Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1942
(1942)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de geschiedenis der alchemie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kunstschilders.Schilders en teekenaars hebben niet nagelaten de alchemisten in hun laboratorium onder de oogen van hun tijdgenooten te brengen. Nu eens op ernstige, zelfs dramatische wijze, dan nog met al de middelen van de spotternij. De producten van de kunst, die in publieke en private verzamelingen worden bewaard, en die als titelprenten in wetenschappelijke verhandelingen voorkomen, worden van tijd tot tijd in chemische boeken en tijdschriften overgedrukt. Het groot tijdschrift Industrial and Engineering ChemistryGa naar voetnoot(1), een der uitgaven van de American Chemical Society heeft sedert 1931 een aantal merkwaardige kunstwerken doen kennen. Ook in verhandelingen van historischen aard, zooals deze van H.J. BackerGa naar voetnoot(2) komen phototypische afdrukken voor. De uitgaven over kunst en over kunstenaars, de catalogi van verzamelingen vermelden, passim, dat de alchemie et de alchemisten tot onderwerp van teekenaars en schilders hebben gediend. David Teniers de Jonge (1610 ᛣ 1690) schijnt de vruchtbaarste schilder op het alchemisch gebied; hij heeft ten minste zes voorstellingen van laboratoria geschonken. Het stuk van het Mauritshuis verbeeldt een grijzen onderzoeker, in een kroes roerende, met een boek in de linkerhand, en kijkende naar een distilleertoestel in werking. Op een ander schilderij, berustende in het museum van Brunswick, zit de alchemist verdiept in de boeken, omringd van een grooten aardbol, van ovens en distilleertoestellen; op den voorgrond, een paardeschedel vermoedelijk als versiering van het laboratorium. Op het schilderij van het museum van Dresden is de alchemist wat jonger; allerlei voorwerpen liggen op de tafels en op den grond verspreid; op den achtergrond trekt een knecht aan den blaasbalg van een fornuis en zitten verscheidene personen rondom een tafel een boek te bestudeeren. Op een prent van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F. Bason, in het Rijksprentenkabinet van Amsterdam spotte Teniers de bedriegerijen van sommige alchemisten, onder den titel van Le plaisir des fous; een aap is aan een werk, dat op gekke wijze wordt uitgevoerd. Aldus plaatste Dante de alchemisten in de hel te zamen met de metaalvervalschers, terwijl Becher de verdediging der eerlijke menschen in handen nam, met de verklaring, dat de pseudochemici goud verlangen, terwijl de eerlijke philosophen de wetenschap verlangen en de wetenschap boven het goud stellen. Backer is van oordeel dat Teniers een betrouwbaar beeld geeft van de alchemistische laboratoria in zijn tijd; hij schildert ons den ernstigen zoeker die met ijver en geduld studeert en er naar streeft, om het groot werk te volbrengen. Stradanus of Jan van der Straet (1530 ᛣ 1605?) geeft in zijn prenten van de Rijksprentenkabinet een mooi tafereel van een laboratorium vol leven. Op een der prenten zit de alchemist een boek te raadplegen terwijl verscheidene laboranten bezig zijn met destilleertoestellen, pers en mortier; op een andere prent ziet men een laboratorium dat deel van een paleis moet zijn, waarin de alchemist omringd is van jonge helpers. Jan Steen (1626 ᛣ 1679) verbeeldt de arm geworden alchemist die zijn laatste stuk in een kroes werpt, in de aanwezigheid van zijn schreiende vrouw, en onder den invloed van een tekst van Paracelsus die aan den schoorsteen hangt en het belang der werken van dezen alchemist onder de oogen van zijn volgelingen houdt. Thomas Wijck (1616 ᛣ 1686) laat zich door de kunst medeslepen en verbeeldt meer schilderachtige voorwerpen dan chemische toestellen. Het schilderij van het museum van Dresden wordt daardoor minder duidelijk voor de wetenschap; de alchemist zit aan een soort lessenaar en geeft een uitlegging aan zijn bediende die tamelijk dwaas uitziet. Op een prent van Jan Luyken, ziet men den scheider, beschreven in Spiegel van het Menschelijk bedrijfGa naar voetnoot(3) in een met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orde ingericht laboratorium, oppassend op twee distilleertoestellen en een digesteur. Boven de prent leest men de woorden: ‘De Scheider, Die U ontbind, Dat is uw Vrind’. En onderaan: ‘Het Groove Weesen op den Test,
Geeft zynen Geest, of, Alderbest;
Soo soeckt de Wysheid door het Lyden,
Naa Liefdens eigenschap en wens,
Het Geest'lyck weesen uit de Mens,
Van 't groove deel, tot Hem te scheiden.’
Pieter Breughel (1525 ᛣ 1569?) en Pieter Van der Borcht (1545 ᛣ 1608?) hebben den weg van de satire bewandeld. Op de prent van Breughel De Alchimist, geëtst door Van der Heyden ziet men den alchemist vóór de tafel onder den schoorsteen in zijn werk verdiept; rond hem een vroolijke wanorde. Verscheidene werktuigen liggen op een oude deur die als tafel dient. Verscheidene personen, met typische gelaten fungeeren als helpers: de eene, met een muts en ezelsooren blaast vuur aan; een ander op een bank gezeten leest luidop uit een groot boek, en niemand luistert naar hem; de vrouw toont een ledige geldbeurs; de kinderen spelen in de ledige voorraadkast. Door de venster, treft men het beeld van de toekomst aan: de arme alchemist wandelt met zijn familie naar het armenhuisGa naar voetnoot(4). Breughel heeft blijkbaar zelf een alchemicus aan het werk gezien, zegt Backer (p 43). Ondanks alle fantasie en overdrijving, blijkt duidelijk uit zijn prent, dat hij het werk en de toestellen uit eigen aanschouwing kende. Pieter Van der Borch, in Het menschelijk leven door apen voorgesteld is minder natuurlijk; de aap die de rol speelt van den alchemist blaast een straal rook of vuur uit; uit de potten die op den grond liggen en die moeilijk als destilleertoestellen dienst kunnen doen, vloeit een vocht door een zijdelingsche opening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier titelprenten verdienen ook vermeld te worden: Aan het begin van Destillatoria curiosa van Jo. Sig. ElsholzGa naar voetnoot(5) komt een voorstelling van een oven voor destillatie, eenzaam in het midden van een klein vertrek. De Traicté de la chymie van N. le FebureGa naar voetnoot(6) begint met een prent waarop twee personen in een klein laboratorium werken, de eene met een groot mortier, de andere met de kolven van een destillatietoestel. Backer geeft (pp 52 en 53) in zijn verhandeling de titelprenten van Starkey's Pyrotechnia van 1687 en van het Theatrum chymicum van 1693. ‘In 't sweet uwes Aanschyns sult ghy broot eeten’ luidt het devies onder de prent van Pyrotechnia; het laboratorium is op arme wijze onder het dak gevestigd; de alchemist, geknield bij den oven, werkt aan het destillatietoestel, in gesprek met zijn helper die hem een mand brandhout brengt. Een kaars verlicht de kamer. Die zelfde prent bevindt zich ook aan het begin van een verzameling getiteld Eenige philosophische en medicinale TractaatjesGa naar voetnoot(7) van 1688. Aan het begin van het Theatrum chymicum van Kenelm DigbyGa naar voetnoot(8) vertoont de titelprent een groot laboratorium met 6 personen, op zijn turksch gekleed, werkende in het midden van een groote verzameling destilleerwerktuigen. Onder de prent bevindt zich een andere, kleiner, een landschap met ertsenbedrijf verbeeldende, met onderaan de woorden: ‘Die Soekt die vind.’ Rond het jaar 1700 vervangt het begrip wetenschappelijk laboratorium de alchemische laboratoria; tegelijkertijd verdwijnen voor ons de zonderlinge inrichtingen met mysterieuze werkers en primitieve toestellen. Wij geraken in het moderne tijdperk. Maar het zal geen eeuwen duren vooraleer onze nakomelingen de chemici van onzen tijd met een glimlach zullen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemen; evenals wij heden, zullen zij wellicht gewoonlijk uit de oogen verliezen dat een opvolger niet kan bestaan zonder een voorganger, en dat het licht de duisternis alleen na lang werken en zoeken kan vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De chemische proef.De chemische proef, zelfs op voldoende wijze ingericht, heeft aanleiding gegeven tot zonderlinge uitleggingen, die in de tijden waarin de onderzoekers leefden, toch als logisch kunnen beschouwd worden. Water wordt in een vat verwarmd: het water kookt en zet zich om in waterdamp; omdat het water van een put zouten bevat, blijft na de uitdamping een wit vast overschot. De alchemist besluit: het water zet zich om in eene lucht, en gedeeltelijk ook in wit aarde. Gloeiend ijzer wordt in koud water gedompeld, onder een met water gevulde stolp. Er ontstaat waterstof door de ontbinding van het water, waterstof die door aanraking met een brandende kaars, een vlam geeft. De alchemist besluit op zijn wijze dat het water zich in vuur heeft omgezet. Als lood in een open kroes wordt verhit, zet het zich om door verbinding met de zuurstof van de lucht in bruingeel loodglit; deze asch, verhit met tarwekorrels waarvan de koolstof reduceerend werkt, brengt het metallisch lood weder te voorschijn. Voor den alchemist sterft het lood door de verhitting en geeft aanleiding tot aarde; met de tarwe, het zinnebeeld van het leven, wordt het metaal herboren. Wordt ruw lood verhit in een open kroesje in kiezelasch vervaardigd, dan gaat het lood over tot loodglit dat zich met het aschsilicaat verbindt, terwijl het zilver dat regelmatig in ruw lood aanwezig is, onaangetast overblijft. Voor de alchemist is de uitlegging zeer eenvoudig: het lood heeft zich in zilver omgezet; metaaltransmutatie. Het koper wordt door sterk water (salpeterzuur) opgelost en geeft een blauwe oplossing van kopernitraat. Wordt in de blauwe oplossing ijzerdraad gedompeld, dan wordt het ijzer opgenomen en het koper neergeslaan; het ijzer neemt de plaats van het koper in de oplossing: metalensubstitutie. De alchemist | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
besluit: transmutatie. Het zelfde verschijnsel doet zich voor met ijzerdraad en een oplossing van zilvernitraat. Het ijzer heeft zich voor den alchemist omgezet in koper of in zilver. Het kwikzilver met gesmolten zwavel verwarmd geeft zwart kwikzilversulfide; wordt dat product in een gesloten buis verhit, dan geeft het rood kwikzilversulfide of vermiljoen. In de alchemische taal heeft de zwavel het kwikzilver versteend, en er wordt bijgevoegd: het zwart is het zinnebeeld van de duisternis, het rood het zinnebeeld van het licht. Een laatste geval: hout wordt in een glazen retort droog gedestilleerd; er ontstaan gassen en vloeistoffen en er blijft in de retort een vaste stof over. De vier elementen, vuur voor de verwarming, lucht, water en aarde zijn hier aanwezig. De alchemische opvatting van feiten, die wij heden wetenschappelijk uitleggen, is logisch en met de vaststelling overeenkomstig. Wat niet logisch was, dat was zich met een philosophische beredeneering tevreden te stellen, en niet dieper het verschijnsel door te dringen. Dat doordringen zou echter eeuwen duren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mystieke getallen.Alchemische bewerkingen werden gewoonlijk uitgevoerd in het teeken van mystieke getallen, letters en woorden. Op die wijze was het proces met goed gevolg mogelijk. Het getal 2 vindt men terug bij de twee slangen, den adder en den basiliscus op het voorhoofd van Isis, ook op den stok van Mercurius. Twee zijn het licht en de duisternis, het leven en de dood. God is het begin en het einde. God is het abstract en het concreet. Het getal 3 vindt men terug in de drie beginsels, materie, leven en verstand, door de kanten van een driehoek voorgesteld, in de voorstelling van de drievuldigheid. De zegel van Hermes of Mercurius, waarmede de alchemici de flesschen sloten, waarin de producten tot het hoog gewrocht noodig, waren bewaard, s een mystieke samenstelling van drie getallen. Wat het getal 4 betreft, wordt het teruggevonden bij de vier elementen, aarde, water, lucht en vuur. Het hebreeuwsch schrikwoord, dat slechts eenmaal per jaar door den grootpriester mocht uitgesproken worden, bestaat uit vier letters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die bevel voeren over de vier elementen. De vier beginsels van de vier goddelijke volmaaktheden zijn de eenheid, de macht, de goedheid en de wijsheid. Het getal 5 is op alchemisch gebied niet overwegend; daarentegen heeft dit getal in de oude chineesche geneeskunde een zekere waarde: er zijn 5 planeten, 5 cardinale punten, de onze 4 plus het midden, 5 elementen, 5 jaargetijden, 5 hoofdkleuren, 5 grondtonen. De handen en de voeten van den mensch dragen 5 vingers of teenen, de bloedvaten en de zenuwen verdeelen zich stelselmatig in 5 hypothetische takken. Het getal 7 is het getal der 7 metalen aan de 7 planeten gewijd: goud en de zon, zilver en de maan, koper en Venus, lood en Saturnus, ijzer en Mars, tin en Jupiter, kwikzilver en Mercurius. De zeven dagen van de septimana of week, dragen den naam van de 7 planeten. De zeven dagen van de schepping, met de 6 vaste pletbare metalen voor de 6 eerste dagen, en het vloeibaar metaal het kwikzilver voor den rustdag, omdat het noch vast noch pletbaar metaal een bijzondere voorbereiding eischte. Het getal 9 is 3 in het vierkant en heeft aldus dezelfde kracht als het getal 3. Het getal 15 is de som van de drie eerste onpare getallen 3 + 5 + 7. Het altaar in het boek van de samenstelling der waters van Zosimos heeft 15 trappen. Het getal 36 is de ziel van de wereld, het product van 4 maal 9 en van 12 maal 3; 36 is het product van de 9 heerschappijen der engelen met de 4 volmaaktheden Gods vermenigvuldigd; 36 is ook de som van de 4 eerste onpare getallen 1 + 3 + 5 + 7, vermeerderd met de som van de 4 eerste pare 2 + 4 + 6 + 8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mystieke letters.Meer nog dan de getallen spelen de letters in de practijk der alchemie een gewichtige rol: zij worden, na de mystieke beteekenis verloren te hebben, heden nog gebruikt als symbolen van de chemische elementen. De letters A en Z, begin en einde van het alphabet, herinneren aan God, begin en einde; vooral heeft A een universeele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beteekenis, omdat zij de eerste letter is in bijna al de alphabeten. A gevolgd door de laatste letters van de latijnsche (z), grieksche (w) en hebreeuwsche ( = th) gaf aanleiding tot het mystiek woord AZOTH, beteekende de sleutel van gezondheid en rijkdom, de twee hoofdhefboomen van het leven en de kunst van den alchemicus. Van ParacelsusGa naar voetnoot(9) bestaat een verhandeling van den azoth, niet te verwarren met de fransche uitdrukking azote (= stikstof).
