| |
| |
| |
Algemeene morgenvergadering van 15 October 1941.
Ten einde aan de leden der Academie toe te laten de in de Zitting van 17 September aangevangen bespreking te besluiten, had het Bestuur een algemeene vergadering belegd die de plaats van de gewone ochtendzittingen der Commissies zou innemen. Aldus zou de pleno-zitting van den namiddag uitsluitend aan de voorgenomen Stijn Streuvels-hulde gewijd worden.
***
| |
Algemeene vergadering te 10 ½ uur.
Zijn aanwezig: de Heeren Emm. De Bom, bestuurder, Prof. Dr. J. Van Mierlo, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de Heeren Prof. J. Salsmans, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Dr. J. Cuvelier, Lode Baekelmans, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A. Van Cauwelaert, Lode Monteyne, Dr. W. Van Eeghem, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. F. Baur, Prof. Dr. F. De Backer, Dr. F. De Pillecijn, G. Walschap.
Hebben zich laten verontschuldigen de Heeren Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, binnenlandsch eerelid, F. Timmermans, Prof. Dr. A. Cornette en Prof. Dr. E. Blancquaert, werkende leden.
| |
| |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.
Vóór de Algemeene Vergadering der Academie van 17 September heeft de Commissie tot Uitvoering van de Herstelverordening van 6.9.40 aan den Heer Gevolmachtigde Dr. Brass een brief gericht, gedagteekend 15 September 1941, dien deze met een begeleidend schrijven, gedagteekend 30 September, aan ‘die Königliche flämische Akademie, Brüssel’ adresseerde en die pas den 6den October op de Academie, te Gent, is aangekomen. De brief, in het Duitsch gesteld, is gekantteekend ‘Uebersetzung’ (Zie Bijlage a, met begeleidend schrijven van Dr. Brass, Bijlage b).
In dezen haar tweeden brief spreekt de Commissie drie wenschen uit die luiden als volgt:
1o ‘Die flämische Akademie müsste auf der nächsten Versammlung die Streichung öffentlich zurückziehen, und die vorhandenen Schrifstücke in diesem Sinne klarstellen und abändern. Dieser Beschluss müsste in der üblichen Weise und üblichen Form in den dazu vorhandenen Berichten, Jahrbüchern, usw. gemeldet werden.
2o Für die verdienstvollsten Mitglieder (z.B. Prof. De Vreese) müsste ein Lebenslauf mit Bildern (sowie für Kan. Dr. Muyldermans im Jahre 1940) im Jahrbuch aufgenommen worden.
3o Ferner müsste geprüft werden, inwiefern die unmittelbare Herausgabe von Werken erfolgen kann, die die rehabilitierten Mitglieder schrieben, und die von der Akademie zurückgehalten wurden, obschon die Veröffentlichung dieser Werke vor der Streichung als Mitglied vorgesehen war’.
Het Bestuur der Academie heeft de wenschen der Commissie in overweging genomen en een ontwerp van antwoord opgesteld (Bijlage c).
| |
| |
Lezing wordt gedaan van dit ontwerp dat, na een korte bespreking, wordt goedgekeurd. Het Bestuur zal dienvolgens, uit naam van de Academie, den Heer Secretaris Generaal van het Ministerie van Openbaar Onderwijs verzoeken tot de opheffing van de Koninklijke Besluiten van 15 April en 5 Augustus 1919 te willen overgaan, zonder dewelke zij geen verdere maatregelen kan treffen ter vervulling van de wenschen en beslissingen haar door de ‘Commissie tot uitvoering van de Herstelverordening van 6.9.40’ en door de Bezettende Macht voorgelegd. Wenschen en beslissingen zullen mede met het antwoord der Academie den Heer Secretaris Generaal medegedeeld worden (Bijlage d).
| |
Bijlage a.
Uebersetzung.
Wiedergutmachungsausschuss.
Brüssel, den 15. September 1941.
