs neygt tot verderven,
Door 't schendig misbruyk van de keel,
Alleen te vroeger quam te sterven:
Als niet, hier door, die, schoone Ziel
In so een byster onheyl viel.
Laet dan dese raed, voor 't lijf so goed,
Als heylsaem voor de Ziel, u strekken,
Deugd-lievend Lezer, voor 't gemoed
Een prikkel, om u op te wekken:
Op dat uw hart, van ontugt vry,
Een woonplaats voor sijn schepper zij.
Galenus Abrahamsz.
Op de Schat der Soberheit, beschreven, en voorbeeldelijk bevestigt, door Lodewyk Kornarus.
Zie hier den Disch der Soberheyd,
In 't kleen eenvoudig toebereyd,
Waar aan de Spijze word gewogen;
Maar denkt niet slechts de spijs voor d'oogen,
Maer ook de spijze voor 't gemoed:
Men weegt wat voed, of niet en voed;
Men weegt de woorden, en de reden,
Die voordeel doen, of hinder deden;
Op dat men lijf en ziel bewaar.
Dat geen van beide qualijk vaar;
't Lijf quijnend', door te veel te eten,
Leert ook de ziel zich zelfs vergeten:
Des toont men u een disch-gerecht,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het geen genoeg, en goed, en slecht,
Leert men benuchterde gedachten
Het nut der Matigheyd betrachten:
Kornarus, die de tafel dekt,
Bewaart zijn ving'ren onbevlekt
Van 't smodd'rig der brasseryen,
En leert de ziel haar lust besnyen;
Door 't voordeel dats' er by geniet,
Indien zy op haar behoefte ziet:
Men nood U tweewerf dus ten eten,
Aan Ekkaarts Gastmaal aangezeten:
De Veelvraat, en de Lekkertand,
Besnoey zijn lust, of ga van kant:
Keelketeling der lekkernyen,
Die tot verzeeuwertheid gedyen,
Is hier verboden Tafelspijs;
De wijn, doorwatert, eyscht geen ys,
Die tot verkoeling word genomen,
Om tintelkilheyd te bekomen:
Maar wijn, en spijs, en 't nabanket
Zijn hier eenvoudig voorgezet,
En tot verquikking niet verboden,
Zoo veel de nooddruft heeft van noden:
Maar Klaudius verfoeybre veer,
Op dat men zich ontlast', en weer
Vervul, op zakkertjes ten lesten,
Dat houd m'er voor vervloekte pesten:
De Gulzigheid, en d'Overdaad,
Een paar dat veel te zamen gaat,
Word hier te zamen weg gewezen:
Maar Matigheid u aan geprezen.
J. Oudaan.
In een paar voetnoten wordt vermeld dat Ekkaarts betrekking heeft op een verhandeling van Johannes Trauleres, en dat Klaudius keizer Claudius is, van wien Suetonius in zijn 33ste hoofdstuk spreekt. Lof der Soberheid door het voorbeeld van L. Cornarus bevestigt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wat nut het Sober leven doet,
Tot heyl van lighaam en gemoed,
U Lessius wel uyt sal leggen,
Maar krachtiger Cornarus zeggen:
Zijn doen by 't zeggen dringt meer aan,
Om ook zijn voorbeeld na te gaan.
Zie, hoe hy door zijn spijs te weegen
Zijns lijfs gezondheyd heeft verkregen,
Niet slechts van lighaam; maar wel meest
Gezonde zinnen, ziel, en geest:
Wiens welstand niet is weg gevaren,
Maar aanwies, met zijn hooge jaaren,
Vol vrolykheyd, die hy genoot
En hem velzelde tot zyn dood.
O zoete vrucht van 't Sober leven!
Voelt gy uw lust daar toe gedreven,
Zoo weeg, als hy, uw drank en spys,
Als is 't niet op die selve wys,
Met uyterlyk gewicht, en schalen:
Stel maar uw eetlust naauwe palen;
Zoo dat gy die, om lief noch leet,
(Als voor Gods oog) noyt overtreed.
Dit 's Jesus les in 't hert bewaren:
Laat spys en drank u noyt bezwaren:
Dat maakt het lighaam niet alleen,
Maar zelfs de ziel gezond met een:
Want die zijn lusten wil verwinnen,
Moet van de Gulzigheid beginnen;
Word deze niet eerst t'onderbracht,
Vergeefs word na de Deugd getracht:
Daar Soberheid (o schat van vreugden!)
De Moeder is van alle Deugden.
De ziel, door haar, van 't aarsch ontlast,
En aan geen slaafsche zorgen vast,
Verheft zich hemelwaart na boven,
Bequaam tot Bidden, Danken, Loven.
Door Soberheyd, en het Gebed
(Welk paar zy daarom samen zet)
Kan zy den Heere staêg genaken;
Beschouwen, overdenken, smaken
Het hemelsch; en hoe overzoet
De Heer is aan het vroom gemoed!
Tot dat Hy eyndlijk haar verleene,
Dat zy door Liefd' met hem vereene.
R. Rooleeuw.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Lof der Soberheit.
Des Hemels opper-Majesteit
Met geest, met ziel, met hert, en zinnen,
Weldoende door Godsdienstigheid
Uit al zijn krachten te beminnen;
Is 't eerst en 't aldergrootst gebod:
Van God almagtig, ons geboden
Geen grooter Deugd, als Liefd tot God:
Zijn gunst aan ons zoo hoog van noden,
Zijn hulp, zijn goedheid, zijn gena
En liefd, wil hy voor weêrliefd geven,
Ja, hier een Hemel, en hier na,
Voor 't heilige en het Sober leven.
Weest sober dan en waakt met moed,
Spant t'zamen al uw magt en krachten;
Want hier door krijgt men 't grootste goed,
Dat meer als wellust is te achten
Zie dat u hart noit word beswaart,
Met veel te drinken, of te eten:
Die hier hem zelfs niet in bewaart,
Zal licht den Hemel ook vergeten;
Wijl d'overdaad de voedster is
Van alle quaad'en ondeugds vreugden;
Daar Soberheid de Moeder is
Van alle goed, en heyl'ge deugden,
O! waarde heil'ge Soberheid!
Gy zijt de doot der quade lusten,
Het leven van de deugd'lijkheid,
De rust van alle zoete Rusten,
Gezontheids aldergrootsche schat,
Geneester van meest alle qualen,
Geley-star op het heilig pad,
Het recht Compas om niet te dwalen;
Een schut voor Duivel, Hel en dood,
Een toom voor 't vleesch en slinkse treken,
Bevryster van veel last en nood,
Der Armen troost in haar gebreken,
Der Rijken steun in haren staat,
Der Vromen Burgt met dubb'le wallen,
Welk noit door list of ander quaad
Kan schielijk worden overvallen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Der ware wijzen vrolijkheid.