De letters van den naam IEHOUA, gewoonlijk gesteld in het midden van een gelijkzijdig driehoek, hebben voor de adepti, de alchemici die op de hoogte der geheimen werden gesteld, een bijzondere macht; op een bijzondere wijze geplaatst laten zij toe de bergen te verplaatsen, de metalen te transmuteeren; het is ook een schrikwoord die te gevaarlijk was om te worden uitgesproken. Het woord abracadabra, onder vorm van een driehoek geschreven, zoodanig dat de uitdrukking tweemaal voorkomt, blijkt een werkzaam toovermiddel, vooral tegen ziekten. Op de maag gedragen verlengt het het leven buiten de gewone grenzen. Het woord is samengesteld, voor de 4 eerste en de 4 laatste letters, uit de eerste letters van 4 hebreeuwsche woorden, terwijl de drie centrale letters C A Δ de eerste letters van 3 grieksche woorden zijn; beteekende de vader, de zoon de heilige geest, het heil komt ons van den vader, den zoon, den heiligen geest. De uitdrukking abraxas beteekent edelsteenen met symbolische teekens, en zou een mystieke vereeniging van letters zijn, die in getallen uitgedrukt, het getal der dagen van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar teruggeeftGa naar voetnoot(10); de 7 letters van het woord, in grieksche spelling, komen overeen met het getal 365. In de 13e en de 14e eeuw houdt de beroemde alchemicus Raymundus LullusGa naar voetnoot(11) de letters van het alphabet voor zeer belangrijk, niet alleen op het alchemisch gebied, doch ook in betrekking met de menschelijke kennis. Ook zonder een bijzonderen lettersleutel kunnen de geschriften van Lullus, die doctor illuminatus werd genoemd, moeilijk gelezen worden. In zijn TestamentumGa naar voetnoot(12) vindt men de volgende oorkonde (p 764):
Significationes literarum hujus Testamenti.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenstelling van het zilver (Luna) kan volgens een driehoek, deze van het goud (Sol) volgens een vierkant, voorgesteld worden, aldus:
Ga naar voetnoot(13) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De woorden en de volzinnen.De woorden zijn uit letters samengesteld, de volzinnen uit woorden. In vele gevallen zijn die woorden duister, zelfs onverstaanbaar. De geheimen moesten goed gehouden worden; de adepten zelf, die de bewaarders waren van de geheimen van de bereiding van den steen der wijzen en van het elixir van het leven, moesten zeer voorzichtig zijn; hun getal bleek op 11 beperkt te zijn, en als een alchemicus het geheim van het hoog werk had ontdekt, dan moest een der onsterfelijke adepten naar een andere wereld vertrekken, om zijn plaats vrij te maken. Zelfs door gebruik van de bijzondere woordenlijsten, zooals deze van DornGa naar voetnoot(14), PapiasGa naar voetnoot(15), RulandusGa naar voetnoot(16), Rochi le BaillifGa naar voetnoot(17), JohnsoniusGa naar voetnoot(18), geraakt men uit de duisternis niet. Als voorbeeld, komen hier enkele woorden uit de duizende duistere, uit de alchemistische geschriften: νίτϱον (of salpeter) is de witte zwavel die het brons voortbrengt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middelen vermengt werd: 't gene de bok van onkundige is toegeschreven. Indien de taal opzettelijk duister wordt, is het licht te begrijpen dat bereidingen die uitvoerig worden beschreven, onverstaanbaar zijn, en aldus niet kunnen uitgevoerd worden. Pseudo-Democrites, die in de 3e of de 4e eeuw tot de philosophische school van Alexandrie behoorde, en niet met den Griekschen philosoof Democrites van de 5e eeuw vóór Christus moet verward worden, wil het kwikzilver in vasten toestand brengen volgens de volgende inlichtingen: ‘Neem kwikzilver en breng het in vasten toestand met magnesia, of met zwavel, of met zilverschuim, of met kalk, of met aluin, of met al wat gij wilt.’ Laat ons deze zeer onduidelijke taal met het raak beginsel van den echten Democrites: ‘niets wordt met niets gemaakt’, vergelijken. Maar de echte Democrites heeft het atomen stelsel van zijn leermeester Leucippes verder bewerkt en aldus de prachtige uiteenzetting van Lucretius voorbereid; terwijl de valsche Democrites, die de beroemdheid zocht meer met een beroemden naam zich toe te eigenen dan met nieuwe belangrijke opvattingen uit te spreken, zich tevreden stelde met beginsels uit te spreken zooals: de natuur verheugt zich over de natuur, de natuur overwint de natuur, de natuur beveelt aan de natuur. Wel is waar raadt Pseudo-Democrites aan goud te maken met sleutelbloemen en met rhabarber!? Het beroemd geschrift, de Smaragdtafel, die volgens de overlevering in het graf van Hermes Trismegistes, Hermes drie maal zeer groot, die als de grondlegger van de chemie doorgaat, door Alexander de Groote werd ontdekt, zou de oudste oorkonde zijn van de alchemische wijsbegeerte. Uit dat werk verneemt men onder meer: ‘Hier is nu de waarheid, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder leugen, zeker en echt. Wat omlaag is, is zooals wat omhoog is, en wat omhoog is is zooals hetgeen omlaag is, om de mirakelen van een enkel ding op te roepen. En evenals alle dingen uit één zijn ontstaan en kwamen, ook zijn alle dingen door aanpassing uit dat eenig ding geboren. De zon is de vader, de maan is de moeder, de wind heeft het in haren schoot gebracht; de aarde is de voedster, de vader van alles; zijn kracht is volledig als het in aarde is omgezet. Gij zult de aarde van het vuur scheiden, zachtjes, met groote behendigheid. Het stijgt van de aarde naar den hemel, en dan komt het terug in de aarde, en ontvangt de kracht der hooge en lage dingen. Op deze wijze zult gij al de glorie van de wereld ontvangen, en de duisternis zal zich van U verwijderen. Het is de krachtige kracht van alle krachten, omdat het alle subtiele dingen zal overwinnen en het zal alle vaste lichamen doordringen. Aldus werd de wereld geschapen. Daaruit zullen ontelbare toepassingen mogelijk worden, waarvan het middel hier berust. Daarom werd ik Hermes Trismegistes genoemd, uit de drie deelen van de wereldphilosophie bestaande. Wat ik van het werk van de zon moest zeggen is nu volledig afgeloopen.’ Zulke taal is meer dichterlijk dan wetenschappelijk, of wellicht noch dichterlijk noch wetenschappelijk. Dit gezegd om niemand te kwetsen. De duistere raadselachtige taal der alchemisten heeft toch een logische reden. De alchemici hadden de gewoonte hunne geheimen voor zich zelf te behouden, maar voelden ook deze lust om te schrijven. Zij waren ook bang van de heerschers die zochten ze te gebruiken om door de transmutatie tot goud hun vermogen te verhoogen; gelukten zij in hunne bewerkingen niet, dan mochten zij de ergste straffen, tot de marteling vóór den dood, verwachten. Vele waren echte kwakzalvers en bedriegers die na een winstgevende afpersing van geld na een bedrieglijke proef naar andere oorden wandelden om hun werk voort te zetten. Er waren twee soorten alchemici, de bedriegers, doch ook de eerlijke die hun tijd en hun vermogen ter beschikking van de zuivere wetenschap hebben gesteld. Voor de eene als voor de anderen bleek de duisternis van de taal voortreffelijk; zij betreurden zelfs soms te duidelijk geschreven te hebben; aldus schrijft in zijn Triumphwagen van het antimoon (Currus tri- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
umphalis antimonii) de monnik van Erfurth uit de 15e eeuw, de beroemde Basilius Valentinus: ‘Nu heb ik genoeg gezegd; ik heb het geheim zoo duidelijk aangeleerd dat, moest ik nog wat meer vertellen, ik in de hel volledig zou inzakken.’ In sommige gevallen kunnen de raadsels in een duidelijke taal worden omgezet. De chemico-medicus Rhazes, die omstreeks 940 overleed, wiens Arabische benaming is Abu Bekr Mohammed ben Zakariya al-Razi, beschrijft de bereiding van alcohol: ‘Neem van iets, dat onbekend is, de hoeveelheid die gij wilt, stoot het fijn tot een soort deeg, en laat het dan dag en nacht gisten; breng het ten slotte in een distilleerkolf en laat het overhalen.’ Dat onbekende is zonder twijfel de graankorrel, die in den schoot van de aarde verborgen ligt, en dat na verscheidene chemische omzettingen, aanleiding geeft tot gisting, waardoor een geesthoudende vloeistof ontstaat. Ook is het gekend dat gekiemde graankorrels die een tijd in den grond gebleven zijn, tot betere uitslagen leiden. Na lange jaren gezocht en gewerkt te hebben kwam Bernardus Trevisanus, een vlijtige en eerlijke alchemicus van de 15e eeuw, tot het eenvoudig besluit, dat zonder zin schijnt: ‘natuur bevat natuur.’ De duidelijke vertaling kan zijn: om goud te maken moet men goud gebruiken. Wij kunnen in elk geval aannemen dat Trevisanus zich tegen de transmutatie tot goud uitspreekt. Talrijke voorbeelden van dien aard kunnen nog worden aangehaald; ik zal eindigen met de geschiedenis van den homunculusGa naar voetnoot(18a), volgens de gegevens van Paracelsus in De Natura rerum, die van oordeel is dat het ontstaan van een menschelijk individu, buiten het vrouwelijk lichaam, niet onmogelijk is. En hij geeft de volgende bereidingswijze: Gedurende 40 dagen wordt in een distilleerkolf menschensperma bewaard; het zal eerst bederven, dan beginnen leven en zich bewegen, en overgaan tot een doorschijnend wezentje op een mensch gelijkend. Dat product moet nu dagelijks met menschenbloed zorgvuldig worden gevoed, gedurende 40 weken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de temperatuur van den buik van het paard. Dan is het wezentje een levend kind geworden, volledig met al de ledematen, maar zeer klein. Zeer moeilijk is het te kweken en het op te voeden, tot dat het een denkend organisme is geworden. Reuzen kunnen zij eindelijk worden, tot groote daden bekwaam. Dat is een der grootste geheimen door God aan de spagyristen toevertrouwd, die aldus met alchemistische middelen zulk werk kunnen verrichten. Paracelsus zegt niet of hij een homunculus heeft verkregen; deze echter die daarover meer vertellen, zeggen dat hun homunculus ondertusschen van honger of gebrek aan zorgen was gestorven. Bedriegers gingen zelf zoo ver dat zij kleine ivooren staafjes in een fleschje brachten, ten einde het geraamte van een homunculus aan lichtgeloovigen te laten zien. Paracelsus was echter geen lichtgeloovige en zelfs sterk vooruitstrevend, maar hij leefde in de 16e eeuw, en de beoefenaren van de wetenschap waren nog sterk onder den invloed van de mystische overlevering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levende wezens.De planten waarvan de bloemen, of het wortelsap geel zijn, verbeelden het goud of de zon; aldus de stinkende gouwe (Chelidonium majus), de guichelheil of sleutelbloem (Primula), de boterbloem (Ranunculus), de zonnebloem (Helianthus annuus), het havikskruid (Hieracium perforatum), de rabarber (Rheum rhaponticum), de Adamsvijg (Acer pseudoplatanus). De tooverwortel (Mandragora officinalis), het bilzenkruid (Hyoscyamus), de doornappel (Datura Stramonium), de nachtschade (Atropa belladona) dienden voor mystieke samenzweringen, en voor bezweringen van booze geesten. Het blad van den perzikboom, aan den god van de stilte gewijd, is het beeld van de tong. De bloemen en de zaden, met water gedistilleerd leveren een giftig vocht; heden weten wij dat het aanwezig gift het pruisisch zuur is. Dat vocht heeft ook een bitteren smaak; daarom was dat bitter water het water van de jaloerschheid. Door den priester werd het aan de overspelige vrouw te drinken gegeven. Het gift werkt zeker en spoedig, en laat in het lijk geen duidelijke letsels. De geneeskundige kracht der planten is sedert lang gekend; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarenboven, zooals het uit de geschriften van Albertus Magnus en van van Maerlant blijkt, was die kracht ook op allerlei gebieden belangrijk. ParacelsusGa naar voetnoot(19) die in 1541 overleed heeft de signatuurleer, waarvan in de oudheid sporen te vinden zijn, voor den nieuweren tijd ontwikkeld, zegt R.A.B. OosterhuisGa naar voetnoot(20). Ten einde de genezende kracht der planten gemakkelijker te bepalen, kregen deelen van die planten een vorm die min of meer dezen van de organen herinnert, waarop zij werken kunnen. Paracelsus schrijft aan al de geneesmiddelen een bepaalden vorm toe, de eene zichtbaar en lichamelijk, de andere spiritueel en astraal en bij gevolg onzichtbaar. Elke medicus moet over een spiritueel astraal herbarium beschikken. Aldus een alchemicus en medicus die wij als een groote hervormer van de wetenschap beschouwen en die de leer van Aristoteles durfde omverwerpen. Zekere dieren hadden de eer onder de gewijde wezens gerekend te worden. Meer in betrekking met de alchemie was de leeuw, geel als symbool der gele sulfiden, rood als symbool van het vermiljoen, groen als symbool van koper- en ijzerzouten. De zwarte arend was het zinnebeeld van de zwarte sulfiden, zooals het kwikzilversulfide. De draak was de plaatsvervanger van den leeuw, de basilicus de plaatsvervanger van den arend, Als de zwarte arend zich in rooden leeuw omzet, dan bedoelt de alchemicus dat het kwiksulfide, door sublimatie in een gesloten buis, in rood vermiljoen overgaat. De salamander, met de gele vuurvlekken op de huid, loopt in het vuur. De zwarte koe is het zinnebeeld van het water van den afgrond, van de bemestende waters van den Nijl. De roste koe, aan Typhon of Seth gewijd, den tegenstaander van den zonnegod Horus, god der duisternis en van het kwade, is het zinnebeeld van het zouthoudend water en van de onvruchtbaarheid. De teekens van den zodiak, om de jaargetijden aan te duiden, duiden ook de beste tijden aan voor de bewerkingen tot het hoog gewrocht. Dierlijke producten komen ook in aanmerking. De melk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de zwarte koe is kwikzilver; de melk van een dier is zwavel die met kwikzilver tot stremming komt. Versch en bedorven bloed bevatten diepe geheimen. Bloed is het voedsel van de ziel. Het ei der philosophen is het zinnebeeld van het groot gewrocht, ook het zinnebeeld van de wereld, zelf een overgroot ei, waarvan de schaal gelijk is met de aarde, het wit en de dooier met de andere elementen. Dat ei wordt gewoonlijk verbeeld, omringd van een gouden zodiakring. