Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1941
(1941)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Technische woorden (8e mededeeling: Uit het Lapidarium van Albertus Magnus).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche natuur- en geneeskunde tot 1800Ga naar voetnoot(3) zouden tot het einde gebracht zijn. Eerst in Februari 1941 werd mijn laatste verhandeling over die bibliographie medegedeeld; van dien tijd af kon ik eindelijk mij aan het werk zetten om Sabbe's wensch te verwezenlijken. Meer dan eens had hij mij over dat lapidarium gesproken, en ik moest mij verontschuldigen met vast te stellen, dat belangrijke oorkonden over de plantenkunde bestaan, - ik noem alleen Dodoens, - terwijl de mineralogie van vroeger in een zekere duisternis verkeert en weinig gekend is, dat de geschiedenis van deze wetenschap in zeer korte trekken wordt geschetst, en slechts op enkele bladzijden van enkele werken wordt behandeld. Aan het lapidarium van Vondel moest dus een voorbereidende studie voorafgaan, studie waarmede ik mij thans bezighoud en waarvan deze mededeeling een eerste bijdrage wordt. Ik betreur dat de Collega en Vriend het genoegen niet beleeft zijn wensch te zien verwezenlijken. Daarom wil ik mijn werk te zijner herinnering opdragen, werk dat een grooteren omvang zal beslaan dan eerst gedacht en dat over voorafgaande onderzoekingen zal worden uitgebreid. Dan kan het Vondel's lapidarium zelf, wellicht ook lapidaria van andere schrijvers, het licht zien, indien het mij nog gegund wordt. Mijn bedoeling is dus een aantal technische woorden op het gebied der mineralogie en der alchemie te bestudeeren, en in verband te brengen met de moderne wetenschap; de namen van steenen, edelsteenen en metalen niet alleen op mineralogisch, doch ook op geneeskundig en folkloristisch gebied te bespreken; en daarenboven bij te dragen tot het verzamelen van een bibliographisch overzicht over de mineralogie en over de minerale alchemie vóór 1800. Het is wellicht een uitgebreid programma voor een mensch van mijn leeftijd; ik heb echter nooit dit merkwaardig woord vergeten van den geleerden en ijverigen Ferdinand vander Haeghen, den beroemden bibliograaf, toen hij, reeds op zeer hoogen leeftijd met de verzameling ‘De Gentenaren’ in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Gent was begonnen; toen hem werd gevraagd hoe het mogelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was dat hij, reeds zoo oud, daaraan begon te werken, antwoordde hij dat een ander vorscher wel dat werk zou voortzettenGa naar voetnoot(4). Wij weten thans welke waardevolle diensten ‘De Gentenaren’ bewijzen. Bij de hulde Anselmus Boëtius de Boot te Brugge 20 November 1932Ga naar voetnoot(5) had ik het voorrecht het belang der studie van de technische woorden te doen uitschijnen, en ik zeide: ‘Dan rijst de gedachte hoe nuttig dat zou zijn, en voor de taalkunde én voor de wetenschap, een vergelijkende lijst op te stellen van de benamingen van dieren, planten en steenen, van van Maerlant af tot heden toe, een brug te slaan tusschen het wetenschappelijk Vlaanderen van vroeger, en het herboren Vlaanderen van heden.’ Aldus kan mijn bijdrage tot het verwezenlijken van die vergelijkende lijst helpen, en thans zie ik dat dergelijke onderneming de grenzen van mijn eerste verwachtingen verreweg zal overschrijden. De oorkonden waarover ik beschikken kon zijn reeds vrij talrijk; aan oorspronkelijke stukken heb ik natuurlijk de voorkeur gegeven, en oude woordenboeken zooals deze van Papias 1496, Rulandus 1612, Johnsonius 1702 hebben stellig een mindere beteekenis; de inlichtingen van die woordenboeken werden echter niet verwaarloosd.