De voorsmaak van de rechte vreugden,
Daar d'Heiligheid, haar grond-steen leid
Van 't schoon gebouw van alle deugden,
Van 't kostelijke schoone huis,
Daar God de Heere wil inwoonen;
Al schijnt dit maar een arme kluis;
De weereld kan gen beter toonen:
Vereert door d'hoogste Majesteit,
De Heer van Hemel en van Aarden,
Met d'heilige Vernoegsaamheid,
En schoon kleenood zeer hoog van waarden:
Dit alderrijkste puik Juweel
Gaat alle weeld'en schat te boven;
Vernoegsaamheid is meer als veel,
Dit vind men noit in Princen hoven:
Geen Koning zoo gelukkig leeft,
Dat hy hem kan uit d'onrust winden,
Hoe groots wellustig hy 't ook heeft,
Hy kan 't vernoegen nergens vinden,
De Heil'ge Soberheid alleen
Kan rust by 't vrome leven voegen,
En maken ons met God, als een;
Wat is'er grooter vergenoegen!
Wat is'er herelijker schat!
Dit is het Paradijs van weelden,
Dat alle heil in zich bevat,
Wat kan men grooter goed inbeelden!
Dit is een Hemel op der aard,
En zoet vertrek van onze zinnen,
Waar door de geest by d'Engelen vaart,
Om God volmaakt'lijk te beminnen.
Hy word God aldernaast gelijk
Die minst van 't aardsche heeft van noden.
Dus dringt men in het Hemelrijk,
Tot spijt van al de aardsche Goden.
Dus sterft men zonder ziekt of pijn;
Dus gaat men door in 't eeuwig leven,
Om by God onzen Heer te zijn,
Die ons het leven heeft gegeven.
D. Velius.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op de Schat der Soberheit door L. Lessius, en L. Cornarus
Begerig mensch, om lang te Leven
Op deze wereld, en daar naar,
Hier zijn u Lessen voorgeschreven,
Door Lessius, en door Cornaar.
Zoo gy uw lusten nu wilt voegen,
Na 't voedsel, door haar toebereit,
Gy zult met haar u vergenoegen,
In haaren Schat der Soberheit.
Laat dan aan al de wereld blijken,
Dat gy door deese Moeder-deugd,
U zelven daagelijx wilt verrijken,
Zoo lang als gy hier Leven meugd.
Leeft niet alleenig om te eten,
Maar eet op dat gy levend blijft:
Wilt noyt de Matigheyt vergeeten,
Die alle overdaad verdrijft.
Wil hierom niet veel goed op leggen,
Gelijk die rijke, dwaase mensch,
Die tot zijn Ziele quam te seggen,
Eet, drinkt, zijt vrolijk, na uw wensch:
Dewijl hem God de Heere zeyde:
Gy dwaas, in dese zelve nacht
Uw lijf, en Ziel van een zal scheyde;
Waar blijft uw goet zoo onverwacht?
Ziet hoe dat zulke buyk-dienaren
Gelijk als deesen rijken dwaas,
Ontijdig in de aarde varen,
En worden zelfs een wormen aas.
Wilt tegen quade lusten streven;
Brengt Lijf, en Ziel in geen gevaar,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Zoekt gy in beide lang te leven?
Leeft na het voorbeeld van Cornaar.
Uw lighaam wilt de spijs toe wegen,
En houd ook in het drinken maat;
Al was het schoon tot meer genegen,
Volgt desen wijsen Doctors raad:
Hy was in dese Kunst ervaren,
Die hy ook zelver heeft beleeft,
By na een tal van hondert jaren,
Gelijk hy ons geschreven heeft.
Welaan, doorleest zijn Lessen, schrander,
En doet gelijk hij heeft gedaan;
't Was jammes dat een Nederlander,
Moest wyken voor een Italjaan.
Elk wachte zich voor deze schande,
En trachte na deselve eer,
Dat zijnen naam in alle landen,
Mach leven, bij dien wijzen Heer.
S. Feitama.
Op de Schat der Soberheit van L. Cornarus.
Dit leven, door veel ramp bestreen,
Dat oogenblikken aan een:
Van duizent zorgen aangerant,
Die 't haastig rukken uit zijn stant,
Dat, hoe ontzachelijk en groot,
Gestadig worstelt met de dood,
Wert tot den hoogsten trap gebracht.
Deur Soberheit, haar deugt en kracht;
Want deze slijt het slijm der maag,
En maaktze tot het voedzel graag,
Daar genen damp van overschiet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Waar van het lichaam quaat geniet;
Maar, houdende haar nodig zuur,
Werkt zy ten dienste van natuur,
En doet het reets ontstelde bloet
Verhuizen, op gelijken voet.
Dit maekt, die hooge jaren heeft,
Wat hy noch rad en vrolijk leeft.
Dunkt u dit, Lezer, niet te klaar,
Volgt slegts het voorbeelt van Cornaar,
En staat u d'ondervinding aan,
Bedankt dien schrandren Italiaan.
A. Jansen.
Op de Schat der Soberheit door L.L. en L. Cornarus
Die 't leven en 't wel leven kend,
Sig ook tot Soberheit gewend,
Al was 't alleen, omlaag te blyven,
Gesond, en welgesteld van geest:
Want die daar in op 't aldermeest,
Den swakken mensche doed beklyven.
Laat imand zijn gesond van lijf,
Kloekgeestig in al zijn bedrijf,
Maar slof in soberheit te pleegen;
Sig laatende in tot gulsigheit,
Onmaat en onerdaadigheit;
Zijnde om sijn sterkte nooit verleegen.
'k Kan sekerlik niet dueren lang,
Of 't soete leven wort hem bang,
Door siekte en veelderleye plaagen;
Die de onmaat hem brengd op de baan,
Waar door hy dan sig vind verraan,
In haar bedekte en boose laagen.
De Soberheit in tegendeel,
Bewaart die beide in haar geheel,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Den geest gesond in 't lichaam 't samen;
Wilt gy hier meer bewijsen voor,
So leest dit boekje door en door;
Cornaar insonderheit met namen.
Hier vind gy met goed onderscheit,
En reeden, en bevindlijkheit,
Wat kond gy billijkx meer begeeren?
Voeld ge u dan overtuygt daar door,
So volgd dien Man op 't selve spoor;
Want de ondervinding sal best leeren.
Siet hier 't geen Soberheit wel kan,
En self een swak en teder man.
Wat meenje, is dan niet wel te wagten
Dat sou geschien, in zulken mensch,
Wiens geest dat vaardig is na wensch,
En 't lichaam mede sterk van kragten.
Voegd ook hier by 't geen God ons hiet,
En veelmaals in sijn woord gebied;
Daar sult gy 't ook soo even leesen:
Juist niet te bruyken wigt en maat
Gelijk Cornaar: maar overdaat
Te vlien, en nugteren te wesen.
Is 't wonder! want daar wort belooft
(Aen sulken mensch die dit gelooft,
En handhaaft nevens andre deugden,)
Een leven, niet alleen van tijd,
Maar ook als dat ons gansch ontglyd,
Een eeuwig leven vol van vreugden.
Wel aan dan die Beminnaars zijt
Van de eeuwigheit en van de tijd:
Laat Soberheit u welbehaagen:
Behoudse als een teer groot kleynood
En artny tegen sonde en dood,
Gy sult 't u nimmermeer beklaagen.
J.D. Bakker, M.D.