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eigenschappen der steenen.Aan allerlei natuurlijke voorwerpen, dieren, planten, ook aan steenen werden in alle tijden bijzondere merkwaardige eigenschappen toegeschreven. De echtheid der beweringen werd gewoonlijk niet bevestigd. Om alleen zich te beperken tot de steenen, kunnen typische gezegden van van Maerlant en van Albertus Magnus worden aangehaald; die gezegden in menige gevallen uit de Oudheid getrokken, zijn door de eeuwen overgeleverd, en zijn zelfs tot onzen tijd overgebleven. Hier een kleine reeks voorbeelden getrokken uit de Naturen BloemeGa naar voetnoot(21) en uit Dat Boek der SecretenGa naar voetnoot(22). Kracht wordt geschonken door diamant en door achaat. Diamant: Hi ghevet hem cracht ende bejaghet // Jeghen sinen viant, diene draghet (M 8). Achaat: Item wildy vry zijn van allen periculen, Ende aertsche sorghen, Ende hebben een sterck hert. Neemt eenen steen die Agathes geheeten is.... Ende dei doet verwinnen alle periculen, Ende coempt te hulpen die sterckte der herten, Ende het maeckt den mensche crachtich (A 1). Het verstand heeft door amethyst en smaragd te winnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amethyst: Item wildy hebben goet verstant ende memorie... Neemt eenen steen die Amatistus geheetē is... Ende maeckt den onverstandighen verstandich (A 1). Smaragd: Ende ghedraghen gheeft hy den mensche goede memorie en verstandenisse. (A 1). Verscheidene steenen, zooals allectorius, beryl, gerachides, magnes, celidonius oefenen een invloed op de vriendschap en op de liefde. Allectorius, een hedere op kristal gelijkende steen, volgens Plinius in de maag van den haan aanwezig, ook in de Middeleeuwen aangenomen, en daarom capoensteen genoemd: Sinen draghere maect hi lief ende wijs, / / Ende meest vrouwen, die met prijs / / Van haren mannen moeten ghedoghen, // Doet hi die manne vrientscap toghen. (M 8). Tmaect den mensche volstandich ende vriendelijc (A 1). Berillus: Hie maect tusschen man ende wijf / / Vrientscap, sijn si in onvreden. (M 8). Gerachides, soms ook genoemd galachides, garatides, ceramites, hieratides, gratides, is een zwarte steen waarvan de moderne beteekenis nog onduidelijk is: Hi maect lief wie sone draghet. (M 8). Neempt eenen steen die Gratides gheheeten is, ende is van swerter colueren. Ende in de mont ghehouden, doet den ghenen dién draghe vrolijck ende blijde zijn, ende graciues bi allē mēschen. (A 1). Magnes of magneetsteen of zeilsteen: Deze steen die maect den vrede / / Tusschen vrouwen ende mannen mede. (M 8). Legt desen stee opt hooft van eend' vrouwē, is si suyuer, si sal haren man om grijpen, ende ist soo nyet, si sal terstont vanden bedde vallen (A 1). Celidonius of zwaluwsteen gaat door om in den buik van de zwaluwen te ontstaan, en is feitelijk een fossiel of versteening van visschentanden: So es hi goet jeghen den rede / / Ende jeghen quade humoere mede. (M 8). Item wildy ouer al villecome ende behaechlijck zijn. Neemt eenen steen die Celidonius heet. (A 1). Tegen vijandschap kunnen diamant, beryl, gagaat, dracontes worden gebruikt; saffier en celenites zijn de steenen van den vrede. Diamant: Item wildi u vianden verwinnen. Neemt eenē steen gheheeten Adamas... Ende ist dat men op die slincker side bindt tis goet tege u vyanden... ende teghen ghekijf. (A 1). Ende bejaghet / / Jeghen sinen viant, diene draghet. (M 8). Beryl: Item wildy uwe vyanden verwinnen, Ende alle twist van U doen vlien. Neempt eenen steen Berillus gheheeten... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghi sult die vyanden doen vlien. (A 1). Gagates of Catabre, is duivelsteen of zwarte Amber: Wildy victorioos zijn teghen U vyanden. Neet eenen steen gheheeten Gagates... Die oude Philosophen segghen, dattet versocht is in Alcide den Prinche, de welcke soo lange als hi hem ouer hem droech hadde hi altijt victorie. (A 1). Dracontes, ook draconites, dyacondites, drakensteen blijkt een versteening van koralen te zijn, die uit het hoofd van den draak zou getrokken worden: Item wildy uwe vyanden verwinne. Neemt eenē steē die Draconites gheheetē is /.... ende die hem draecht onder den slincken arm hi sal al zijn vyanden verwinnen. (A 1). Saphirus: Item wildy tot vrede raden. Neemt eenen steē dye Saphirius gheheeten is. (A 1). Silonites, ook colontes, celonites, silonices, silenites, chelonitis, brontias, of dondersteen blijkt versteende kikvorschen en padden te zijn: Tusschen vianden maect hi vrede, / / Isike [Tisike] gheneest hi mede. (M 8). Om zich tegen de aanvallen van dieren te beschermen kunnen borax, draconites, haematites, hyacinth, orites gebruikt worden. Borax, met de varianten Bufonius, crapaudina, paddesteen, staat in betrekking met silonites of dondersteen: Borax dats der padden steen... Ende die es goet jeghen venijn. (M 8). Paddesteen is volgens Linnaeus versteening der maaltanden van visschen. Dracontes reeds besproken als een middel tegen vijandschap: Dyacondites, dits ware sake, // Es een steen, coemt uten drake. / /... Men seghet, dese gemme fijn // Es nuttelec jeghen venijn, // Ende daertoe sine maniere // Verjaghet venijnde diere. (M 8). Draconites... soo is hy goet teghen alle fenijn. (A 1). Haematites, met de varianten ematites, lapis sanguineus, bloedsteen, roodijzersteen is ijzeroxyde: Als men zijn pulver in wine doet, // Doctet ghenesen scoerf sere / / Ende ghevenijnde beten mere. (M 8). Hyacinth of jacinthus is zirkoniumsilicaat: Jacinthus... Goet es hi zere jeghen plaghe / / Ende jeghen venijn ende serpents slaghe. (M 8). Orites zwarte of groene steen waarvan de identiteit niet bepaald blijkt: Orites es een steen groen al, / / Goet es hi jeghen ongheval. / / Sulke vintmen swart ende ront. / / Die van venine es ghewont, // Netten in olien ende striker op desen, // Hi zal te haut wel ghenesen. (M 8). Een middel om den dief te vermijden, dat is achaat: Achates... Hi weert den dief, seghet die brief. (M 8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dronkenschap en ontucht kunnen bestreden worden met amethyst, dionysia, andramanda, smaragd. De naam amethyst zou afstammen van het grieksch amethistos, dat amulet tegen dronkenschap beteekende: Amesticus, den ic eerste sette, / / Es ghelijc der violette, / /... Die cracht die hi hevet in, / / Dats dat hi dronkenscep verdrivet, / / alsmen ons leert ende scrivet. (M 8). Item wildy... dat ghy niet en muecht droncken werden. Neemt eenen steen die Amatistus geheetē is, Ende is van purperder colueren. (A 1). Dionysia is een harde zwarte steen met roodachtige vlekken gespikkeld, aldus genaamd naar zijn wijnsmaak, zinspelende op een van de Cycladische eilanden Naxos of Niosia dat door Plinius Dionysias genoemd was: Dionisia... Dat hi dronkenscap verdrivet: / / Dits wonder datmen van hem scrivet. (M 8). Andramanda is een zilverkleurig steen hard als diamant: Daer toe es hi Were groet / / Jeghen der luxurien noet. (M 8). Smaragdus: Luxurie coelt hi; diene sal draghen / / Moet reine sijn, horic ghewaghen. (M 8). Zwangere en barende vrouwen worden met savius, echites en jaspis geholpen. Savius: Maer een quaetheit heeft hi in // vrouwen, diene hebben, als wijt horen: / / Hine laet hare vrucht niet sijn verloren. (M 8). Echites, ethites of aquileus, aetites of arendsteen, adelaar- of klappersteenen, uit calciumcarbonaat samengesteld: Echites... Goet es hi sere, zonder waen, // Vrouwen die in pinen gaen, // Want hi cort haren arebeyt (M 8). Jaspis: Hi is die vrouwen die sijn in pinen / / Goet, ende maect waert ende seker den sinen. (M 8). Om het leven te verlengen en de ziekten te bestrijden kan men zijn toevlucht nemen tot heliotroop, koraal, celidonius, chrysoliet, ceranius, echites, orithes, saunus. Elitropia: Dese steen ghevet langhe leven // Hem diene waerdelike draghet. (M 8). Ende oock ghedraghen, het maeckt... een ghesont lichaem. (A 1). Corallus: Hi es goet jeghen menech misval. / / Ghesont es hi den lechame // Jeghen der fleumen mesquame. (M 8). Celidonius: chelidonis of zwaluwsteen, een fossiel: Ende onder den slinckeren arm ghedraghen is goet tegen raserije, ende oude cranckheden, ende teghen quelende siecten. Ende teghen die peste. (A 1). Crisoletus: Es datmene te pulver wrivet, / / Hi gheneest scoerfte ende seer. (M 8). Ceraunius of ceranius, blixemsteen of dondersteen, fossiel gesteente van belemnietenaard, waarover vroeger het denkbeeld heerschte, dat het gedurende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het onweder uit de wolken nedergeschoten werden; daarom ook de benaming pijlsteen, en ook de wetenschappelijke benaming belemniet, uit een grieksch woord dat in betrekking staat met de spitsachtige gedaante: Ceranius... Dat dese steen van alre pine / / Es sonderlinghe medicine. (M 8). Echites of aetites, ook aquileus: is goet teghen die vallende sieckte. (A 1). Orithes: Orites es een steen groen al, // Goet es hi jeghen ongheval. (M 8). Item wildy bewaert zijn van diuersche fortuynen ende van die Pestilentie. Neemt eenen steen dye Orithes gheheeten is. (A 1). Saunus: Item wildy ghesont maken dye swijmlinghe van den hoofde. Neemt eenen steen Saunus gheheeten a en herte ghedraghen sterck het. (A 1). Verscheidene steenen worden aanbevolen voor de oogenverpleging: beryll, chrysopraas, chrysoliet, emachites, medos, onyx, ostonius, opaal. Berillus Sieken oghen es hi niet quaet, / / Alsmenne in watre dwaet. (M 8). Crisoprassus, groen kiezelsteen: Den oghen es hi sere goet, / / Alsmen ons te verstane doet. (M 8). Crisoletus, een magnesiumijzersilicaat: Ende can oghen ghesont maken, / / Die siec sijn van heten saken. (M 8). Emachites, ook ematites, haematites of bloedsteen is ijzeroxyde: Ist datmen sijn stof oec som // Doet in een colirium, // So maectet die oghen claer. (M 8). Medus, zwart of groen: Wrijftmenne met water, so es hi quaet / / Hem diere mede sine oghen dwaet: / / Hi verliest hede sijn oghen. (M 8). Medos... Dye Philosophen segghen oock dat het goet is teghen Tpodagra en̄ blindicheyt der oogen, en̄ versaecht alle crācke ooghen. (A 1). Onyx, ook onichius, nagelsteen: Ende die sijn oghen hevet quaet, // Men legghene daer op, hi gaet // Sonder quetsinghe tonghedure. (M 8)Ga naar voetnoot(23). Ostonius of ostolanus: Des draghers oghen maect hi claer, / / Dat hi siet verre ende naer. (M 8). Opaal: Obtalmus of obtelinicus... Ende hi is van so danigher crachten, Dat het verblint het gesichte van dye ghene dye daer bi en̄ omme staen, en̄ daer omme wort het geheeten eē bereydinghe der moordenaren. (A 1). In verband met vuur en verbranding komen in aanmer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
