Wedstrijden: Vercoullie-prijs
Collectief verslag van de Jury voor den Vercoullie-prijs, 1ste tijdvak
De jury vergaderde op 21 October 1942 en op 20 Januari 1943. Leden: E.P. Prof. Van Mierlo, voorzitter; Prof. Blancquaert, secretaris; Prof. Verdeyen, Prof. Grootaers, Prof. Baur.
Ingekomen is één werk, getiteld: Het Nederlandsch Geestelijk Lied in het begin van de 17e eeuw. Nadat het werk door ieder van de leden gelezen was geworden en op de tweede vergadering besproken, besloot de jury tot het uitbrengen van volgend advies:
De ingezonden studie vertoont, zoowel wat den omvang van het thema als de uitvoering betreft, zeer ernstige hoedanigheden: In het eerste deel worden de liedboekjes, hun dichters en verzamelaars behandeld; in het tweede, de liederen zelf; en in een bijlage komen de beschrijvingen van de liedboekjes, het register van de liederen en een register van wijsveranderingen voor. Tot de goede gedeelten van het werk behooren de beschouwingen die het latere lied tegenover het Middeleeuwsche kenmerken en de classificeering van het godsdienstig lied in verschillende typen.
Daar tegenover staan echter vrij talrijke tekortkomingen. Een aantal grootere en kleinere problemen die verband houden met het behandelde onderwerp blijven onopgelost. Het blijkt niet duidelijk wat door geestelijk lied wordt verstaan. Niet alleen verzamelingen van liederen worden opgenomen, maar ook de werken van afzonderlijke dichters wier werk toch niet in de eerste plaats voor gezang schijnt bestemd te zijn, zooals De Harduyn, Makeblijde e.a.: maar dan dienden nog veel meer dichters te worden vermeld, zooals David, Heemsen, Boeckx, De Boodt, Stalpaert van der Wiele, enz.
Een te groot aantal naamletters en kenspreuken blijven onopgehelderd zonder dat uit de opgegeven bibliographie blijkt of de Schr. wel werken als Frederickx en van den Branden, Van Doorninck, De Kempeneer, Van der Haeghen, Arnold of zelfs den ouderen Witsen Geysbeeck hierop heeft nageslagen. In de