Aan de overzijde van p 1 prijken de volgende woorden: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De Soberheit,
Behoud, versterkt, vermeerd, verquikt
't verstand, 't Lichaam, Rijkdom, de ziele,
Beneemt, verderft, verteert, besmet
De Gulsigheit.
De verhandeling van Lessius (pp 1-111) is ingedeeld in 13 hoofdstukken: 1o oorzaak en oogmerk van het geschrift (p 1), 2o wat het sober leven, en welke maat van spijs en drank betamelijk is (p 7), 3o zeven regelen die tot de maat behooren (p 15), 4o antwoord op eenige twijffelingen en opwerpingen (p 39), 5o gemakken en nuttigheden door de soberheid geschonken, alsmede beschutting tegen ziekten (p 50), 6o bescherming tegen uitwendige oorzaken en ongeneesbare ziekten (p 59), 7o verlenging van het leven en verhooging van vlugheid en behendigheid (p 62), 8o kracht en wakkerheid aan de zinnen geschonken (p 75), 9o verzachting der hartstochten (p 78), 10o bewaring van het geheugen (p 85), 11o verhooging van het verstand (p 88), 12o vermindering der sexueele hartstochten (p 97), 13o de matigheid brengt geen lasten mede, de onmatigheid wel (p 103). In een kort overzicht (pp 109-111) worden al de voordeelen van de matigheid opgesomd: gezondheid, lang leven, wakkere uiterlijke zinnen, verzachting der hartstochten, versterking van den geest. Vooral in hoofdstuk 3, bij de uiteenzetting van zeven regelen, beweegt zich de verhandeling het meest op het hygienisch gebied. De 66 paragraphen van den latijnschen tekst worden regelmatig in kantteekening teruggegeven; het kort overzicht behoort echter alleen tot de vlaamsche versie. 1652. De schat der Soberheid; of bequame middel tot onderhouding der gezontheit, en bewaring van de volkomentheit der zinnen, van 't verstant, en van de geheugenis aan d'uiterste ouderdom; door Leonardus Lessius Godgeleerde. Met een Handeling van de Nuttigheden van 't Sober Leven; door Ludovicus Cornarus van Venetien beschreven. Voor desen uyt het Latyn vertaalt. In deze laatste druk meer als de helft vermeerdert, en uit het Italiaans overgezet. t'Amsterdam, by de Wed. Pieter Arentsz Boekverkoopster, in de Beursstraat, in de drie Raapen 1696 (in 12, 211 pp). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van de nuttigheden van 't sober leven, door Ludov. Cornarus. Uyt het Latyn door J.H. G[lazenmaker?] 3e druk. Middelburg 1678 in 8. (Catal. Bi Nederl. Maatsch. Bevordering Geneeskunde, niet genoemd door De Backer 1872). Er worden gewoonlijk vier uitgaven van den Nederlandschen tekst genoemd; dit getal moet op 5 gebracht worden door de aanwezigheid van een uitgave van Middelburg in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam; aldus 1652. Amsterdam, Wed. Pieter Arentsz 1652 in 12, 211 pp. 1678. Middelburg, 1678 in 12, Bi Univ Amsterdam. 1681 (of 1682). Amsterdam, Bi Univ Amsterdam. 1696. Amsterdam, Bi Un Amsterdam. [1747] Amsterdam, Steven van Esveldt, 1747 (28) + 211 + (13) pp, Bi Un Gent Acc 6454. In 1923 verscheen een vlaamsche uitgave van de hand van Pater W. Maas, onder den titel ‘Oud worden en jong blijven.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
IV. De la Sobriete (1772)[1772]. De / La Sobriété / et de / Ses Avantages, / Ou / Le Vrai Moyen de se / conserver dans une santé parfaite / jusqu'à l'âge le plus avancé. / De opdracht aan pater Colibrant in de latijnsche uitgave die letterlijk in de nederlandsche versie wordt vertaald, bestaat hier niet. In de plaats daarvan komt een ‘avertissement’ waarschijnlijk van den vertaler, doch ongeteekend, waarin de waarde van de gezondheid wordt onderstreept en de matigheid aanbevolen. Daarentegen wordt over Cornaro vermeld dat hij tot een vooraanstaande familie van Venetië behoorde; op 35-jarigen leeftijd was hij betreffende zijn gezondheid door de geneesheeren zoodanig ziek beschouwd, dat hij besloot zeer matig te leven; het gevolg was dat hij weldra de gunstige gevolgen bemerken kon en dat hij tot boven 100 jaren leefde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ten einde zijn medemenschen te dienen heeft Cornaro een verhandeling geschreven; deze schreef hij in zijn moedertaal, het italiaansch; het stuk kwam in het bereik van Lessius, wiens naam wel bekend is, die zich aan de zelfde levenswijze onderwierp, met de zelfde gunstige uitslagen, die het stuk in het latijn vertaalde en daarenboven een opstel van denzelfden aard schreef, als het ware, als een inleiding tot de verhandeling van Cornaro. Reeds ongeveer 80 jaren vóór de fransche uitgave van 1772, aldus rond 1690 verscheen een fransche versie van de twee verhandelingen; de vertaler van de uitgave van 1772 vernam echter alleen, toen zijn vertaling klaar was, dat reeds vroeger een fransche versie bestond, die moeilijk te bereiken was. Aldus kan begrepen worden dat er in de teksten een verschil bestaat. De vertaler, die wenscht zich niet te laten kennen, doet opmerken dat het boek geen echt geneeskundige beteekenis heeft, omdat het vooral tot doel heeft de gezondheid te behouden en het leven te verlengen. Eigenaardig is toch deze opmerking: ‘Et comme la perfection du Chrétien est de gémir incessamment de la longueur de son exil, et de soupirer sans cesse après un plus heureux séjour, le désir d'une longue vie ne paroît guère s'accorder avec une disposition si pure et si parfaite.’ Maar waarom ook klagen en zuchten, als het leven, ook het gezond leven, toch schoon kan zijn? En het voorbericht eindigt: ‘On doit vivre sobrement, non pour prolonger seulement ses jours, mais pour vivre à jamais....’ De verhandeling bedraagt 13 hoofdstukken, die met den nederlandschen tekst goed overeenstemmen. Het nummeren der paragraphen van de latijnsche uitgave bestaat hier niet. Er worden 9 fransche uitgaven genoemd. Ik vond inlichtingen over 15 uitgaven, tusschen 1624 en 1847, deze in 1772 te Parijs, de eenige die ik in de gelegenheid was te zien. 1624. Vray regime de vivre pour la conservation de la santé jusques à une extrême vieillesse, sans l'usage d'aucune médecine, traduction françoise par Sebastien Hardy. 2e edition. Paris G. Loyson 1624 (in 8, 200 pp, niet genoemd door De Backer 1872, Bi na Paris). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Cornare, Venitien, servant à la même fin..... l'un et l'autre traduit du latin en français par un chanoine de l'eglise metropolitaine de N.D. de Cambray, imprimé à Cambray, par Josse Laurent, imprimeur juré, 1633, avec grace et privilège (in 8). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Inhoud van het HygiasticonHier volgt de vergelijking van eenige typische uitdrukkingen en volzinnen, in de drie uitgaven, latijn, nederlandsch en fransch; de cijfers tusschen haakjes verwijzen naar de bladzijden in de uitgaven van resp. 1613, 1747 en 1772. Qui medice vivit, misere vivit (2) = de geen die naar den zin der geneesmeesters leeft, is elendig (2) = qui vit médicinalement, vit misérablement (3). Humores, qui diuturnitate non solum augentur, sed etiam putrescunt et maligniores redduntur (2) = schadelijke vochtigheden, die door de langdurigheit niet alleenlijk toeneemen, maar ook verderven en quaadaardiger worden (3) = humeurs qui s'accroissent avec le tems, se corrompent et en deviennent plus malignes (4). Vitam sobriam hîc vocamus, non solum quae modum statuit in potu, sed etiam in cibo: ita ut non amplius cibi vel potus assumatur, quam corporis constitutio in ordine ad functiones animi postulet (5) = wy noemen hier een sober Leven niet alleenlijk hetgeen dat maat in drank, maar ook in spijs gestelt heeft; ja zodanig, dat men geen meer spijs en drank nuttigt, dan de gestaltenis des lighaams behorelijk tot de werkingen van 't gemoed vereischt (8) = nous entendons ici par les termes de vie sobre, un usage modéré du boire et du manger, selon le | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tempérament du corps, et la disposition actuelle, par rapport même aux fonctions de l'esprit (12). Pituitosus (6) = fluimachtig (9); in het fransch niet vertaald (13). Ventriculum (6) = maag (9) = estomac (13). Catarrhus (8) = zinking (12) = catharre (17). Aura maligna (8) = quade lucht (12) = malignité de l'air (17). Ventris tumor (13) = zwelling van de buik (19) = enflure (30). Duo paximacia (17) = twee paximacien (25) = deux petits pains (39). Obsonium (17 en 18) = panatella (27) = potage (44). Obsonium, volgens het Lexicon latino-belgicum van Pitiscus 1771, beteekent: ‘Allerley leeftocht, spijzen of mondkost, behalven brood en wyn.’ Capiti suffusiones, nebulae, vertigines, distillationes, tusses (19) = zinkingen, dampen, duizeling, druiping der neus, hoest (29) =..... fumées, vertiges,...... toux (46); zinkingen en druiping der neus verschijnen in den franschen tekst niet. Inflatio (19) = opzwelling (30) = gonfler (48). Panatellam Itali vocant pulticulam, quae ex pane et aqua, aut carnium iusculo, simul coctis constat (20) = D'Italianen noemen panatella zekere kost, die uit broot en water, of uit vleeschzop, te zamen gekookt zijnde, bestaat (30) = Les Italiens nomment pannadeGa naar voetnoot(9) une espèce de bouillie faite de pain et d'eau, et de jus de viande cuits ensemble (49). Intima viscera (24) = binnenste ingewanden (39) = centre, c'est-à-dire au coeur (64). Sapientia in sicco residet, non in paludibus et lacunis. Unde Heraclitus: Lux sicca, anima sapientissima (27) = De wijsheit woont in 't droog, en niet in de poelen en moerassen. Heraclitus zegt dieshalven: De wijste ziel is een droog licht (43) = La Sagesse réside en un lieu sec, et non en un lieu marécageux et plein d'eau; c'est ce qui fait dire à Héraclite, que l'ame du Sage est comme une lumière sèche (68). (Aphorisme van Hippocrates) Qui cumque morbi ex re- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
pletione fiunt, eos euacuatio sanat: et quicumque ex euacuatione, repletio (34) = De ziekten, die uit zotheid spruiten, worden door lediging genezen, en de ziekten, die uit lediging voortkomen, worden door opvulling geholpen (52) = Toutes les maladies qui viennent de replétion, ne se guérissent que par évacuation: et celles qui viennent de trop d'évacuation, ne se guerissent que par le remplacement de ce qui s'est de trop évacué (83). (Galenus) Nemo morbo corripietur, qui accurate cauet ne in cruditates incidat (35) = Niemant word van ziekte aangetast, zo hy zorgvuldelijk toeziet dat hy niet in raauwigheden vervalt (54) = On ne peut tomber malade, tant que l'on evite avec soin tout ce qui peut causer des crudités (85). Ubi chylus fuerit crudus, seu maligne à stomacho confectus, et inquinatus, potius quam concoctus (Aristoteles enim μόλυνσιν id vocat non πέψιν, inquinationem non concoctionem) ex huiusmodi chylo non potest in hepate sanguinis officinâ confici probus sanguis, sed solum vitiosus (36) = Want als het gijl raauGa naar voetnoot(10) is, of van de maag qualijk gekookt, en eer bedorven, dan verteert word, (want Aristoteles noemt dit bederving, en niet vertering) zo kan uit dusdanig gijl geen goet, maar quaat bloet in de lever, de winkel van 't bloet, gemaakt worden (55) = Tant que le chyle est encore trop cru dans l'estomac, et c'est ce qu'Aristote appelle corruption, et non pas digestion, il n'est pas possible que le sang puisse purifier parfaitement dans le foie (86). Idem accidit in vulneribus, contusioriibus, luxationibus, et fracturis ossium (39) = Desgelijks gebeurt in de wonden, kneuzingen, verstuikingen, en breuken der gebeenten (60) = Il en est de même quand on se fait quelque contusion, ou qu'on se démet, ou que l'on se rompt quelque os (94). Somnia vero nihil aliud sunt quam phantasiae apprehensiones, ceteris sensibus sopitis (52) = Want de dromen zijn niets anders dan aannemingen van de voorbeelding, terwijl d'andere zinnen in slaap leggen (80) = Les songes ne sont que des impressions de l'imagination, quand les autres sens sont assoupis (118). Materiam voco copiam spermatis; causam impulsivam, co- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
piam spiritus animalis, quo sperma expellitur: causam excitantem, imaginationem rerum venerearum (65) = Ik noem d'overvloet van 't zaet de stoffe; d'overvloet van de dierlijke geest, door de welk 't zaat uitgedreven word, de voorstuwende oorzaak; en d'inbeelding van onkuische dingen d'onsteekende oorzaak (97) = J'en nomme la matière, l'abondance de celle dont les enfans sont formés dans le sein de leur mère: la cause mouvante, l'abondance des esprits qui mettent cette matiere en mouvement; et la cause excitante, les images des choses que la pudeur ne permet pas de nommer (143). Het gezonde realisme van Lessius in zijn latijnschen tekst, en in de vlaamsche vertaling teruggegeven, wordt in de fransche versie, op overdreven wijze, niet geëerbiedigd. Nam et ventrem suo pondere grauat, sanitatem perdit, morbos plurimos introducit, corpus foedum, olidum, sordidum, mu'co et excrementis plenum reddit (70) = Want zij bezwaart de buik door haar last, verdrijft de gezondheit, veroorzaakt veel ziekten, maakt het lighaam lelijk, stinkende, vuil, en vol van qualstereGa naar voetnoot(11) en uitwerpselen (105 en 106) = Elle (l'intempérance) charge l'estomac: elle cause une infinité de maux: elle rend le corps sale, de mauvaise odeur, dégoûtant, plein de pituite et d'excrémens (155). Hier aarzelt niet de fransche vertaler realistisch te zijn.