king: feripandamus, topaas, medos, asbest, epistrices, istmos, unces, galasia. Feripandamus, een blauwe of geele steen: Ist dat dye stercker bedwonghen wordt, Ende terstont soo verbrant hy dye hant, ende daeromme wil hy lichtelijck ende saechtelijck ghehandelt werden. (A 1). Topasion: Ist dat men se int siedende Water doet, het doet het terstont wt loopen, ende dat terstont metter hant ghemengt oft gheroert onder malcandere het trect dye hitte wt, ende dat heeft een van onsen broeders ghedaē te Parijs. (A 1). Medos: Item wildy yemandt zijn vel af villen aan zijn handen oft anders. Neemt eenen steen ghehetē Medos... Ende me.. hem resolueerde in warm water, ende yemant zijn handen daer in wiesch, terstont soude hem tvel af gaen. (A 1). Asbest of Amiant: Abeston... Onsteken machmen sonder waen, / / Maer nemmeer in ghere maniere / / En wort hi gheblust van viere. (M 8). Item wildi een vier maken dat altoos gloeyt ende men nyet wt blusschen en moch. Neempt eenen steen Abasion geheeten. (A 1). Epistrices, met de varianten terpistrites, epistes is een roodachtige steen: Item wildi water vercoelen dat siedt opt vier, Neemt eenen steen Epistrices gheheeten. Ende daer wordt gheseyt vanden ouden Philosophen waert datment dede in siedēde water, het sal terstont op houden van sieden binnen een lutsken tijks, ende tsal cout werden. (A 1). IstmosGa naar voetnoot(24): Item wildi dat een cleet onverbrandelijck si, neemt eenen steen die Istmos gheheeten is. (A 1). Unces voor urites of pyrites of ijzersulfide: In dyen yemant desen steen sterckelijckē wrijft terstont verbrant hy dye hant allelcens oft van een materiael vier verbrant werde, twelck wonderlijcker is. (A 1). Galasia, ook gelosia of gelasia, een harde kleurloze steen op diamant gelijkende: Gelasia es over een / / Ghedaen na den haghelsteen. / / Nemmer meer in ghere maniere / / En verwaermt hi van den viere, / / Maer ewelike blijft hi cout. (M 8). Item wildy eenen steen maken dat hi nymmermeer warm en werde. Neemt eenen stee Galasia gheheeten. (A 1). Wij zullen dat vlug overzicht sluiten met de opsomming van eenige steenen die de toekomst laten kennen: esmundus, celonites, iena, gerachides, quiritia. Esmundus: Item wildi die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beesten verwinnen en̄ alle droomen wt legghen ende toecomende dinghen Propheteren. Neemt eenen steen die Esmundus gheheeten is, ott Asmadus. Ende doet den vyanden verwinnen, ende tgheeft Prophecie ende beduydinghen va allen droomen. (A 1). Celonites, ook colontes of paddesteen of dondersteen: Item wildy propheteren van toecomende dinghen. Neemt eenen steen die Celonites geheetē is. (A 1). Iena, ook bena, hyena blijkt een fossiele tand te zijn: Meesters draghen over een, // Dat hi doet voerweten dien / / Diene draghet wat sal ghescien. (M 8). Item wildi eenighe toecomende dinghen te voren weten. Neempt eenen steen Bena gneheeten die welcke is gelijck eenen tant vā een beest ende doet en onder U tonghe. Ende ghelijck Aaron ende die oude Philosophen segghen: alsoo lange als ghy hem so houdt ghi sult Prophetere. (A 1). Garachides ook gratides, een zwarte steen: Gerachides... Eerst sal een sinen mont dwaen, / / Ende in den mont den steen dan draghen, / / Hi mach weten sonder ghewaghen / / Al dat een in sinen sin / / Van hem veinst, ist meer, ist min. (M 8). Item wildy oordeelen ende segghen dye gepeynsen ende meyninghen van een ander mensche. Neempt eenen steen die Gratides gheheeten is. (A 1). Over Quiritia is thans weinig gekend; als varianten, quirim of quirinus: Item wildy dat u een mensche al slapēde segghe tghene dat hy ghedaen heeft. Neemt eenē steen dye Quirim geheeten is... En̄ is eenē steen der verraders. (A 1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De elementen.Empedocles (ᛉ 500 ᛣ 430) heeft het bestaan van vier grondstoffen of elementen en Aristoteles (ᛉ 384 ᛣ 322) heeft deze opvatting aangenomen: de aarde is alles wat vast is, het water alles wat vloeibaar, de lucht wat dampvormig is, het vuur, het gekend verschijnsel waarvan een uitlegging niet kon gegeven worden. De alchemici hebben echter niet geaarzeld een bepaling te schrijven. Athanasius Kircherus in d'Onder-Aardsche WeereldGa naar voetnoot(25) spreekt zich daarover uit als volgt: ‘Het vuur is tweederlei, met een verteerende vlam, of zonder: met een vlam verteerd alle brandbare stoffe; als Olie, Smeer, Boter, Hout, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kruiden enz. het overschot is Assche, Kalk en Roed. Het vuur sonder vlam werd onderhouden in Kolen, gloejende Metalen en Steenen. Uit dese aanmerking werd dusdanigen axioma Algemeene kundigheid getrokken; het vuur is sodanig van aart als de brandige saak: daarom indien die saak goed en gesond is, so geeft ze ook goed en gesond vuur: en in tegendeel.’ Te bermerken valt dat er hier verwarring is tusschen vuur dat niet te bepalen is, en vlam waarvan heden de beteekenis is een grensvlakte tusschen twee gassen die op elkander werken. Ook dat er verwarring is tusschen vuur en de verbranding die wij sedert Lavoisier duidelijk bepalen door de verbinding van een lichaam met de zuurstof van de lucht. Wat gezond vuur, en het tegendeel betreft, dat behoort tot de duistere taal van den tijd. Reeds in den tijd van Rogerus Bacon (13e eeuw) werd verondersteld dat de metalen samengesteld waren uit zwavel en kwikzilver; Paracelsus (ᛉ 1493 ᛣ 1541) spreekt van 5 elementen waaronder het oud element water nog voorkomt: zwavel, kurk, zout, water en phlegma. Het begrip element neemt een duidelijke beteekenis onder den invloed van Robert Boyle (ᛉ 1627 ᛣ 1690), die zonder daarvoor een nieuw stelsel te laten kennen, duidelijk beweert dat de elementen der Ouden geen elementen zijn, doch wel samengestelde stoffen. De alchemici voelen het noodig de elementen, alsook zekere chemische stoffen die veel worden gebruikt, ook zekere werktuigen door een bijzonder teeken aan te duiden. Aldus krijgt het goud of de zon als onderscheidingsteeken een cirkel met een centrale punt, het koper of Venus een cirkel met een onderstaand kruisken, het water een driehoek met een der hoeken naar onder gekeerd terwijl het vuur ook een driehoek is met een der hoek naar boven gericht, enz. Zulke teekens vindt men vereenigd in een tabel in De Groene Leeuw van Goossen van VreeswijkGa naar voetnoot(26). Vele boeken van de alchemistische periode bevatten dergelijke tabellen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder meer in D'Onder-Aardse Weereld van Athanasius KircherusGa naar voetnoot(27), in het Regnum minerale van Emanuel KönigGa naar voetnoot(28), in de Traicté de la chymie van N. leFebureGa naar voetnoot(29). In de Brandende Salamander van Carel LancilotGa naar voetnoot(30) komen de chemische teekens aan het begin van het boek op platen, rond de figuren van de toestellen. Het einde van de 18e eeuw is het tijdperk van de groote politieke omwenteling. Het is ook het tijdperk van de groote omwenteling in de chemie: de proefondervindelijke methoden in de handen van Scheele, Priestley en Lavoisier zullen den stevigen grond worden waarop de moderne theorie zal kunnen opgebouwd worden. De elementen krijgen hun plaats in de wetenschap; zij krijgen ook nieuwe symbolen die de teekens van de middeleeuwen vervangen. In 1808 noemt Dalton 36 elementen en in 1875 worden de reeds ontdekte 54 elementen met de eerste letters van hun latijnsche namen door Berzelius aangeduid. Een lijst van de symbolen van 23 elementen vindt men in een verhandeling van William Charles HenryGa naar voetnoot(31); oxygen is , hydrogen ⊙, carbone , sulphur ⊕, azote ; letters komen te voorschijn: b.v. Chlorine , iron Ⓘ, zinc Ⓩ, copper Ⓒ, lead Ⓛ, tin Ⓣ. Betreffende de symbolen van Berzelius, zij zijn vereenigd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in een tabel, volgens de electrochemische eigenschappen en het vermogen tot oxydatieGa naar voetnoot(32). In 1869 publiceert de geniale russische chemicus MendelejeffGa naar voetnoot(33) zijn tabel van 64 elementen, en de grondige studie van deze elementen laten hem toe een stoute voorspelling uit te spreken: hij plaatst in zijn tabel 3 elementen, nog niet ontdekt, en hij beschrijft hunne eigenschappen: het ekabor, het ekaaluminium, het ekasilicium. In 1875 ontdekt Lecocq de Boibaudran het gallium, aldus genoemd volgens de fransche nationaliteit: het gallium is het ekaaluminium van Mendelejeff. In 1879 de Zweeden Nilson en Cleve ontdekken een element die volledig overeenkomt met het ekabor van Mendelejeff: het wordt scandium genoemd. In 1886 beschrijft Winkler het germanium, naar de duitsche nationaliteit genoemd: het is het ekasilicium van Mendelejeff. In 1910 is het getal der gekende elementen tot 81 gestegen, in 1925 tot 85, in 1933 tot 92; het laatste ontdekt is het virginium, tusschen 1929 en 1931 geboren. Alhoewel zeer nauwkeurige onderzoekingen het bewijs leveren dat het getal der elementen, op onzen aardbol aanwezig, 92 niet overtreft, meenen in 1939 Hulubei en Cauchois een 93e element op kunstmatige wijze verkregen te hebben. Heden zijn de symbolen der atomen van de elementen oneindig meer dan eenheden geworden: een atoom is met een planetenstelsel vergelijkbaar geworden. De onderzoekingen in de laatste jaren uitgevoerd laten toe aan te nemen dat een atoom uit een positief electrisch geladen kern bestaat, omringd door electronen die zich op cirkelvormige banen, met de kern als middelpunt, bewegen. Het aantal electronen stijgt volgens de orde door Mendelejeff voor de elementen vastgesteld; de massa van het atoom is praktisch gelijk aan de massa van de kern, omdat de electronen een onbeduidende massa bezitten, verge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leken met deze van de kern. Het heliumatoom bezit 2 electronen, het uraniumatoom 92 op verscheidene banen in beweging. Het radium van Marie Curie-Sklodowska draagt in zijn atoom 88 electronen; het atoom van het lood draagt er 82. Men weet heden dat het radium zich in lood kan transmuteeren; het kan ook tot polonium en bismuth aanleiding geven. De uitlegging van zulke verschijnselen ligt in de proeven en in de uiteenzettingen van Rutherford, Bohr, Soddy, Moseley: het verlies van electronen, ofwel volgens den natuurlijken weg, ofwel door gebruik van sterke electrische ontladingen. Dat is echte elemententransmutatie. Men spreekt van alchemisten niet, maar wel van atomenbrekers; maar de atomenafbraak brengt ons terug tot de alchemie; de steen der philosophen is de electrische ontlading. De alchemisten zijn, met hun geheimen en hun mystiek, de baanbrekers die door de eeuwen heen deze machtige wetenschap, de chemie, hebben laten ontwikkelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De planeten.De alchemie kende slechts 7 planeten: de zon, de maan, Jupiter, Saturnus, Mars, Venus en Mercurius. Aan elk dezer planeten waren metalen, steenen of bijzondere natuurlijke producten gewijd. Voor de zon: goud, koolstof, drie edelsteenen, de hyacinth de diamant en de saphier. Voor de maan: zilver, glas, antimoon, witte aarde. Voor Jupiter: tin, koraal, witte steen, zwavel. Voor Saturnus: lood, loodglit, de agaatsteen. Voor Mars: ijzer, zeilsteen, pyriet. Voor Venus: koper, de parels, de twee edelsteenen onyx et amethyst, verder naphte, pik, suiker, honing, salmiac, myrrha. Voor Mercurius: kwikzilver, de drie edelsteenen Smaragd, jaspis en chrysolith, amber, wierook. In de voorrede van zijn boek De Brandende SalamanderGa naar voetnoot(34) geeft Lancilot een overzicht over het belang der planeten op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het werk der alchemici. Het stukje verdient wel hier letterlijk overgenomen te worden: ‘Siet hier kom ik al weder op een nieuw, geaffectioneerde vriend, om u te geleiden in 't woeste Rijk der Metalen; maar al eer ik zoodanigen moeijelijken reise aanvaarde, zoo wil ik U bidden, by aldien gy met mijne Guidse gaan wilt, dat gy u van alle noodzakelijkheeden voorziet, diemen noodig van doen heeft, insonderheid van de aldernoodwendigste, als zijn, dat gy by u hebt goede wijsheid, waare weetenschap, volkoome geduldicheid, ende alderbeste hoope, ende een heilige vreese; want zonder dese dingen het zelve te willen doen, waar zoo veel, ofmen zijn hielen inde wind sloeg. Hierna moetmen ook hebben bequaame vaten, forneisen, rechte of waare Metaalen, ende nieuwe, geen vervalschte, daar-en-booven bequaame plaatsen, en dienstig na de werkingen diemen doen wil; men moet ook geen Muisenesten in 't Hoofd hebben alsmen yet wil aanvangen, nochgeen andere beezicheeden: ende alsmen yet begint, moetmen hetzelve ten eynde toe vervolgen, en zoeken altoos, alsmen een operatie voorheeft te doen, dat de Maan ende de Son zig bevinden in een aspect van favorabele en gunstige Planeten; en zoo 't weesen kan, in eygen Huysingen: want eenige zijn gunstig, andere wederom niet; gelijk om te zeggen, Saturnus bemind het Loot, Jupiter de Tin, Mars het Yser, Sol het Goud, Venus het Kooper, Mercurius de Quik-silver, en luna het Silver: ende zoo kunnen achtervolgens de vriend- en vyandschap van de Planeten die over de geseide Metalen heerschen, de werkingen wel of quaalijk uitvallen; maar, op dat derzelve vriend- en vyandschap aan een yegelijk kennelijk zy, zal ik ze hier kortelijk te needer stellen. Vyandschap der Planeten: Saturnus heeft tot vyanden Mars ende Venus. Jupiter heeft tot vyand Mars alleen. Mars heeft tot vyanden Saturnus, Jupiter, Sol en Luna. Sol heeft tot vyanden Mars, Mercurius en Luna, Venus heeft tot vyand Saturnus alleen. Mercurius heeft tot viand Saturnus alleen. Luna heeft tot vyanden Saturnus, en Sol in de oppositien en quartieren. Vriendschap der Planeten: Saturnus heeft tot vrienden Jupiter en Luna. Jupiter heeft Sol, Venus, Mercurius, en Luna. Mars heeft Venus alleen. Sol heeft Jupiter en Venus. Venus heeft Mars, Mercurius en Luna. Mercurius heeft Jupiter, Sol, Venus en Luna. Luna heeft Jupiter, Venus en Mercurius. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende aldus observerende deze vriend- oft vyandschap der Planeten, zoo zalmen ongetwijffelt allerley operatien veel beter doen, alsmen anders wel zoude. Daar omme moet ook een recht Chimicus een weinig geverzeert weezen in de Astrologie, daar toe eenige trek hebben; zoo gy geen Astrologus bent moet gy egter, wanneer gy yetwes onderneemt, daar over raadspleging houden; of hebben eenig boek, dat u de maniere om dat te weten aanwijse, en aldus zult gy geraken tot alles dat gy voorhebt, dat u God gunne en verleene. Vaart wel.’ De astrologie, die van de astronomie afhangt, maar die ook door de verbeelding van de astronomie afwijkt, is even oud als de astronomie zelf. Aldus werden de maanden, de dagen aan bepaalde goden gewijd; aldus werd de toekomst van een mensch voorspeld, volgens de hemellichamen waaronder hij geboren werd. Caesar, Pompeius, Crassus, Plinius beschouwden de astrologie als een eerbiedwaardige kunst, Hippocrates, Virgilius, Horatius hadden vertrouwen in die kunst. De Middeleeuwen werden ervan letterlijk besmet; de alchemici geraakten gemakkelijk onder dien invloed, des te meer omdat de proefondervindelijke methode de geesten nog niet onafhankelijk en vrij had gemaakt. De astrologen kenden slechts 7 planeten maar daarenboven de twaalf sterrenbeelden van den zodiak, Heden nog zijn de namen der 7 dagen in vele talen de namen. der 7 planeten, de zon voor zondag, de Maan voor maandag, Maart voor dinsdag (mardi), Mercurius voor woensdag (mercredi), Jupiter voor donderdag (jeudi), Venus voor vrijdag, Saturnus voor zaterdag. En ieder planeet beheerscht een kleur: geel is de zon, wit de maan, groen Venus, rood Maart, blauw Jupiter, zwart Saturnus, gespikkeld Mercurius, evenals ieder planeet in betrekking staat met een metaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De steen der wijzen.De steen der wijzen is de steen der philosophen, Αίϑοςϕιλοσόϕων, het algemeen wondermiddel door alchemici op hardnekkige wijze gezocht, doch nooit gevonden, maar toch beschreven. De benamingen van den steen der wijzen zijn talrijk. Om dienaangaande een denkbeeld te geven, schrijf ik hier eenige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regels uit Lapidis philosophi Nomenclaturae van GratarolusGa naar voetnoot(35): Lapis item vocatur chaos, draco, serpens, bufo, leo viridis, quinta essentia, lapis noster, lunaria, chimolea, vilissimum, nigrum nigrius nigro, lac virginis, humidum radicale, humidum unctuosum, liquor seminalis, sal armoniacus, sulfur nostrum, naphta, anima, basilicus, vipera, secundina, sanguis, sperma metallicum, capilli, rebis, urina, aqua venenosa, aqua sapientum, aqua mineralis, sapo sapientium, acetum philosophorum, argentum vivum nostrum, primordialis materia, antimonium, menstruum foetens, plumbum philosophorum, sol, mercurius, aurum nostrum, luna, germen, numus noster, duenec, sal, alumen de Hispania, atramentum, ros celestis gratiae, spiritus foetens, borax, mercurius corporalis, vinum, aqua sicca, aqua metallina, ovum, senex, aqua permanens, avis Hermetis, minor mundus, cambar, aqua vitae, auiripigmentum, corpus, cinabrium, & aliis fere infinitis nominibus ad placitum. Zooals men ziet een veelzijdige burgerlijke stand! De steen moest stellig een materieele samenstelling hebben; hij zou cinnaber zijn, of zwavel, of arseniek, of een bovennatuurlijke stof, die het vermogen heeft de onvolmaakte metalen in goud of in zilver om te zetten, en aldus onmiddellijk rijk te maken. Rijkdom heeft echter geen waarde als de gezondheid te gelijker tijd niet bestaat. Daarom moest ook de steen der philosophen het vermogen hebben al de ziekten te genezen en het leven te verlengen. Onder dezen vorm bestond de steen in vloeibaren toestand, het philosophisch elixir of universeel wondermiddel. Deze concepten zijn aan mystieke begrippen innig gebonden, en de adepten lieten zich in de spheren van het zieleleven onvermiddelijk medeslepen. Aldus het begrip van de ziel van de wereld, derde gedaante van den steen, den geestelijken steen, in verband met God of met de booze geesten. De alchemici zochten dus te gelijker tijd, den steen der philosophen, het universeel wondermiddel en de ziel van de wereld. De boeken over alchemie behandelen breedvoerig de bereiding en de eigenschappen van den steen der philosophen. Aldus lezen wij in de Onderaardsche Wereldt van Kircherus (1682 II | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
p 11): ‘in 't bereiden van de Steen der Wijzen komen op een wonderlijke wijze te voorschijn, eerst donker kleur, daar na helder, tot dat het eindelijk zeer rood werd; 't welk de Stofscheiders daarom den rooden Leeuw noemen, en haar inbeelden dan ten einde hares werks gekomen te zijn.’ Blaise de Vigenère (ᛉ 1522 ᛣ 1596), voor zijn hooge geleerdheid gekend, had in de alchemici in het algemeen weinig vertrouwen, maar was niettemin de meening toegedaan dat de steen der wijzen eens zou ontdekt worden. In zijn Traicté du feu et du sel te Parijs in 1608 in het licht gehouden, schrijft hij, handelende over den steen: ‘ceste terre vierge que tant d'ignorans avaricieux ont enquise et point obtenue, parce qu'ils n'y alloient qu'à clos yeux, offusquez d'une sordide convoitise de gaing illicite, pour se rendre tout à coup plus riches qu'un aultre Midas, dont il ne leur est enfin demeuré que ses oreilles d'asne.’ Hij denkt dat de steen der wijzen zou kunnen worden bereid door de loodkroesjes met het gevormde glas tot poeder te stooten, de stukjes met lauw water te zuiveren ‘pour les depurer de leurs crasses et immondices.’ Dan worden zij verhit met wijnsteen en salpeter ten einde een nieuw lood te bekomen, veel fijner, waarin nu een spoortje kwikzilver en sublimaat wordt bijgevoegd. Het verkregen product zou het vermogen hebben goud en zilver in zijn massa te laten groeien en vermenigvuldigen, juist zooals de vrucht op den boom ontstaat. De vergelijking is schoon, doch onjuist: het ontstaan van de vrucht is een biologisch verschijnsel, de transmutatie van metalen is alles behalve biologie. Arnoldus de Villanova (Arnaud de Bachuone ᛉ ca 1240 ᛣ 1311), lijfarts van den koning van Aragon, vermeldt op verscheidene plaatsen van zijn werken hoe de steen der philosophen wordt bereid. Op blz. 304 van de Opera omnia (1532 Lugd. fol.) vindt men daarover het volgende. De leerling wordt verzocht aandachtig te luisteren, om te vernemen dat hij werkelijk niets zal vernemen. Waarop toch door den meester de bereiding wordt gegeven. ‘Ik zal u, mijn zoon, de bereiding van den steen der wijzen uiteenzetten; het geheim werd mij door mijn broeder en door zekeren duitschen monnik toevertrouwd. Ik moet U eerst zeggen dat de Vader, de Zoon en de Heilige geest drie zijn in een enkelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
persoon. Evenals de wereld door de schuld der vrouw werd verloren, moet de herstelling ook door haar geschieden. Daarom ook, neem de moeder en plaats haar in een bed met hare acht zonen; bewaak ze goed dat zij een strenge penitentie doorstaat, tot dat zij van al hare zonden gezuiverd wordt. Dan zal zij het leven schenken aan een zoon die predikken zal; bijzondere teekens zullen in de zon en in de maan verschijnen. Grijp dien zoon vast en slaag hem, om te beletten dat hoogmoed hem zou bederven. Breng hem dan terug in het bed, en als hij weder tot het bewustzijn is gekomen, dompel hem naakt in koud water. Breng hem wederom in het bed, en als hij weder hersteld is, lever hem aan de Joden om hem te kruisigen. De zon wordt aldus ook gekruisigd, en de maan wordt onzichtbaar. De gordijn van den tempel zal scheuren, en de aarde zal geweldig beven. Juist op dat oogenblik is het noodig een sterk vuur te gebruiken en een geest zal er uit stijgen over wien vele menschen zich bedrogen hebben.’ Na deze woorden zou de zoon gezeid hebben: ‘Meester, ik begrijp niet.’ Iedereen zou dat ook zeggen. Waarop de Meester nu verder vertelt: ‘Moet ik misschien niet, evenals de philosophen, het geheim der geheimen verborgen houden? Maar toch, uit liefde voor U, wil ik duidelijker spreken. Zuiver de steenen der aarde, zuiver ze meermaals, en de zaak zal goed worden. Als gij nu het woord der wijzen goed begrijpt, dan kent gij ook het geheim van het hoog werk. Gij moet weten dat de zoon die even gekruisigd werd weldra uit den dood zal verrijzen. Omdat hij een ziel bezit, moet gij sterker verwarmen, omdat hij alleen met vuur kan worden gevoed. Daarom werd hij door de philosophen Salamander genoemd, omdat de Salamander zich ook met vuur voedt. Vraagt gij mij hoe het mogelijk is dat het koude en het vochtige zich met vuur voeden kan, dan antwoord ik U: de wijn is warm, en de azijn die uit den wijn ontstaat, is koud. Voor onzen steen is het hetzelfde, die is uit natuur koud, maar zij krijgt de eigenschap van het vuur, als gevolg met zijn betrekking tot het vuur. Georg Riplaeus, of Riplajas of Ripolegus (ᛣ 1490) de kanonnik van Bridlington, gaat nog verder met de phantazeerende verbeelding, en de duisternis. Na de twaalf poorten, van zijn Liber duodecim portarum, genoemd te hebben, namelijk calcinatie, oplossing, scheiding, verbinding, verrotting, bevrie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zing, voeding, sublimatie, gisting, verheffing, vermenigvuldiging, projectie, gaat Ripley voort als volgt: ‘Men moet beginnen met zonnenondergang, wanneer de roode man en de witte echtgenoote zich in den geest van het leven vereenigen, om in de liefde en de stilte te leven, in de gepaste verhouding tusschen water en aarde. Van het Westen treed door de duisternis naar het Noorden. Los den man en de vrouw op, tusschen winter en lente; zet het water om in zwarte aarde, en stijg naar omhoog, door veranderlijke kleuren, naar het Oosten, waar de volle maan schijnt. Na het vagevuur verschijnt de witte en stralende zon: de zomer is daar, na den winter, de dag na den nacht. De aarde en het water zijn in lucht omgezet; de duisternis is voorbij en het licht is ontstaan. Het Westen is het begin van de praktijk, het Oosten het begin van de theorie. Het beginsel van de vernieling ligt tusschen Oosten en Westen.’ Na zulke uiteenzettingen mag men aannemen dat de doolhof is opgebouwd en ter beschikking van de alchemici; daarin verliest men gemakkelijk zijn weg, wellicht ook het verstand. Geen jaren, wel eeuwen zullen noodig zijn om de verbeelding door de proefneming te laten overwinnenGa naar voetnoot(35a). Maar de wetenschappelijke verdiensten van de alchemici waren niet te onderschatten. Vele ontdekkingen werden door hen gedaan, die alhoewel op een verkeerde wijze uitgelegd, toch aanleiding hebben gegeven tot de groote chemische omwenteling van het einde der 18e eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schilderachtige boekentitels.Raadselachtige en duistere verhandelingen moesten stellig ook bijzondere titels dragen. Aldus kwamen aan het licht een aantal boeken onder schilderachtige namen, zooals de Brandende Salamander, Leo viridis, De Roode Leeuw, De Goude Leeuw, de azijn der Wijzen, de Groene Leeuw, de Zilveren Rivier ofte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Konings-Fontein, de Roos en Lelye der Koningen, Aurora thesaurusque philosophorum, de Dageraad, Speculum alchemiae, Le désir désiré, La lanterne pour la science de la clef, de Openbaringhe, Currus triumphalis antimonii, Liber trium Verborum, Turba philosophorum, Liber lucis, Het boek der twaalf deuren, La parole delaissée, Tumba Semiramidis, L'Escalier des Sages, Lux Mercuriorum, om deze alleen te noemen. Een bibliographische bespreking valt zeker in het kader van deze studie. [1680 Lancilot en Leeuw] De Brandende Salamander, ofte Ontleedinge der Chymicale Stoffen: Zijnde een Wegwijzer, oft Institutie om sich in alle operatien der Scheykonst te Oeffenen. Item den ontwaakten Chymist, met een Byvoegsel van de verkiesinge des Vitriols: Uytgegeven door Carel Lancilot Medicus en Chymicus: uit het Italiaans vertaalt Door Jacob Leeuw. Verciert met Nooten van S.B.M.D. t'Amsterdam, By Johannis ten Hoorn, Boekverkooper over 't oude Heeren Logement. 1680. (15.6 × 9.6 cm, (30) + 286 + (4) + 38 + (12) pp, Bi A.J.J.V.). Opdracht ‘Aan den wel-ervaren en Gelukkigen Genees-Heer Govert Schouten, Phil. Med. Dr. tot Amsterdam’ geteekend Jacob Leeuw uit Amsterdam 26 febr 1680. Voorrede van den auteur. Verklaring der toestellen en figuren van 4 tabellen. Tabel der chemische bewerkingen in dichotomischen vorm. Daarna de volgende verzen:
Aan den Leezer.