***
Deze bijdrage omvat de studie betreffende de volgende namen van edelsteenen uit het Boeck der Secreten 1551, uit De Mineralibus 1569 en uit De Virtutibus lapidum 1625 aan Albertus Magnus toegeschreven: Cristael, amatistus, calcedonius, onix, sardonyx, sardinus, sarda, cornelius, agathes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Albertus Magnus zeide TritheimGa naar voetnoot(6): ‘Magnus in magia naturali, major in philosophia, maximus in theologia.’ Albertus magnus, Albert von Bollstädt, Albertus Grotus, Albertus de Colonia, werd geboren te Lauingen-in-Schwaben tusschen 1193 en 1206; hij was tusschen 1260 en 1262 bisschop van Regensburg, en overleed te Keulen in 1280. Hij doceerde te Keulen en te Parijs, en kende een voorbeeldig leven van wetenschappelijke werkzaamheid en van zuivere deugden. Zijn bibliographie is buitengewoon uitgebreidGa naar voetnoot(7) waarvan een deel als minderwaardige namaaksels moet worden beschouwd. Over de werken waarin hij over mineralen heeft geschreven, namelijk De mineralibus en Liber aggregationis, heb ik een overzicht gegeven in mijn verhandeling De Boekdrukkunst vijfhonderdjarigGa naar voetnoot(8). Hierna de titels van deze drie werken, die in mijn overzicht door de bijgevoegde verkortingen worden aangeduid, volgens een stelsel van verkortingen ook voor de andere vermelde geschriften gebruikt.
A 1 = [1551 Albertus]. Hier eyndet het Boeck Alberti Magni ghetranslateert wt dē Latijn in duytsche, het welcke u te verstaen geeft, die crachten der Cruydē Gesteenten en̄ beesten en̄ meer ander wonders van sommighe natuerlijcke dinghen. Ghedruct tot Leyden By mi Jan Mathijs zoon, Woonende op S. Pancraes Kerckgraft. Ende men salse te coope vinden tot Aemstelredam ten huyse van Henrijck Alberts zoon, Woonende in die Warmoes strate Inden Ghulden Bybel (14 × 9 cm., 44 ongepagineerde fos, Bi Un Gent Acc 8692, waarin fo 1 ontbreekt).
A 9 = [1569 Albertus]. De Mineralibus et Rebus Metallicis Libri quinque. Auctore Alberto Magno summo Philosopho. Solerti cura repurgati, & rerum natural. studiosis publicati. Coloniae. Apud Joannem Birckmannum & Theodorum Baumium. An. MDLXIX. (13 × 1.5 cm, 391 + (11) pp, Bi Un Gent Acc 32907).
A 5 = [1625 Albertus]. Alberti magni De Secretis mulierum Libellus, Scholiis auctus, & à mendis repurgatus. Eivsdem De Virtvtibvs herbarum, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lapidum, & animalium quorundum libellus. Item de mirabilibus mundi, ac de quibusdam effectibus causatis a quibusdam animalibus, &. Adjecimus & ob materiae similitudinem Michaelis Scoti philosophi, De secretis naturae opusculum. Cum Indice locupletissimo. Argentorati. Sumptibus Haeredum Lazari Zetzneri. MDCXXV (11.8 × 8.1 cm, 342 + (9) pp, Bi Un Gent Ma 1240). Voor A 1 maakt de studie der steenen het 2e boek uit van het werk, en de niet-gepagineerde folios 9 tot 17. Aan het begin komt de lijst der steenen met 45 namen, terwijl in den tekst 44 worden beschreven, aldus zonder vermelding van Berillus; ook komen de benamingen niet altijd met deze van de lijst overeen. Het overzicht kent geen rangschikking, zelf niet de alphabetische orde. Voor iederen steen worden geneeskundige en bijzondere eigenschappen vermeld en iedere beschrijving begint eentonig met de woorden ‘Item wildy.... neemt....’. Dit werk moet als een handelsonderneming beschouwd worden, waarin van den naam van Albertus magnus misbruik werd gemaakt; aldus werd zijn naam populair, dank zij het groot aantal zulker uitgaven; de groote Albert, de kleine Albert, l'Albert moderne zijn tot heden toe bekend. A 9 schijnt wel door Albertus Magnus geschreven te zijn; De mineralibus et Rebus metallicis heeft voor den tijd een echte wetenschappelijke waarde, waarin aan physische eigenschappen een groot belang wordt geschonken; drie hoofdstukken van het derde boek handelen over de rekbaarheid, den smaak en de kleur der metalen. De tweede verhandeling van het tweede boek bespreekt 93 steenen in alphabetische orde. A 5 is een namaaksel van Liber aggregationis die eerst te Parijs zonder jaartal, doch als wiegedruk en dan ca 1477 te Ferrara, ca 1478 te Strassburg en te Bologna, ca 1480 te Roma verscheen. Het aantal beschreven steenen in A 5 bedraagt 45 namen, terwijl de lijst aan het begin er 46 noemt; de schrijfwijze is soms zoodanig afwijkend dat het moeilijk de overeenkomst vast te stellen, tusschen eldotropin, lipercol, beatiden in de lijst, en elitropia, juperius en tabrices in den tekst. Er bestaat slechts een beperkte overeenkomst tusschen Liber aggregationis waarvan A 1 een vrije vertaling blijkt te zijn, en De Mineralibus. De vergelijkende overeenstemming der technische woorden over de drie genoemde boeken heb ik tot nu gedeeltelijk kunnen bepalen, en wel voor de volgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
***
De bronnen die ik tot nu toe heb kunnen raadplegen worden hieronder vermeld met de verkortingen die in het overzicht worden gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ba 1 = [1481 Bartholomaeus Anglicus]. Incipiūt tituli librorū et capitular.. venerabil.. bartholomei anglici de proprietatibus rerum. (Op het einde:) Impressus per me Johānem Koelhoff de lubeck Colonie civem. Anno natiuitatis domini MCCCCLXXXI (28.7 × 20.4 cm, 473 ongepagineerde ff, Bi Un Gent Res 550).