Uit dit overzicht blijkt dat Lessius een voedingsregime stelt boven het gebruik van geneesmiddelen, onder dat opzicht wel in overeenstemming met de aphorismen van Hippocrates en van de Salernaleer. Hij noemt van Helmont niet, maar hij volgt de humorale opvattingen. Het brood en bereidingen met brood worden sterk aangeraden. Als hij spreekt van cruditates, raauwigheden, bedoelt hij hier niet voedsels in rauwen toestand, wel voedsels die traag en moeilijk verteerbaar zijn; cruditates krijgt hier de beteekenis van onverteerde overschot. Het is vooral in het derde hoofddeel dat Lessius zijn stelsel der matigheid onder zeven regelen uiteenzet. De hoeveelheid voedsel moet zoodanig worden bepaald dat de bekwaamheid tot de geestbezigheid, het gebed, de bedenking en de oefening der letteren niet gestoord wordt. Worden de krachten der zin- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
nen, der inbeelding, der geheugenis verhinderd, dan is het een teeken dat de behoorlijke matigheid te buiten gaat; dan worden de hersenen door schadelijke dampen uit de maag beneveld, en er bevindt zich een overvloed van bloed in de lever, de milt en de aderen. Een zeer korte slaaptijd na een maaltijd is aanbeveelbaar, alhoewel het toch beter is zulke rust in de middaguren te vermijden. Vaddigheid, lomigheid, vermoeienis na het gebruik van spijs en drank, als men te voren frisch en wakker was, dat zijn ook teekenen van overmaat. Dan werken spijs en drank als lasten en niet tot verkwikking. Men wordt bedrogen als men denkt gedurig te zwak te zijn en aldus in de noodzakelijkheid versterkingsmiddelen te gebruiken. De maag dient alleen weder gevuld te worden, als het voorig eetmaal volledig verteerd is. Het zou gevaarlijk zijn plotseling de voedingswijze te veranderen; de matigheid wordt alleen zonder stoornissen door een trapsgewijze vermindering van de hoeveelheid voedsel verkregen; schielijke wijzigingen kunnen tot goede gewoonten geen aanleiding geven. Twaalf tot veertien oncen voedsel per dag blijkt voldoende, en evenveel drank; Lodewijk Cornaro gebruikte nooit meer en hij geraakte gezond tot een hoogen ouderdom; dat voedsel bestond uit brood, vleesch, eieren en andere toespijs. Wel hebben de heilige vaders in de wildernis niets anders dan brood en water gebruikt; de voorouders vergenoegden zich met twee ‘paximacien’ ‘welke kleine broden naauwelijks 't gewicht van een pond uitbrachten’, hetgeen overeenstemt met 12 oncen; want, zegt schrijver, een pond bestond bij de ouden uit 12 oncen, en niet uit 16, gelijk in 's schrijvers tijd. Een paximacie zou een gewicht hebben van een halve pond, of 6 oncen. Als voldoende hoeveelheid voedsel per dag zouden 6 tot 8 oncen brood met 6 of 7 oncen toespijs volstaan. Worden nu bier of wijn gebruikt, dan valt te onthouden dat deze dranken meer voedsel bevatten dan water. Als wij weten dat de oude Amsterdamsche pond een gewicht was van 494,09 gr., aldus bijna ½ kgr, dan woog de oude once (12 oncen per pond) 41,17 gr, iets meer dus dan 41 gr. De paximacie van 6 oncen woog dus 247 gr. en het dagelijksche rantsoen brood, voor een voeding met brood alleen, was 494 gr., ongeveer een halve kgr. Wat de hoedanigheid der voedsels betreft, kunnen als | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
toespijs, benevens brood, melk, boter, kaas, bier gunstig dienen. Vethoudende producten zijn trager en moeilijker verteerbaar; schrijver spreekt zich over halfgekookte en halfrauwe spijzen ongunstig uit, vooral voor ‘degenen die zich tot de boekoeffeningen begeven’. Ook dienen vermeden te worden, deze spijzen welke de ervarenheid leert ‘zinkingen, dampen, duizeling, druiping der neus of hoest aan 't hooft meebrengt, of in de maag raauwigheit, opzwelling, buikloop, snijding en steekte’ te veroorzaken; onder zulke spijzen noemt schr. slechts kool, ajuin, kaas, boonen, erwten. Een voortreffelijk voedsel is de italiaansche panatella bereid uit brood en water of vleeschsap, waaraan een of twee eieren worden gevoegd. Vleesch zelf is niet aan te raden, en wordt bij vele volkeren als het ware niet gebruikt. Verscheidenheid en verandering in de spijzen worden afgeraden, vooral omdat zij aanleiding geven tot overdreven eetlust, zoodanig dat men ‘drie of vier malen meer eet dan de natuur vereischt’. Zulke overmaat geeft aanleiding tot opzwellingen, buikloop, snijding, verstopping, pijn der nieren, steen. De smaak van spijs en drank is zeer bedriegelijk, omdat hij alleen op een zintuig werkt, hij soms een eigenschap is van stoffen die in de maag storend werken, hij aanleiding geeft tot de verscheidenheid der spijzen, hij de inbeelding verwekt en aldus de eetlust op nuttelooze wijze prikkelt. Op vele plaatsen worden de meeningen van andere geleerden of wijsgeeren ingeroepen, hetgeen de grondige kennis van Lessius bewijst: CassianusGa naar voetnoot(12), PlutarchusGa naar voetnoot(13) in zijn boek van het onderhoud der gezondheid, Disarius, MacrobiusGa naar voetnoot(14), SocratesGa naar voetnoot(15), Franciscus ValeriolaGa naar voetnoot(16), AtheneusGa naar voetnoot(17), Theo- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
phrastosGa naar voetnoot(18), PliniusGa naar voetnoot(19), tegelijker tijd met den Ecclesiasticus.