Al wie van yver brand tot Hermes eed'le konst,
Lees Lancilots Chymy: uyt liefd' is 't en uyt gonst:
Dat hy ten besten geeft zoo lang verhoole schatten;
In onverglimpte taal, niet swaar, maar licht om vatten.
In Gebers Heyligdom trad nooyt een sterf'ling in,
Als die het zelfd' bestond met een bequaam begin:
Dees Salamander zal zoo tot een Leytsman strekken,
Om 't heel Autaar der konst nu naakt en klaar t'ontdekken.
Hier hebt gy by malkaar wat immers is gedreven:
Hermes, Paracels, Basil, in Lancilot herleven:
Hy schaft u vaste spijs Voor Ligchaam en voor Geest,
Een rechte Goud-Mijn. Schooyt u schoenen op dees leest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gy zult (ten zy gedwaalt) de regt goud-aêr raaken,
Der Wyzen-steen leyd meest in 't Lijf gesond te maken:
Want die gesontheyt vind, besit verborgen goed.
Gelukkig is dien mensch na Lichaam en Gemoed.
Het werk is verdeeld in 6 boeken: in het eerste boek (pp 1-35) vindt de lezer een algemeen overzicht der chemie; de ‘Chymie is een konst, die alle vermengde Lichamen losmaekt, en die (deselve gedissolveert of ontbonden zijnde) wederom t'samen stremt en coaguleert.’ Het 2e boek (pp 37-90) handelt over de planten en plantaardige producten; het 3e boek (pp 91-167) over minerale producten. In het 4e boek (pp 169-207) wordt gehandeld over Saturnus en Jupiter, aldus lood en tin, in het 5e boek (pp 209-248) van Mars en Venus, aldus van ijzer en koper, en in het 6e en laatste boek (pp 249-286) over Sol en Luna, aldus over goud en zilver. Op het einde treft men een kleine verhandeling aan van 38 pp getiteld: Den Ontwaakten Chymist, ofte kennisse en verkiezinge van eenige Spagirische Medicamenten, die meest in 't gebruik zijn. Met eenige particuliere Secreeten voor verscheide zoorten van ziekten. Nevens een zeer schoon discours, van de Verkiezing van de Vitriol, om 'er de Spiritus uyt te trekken. Opdracht aan Martels, Heere van Danckeren enz., geteekend G.v. Vreeswyk Voorrede tot den lezer eindigende met de woorden: ‘Geschreven in myn Laboratorium tot Amsterdam, desen 6 May 1672’. Allerlei onderwerpen worden behandeld, in het kader van de alchemie en met de teekens van de alchemie: de verschijnselen van den dampkring, de bereiding van goud, azijn, wijnsteen, antimoonproducten, de chemische ovens, het stooken van brandewijn, de zouten, de olieën door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
distillatie verkregen. In het midden van dat weinig aaneenhangend overzicht komt de commissie, betreffende de Compagnie van West-Indiën, van Gossen van Vreeswyk in 13 artikelen, en op het einde de ‘Schat der Schatten voor d'alchymisten, door Philips Theophrastus, Bombast, Paracelsus den Grooten.’ Verscheidene symbolische schetsen zijn door het werk verspreid. De materie wordt door Paracelsus roode leeuw genoemd, ook adelaar, slang der aarde. In een alphabetische lijst worden de bijzonderste zaken vermeld. [1674 Goossen van Vreeswyk] De Groene Leeuw, Of het Licht der Philosophen; Vertoonende alle Koninklijke Handelingen in het openen en ontsluiten der Metalen, Mineralen; Vegetabilische en Animalische saken, het onderkennen van hare Natuur en Souten, seer dienstig tot vele heerlijke Medicynen, tot verscheide schoone Verwen en Tincturen, en meer andere nutte voortreffelyke werken der Konst, uit eigen ondervinding gunstig voorgestelt, Door Goossen van Vreeswyk, Berg-Meester. Met vele noodige kopere Platen verciert. t' Amsterdam gedrukt voor den Autheur, zijn mede te bekomen by Johannes Janssonius van Waesberge 1674. (15 × 8.7 cm, (16) + 246 + (10) pp, Bi A.J.J.V.). Opdracht aan Hans Albrecht van Treileben, edelman van den Koning van Zweden. Voorrede op den Groenen Leeuw aan de liefhebbers der Hermetische Kunst, waarin herinnerd wordt dat in den Gouden Leeuw werd beloofd breeder te zullen schrijven over de natuur der ‘Souten uit de Metalen, Mineralen, Vegetabilische en Animalische saken.’ Waarop deze fransche verzen volgen, van den medicus B. Pielat.
A l'Honneur de L'Autheur De Ce Traicté.
Ecoutons tous Vreeswik, qui nous vient présenter
Les secrets du vray Dieu, qui gouverne le monde.
Il nous va faire voir, qu'il peut sans se vanter,
Extraire les thresors de la terre infeconde,
Tout ce qu'il fait surprend les plus doctes cerveaux.
Hé faut il neantmoins que son Experience,
Ou peu de gens ont part, fasse que des Nigaux
Medisent des effets de sa noble science.
A-on oui parler d'un esprit qui peut mieux
Separer toute chose ou semblable ou contraire?
Diroit on pas qu'il soit venu des Cieux,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veu le scavoir qu'il a celeste ou sublunaire.
Recerchons sa faveur, si nous cherissons l'or;
Oyons le discourir contre la Galenique:
Tant qu'il me faira part de son riche thresor,
Je n'aprehenderay ny Tyran, ni Critique.
B. Pielat
Medic. Doctor.
Roger Bacon heeft ook den naam van een groene leeuw, aan een van zijn verhandeling gegeven, die verscheen in zijn Thesaurus chemicus van 1620. Die verhandeling zou aan Raymond Graufred, generaal der Franciscanenorde, de gelegenheid geschonken hebben, Bacon uit het gevang in vrijheid te stellen; daarin wordt gehandeld over de destillatie van eenige metaalacetaten en over de zoogezegde bovennatuurlijke waarde van een roode vloeistof uit azijn verkregen. [1675 Goossen van Vreeswijk] De Goude Leeuw of den Asijn der Wysen, Waer in ontallyke heerlyke Konsten en nutte Verborgentheden ontdekt worden; als de Anima uit de Metalen en Mineralen te trekken; vele ongemeene Medicynen, Schilder-gout, Brandewynen uit Koorn sonder viese smaeck, uitstekend Blancketsel, Kostelyke Gesteenten, & te maken. t'Amsterdam 1675. Opdracht aan Johannes Jonolyn, geneeskundige. Voorrede aan den lezer. Daarna het volgend verzenstuk van Adriaan vander Vin: Gevlochte Laurieren
Ter Eeren van de Heer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goossen van Vrieswyk,
Over het uytgeven van sijn Boek, genaamt
De Silvere Rivier of Konings Fontein.
Hier stroomt een Silvere Beek, geboort met goude Soomen;
O Koninklijke Grot, wat zijt gy wellekome.
Aan Hermes overschot, dat weder als herleeft,
Wijl g'haar ziel-togende, nu weder adem geeft!
Leeft Vreeswyk, leeft, ja leeft, en leeft noch hondert jaren;
Den Hemel wil u noch bekleên met grijse haaren,
Tot nut van Neêrlands Volk, en 't algemeene best,
Op wien soo heerelijk de Vuur-konst blijft gevest,
Dats' alle die het sien verwesen staan en kijken,
Dat 's Mans oprechtigheid ons toont so klare blijke,
En gronden der Natuur. Hy leerst ons 's Heeren Geest
Die op de wateren sweeft, en 't Sout der Aarde leest
Hy rijkelijk uyt haar Ziel. O ondoorgrondelijkheden!
Gelukkig is hy die door suchten en gebeden
Bereikt dat Goddelijk Heil, en die door 's Heeren gunst
Mag werden inder daad een Meester in deês Kunst,
Adriaan vander Vin.