Met den inhoud van de 19 boeken; Liber XVI handelt over de edelsteenen. Schr. leefde rond 1350. Zie Versl. Meded. Kon. Vla. Acad. Taal en Letterk. 1940, p 490.
Ba 5 = [1485 Bartolome engelsman]. Hier beghinnen de titelen d.. sijn de namen der boeken daer men af sprekē sal en̄ oec die capittelen der eerwaerdighen mans bartolome.. engelsman en̄ een gheoerdent broeder van sinte franciscus oerde Ende heeft XIX boekē die sprekende sijn vande eygenscappen der dingen.... MCCCC en LXXXV.... te haerlem in hollant.... Jacop Bellaert gheborē van zerixzee. (26.6 × 19 cm, 466 ff, Kon Bi Brussel B 1458, B 1459).
Ba 8 = [1488 Bartholomeus anglicus]. Proprietates Rerum domini bartholomei anglici.... Anno MCCCCL XXXVIII. (Heidelberg, Drucker des Lindelbach = Heinrich Knoblochtzer; 27.5 × 19.6, 322 ongepagineerde ff, Bi Un Gent res 290).
Het boek bevat een lijst van 104 geraadpleegde schrijvers.
Bal 1 = [1491 Bartholomeus anglicus]. Le proprietaire en francois. Cy commence ung tres excellent liure nomme le proprietaire des choses translate de latin en frācoys... Estuy liure des proprietes des choses fut traslate de latin en frācoys lan de grace mil CCCCLXXII... et le translata frere Jehan Corbichon. Et imprime au dit lieu de lyon' par honnorable homme maistre Mathieu huss, maistre en lart de impression... Lan mil CCCCL XXXXI (33 × 23.7 cm) 224 ff, Kon Bi Brussel B 442).
Opvallend is dat proprietates rerum, in de Nederlandsche vertaling de eigenschappen der dingen, in de Fransche vertaling voorkomt als le proprietaire des choses, gelukkig wat verder als livre des proprietés des choses.
Ik heb in een tabel de volledige overeenkomst der technische woorden voor de 104 steenen van hoofdstuk 16, de lapidibus preciosis(!) in die vier uitgaven bepaald. Hieronder acht ik het belangrijk de overeenkomst van den Nederlandschen tekst van Haarlem 1485 met den Latijnschen van Keulen 1481 terug te geven, aldus van twee zeldzame uitgaven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bau 1 = [1771 Baumer] Historia naturalis Lapidum pretiosorum omnium.... descripta A.D. Joan Wilh. Baumer.... Francofurti, apud Joan Georg. Fleischer. MDCCLXXI (17 × 9.7 cm, (8) + 153 + (6) pp, Bi Un Gent H N 648). Joan. Wilh. Baumer, hoogleeraar te Giessen verdeelt de edelsteenen in echte, gemmas veras, halfedelsteenen, semigemmas, en in onechte, pseudogemmas. In het overzicht der geneeskundige eigenschappen wordt de rangschikking gedaan in aarden, kalkaarden, kleiaarden, kleimetaalaarden, glassteenen, kleisteenen, kalksteenen, versteende zeeplanten, versteende dieren, gipssteenen, metaalsteenen.