Herrn Dr. H. Brasse,
Wetstraat, 8. Brüssel.
Mit Schreiben vom 25.8.41 antwortet die flämische Akademie auf unseren Wunsch, in der üblichen Form die Mitglieder rehabilitiert zu sehen, die Mitglieder dieser Organisation waren und wegen aktivistischer Betätigung ausgeschlossen wurden.
Die Akademie schreibt uns, dass ihre ‘Leitung sich vorläufig darauf beschränken muss, uns auf bestimmte Tatsachen und Verfügungen hinzuweisen hinsichtlich der im Jahre 1919 ausgeschlossenen Mitglieder, deren Namen wir aufgegeben hatten.’
Sie sendet uns ein Exemplar des Jahrbuches 1940 und des Erinnerungsbuches 1886-1936, worin wie sie anführt, tatsächlich die infrage stehenden Namen vorkommen. Die Namen sind jedoch nur angegeben in den Rubriken die sich auf die gewählten Mitglieder beziehen und in den Listen, die die Zusammensetzung der Leitungen, der ständigen Ausschüsse, usw. vermelden, was nur einen rückblickenden Wert hat, um die Mitglieder, korrespondierenden Mitglieder, Verwaltungsmitglieder, usw. kennen zu lernen.
| |
| |
Aus diesen Unterlagen geht in keiner Weise hervor, dass es sich bei den betreffenden Personen um Mitglieder handelt, die zu Unrecht ausgeschlossen und später wieder aufgenommen wurden. Wenn die flämische Akademie ihrem Schreiben vom 25. August (die Leitung muss sich vorläufig darauf beschränken, auf bestimmte Tatsachen und Verfügungen hinzuweisen hinsichtlich der im Jahre 1919 ausgeschlossenen Mitglieder) eine Bedeutung beimisst, wonach erstrebt wird, später deutlich herauszustellen, dass die Ausgeschlossenen Aktivisten rehabilitiert wurden und wieder aufgenommen wurden, müssten unseres Erachtens der Akademie nachstehende Anschauungen übermittelt werden.
Die flämische Akademie müsste auf der nächsten Versammlung die Streichung öffentlich zurückziehen und die vorhanden Schriftstücke in diesem Sinne klarstellen und abändern... Dieser Beschluss müsste in der üblichen Weise und üblichen Form in den dazu vorhandenen Berichten, Büchern, Jahrbüchern, usw. gemeldet werden.
Für die verdienstvollsten Mitglieder (z.B. Prof. De Vreese) müsste ein Lebenslauf mit Bildern (sowie für Kan. Dr. Muyldermans im Jahre 1940) im Jahrbuch aufgenommen werden. Ferner müsste geprüft werden, inwiefern die unmittelbare Herausgabe von Werken erfolgen kann, die die rehabilitierten Mitglieder schrieben, und die von der Akademie zurückgehalten wurden, obschon die Veröffentlichung dieser Werke vor der Streichung als Mitglied vorgesehen war.
Hochachtungsvoll
der Stellv. General-Sekretär
gez. L. Sondervorst.
| |
Bijlage b.
Der Militärbefehlhaber in Belgien und Nordfrankreich
Militärverwaltungschef
Der Bevollmächtigte für den
Wiedergutmachungsausschuss.
Brüssel, den 30. September 1941. 12, Wetstraat
An die
Königliche flämische Akademie
Brüssel
Auf Ihr Schreiben vom 25. August 1941 hat der Unterzeichnete mit dem Wiedergutmachungsausschuss die übersandten Schriftstücke eingesehen. Der Wiedergutmachungsausschuss hat daraufhin in einem Schreiben an
| |
| |
den Unterzeichneten vom 15. September 1941 zu der Angelegenheit noch einmal Stellung genommen. Es wird nunmehr gebeten, die am Schluss dieses Schreibens aufgestellten Wünsche in die Tat umzusetzen und dem Unterzeichneten recht bald hierüber Nachricht zukommen zu lassen.