Voor den tekst komt de uitlegging der gebruikte teekens. In het overzicht dat gansch van philosophisch-alchemischen aard is wordt vermeld dat het water onontbeerlijk is. Het zout der metalen ontstaat door het vuur en gaat door het vuur over tot water. In de tafel der minerale zouten komen voor het antimonium, gemeen zout, salpeter of ‘brullende leeu’, sal armoniac, vitriol of koperroot, Saturnus of lood, Jupiter of tin, Mars of ijzer, Mercurius of quiksilver, Venus of koper. Alles komt voort door vitriol, sulphur en mercurius, en het mercurius woont in de Sulphur der metalen. Door calcineeren geeft mars of ijzer een zout; wij zouden heden zeggen een oxyde. Daarna wordt de mogelijkheid om goud te verkrijgen besproken, goud dat zuiver vuur is, zelfs edeler vuur als andere sulphur of mercurius. Tusschen verscheidene recepten en geneesmiddelen komt een verhaal over Paracelsus die aan het hof van den Weenschen keizer was ontboden, geen kleed van aanzien had; en omdat een eerlijk man die geen kleed van aanzien heeft, niet geacht wordt, zoo werd Paracelus met ‘kleederen van laatdunkenheid verciert, waar door dat hij stom was geworden.’ Omdat hij geen antwoord kreeg over zijn ziekte was de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keizer toornig geworden, en dan dacht Paracelsus dat het schoone kleed alles zou doen om den keizer te genezen. Een zonderlinge betrekking treft men bij het lezen p 43 dat als vitriol is voor mars of ijzer, groenspan is venus of koper, aluyn voor jupiter of tin, salpeter voor saturnus of lood, alkali voor luna of zilver, gemeen zout bij gout en sal armoniac voor mercurius; alleen de twee eerste gevallen kunnen begrepen worden, en voor de andere is het verbeelding. Dan verlaat Schr. de geneeskunde en spreekt over de bergen waar een zuur zout woont; de minerale geesten zijn de sleutels der metalen en alle zouten worden door gemeen vuur gehanteerd. Een mensch die een boek schrijft moet meer weten als zijn boek; anders kan hij geen meester zijn. In de wereld zijn er vijf boeken: het boek van Moses, het boek der zeden, het boek der natuur, het boek der genaden en het boek der politie; de kennis van deze vijf boeken zou een mensch volmaakt maken. Buiten vele weinig verstaanbare zaken vernemen wij toch dat de kalk uit gecalcineerde steenen ontstaat, dat het water de baarmoeder van alles is, dat de zon het licht is van alle lichten. Zonderling toch klinkt dat het kwikzilver geen metaal is, doch nochtans van metallische natuur. Dat zonderling boekje zonder hoofdstukken, gewijd aan duistere alchemie, werd door een bergmeester geschreven; men kan zich afvragen waarom hij over alchemie zooveel schreef en over mineralogie zoo weinig. [1689 Goose van Vreeswyck]. De Roos en Lelye der Koningen, Waar in gehandelt wert de Landinge der Armee in Engelant. De Rijkdommen der Metallen, en de bewerkinge der selver door de Konst des vuyrs, ook de Kentekenen der Gesteentens, haere gangen en natuyre, en wat voor Medicyne daar uyt gemaakt kunnen worden, waar van de oude Philosophen hebben gesprooken. Door Goose van Vreeswyck, Bergmeester, Mineur en Vuyr-werker van sijn Majesteyt van Groot-Brittanje. In 's Gravenhage, by Harmanus Groenhout, Boeckverkooper op de Cappelsbrugge, 1689. (20.3 × 16 cm, 24 pp, Bi Un Gent N 8934). Opdracht aan Wilhelm III, koning van Engeland, etc., geteekend Goose van Vreeswyck, Berghmeester. Daarna op (p 5): ‘Copie. Syne Hoogheyt ordonneert hiermede Goose van Vreeswyck, Mr, Berghwercker, omme sich te laten employeren ontrent het Mineren, ende in het stuk van het Vuyr- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk, of andere Occasien, waer toe hy bequaem zal werden geoordeelt voor de aenstaende Expeditie, Gedaen in 's Gravenhage den 6 October 1688. G.H. Prince d'Orange. Ter ordonnantie van Syne Hoogheyt C. Huygens.’ Op schilderachtige wijze begint Schr. zijn verhandeling met deze woorden: ‘Het schryven der boecken neemt selden by Philosophen een eynde, om dat sy de regel der natuur beminnen, en de wercken der gedane dingen bekent maecken, soo is 't dat ick nu voorgenomen hebbe te beschryven het geene my is voorgevallen in de jaren 1688 en 1689.’ En Goose van Vreeswyck vertelt dat hij met de prins van Oranje naar het Westen van Engeland heeft gevaren, ‘met een machtige Vloot van groote Schepen, ontelbaer,’ in de Torbay is aangeland, om naar Excester te reizen. Daar bezocht hij metaalbedrijven, waar lood en tin worden uit hun ertsen getrokken, en waar ook het zilver door zuivering wordt afgezonderd, Hij dringt aan op het feit dat hij uit andere boeken niet afschrijft, doch wel volgens eigen ervaring spreekt; en als bewijs herinnert hij aan zijn boek, Kabinet der Mineralen. Daarna geeft hij een kort overzicht van zijn werken. In het Cabinet der Mineralen wordt over den aard der gesteenten geschreven, zooals hij ze in West-Indië heeft gevonden, in de Goude Leeuw over het voortbrengen van den quikzilvergeest uit de metalen, zonder het vuur, wel door de kunst der philosophie, in de Roode Leeuw over het smelten der metalen, in de Groene Leeuw over de kracht der zouten en over hun tusschenkomst in de kunst der metalen en mineralen, in het licht der Maen ofte glans der Sonne over de ‘Slachroede’ waarmede de mineralen onder den grond kunnen ontdekt worden, in de Silvere Rivier ofte Koninghs Fonteyn over het water van kwikzilver, en ten slotte in het vervolgh van de Goude Leeuw weder over de eerste materie en over den aard der metalen. Over hetgeen hij vroeger heeft gezegd zal hij dus niet terugkomen, om alleen eenige gevallen te bespreken. De scheiding van het koper van het goud en zilver is een heerlijke kunst, vooral als geen gebruik wordt gemaakt van sterk water zooals de meesten het uitvoeren, maar wel volgens de philosophische wijze, dit is door de behandeling met lood, waarin het goud en zilver zich tot legeeringen oplossen, om dan door oxydatie van het lood ontlast te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tafel der metalen in de volgorde van de ‘geboorte der aerden’ wordt als volgt opgesteld: zilver, koper, goud, ijzer, tin, lood, kwikzilver, want uit de zwavel van koper zijn alle metalen in het aardrijk voortgekomen, ‘dat de baer-moeder is van alle gewasse dingen der aerde.’ De zwavel is mannelijk en bevrucht de bergen die de moeders zijn en de vruchten, onder de vorm van mineralen voortbrengen. Talrijke methoden kunnen tot het scheiden van bergmineralen gebruikt worden: koken met sterke loogen, smeltpoeders, metalen, alkalische zouten, loodglit, gesmolten zout, klipzout, antimoon, zwavel, wijnsteen, kalkzout, sterk water, koningswater, zoutgeest, vitrioolgeest. De aangegeven methoden om metalen van elkander te scheiden worden nog heden toegepast: zoo zal uit een oplossing van zilver en goud het zilver neerslaan door gebruik van gepaste metalen; lood van tin, en tin van zilver worden losgekregen door de oxydatie in de warmte omdat vloeibare oxyden worden gevormd. Dit zijn volgens Schr. philosophische methoden. In sommige gevallen wordt gemeen zout tot het smelten gebruikt, in andere gevallen neemt men zijn toevlucht tot zuren, zooals zoutgeest, salpetergeest, koningswater. ‘De geest van salpeter is suur, zegt Schr., ende heeft de macht om alle metalen mede te openen, welcke andere de sout-geesten niet doen, want dese geest wort een Leeuw genoemt, omdat het is de Sleutel aller mineralen.’ Ten slotte wordt de scheiding door middel van kwikzilver besproken, waarin vele metalen, namelijk goud, zilver, koper, tin, en zelfs ijzer worden opgelost. Deze bespreking is dikwijls duister en op zekere plaatsen onjuist, namelijk bij de bewering dat het kwikzilver het ijzer zou opnemen. Onder den titel ‘De Spreuken der oude wijze Mannen’ komt op het einde van het werkje een nog al weinig verstaanbaar overzicht over de gedachten van Paracelsus, Basilius, met zinspelingen op de Hermetische kunst der Medicynen. Als besluit wordt de aandacht gevestigd op de groote voorraden goud, zilver, koper, tin, lood en ijzer in den grond van Engeland aanwezig; om die voorraden te kunnen uitbaten, is niet alleen noodig de ertsen uit den grond te halen, maar ook de philosophische methoden toe te passen om de metalen in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuiveren toestand te bekomen. Na dit besluit komt de uitlegging van eenige teekens in het overzicht gebruikt. De verhandelingen van Goossen van Vreeswijk werden door W.P. Jorissen in het Chemisch WeekbladGa naar voetnoot(36) besproken, Jorissen spreekt zich gunstig uit over die geschriften. Buiten de vermeldingen in het Biographisch Woordenboek van vander Aa (1874 XVIII p 425) en in het Nieuw Nederlandsch biographisch Woordenboek (1918 IV p 1428) treffen wij in de Hollandsche Spectator (10e deel no 280, 2 July 1734 p 79 en 11e deel no 311, 18 October 1734 p 82) de volgende bespiegelingen: ‘Alle myne stellingen zullen wonderlyk zijn, hoe onverstaanbaar hoe beter; ik zal door 't vernis van mistirieuse termen zo een schoone glimp aan myne onkunde weten te geven, dat de onwetenden, en by gevolg de meesten, zullen waanen, dat in onwaardeerlyke geheimen bezit; by voorbeeld: Het middel tegen deze kwaal is by genen bekend, dan by de Adepti. 't Is onvergelykelyk en een schat der schatten. De Mercurius antimonii, daar ik my van bedien, is met eeuwige vuur bezwangert, waar uit men de steen der Philosophen trekken kan, 't geen een verborgendheid der verborgendheden is.’ ‘Zo dat mer' er zo veel uit zal profiteren kunnen als men zig gek studeerde in de werken van Goossen van Vreeswyk, Antoinette de Bourignon, of van den hoog verligten Jacob Bril.’ ‘...in plaats van dienaars zijn ze aldus Bevel'hebbers en Heeren der Natuur.’ Goossen van Vreeswyk geeft althans van zig zelf en van zyne kunstgenoten, in zyne zilvere Rivier, ofte Konings Fontein, het volgende heerlyk denkbeeld: De Natuur is een Dienaar Gods, en wy zyn geboren naar den beelde Gods; zo moet de Natuur ons dienen, en eeren. Hunne schriften krielen van dusdage uitdrukkingen, doch ik zal my vergenoegen met een staaltje uit een der nieuwsten van die hoogzwevende Bende.’
Aurora en dageraad werden als titel gebruikt door Paracelus en J.B. van Helmont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1577 Paracelsus. Aurora thesaurusque philosophorum Theophrasti Paracelsi. Basileae 1577 in 8, 191 pp. De uitdrukkingen Aurora en Dageraad passen goed voor verhandelingen waarin de wetenschap op nieuwe wegen werden gebrachtGa naar voetnoot(37).
Le désir desiré ou Tresor de la philosophie, dit autrement le Livre des six paroles verscheen te Parijs in 1629 in 8 van de hand van Nicolas Flamel, die beweerde den steen der philosophen ontdekt te hebben. Met het groot vermogen dat hij verzamelde ten koste van Joden die door den franschen koning vervolgd het land hadden moeten verlaten, liet hij godshuizen en kerken bouwen. De arabische alchemicus Dschildegi heeft een boek geschreven dat in fransche vertaling verscheen onder den titel: La lanterne pour la science de la clef, en cinq livres contenant l'esprit des 3000 livres de Djafar, et l'histoire des alchimistes du 15e siècle dans un ouvrage intitulé Le lever de la lune sous la présidence des parcelles d'or. De kloosterling-alchemicus Basilus Valentinus leefde in de 15e eeuw, waarschijnlijk te Erfurth. Men vertelt dat een der pilaren van de kerk van Erfurth zich eens spontaan opende, en aldus waren de handschriften van dezen alchemicus zichtbaar. Aldus kon het beroemd werk Triumphwagen antimonii (Leipzig 1604 in 8) en Currus triumphalis antimonii cum commentariis Kerkringhi (Amsterdam 1671 in 8) het licht zien. Het antimoon wordt daar een der zeven wereldwonderwerken genoemd; zijn bereidingen zijn giftig en dienen tot het zuiveren van het menschelijk lichaam, zooals het ook kan dienen tot het zuiveren van het goud.