Bl 9 = [1739 Blankaart] Steph. Blancardi Lexicon medicum renovatum in quo totius artis medicae Vocabula usitata breviter en dilucide explicantur.... Editio III. Halae Magdeburgicae Ex Officina Fritschiana 1739. (17.2 × 10.2 cm, (14) + 820 + (44) pp, Bi A.J.J.V.). Op het Lexicon met Latijnsche woorden volgt een alphabetisch register in het Duitsch. Zie over Blankaart mijn verhandelingen in Versl. en Med. Kon. Vla. Acad. 1924 pp 453-494 en 1925 pp 677-697. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Be2 = [1782 Bergmann] Aufangsgründe der Naturgeschichte zusammengesetzt von Joseph Bergmann Professor der Physik auf der Kurfürsflichen Universität zu Mainz. Erster Theil. Das Mineralreich. Zweyte und verbesserte Auflage. Mainz. Gedruckt im St Rochus Hospital, durch Andreas Crass, 1782. (18.0 × 11.1 cm, 292 + (15) pp, Bi A.J.J.V.). Een echt wetenschappelijk boek met bibliographische lijst der geraadpleegde werken, waarin physische en chemische eigenschappen worden vermeld, terwijl de geneeskundige waarde er van bijna niet in aanmerking komt. De rangschikking in 6 klassen, de aarden, de steenen, de zouten, de aardharsen, de halve metalen en de metalen wordt door talrijke orden volledigd. Register der Duitsche en der Latijnsche namen. Joseph Bergmann, 1735 † 1784.
B02 = [Boerhaave 1732] Elementa chemiae, quae anniversario Labore docuit, in publicis, privatisque, Scholis, Hermannus Boerhaave. Tomus primus. Qui continet Historiam et Artis theoriam. Cum Tabulis aeneis. Lugduni Batavorum, Apud Isaacum Severinum. MDCCXXXII. (26 × 19.5 cm, (12) + 896 pp, Bi A.J.J.V.). De metallis, de salibus, de sulphure, de lapidibus, de semimetallis pp 31-56. Boerhaave vermeldt van de steenen zeer weinig, slechts op pp 43 tot 56, gewoonlijk alleen de namen. Zie over Boerhaave mijn verhandeling in Jaarb. biol. Gen. Dodonaea, 1938, pp 121-165.
B 7 = [1647 Boetius de Boot] Gemmarum et Lapidum Historia. Quam olim edidit Anselmus Boetius de Boot, Brugensis, Rudolphi II. Imperatoris Medicus: Postea Adrianus Tollius, Lugd. Bat. M.D. recensuit; figuris melioribus, & Commentariis pluribus illustravit, & Indice auxit multo locupletiore. Tertia Editio longe purgatissima..... Lugduni Batavorum, Ex Officina Joannis Maire, clɔ lɔ CXLVII (18.7 × 11.2 cm, (8) + 576 + (22) pp, Bi A.J.J.V.). In het 1e boek algemeene studie, in het 2e boek beschrijving der steenen zonder bijzondere rangschikking, gevolgd door een overzicht in alphabetische orde. Anselmus Boetius de Boot, Brugge ca 1550 † aldaar 21 Juni 1632.
La 3 = [1803 de Launay] Minéralogie des anciens, par Louis de Launay. Tome premier. A Bruxelles, chez Weissenbruch, Imprimeur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Libraire, place de l'Egalité, No 1035. Et se trouve à Paris, chez Garnery, rue de Seine, et à Strasbourg, chez Treuttel et Wurtz. An XI (1803) (20.8 × 12.7 cm, (7) + LII + 395 + (1) pp). Id. Tome second ((8) + 276 pp, Kon Bi Brussel VH 5704). Historisch overzicht als inleiding. In het 1e deel beschrijving der steenen, in het 2e overzicht over de zouten, de brandbare stoffen en de metalen; het bevat ook een vergelijkingstabel over de oude en de moderne mineralogie. Louis de Launay (ca 1740 † ca 1805) was advocaat en mineraloog te Brussel. Zie Biographie nationale V p 330.