Im Auftrag:
(g.) Dr. H. Brass
| |
Bijlage c.
Gent, 28 October 1941.
Aan den Heer Dr. Brass, Gevolmachtigde voor den ‘Wiedergutmachungsausschuss’. Wetstraat, 12, Brussel.
Ten antwoord op Uw brief van 30 September 11. (met bijlage gedagteekend 15 September), die aan ‘die Königliche flämische Academie, Brüssel’ werd geadresseerd, en pas op 6 October in onze Academie te Gent is besteld geworden, hebben wij de eer U ter kennis te brengen wat volgt:
In haar eersten brief, van 16 Juli 11. ons door U bij brieve van 17 Juli als bijlage overgemaakt, brengt de Commissie tot uitvoering van âe herstelverordening van 6.9.40 de Academie ter kennis, dat zij de in 1919 uitgesloten leden van wie sprake ‘in eer en rechten heeft hersteld.’ In haar tweeden brief, van 15 September, ditmaal aan U gericht, drukt de Commissie drie wenschen uit, waarvan de eerste letterlijk luidt:
‘Die flämische Akademie müsste auf der nächsten Versammlung die Streichung öffentlich zurückziehen und die vorhandenden Schriftstücke in diesem Sinne klarstellen und abändern. Dieser Beschluss müsste in der üblichen Weise und üblichen Form in den dazu vorhandenen Berichte, Büchern, Jahrbüchern, usw. gemeldet werden.’
De beslissingen van de Commissie zijn definitief en zijn niet aan gerechtelijk toezicht onderworpen, zoo luidt paragr. 8, art. (2), IIde Hoofdstuk van de Verordening tot uitvoering van de Herstelverordening van 6 September 1940, door den Militairen Bevelhebber in België en Noord-Frankrijk uitgevaardigd.
Zoo heeft dan ook de Academie akte genomen van deze definitieve beslissing.
In verband met het bovenstaande zijn wij zoo vrij nogmaals Uw aandacht op zekere feiten te vestigen.
De bij den maatregel van 1919 vacant geworden zetels der Academie werden door de meest vooraanstaande Vlamingen van dien tijd aanvaard, zooals wij, in onzen brief van 28 Augustus 1941, hebben bewezen.
| |
| |
Van den beginne af heeft de Academie den maatregel van 1919 in den meest ruimen zin opgevat. De namen der uitgeslotenen werden nooit uit haar Jaarboeken verwijderd, maar bleven er in vermeld op dezelfde wijze als die van haar andere leden, daar waar ze konden vermeld worden. Hun academische bedrijvigheid werd in het ‘Register 1887-1926’ der Academie, alsook in haar ‘Gedenkboek 1886-1936’ op gelijke wijze herdacht. Uit eigen beweging heeft de Academie sedert jaren een begin gemaakt met het terugroepen van uitgesloten leden en het opnemen van Duitsche eereleden (nl. Prof. Dr. P. Bellefroid, thans op de lijst van haar binnenlandsche eereleden gebracht, en Dr. R.A. Schröder, buitenlandsch eerelid).
Door deze houding, die de Academie spontaan had aangenomen, was de eerste wensch der Commissie zoogoed als practisch verwezenlijkt.
Opdat nu dit symbolisch eerherstel van leden die allen afgestorven zijn de wettige gevolgen voor de Academie zelve zou bereiken, is het noodzakelijk, dat van Regeeringswege de Koninklijke Besluiten van 15 April en van 5 Augustus 1919, houdende uitsluiting van leden onzer Academie, worden opgeheven, en wel in hun geheel zooals het ons thans blijkt de woorden te moeten verstaan, welke in Uw brief van 17 Juli voorkomen: ‘Dazu wird nötig sein, dass die Beschlüsse über die frühere Ausschliessung in der gleichen Form aufgehoben werden wie sie damals gefasst wurden.