La parole delaissée (Paris 1672 in 8) is een boek van Ber- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nardus Trevisanus (Padua 1406 ᛣ 1490). Hij gebruikte zijn leven en zijn vermogen tot het zoeken naar den steen der wijzen. Ontmoedigd begon hij opnieuw de oude schrijvers te lezen, en dan kwam hij tot het besluit: ‘Nature s'esjouit de sa nature, et nature contient nature.’ Dat vertelt hij in: Opuscule très excellent de la vraye philosophie naturelle des métaux, avec le traicté du vérérable docteur messire Bernard, comte de la Marche Trevisane (Anvers 1567 in 18); het besluit is dus dat om goud te maken, men goud moet gebruiken. Het boek der twaalf deuren werd geschreven door: [1702 Ripley]. Georgii Riplei, Philosophi Doctissimi Angli, Ordinis Canonici regularis Brittlintomensis Liber duodecim Portarum, Nequaquam mutilus, sed integer, (In Bibl. Chem. Cur. Manget II 1702 pp 275-285). Een vroegere uitgave in: Georges Ripley was kannunik van Bridlington in de 2e helft van de 15e eeuw en stierf in 1490. De Liber duodecim portarum of het boek der twaalf deuren, zijn voornaamste werk, handelt in 12 hoofdstukken over de bereiding van den steen der philosophen: verkalking, oplossing, afscheiding, verbinding, verrotting, vervriezen, voeding, sublimatie, gisting, exhaltatie, vermenigvuldiging, projectie. Het boek is moeilijk te begrijpen en is op enigmatische wijze geschreven. De Philosophische of Medicinale Tractaatjes in 1688 te Amsterdam verschenen bevat pp 85-114: Het Boesem-Boek van Sr. George Ripley, Behelsende: Sijne Philosophische Verkortingen in het maken van de Philosophische Mercurius en Elixirs. Uyt het Engels vertaald door J. van de Velde.'t Amsterdam, By Jacob vande Velde, Boek-verkoper, op de hoek van de Korte Niesel in Aeschylus 1688. Uit antimoon, gom en wijnazijn verkrijgt Ripley een groene gom, door hem groene Leeuw genoemd. Hetgeen overblijft van de destillatie is een zwarte foeces of zwarte Draak, die door behandeling met brandende kool een citroengekleurde massa of groene Draak levert. De uitlegging van den schrijver laat niet toe te ontcijferen welke chemische processen hier in het spel zijn. De kleuren kunnen wellicht door vreemde onzuiverheden hun oorsprong te danken hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1688 Anonymus]. Tumba Semiramidis, Hermetischer Wijze versegeld. Dewelke wanneer die door een wijs mensche (en niet door een heerszugtigen begerigen Cyrus) geopend werd, so sal hy daar in de schatten der konsten en on-uytputtelijke rijkdommen tot syn genoegen bevinden. Door H.V.D..... Uyt het Engels vertaald door J. Van de Velde. t'Amsterdam, By Jacob van de Velde, Boek-verkoper, op de hoek van de Korte Niesel in Aeschylus 1688. (12.6 × 8.0 cm, In Eenige Philosophische En Medicinale Tractaatjes. Amsterdam 1688, pp 129-172, Bi Un Gent, Labor. Bromatologie). Het naamloos stukje is gedagteekend ‘Uyt mijn studeerkamer, 1 Jan. 1674’. Van een graf wordt alleen melding gemaakt in de voorrede. De 10 hoofdstukken houden zich bezig met den philosophen steen, het philosophisch goud, den mercurius der philosophen, de quintessentia, den liquor alchahest. Het overzicht blijft duister, evenals de bepaling van de beteekenis der woorden en der bereidingen. Gewoonlijk wordt feitelijk niets gezegd ‘want so deze Liquor alle menschen bekend waare, so souden de Jongens onse wijsheyd bespotten, en de dwase souden de wijse gelijk sijn, en de geheele wereld soude daar op aan loopen met een dommen yver, en haar selven over hol over bol in de helle werpen....’ 1689 Anonymus. L'Escalier des Sages ou la Philosophie des Anciens, avec des belles figures, par un Amateur de la Vérité. Groningen, Carel Pieman, 1689 in fol, 240 pp met kopergravures en figuren in den tekst. (Bi Un Groningen.) Genoemd door A.A. Barbier, Dictionnaire des Ouvrages anonymes 1882 II p 962. Van deze uitgave 1689 verscheen in 1693 een herdruk te Keulen, onder den titel: Thresor de la Philosophie des Anciens. Ou l'on conduit le Lecteur par degrez à la connoissance de tous les Metaux et Mineraux. Et de la manière de les travailler et s'en servir pour arriver enfin à la perfection du Grand OEuvre. En forme de Dialogues et Enrichis de tres belles tailles douces. Mis en lumière par Barend Coenders van Helpen, Gentil-Homme. Cologne, Claude le Jeune 1693 fol. (Kon Bi 's Gravenhage.) Over het werk zegt JaegerGa naar voetnoot(38): ‘Het werk als geheel is een typisch alchemistisch product van dien tijd: naast de ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melding van tal van proefnemingen, welke de transmutatie ten doel hebben, laat zich de schrijver op zijne vroomheid en uiterlijke godvruchtigheid niet weinig voorstaan, en hier en daar kan het boek eer als een geschrift van een christelijken zeloot en theologant aangezien worden, dan als dat van een alchemist, die verdiept pleegt te zijn in zijne proefnemingen. De auteur blijkt echter in elk geval niet slechts zeer belezen te zijn, voorzoover het de alchemistische literatuur betreft, maar hij bewijst eveneens eene warme belangstelling in de algemeene natuurwetenschap van zijn tijd te hebben, en behalve de alchemistische geschriften ook de onderzoekingen van Harvey, Malpigi, Swammerdam e.a. benevens tal van reisbeschrijvingen gelezen te hebben, zoodat men den indruk krijgt hier met een zeer ontwikkelden dilettant te doen te hebben.’ Het boek blijkt circa 1677 geschreven, aldus door Berend Coenders van Helpen, geboren te Groningen in 1601, en in 1678 te Kopenhagen overleden, waar hij Zweedsch gezant was; het hs werd in het nalatenschap ontdekt en aldus eerst in 1689 naamloos en in herdruk in 1693 onder den schrijvers naam uitgegeven. De titelplaat, en verscheidene koperplaten vindt men in de verhandeling van Jaeger 1919 pp 161-163. Het boek, in 1689 verschenen bedraagt 10 afdeelingen, welke ieder aan eene trede van den trap der wijsheid beantwoorden, en daarom ook den naam degré dragen, met de volgende titels: du premier être, les deux qualités contraires, des quatre éléments, du feu, de l'air, de l'eau, de la terre, des trois principes, du souphre, du mercure, du sel. Het werk begint met een kabalistisch en mystiek gehaspel met de woorden Deus, Jesus, Maria, waarvan de letters door geometrische gebouwen worden afgeleid, in welke de cirkel en de regelmatige zeshoek een voorname rol spelen, en eindigt met een gebed vol kerkelijke vroomheid. Ondanks alle bijgeloof verklaart zich duidelijk Berend Coenders van Helpen tegen het bedrog der alchemisten-kwakzalvers; over een tinctuur door een dame gekocht en geprezen bepaalde hij dat ‘n'etoit rien autre chose que de l'eau de pluye assemblée en temps d'orage, d'ecler & de tonnerre, de la qu'il falloit amasser dix à douze pots, & la distiller tant de fois par dessus des athomes d'argent de coupelle jusqu'à tant que tout l'argent fut gradé en or.’ En hij voegt er bij: ‘Mais je n'ay jamais gaigné, mais bien perdu de l'or à de telles opérations.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonder twijfel echt hij geen geloof in de mogelijkheid der transmutatie, even min in de bereiding van den steen der wijzen. In het zelfde jaar 1689, toen de 1e uitgave van de l'Escalier des sages te Groningen het licht zag, verscheen te Parijs zonder de woorden l'Escalier des Sages: Introduction à la Philosophie des anciens par un amateur de la Verité à Paris. Chez la Veuve de Claude Thiboust et Pierre Esclassan, libraire-juré & ordinaire de l'Université, rue Saint Jean de Latran, vis a vis le Collège Royal. Avec Privilège du Roy. 1689 in 12, 395 pp (Bi Un Groningen). Het boek is een verkorte en in beter Fransch gestelde bewerking van de l'Escalier des Sages, zonder figuren, verbeterd door Fr. M. Pompée Colonne, abbé de Saint-Ussans. Daar het privilegie den datum draagt van 18 September 1687 en in het gildeboek der boekverkoopers van Parijs op 28 November 1688 geregistreerd werd. Zonder meer daarover te vermelden, schrijft Jaeger dat voor het hs. rond 1677 geschreven, het privilegie in 1686 werd verleend, en bij gevolg reeds vóór dit jaar moest voltooid geweest zijn.
De alchemici hebben ook nog al veel gebruik gemaakt van de uitdrukkingen Speculum, Thesaurus et van Theatrum. Roger Bacon schreef een Speculum alchemiae dat in het engelsch, het nederlandsch en in het fransch werd vertaald. [1659 Bacon] Rogerii Bachonis de alchemia libellus, cui titulum fecit Speculum alchemiae (In Theatrum Chimicum 1659 II pp 377-385). Ook een Speculum van Arnoldus Villanova: [1702 Villanova.] Speculum alchymiae Arnoldi de Villa Nova. (In Manget Bibl. chim. curiosa I 1702 pp 687-698). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er kunnen twee Thesaurus vermeld worden: 1602 Bacon. Sanioris medicinae magistri D. Rogeri Baconis Thesaurus chemicus, in quo: Liber scientiarum, Alchemia major, Breviarum de dono Dei, Verbuim abbreviatum de Leone Viridi. Secretum secretorum, Tractatus trium verborum et speculum Secretorum. Francofurti apud J.C. Unckelium, 1620, 408 pp (Bi Nat. Paris). Het Theatrum is gewoonlijk een verzameling van alchemische verhandelingen. Onder den titel van Theatrum Chimicum verscheen tusschen 1659 en 1661 in 6 deelen te Straatsburg, een rijke reeks van geschriften, van denzelfden aard als de publicatie van Manget, Bibliotheca chemica curiosa, in twee boekdeelen fol. (Genevae, 1702). Theatrumsoorten van minder belang zijn: [1693 Digby] Theatrum chimicum, ofte Geopende Deure der Chymische Verborgentheden. Amsterdam 1693 (Bi A.J.J.V.). Boeken en verhandelingen met zulke schilderachtige titels moesten stellig van de hand van menschen van hooge waardigheid verschijnen. Om die waardigheid te versterken kregen zij klinkende titels. Aldus is Rogerus Bacon de doctor mirabilis, Thomas Aquinus is de doctor angelicus, Alanus van Rijssel is de doctor universalis (1114 ᛣ 1203), Raymundus Lullus was de doctor illuminatus, Duns Scot (1275 ᛣ 1308) doctor subtilis, en Albertus Magnus was magnus in magia naturali, major in philosophia, maximus in theologia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen.Dorn G. Dictionarium Theophrasti Paracelsi, continens obscuriorum vocabulorum definitiones. Francof. 1583. (Brit. Mus.).
Gratarolus Gulielmus. Verae Alchemiae artisque metallicae, citra aenigmata, doctrina, certusque modus. Basileae 1561 (Bi A.J.J.V.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gratarolus Gulielmus. Lapidis philosophici nomenclaturae. (In Verae alchemiae doctr. 1561).
Lullius Raym. [Verscheidene verhandelingen over lapidem philosophorum] (In Verae Alchem. doctr. 1561).
Papias Vocabulista. Venetiis 1496 (Bi Un Gent Res 76).
Anonymus. Theatrum Chemicum, Praecipuos selectorum Tractatus de Chemiae et Lapidis philosophici antiquitate continens. (Bi Un Gent Math 1339). I. Argentorati 1659. II. Argentorati 1659. III. Argentorati 1659. IV. Argentorati 1659... V. Argentorati 1660. VI. Argentorati 1661.
Anonymus. De practyk der Ligten, of een Uytnemend en Oud Tractaat van den Philosophischen Steen. Uyt het Engels vertaald door J. Van de Velde, Amsterdam 1688. (Bi Un Gent, Lab. Bromatologie).
Digby K. Theatrum chimicum, ofte Geopende Deure der Chymische Verborgentheden. Amsterdam 1693 (Bi A.J.J.V.).
Divi Leschi. Duodecim Tractatus De Lapide philosophorum: Authore me, qui Divi Leschi Genus Amo. Aenigma philosophorum. Dialogus Mercurii, alchymistae et naturae. (In Theatrum chimicum IV 1659).
Rulandus Mart. Lexicon Alchemiae Sive Dictionarium alchemisticum. Francof. 1612 (Bi Un Gent Math 543). Daarvan een uitgave in 1661 te Frankf. en een uitgave in engelsche taal in 1892 te London: A Lexicon of alchemy or Alchemical Dictionary.
Tafel, Daar in de duistere woorden der goudsoekers verklaard werden. In: d'Onder-aardse Weereld, het tweede deel.... door Athanasius Kircherus. Amsterdam, Erfgenamen van Joannes Janssonius van Waasberge, 1682, pp 292-294.
Anonymus (Salmon Guill. volgens Querard). Dictionnaire hermétique. Par un Amateur de la Science, Paris 1695 (Bi A.J.J.V.).
Salmon Guill. Bibliotheque des philosophes chimistes. Paris 1632 of 1672.
Borel. P. Bibliotheca chimica, seu catalogus librorum philosophorum hermeticorum. Parisiis 1654 (Bi Un Gent Hist 872).
Ashmole. Theatrum chimicum brittanicum. London 1652. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rochi le Baillif. Dictionariolum Vocum quibus in suis scriptis usus est Paracelsus, et post eum in re spagyrica philosophi. (In Aur. Phil. Theophr. Paracelsi Operum Volumen tertium, Genevae 1658, Bi Un Gent me 57).
Baumer, J.W. Bibliotheca chemica. Giessae 1782, (Kon Bi Brussel IV D 7 d 4).
Becherus Joh. Joach. Oedipus chymicus, obscuriorum Terminorum & Principiorum chymicorum Mysteria aperiens & resolvens. (In Bibliotheca chimica Manget I 1702 pp 306-335).
Borrichius Olaus. Conspectus scriptorum chemicorum (In Bibl. Chim. Manget I, 1702, pp 38-53).
Dufresne Car., Dom. du Cange. Glossarium ad scriptores mediae et infimae Latinitatis. Paris 6 vol. 1733-1736 (Bi Un Gent Bl 39). Verdere uitgave, Paris 1766 (Bi Un Gent Bl 39).
Fabricius Jo. Alb. Bibliotheca Latina mediae et infimae aetatis. 6 vol. Patavii 1754 (Bi Un Gent hist 342).
Johnsonius Gulielm. Lexicon chymicum. (In Manget Bibl. Chim. I 1702 pp 217-290).
Lenglet-Dufresnoy. Histoire de la philosophie hermétique. Paris 1742.
Manget Jo. Jac. Bibliotheca chemica curiosa. Genevae 1702, 2 vol. (Bi Un Gent chim. 9).
Menard Louis. Hermès Trismégiste. Traduction complète précédée d'une étude sur l'origine des livres hermétiques. Paris, 1867 (Bi A.J.J.V.).
Collin de Plancy J. Dictionnaire infernal. Repertoire universel des êtres, des personnages, des livres, des faits et des choses. Bruxelles 1845 (Bi A.J.J.V.).
Kopp Hermann. Die Alchemie in älterer und neuerer Zeit. Heidelberg, Winter, 1886 (Bi Un Gent 204 K 36).
Hoefer Ferd. Histoire de la Chimie. Paris 2 vol. 1842, 1843 (Bi A.J.J.V.).
Berthelot M. Les origines de l'alchimie. Paris 1885 (Bi Un Gent A 46730).
Berthelot M. Introduction à l'étude de la chimie des anciens et du Moyen-Age. Paris 1889 (Bi Un Gent A 16068). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuier Louis. L'alchimie et les alchimistes. Paris 1860 (Bi A.J.J.V.).
Anonymus. A Suggestive inquiry into The Hermetic Mystery. London 1850 (Bi A.J.J.V.).
Magophon. Le Livre d'images sans paroles, Mutus Liber, où toutes les opérations de la philosophie hermétique sont décrites et représentées. Réédité d'après l'original. Paris (Nourry) 1914 (Bi A.J.J.V.). N.B.: Mutus Liber, in quo tamen tota Philosophia hermetica, figuris hieroglyphicis depingitur. (In Bibliotheca chimica van Manget I 1702).
Rijksuniversiteit Gent Maart 1942. |
|