D 3 = [1733 Du Cange] Glossarium ad Scriptores mediae met infimae Latinitatis, Auctore Carolo Dufresne, Domino Du Cange.... Editio nova locupletior et auctior. Tomus primus. Parisiis, Sub Oliva Caroli Osmont, via San Jacobaea MDCCXXXIII (38.6 + 24.7 cm, A-B, (8) + XII + (4) + XC pp + 1393 col., Bi Un Gent Bl 39). Tomus secundus 1733 (1705 col, C-D). Tomus tertius 1733 (1678 col, E-K). Tomus quartus 1733 (1420 col, L-O). Tomus quintus 1734 (1562 col, P-R). Tomus sextus 1736 (1814 col, S-Z). Charles du Fresne, sieur du Cange, geboren te Amiens 1610 † Parijs 1688. De eerste uitgave van zijn Glossarium verscheen te Parijs in 1678, 3 boekdeelen in fo. De uitgave van 1733 in 6 deelen in fo is de vierde, door de Benedictijnen vermeerderd.
D 7 = [1883-1887 Du Cange] Glossarium mediae et infimae Latinitatis conditum a Corolo du Fresne Domino du Cange Auctum a Monachis ordinis S. Benedicti, cum supplementis integris D.P. Carpenterii Adelungii, aliorum, suisque digessit G.A.L. Henschel Sequuntur Glossarium Gallicum, Tabulae, Indices Auctorum et Rerum, Dissertationes. Editio nova aucta pluribus verbis aliorum scriptorum. A Leopold Favre, Membre de la Société de l'Histoire de France et correspondant de la Société des Antiquaires de France. Tomus primus. Niort L. Favre, Imprimeur-Editeur 1883. Tous drois réservés. (27.6 × 22.1 cm, LXXV + 576 pp, A-Bar, Bi Un Gent 115 A 26, te samen 9 vol.).
J 2 = [1702 Johnsonius] Lexicon Chymicum, Authore Gulielmo Iohnsonio chymico. (In Jo. Jacobi Mangeti Bibliotheca chemica curiosa. Tomus I pp 217-291, Genevae 1702, Bi Un Gent Ch 9). Over Wilhelm Johnson zegt Jöcher dat hij een Engelsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
medicus was van de 17e eeuw. Zijn Lexicon chymicum verscheen in 1652, en later te Frankfurt in 1678.
K 2 = [1682 Kircherus] d'Onder-Aardse Weereld In Haar Goddelijk Maaksel en wonderbare uitwerkselen aller Dingen; Door den Eerwaardigen Vader Athanasius Kircherus in XII Boeken nauwkeurig beschreven. Vervat in II Deelen..... t'Amsteldam, By d'Erfgenamen van wylen Joannes Janssonius van Waasberge. In 't Jaar 1682. Met Privilegie. (37.3 × 23.7 cm, (20) + 425 + (11) pp voor het 1e deel). d'Onder-Aardse Weereld, Het tweede Deel; Daar in de wonderbare Kracht der Werksame Natuur in de Voortbrenging der menigerlei Schepselen, en derserlver gedurige Op en Ondergang, Door den Eerwaardigen Vader Athanasius Kircherus, in V Boeken Naauwkeurig beschreven wordt..... 1682 ((8) + 415 + (13) pp voor het 2e deel, Bi A.J.J.V.). Bij den aanvang van het 2e deel geeft Schr. in een tabel een overzicht van de steenen, doch zonder rangschikking, waarop de beschrijving volgt. Kircher die de goudzoeking bedrieglijk noemt, geeft pp 291-294 de lijst der ‘Beeldsprakige teekenen, onder welke de stof-scheiders haar geheimen verbergen’ alsook de uitlegging der ‘duistere woorden der goudsoekers’. Athanasius Kircher, Geyssen 1602 † Rome 1680.
K 3 = [1703 Koenig] Emanuelis König, Phil. & Med. Doct. & Prof. P. in Univers. Basil. Acad. Leopold. Nat. Curios. Avicennae, Regnum Minerale, Generale et Speciale.... Metalla, Lapides, Salia, Sulphura, Terras.... recludit. Basileae, Sumptibus & Typis Emanuelis König, Senioris, Anno MDCCIII. (20.6 × 15.4 cm, (24) + 181 + (3) + 428 + (4) pp, Bi A.J.J.V. met Ex libris en handteekening van Lavoisier.) Koenig noemt dikwijls zijn voorgangers op het gebied van de mineralen; zijn beschrijvingen zijn zeer uitgebreid en vermelden ook de geneeskundige eigenschappen, en zij bevatten talrijke chemische aanteekeningen, waarvoor bijzondere teekens worden gebruikt. Op p. 206 komt de uitdrukking atoom voor: ‘in illa loco stellarum, atomi nigricantes conspiciuntur.....’ De diertjes van Van Leeuwenhoek worden door de Philosophical TransactionsGa naar voetnoot(8) in het Engelsch door living atoms vertaald. De Fransche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertalers van Lucretius hebben primordia door atomes abusief vertaaldGa naar voetnoot(9). Emmanuel Koenig, Bazel 1658 † Bazel 1731 en hoogleeraar aldaar.