Laten wij de hoeveelheid voedsel van het aangeduid rantsoen bestudeeren volgens de moderne opvattingen in het kader der calorieën. De voedingswaarde van 1 kgr. brood is ca 2600 Calorieën; een dagelijksche rantsoen brood van 494 gr. is aldus ca 1300 Calorieën. Worden 6 of 7 oncen toespijs aan dat rantsoen bijgevoegd, dan wordt de dagelijksche voeding verhoogd; vermits deze toespijs uit brood, vleesch, eieren bestaat, voedingsstoffen met afwisselende calorieënwaarde, is de voedingswaarde moeilijk te bepalen. Wij kunnen echter een veronderstelling doen, namelijk een toespijs bestaande uit 2 oncen brood, 1 once vleesch, 1 once eieren, en 2 oncen melk, te samen 6 oncen, hetgeen niet overdreven is, vooral voor een matigen persoon. De voedingswaarde van zulk toespijs kan nu als volgt berekend worden:
In deze veronderstelling, die toch tot een gewoon gemiddelde leidt is de voedingswaarde van de dagelijksche rantsoen 1300 + 372 = 1672 Calorieën. Deze hoeveelheid is iets meer dan de waarde van de dagelijksche belgische rantsoeneering gedurende dezen oorlog: de officieele waarde is ca 1500 Calorieën. Er wordt thans aangeno- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
men dat in onzen tijd van zenuwachtig leven en overspanning van geest en lichaam, de dagelijksche rantsoeneering ca 2500 Calorieën bedraagt voor een volwassene in rusttoestand en ca 2900 Calorieën voor matigen arbeid. Deze waarden zijn te hoog voor vroegere tijden voor de meeste leden van de bevolking, te laag echter voor deze werklieden die zonder de hulp van mechanische werktuigen door stoom of electriciteit in beweging gebracht, het zwaar werk van de bouwkunde hebben verricht. De rantsoeneering door Lessius aangeduid komt wel overeen met een zeer matige rantsoeneering van intellectueelen en kloosterlingen. Geen twijfel toch dat het rantsoen van een halve kilogram, of 1300 Calorieën, onvolledig is, zelf voor de volledige rust, als dit rantsoen meer dan enkele dagen dagelijks wordt toegediend. Ten opzichte van het gebruik van rauw voedsel, heerschen thans andere opvattingen dan deze van Lessius. Wel kunnen vele rauwe producten, zooals groenten, vleesch, schelpdieren aanleiding geven tot besmettelijke ziekten, typhuskoorts, buikloop, cholera; daarentegen bevatten zij erginen, zooals vitaminen, die voor den groei van kinderen en het onderhoud van het normaal leven onontbeerlijk zijn. De moderne practische oplossing berust in het gebruik van rauw voedsel, zorgvuldig behandeld, met steriel water en met onschadelijke ontsmettingsstoffen, zooals waterstofsuperoxyde, chloorkalk, iodium, gezuiverd. Als besluit, zijn de matigheidsregelen van Lessius, met de wijzigingen aan onze hedendaagsche, toepasselijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
VII. De verhandeling van CornaroDe verhandeling van Cornaro, die te Padua in 1566 overleed op een leeftijd van meer dan 110 jarenGa naar voetnoot(19a), werd door Lessius uit het italiaansch in het latijn vertaald, en gaf aanleiding tot | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
het Hygiasticon. Zij werd ook na het Hygiasticon gedrukt, evenals in de vertaalde uitgaven. In de latijnsche uitgave van 1613 verschijnt aldus op pp 74-108, zonder bijzonder titelblad: Ludovici Cornari Veneti / Tractatus / De / Vitae sobriae / commodis. (Bi Un Gent me 3266).
Na de Schat der Soberheid (Amsterdam 1747) vinden wij op p 113 een titelblad: Handeling / van de / Nuttigheden / van 't / Sober Leven; / door / Ludovicus Cornarus / van Venetien beschreven. / En in dese laatste druk wel de helft / vermeerdert, en uit het Italiaans / van nieuws vertaald. (Bi Un Gent Acc 6454). De verhandeling begint op p 115 met als titel: ‘Eerste Verhandeling van de Nuttigheden van 't Sober Leven. Beschreven door L. Cornarus in zijn ouderdom van LXXXIII Jaren’ en loopt tot p 160, aldus pp 115-160. Daarin beschrijft Cornaro zijn levenswijze, die hem zeer voordeelig valt: ‘Dico crapulam esse rem perniciosam, quia vitam sobriam extinxit, et plurimum si subiecit (p 75)..... Ik zeg dat d'overdaat een schadelijk ding is, omdat zy 't sober leven uitgebluscht, en ten meestendeel zich onderworpen gemaakt heeft (p 117).’ De verhandeling is vooral van narratieven aard, zonder geneeskundige doch theologische bespiegelingen, waarin vroegere geleerden bijna niet worden genoemd. De verhandeling van Lessius kan daarmede niet vergeleken worden; zij staat veel hooger, heeft een duidelijke theologische en geneeskundige waarde; zij is de vrucht van een zeer geleerden geest, die ook op het wetenschappelijk gebied getuigt van een grondige kennis der vroegere schrijvers, en dezer meeningen bestudeert. Op p 129 (vlaamsche tekst) vertelt Cornaro dat hij aan zijn sobere levenswijze te danken heeft dat hij uit een hevig ongeluk op zijn 70e jaar het leven niet verloor: ‘terwijl ik eens gezwindelijk op een wagen gevoert wierd, viel de wagen om, en dus, omgeworpen, door 't gewelt der Paerden enige tijt voortgetrokken. Mijn hooft, en geheel lighaam wierden hier door zwarelijk gewont, en daar by mijn een arm, en het scheenbeen uit het lid gescheurt. Ik wierd t'huys gebragt. De geneesmeesters, my dus zwarelijk gequetst ziende, besloten gezamentlijk, dat ik binnen drie dagen sterven zou. Zij zeiden echter dat men tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
alle geval twee hulpmiddelen bybrengen kon, te weten 't openen der aderen, en een afzettende geneesmiddel, om de toevloeiing der vochtigheden, d'ontsteeking, en de koorts, (die gelijk men zekerlijk achtte dat haast hier op volgen zou) te beletten. Ik in tegendeel, wetende dat mijn geregelt leven, daar in ik zo veel jaren volhard had, de vochtighden (sic) van mijn lighaam zodanig had gematigt, en geschikt, dat zy het niet veel konden ontroeren, of zware toevloeiing veroorzaaken, weigerde deze beide hulpmiddelen, en beval alleenlijk dat zy mijn scheenbeen en arm weer in hun leden zouden zetten, en de bezondere leden met heilsame olie smeeren. Ik wierd dus, zonder enige andere hulpmiddel te gebruiken weer gezont, zonder enig ander ongemak of andere ontsteltenis te gevoelen; 't welk den geneesmeesters als een wonder scheen.’ Met zijn onbepaald geloof in zijn gezondheid zegt Cornaro, wat verder (p 131): ‘De spijs, die voor d'eter overblijft, helpt meer, dan degene, die van hem geëten is.’ Een pittige voedingstheorie waarin toch een zekere dosis waarheid geborgen ligt. De nederlandsche uitgave bevat, na die eerste verhandeling die den latijnschen tekst teruggeeft, nog de volgende stukken: pp 161-180 ‘De Tweede Verhandeling van 't Sober Leven. Samengestelt van de Heer Ludovicus Cornarus in d'Ouderdom van 80 Jaren’. Daarin zegt Cornaro dat het sober leven in de hoedanigheid en in de hoeveelheid bestaat: de hoedanigheid bestaat maar alleen in noch voedsel noch drank te gebruiken voor de maag ongeschikt, de hoeveelheid bestaat hierin dat men eten en drinken moet alleen wat gemakkelijk kan verteerd worden. Hij beschrijft nog eens zijn levenswijze en zegt gelukkig te zijn zijn hoog ouderdom bereikt te hebben. pp 181-194 ‘De Derde Verhandeling van 't Sober Leven. Of Een Brief geschreven van de Heer Ludovicus Cornarus, in zijn Ouderdom van 91 Jaren. Aan den Eerwaardigen Barbarus gekoren Patriarch van Aquileja’. Met de jaren verliest Cornaro zijn lust tot schrijven, maar blijft steeds geestdriftig: ‘Het verstand des menschen heeft iets godelijks in haar’ zegt hij. Hij heeft het bezoek ontvangen van leeraars, geneesmeesters en wijsgeeren aan wie hij zijn sobere levenswijze heeft uiteengezet. pp 195-211. ‘De Vierde Verhandeling van 't Sober Leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Of Een Vriendelijke aanmaning, in dewelke yder een met ware Reden word aangeraden, te volgen 't geregelde en sober leven, om te komen tot een hogen Ouderdom, in de welke de mensch kan genieten alle de genade en weldaden die God door sijn goetheid heeft verwaardigt aan de stervelinge te geven. t'Samen gestelt door de Heer Ludovicus Cornarus, in zijn Ouderdom van 95 Jaren’. Cornaro verklaart gelukkig te zijn en de verzekering te hebben den ouderdom van 100 jaren te kunnen bereiken. Hij heeft nog genoegen aan het voorspoed van Venetië te kunnen werken, en dat genoegen is aan zijn matig leven te danken. Op het einde deelt hij mede dat hij zich met brood, panatella van brood, eieren en wijn voedt. Het is wel geen zuiver brood met water, en men beweert soms dat de wijn de melk der ouderlingen is. Heden zou men liever melk zelf door de ouderlingen laten gebruiken, maar in de 16e eeuw, en vooral in Italië nam de melk zulke eereplaats niet in. De verhandeling sluit met een soort gebed waarvan de laatste woorden als volgt luiden: ‘Leeft, leeft! op dat gy beter dienstknechten van God almachtig meugt worden.’ Zonder pagineering krijgt de lezer na deze vier verhandelingen ‘eenige Schriftuur Plaatsen, tot opwekking tot de Soberheid, en afmaning van Onmatigheid in spijs en drank’ (3 pp), en eindelijk een kort overzicht der leeringen van Oudvaders en andere schrijvers (10 pp), namelijk BasiliusGa naar voetnoot(20), HieronymusGa naar voetnoot(21), AugustinusGa naar voetnoot(22), ChrysostomusGa naar voetnoot(23), Clemens Alexan- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
drinusGa naar voetnoot(24), BernardusGa naar voetnoot(25), Thomas a KempisGa naar voetnoot(26) en van J. TaulerusGa naar voetnoot(27). De verhandeling van Cornaro, in het fransch vertaald, bevindt zich ook na deze van Lessius, zooals het aldaar wordt aangekondigd, in de fransche uitgave van 1772: [1772]. Conseils et moyens faciles pour vivre longtems dans une parfaite santé, Avec La maniere de corriger un mauvais tempérament; de jouir d'une félicité parfaite, jusqu'à un âge fort avancé, & de ne mourir que par la consommation de l'humide radical, usé par une extrême vieillesse. Traduit de l'Italien de Louis Cornaro, Noble Vénitien. Par Monsieur D***. A Paris, Chez Edme, Libraire, rue Saint-Jean-de Beauvais, à côté du Collége de Lizieux. M.DCC.LXXII. (VIII + 163 pp). De ‘Avertissement’ begint met deze woorden: ‘Je crois faire un présent utile au Public, en lui donnant quatre Discours d'un illustre Vieillard, dont la postérité tient un rang considérable à Venise. Cardan, Bacon, & Monsieur de Thou parlent de Louis Cornaro, & du régime qui, malgré sa faible constitution, le fit parvenir à une extrême vieillesse.’ In 1647 werd een fransche versie te Paris gedrukt, die, zegt de ‘Avertissement’, niet alleen in slechte taal is, doch ook zeldzaam geworden. Daarom drong zich een nieuwe vertaling op. De eerste ‘discours’ heeft als titel: ‘De la vie sobre et réglée’ (pp 1-72) en komt overeen met den nederlandschen tekst van de eerste verhandeling van 1747, en met de verhandeling in de latijnsche uitgave van 1613. Op pp 73-102 komt de 2e ‘Discours, De la manière de corriger un mauvais Tempérament’, op pp 102-120 de 3e Discours, Lettre au Seigneur Barbaro, Patriarche d'Aquilée, Moyens pour jouir d'une félicité parfaite dans un âge avancé’, en op pp 120-145 de 4e ‘Discours. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De la Naissance de l'Homme & de sa mort’. De vier stukken komen overeen met den Nederlandschen tekst. De fransche uitgave bevat nog drie bijvoegsels: Een ‘Lettre d'une Religieuse de Padoue, petite nièce de Louis Cornaro’ (pp 146-153) met inlichtingen over de familie. Een ‘Extrait du 38e Livre des Histoires de M. le Président de Thou, sur l'an 1566’ (pp 153-156), ook betreffende de familie. Een ‘Dialogue de Cardan, entre un Philosophe, un citoyen et un Hermite, sur la manière de prolonger la vie et conserver la santé’ (pp 156-163), weder over het belang van het matig leven. De verhandeling eindigt met deze woorden: ‘Qui abstinens est, adjiciet vitam. Eccl. L'abstinence prolonge les jours’. De laatste bladzijde draagt de inhoudstafel. Wij kunnen de bibliographie van Luigi Cornaro samenvatten als volgt, buiten de teksten die als bijvoegsels der verhandeling van Lessius voorkomen.
Italiaansche uitgaven: 1558 Trattato della vita sobria. Padova in 4 (1e uitgave met 3 tractaten, terwijl de volgende 4 tractaten behelzen). 1565 Padova in 8. Het was dus in Groot-Britanje en Noord-Amerika dat de vertaalde verhandeling van Cornaro het meest werd verspreid. Het valt nog noodig de volgende werken te vermelden: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
? 1715. Annotationes in librum Ludovici Cornelii (sic), de vitae sobriae commodis, Bernardini Ramazzini practicae medicinae in Patavino gymnasio Professoris primarii. Patavii, Conzatto (in 4, Poolsche vertaling door Fr. M. Lesniewski). VIII. - Onder de werken over voedingshygiëne, die vroeger nog al zelden verschenen, kunnen wij op het einde van deze studie over het Hygiasticon, de volgende vermelden: 1606. Ios Quercetani Diaeteticon polyhistoricon. Parisiis apud Clavdium Morellum MDCVI (16.8 × 10.9 cm, 463 fol, Bi A.J.J.V.). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
En ik zal deze lijst sluiten met de ‘Tachtigjarige Bedenkingen’ van Vader Cats ‘Waarin aangewezen wordt hoe alle Passien, togten, driften, ja gebreken der menschen, zoo kunnen worden bestierd, dat dezelve beide aan ziel en lighaam gezondheid kunnen geven en ook bewaren. Verrijkt met vele gedenkwaardige geschiedenissen en leerstukken, daaruit getrokken. Waaronder mede te vinden de gedichten op den Schat der Gezondheid van den wijdberoemden Heer Dr Johan van Beverwijck.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Cats (1577 † 1660) noemt Johan van Beverwijck; in zijn werken vond ik den naam van het Hygiasticon van Lessius (1554 † 1623) niet, dat toch in den zelfden tijd in latijnschen en in nederlandschen tekst verscheen.