De Academie zal dan, met haar instemming, de beslissing en den wensch der Commissie, alsook den tekst van Uw brief van 17 Juli aan de regeering overmaken, die alleen bevoegd is om dezen maatregel te treffen.
Wat den tweeden wensch der Commissie aangaat nl. het inlasschen in de Jaarboeken der Academie van levensschetsen der afgestorven leden, waarbij op het geval Willem De Vreese gewezen wordt, hier moeten wij de aandacht vestigen op het feit, dat deze geleerde in 1938 overleden is en dat de lijst van vóór eind-1938 aan de Academie ontvallen werkende leden wier levensschets in de Jaarboeken nog niet is verschenen, twintig namen telt te weten: D. Delcroix († 1887), A. Devos († 1906), J. Broeckaert († 1911), V. Dela Montagne († 1915), Prayon Van Zuylen († 1916), Prof. Dr. Lecoutere († 1921), Prof. Dr. De Ceuleneer († 1924), Prof. Karel Van de Woestijne († 1929), Dr. K. De Flou († 1931), Baron Cyr. Buysse († 1932), Prof. Dr. Persijn († 1933), Dr. Is. Teirlinck († 1934), Omer Wattez († 1935), Prof. Dr. Scharpé († 1935), Prof. Dr. Vercoullie († 1937), Prof. Dr. Mansion († 1937), Dr. L. Simons († 1937), Prof. Dr. Sabbe († 1938), Kanunnik Jacobs († 1938), Dr. Leonard Willems († 1938).
Een klaar bewijs, dat het uitblijven van levensschetsen heelemaal niet als een gebrek aan erkenning kan worden aangezien. Het opstellen van levensschetsen kan aan de leden niet opgedrongen worden, evenmin als elk ander academisch werk. De leden blijven immer vrij in de keuze van hun taalof letterkundige prestaties in de Academie. Een levensschets te schrijven is trouwens nooit een zaak van loutere documenteering.
Aan den derden wensch der Commissie zal gevolg gegeven worden indieu
| |
| |
uit een te ondernemen onderzoek blijkt, dat er werken daarvoor in aanmerking komen en de financieele middelen aanwezig zijn.
Uit naam van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en
Letterkunde
Het Bestuur der Academie
(get.) J. Van Mierlo
Onderbestuurder
(get.) Emm. De Bom
Bestuurder
(get.) L. Goemans
Bestendig Secretaris
| |
Bijlage d.
Gent, 5 November 1941.
Hooggeachte Heer Secretaris Generaal,
Het Bestuur van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde heeft de eer U hierbij, met vier andere bijlagen welke de zaak in kwestie helpen belichten, een brief te laten geworden die, door de Bestuursleden onderteekend, aan den Heer Dr. Brass, Gevolmachtigde voor den ‘Wiedergutmachungsausschuss’, Wetstraat, 12, Brussel, op 28 October werd gericht.
In haar zitting van 15.10.41 heeft de Academie tot het opheffen van de Koninklijke Besluiten van 15 April en van 5 Augustus 1919, houdende uitsluiting van 15 werkende, briefwisselende en buitenlandsche eereleden haar instemming verleend.
Uit naam van de Academie stelt het Bestuur U dienvolgens voor tot deze opheffing wel te willen overgaan, zonder dewelke de Academie geen verdere maatregelen kan treffen ter vervulling van de wenschen en beslissingen haar door de ‘Commissie tot uitvoering van de Herstelverordening van 6.9.40’ en door de Bezettende Macht voorgelegd.
Gelief, Heer Secretaris Generaal, de betuiging van onze gevoelens van hoogachting te willen aanvaarden.
Namens de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.
De Onderbestuurder,
(get.) J. Van Mierlo
De Bestuurder,
(get.) Emm. De Bom
De Bestendige Secretaris,
(get.) L. Goemans
Aan den Heer Secretaris Generaal van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, Brussel.
|
|