IX. - Leonardus Lessius wordt genoemd in de bio-bibliographieën van Jöcher, Foppens, Feller en in de Biographie nationale de Belgique, niet in deze van Hoefer. Zijn leven en zijn werk verdienden eene plaats in de encyclopaedieën: wij zoeken te vergeefs zijn naam in de laatste uitgaven van Oosthoek, Winkler Prins, en van het Meyers Lexicon. In het Modern Woordenboek van J. Verschueren vindt men zijn naam met eenige inlichtingen en zijn portret. Van het Hygiasticon wordt weinig of niets vermeld; daarom ook mijne verhandeling. Buiten de theologische verhandelingen die van Lessius door Pater Salsmans in zijn mededeeling heeft besproken, ook buiten het hoofdstuk waarin de zeven regelen der matigheid, zijn de andere deelen van het Hygiasticon met geneeskundige bespiegelingen en citaten uit de geleerde geschriften doorzaaid. De aphorismen van Hippocrates, de dietetiek van Galenus, de wijsbegeerte van Aristoteles worden aangehaald en bewijzen, dat Lessius de oude geleerdheid grondig had bestudeerd. Stellig schijnen de aangehaalde feiten en meeningen soms duister en verouderd, maar toch aan den tijd aangepast, en ook soms met onze moderne theorieën niet overeenkomstig. Wij mogen echter niet vergeten dat Lessius rond 1600 leefde en schreef, en dat hij voor zijn tijd een hoogstaande geleerde was. Een oordeel over de menschen der middeleeuwen met hersenen van de 20e eeuw teruggeven, zooals zekere beoordeelaars het thans doen, is totaal onnauwkeurig; zulk oordeel moet in den bestudeerden tijd gevestigd zijn. Aldus kunnen wij den veelzijdigen geest van Lessius onderzoeken en begrijpen. Als de maag gevuld wordt met een te groote hoeveelheid spijzen, of van weerspaltige hoedanigheid, of nog van te groote verscheidenheid, dan kan de ‘koking’ der spijzen aldaar onvolledig geschieden; dan ‘zegt men dat het gijl of de vocht die deze koking van de spijs maakt, raau is, en in zich raauwigheit heeft die veel zwarigheden veroorzaakt.’ Lessius onderscheidt drie gevallen: de hersenen en de ingewanden worden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
met ‘veel fluimige en galachtige uitwerpselen’ beladen, de ‘deurgangen’ van de ingewanden worden verstopt, de aderen worden met bedorven vocht gevuld; als gevolg zijn zware ziekten te vreezen. Na nog eens herhaald te hebben dat de soberheid de gezondheid medebrengt, raadt Lessius aan de sciamachia op spierenoefening met den handboom; geen oefening is voor borst en rug beter, zegt Hieronymus Mercurialis. Indien geneesbare ziekten kunnen worden overwonnen, kunnen de ongeneesbare op voortreffelijke wijze worden verzacht en gemakkelijker verdraagbaar. De gezondheid heerscht dan tot den hoogen ouderdom, zoodanig dat ‘de oude menschen’ uit dit leven verhuizen moetende, kleine, ja bijna geen pijn gevoelen; omdat zij door een ware ontbintenis sterven’. Lessius noemt onder meer den heiligen Romualdus die 120 jaar oud werd, Udalricus van Paduo, die 105 jarig werd, Franciscus de Paula die over de 90 jaren stierf, den heiligen Epiphanius die tot 115 jaren geraakte, die in de strengste matigheid leefden. Niet alleen heiligen doch ook Democritus en Hippocrates die hun ouderdom tot 105 jaren rekten, Plato die tot over de 80 jaren leefde, verder nog, zooals wel bekend de Brahmanen en de mahometaansche geestelijken. Van het 8e hoofddeel tot op het einde onderzoekt Lessius den gunstigen invloed van de matigheid op den geest, de ‘nuttigheden’ voor den geest, zooals hij dat noemt, en dan wordt de verhandeling een studie op het gebied der zedeleer, die eindigt, op blz. 109 en 111 van de nederlandsche uitgave alleen, met eenige aphorismen, die zijn meeningen kort en duidelijk samenvatten.
Pater Salsmans stelt zich in zijn mededeeling de vraag of Lessius zelf ooit in het nederlandsch heeft geschreven. ‘Waarschijnlijk niet, meent hij. De vlaamsche vertalingen van zijn werken, tijdens zijn leven uitgekomen, verschijnen onder den naam van een zijner ordegenooten als van “vertaler”. Dit sluit echter niet uit, ja het is hoogstwaarschijnlijk dat hij die “verdietschingen” nagezien heeft, want hij had zijn moedertaal niet verleerd.’ De meening van Pater Salsmans is zeker ook op het Hygiasticon toepasselijk. De voorrede aan Rumoldus Colibrant van de 1e nederland- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sche uitgave 1652 draagt wel met den naam van den schrijver het jaar 1613; maar zij is de letterlijke vertaling van den latijnschen tekst; geen wonder dat de twee teksten het zelfde jaartal 1613 dragen .Nog in 1747 komt die voorrede met de aanteekening 1613. De eerste nederlandsche uitgave verscheen echter in 1652, aldus 29 jaren na den dood (1623) van Lessius, en wel te Amsterdam, terwijl de latijnsche uitgaven van 1613, 1614 en 1623 te Antwerpen door Plantin werden uitgegeven. Moest Lessius zelf een Vlaamsch handschrift neergepend hebben, of moest het Hygiasticon vóór Lessius' overlijden vertaald geweest zijn, waarom zou Plantin het werk niet gedrukt hebben, nog gedurende het leven van den geleerde? Even waarschijnlijk als voor de theologische verhandelingen, heeft Lessius alleen een latijnsch handschrift aan den drukker toevertrouwd, en geen nederlandsche vertaling bezorgd. De nederlandsche vertaling van het Hygiasticon werd zeker na den dood van den geleerde uitgevoerd. De bibliographie over Lessius bedraagt, buiten de mededeeling van Pater Salsmans, een uitvoerige studie van De Backer-Sommervogel in de Bibliothèque des écrivains de la Compagnie de Jésus, - een verhandeling van Bittremieux in Dietsche Warande en Belfort 1922, - van Van Sull in Biekorf 1921 en Taxandria 1922, en een levensbeschrijving in 1923, - twee studiën van Bittremieux in 1920 en 1922, - en een werk over oeconomie van Brants in 1911. Al deze geschriften bewandelen vooral de literaire, de theologische of de sociale en economische wegen. Daarom ook was het Hygiasticon en zijn vertalingen minder bestudeerd en gekend. Als van iemand, met algemeene stemmen, wordt gezegd dat hij een edel karaktermensch was, goed en vriendelijk, vol zelfbeheersching, en ook een stoere werker met stalen wilskracht, dan leeft men gelukkige uren bij het bestudeeren van zijn werk, en aangename minuten bij het voorrecht over hem vóór een geleerd gezelschap te mogen spreken.
Rijksuniversiteit te Gent, Maart 1943. |
|