L 3 = [1743 Nicolas Lemery]. Woordenboek of Algemeene Verhandeling der enkele Droogeryen behelzende der zelve verscheide benamingen, oorsprong, verkiezing, beginsels, woords-oorspronkelykheden, en alle byzondere eigenschappen, die in de Dieren, Planten, en Bergstoffen gevonden worden. In 't Fransch beschreven door den Heer Nicolaes Lemery, Lid van de Koninklyke Akademie der Wetenschappen en Doctor in de Geneeskunde; En in 't Nederduitsch gebragt door C.V. Putten Pz. Med. Doct. en Isaac De Witt chirurg. Met kopere Platen. Te Rotterdam, By Jan Daniel Beman, MDCCXLIII. (25.7 × 19.2 cm, (24) + 772 + (72) pp + 25 platen, Bi A.J.J.V.). Over Nicolas Lemery (1645 † 1715) zie mijn verhandeling van 1921Ga naar voetnoot(10). Het woordenboek van 1743 is de vertaling van Dictionnaire ou traité Universel des drogues simples waarvan uitgaven verschenen tusschen 1698 en 1807.
L 0 5 = [1780-1785 Linnaeus]. Natuurlyke Historie of uitvoerige Beschryving der Dieren, Planten en Mineraalen, Volgens het Samenstel van den Heer Linnaeus. Met naauwkeurige Afbeeldingen. Derde Deels, Eerste Stuk. De Versteeningen. Te Amsterdam, By de Erven van F. Houttuyn. MDCCLXXX (20.5 × 12.4 cm, VIII + (12) + 550 pp, Bi A.J.J.V.). Inleiding en dierlijke fossielen.
Linnaeus. Ibid. Tweede Stuk. De Delfstoffen. Ibid. MDCCLXXXI (12) + 700 + (8) pp). Plantaardige fossielen, kernsteenen, puimsteenen, drupsteenen, tufsteenen, okers, zanden, kleijen, krijten, stuifaarden.
Linnaeus. Ibid. Derde Stuk. De Steenen. Ibid. MDCCLXXXII (8) + 638 + (6) pp). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aardachtige steenen, kalkaardige steenen, kleisteenen, keizelige steenen, kristallijne steenen, edele steenen, vergaarde steenen.
Linnaeus. Ibid. Vierde Stuk. De Mynstoffen. Te Amsterdam, Bij J. van der Burgh en Zoon. MDCCLXXXIV ((10) + 498 pp). Zouten, salpeter, kalkzout, borax, pekelzout, aluin, vitriolen, armoniakale zouten, zwavelige lichamen, amber, barnsteen, aardharsen, rottekruid, metaalertsen.
Linnaeus. Ibid. Vijfde Stuk. De Mynstoffen. Ibid. MDCCLXXXV ((10) + 360 + (228) pp). Metaalertsen. Uitheemsche register van de minerale namen voor de 5 deelen. Bladwijzer der planten. Nabericht. Korte inhoud van de Natuurlijke Historie. Het 3e deel bevat pp. 85-134 een kort geschiedkundig overzicht betreffende de mineralogie, met de rangschikkingen van Agricola, Caesalpinus, Bromel, Boerhaave, Baumer, Hill, Scopoli, Woltersdorff, Cartheuser, Justi, Cronstedt, Vogel, Wallerius, en deze van Linnaeus in drie klassen: Petrae, Minerae en Fossilia. De Petrae of steenen zijn verdeeld in vuurbestendige, kalkwordende en glaswordende; de Minerae of mijnstoffen in zouten, zwavels en metalen; de Fossilia of delfstoffen in aarden, samengroeizels en versteeningen. Karl van Linnaeus, geboren te Rashult in 1707, † 1778 te Hammarby, studeerde te Lund, Upsala, en in Nederland en werd doctor in de medecijnen te Harderwijk, van af 1741 hoogleeraar te Upsala.
M 8: [1878 van Maerlant] Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme, uitgegeven door Dr. Eelco Verwijs. Tweede Deel. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1878. (23 × 14 cm, (6) + 251 pp, Bi A.J.J.V.). In dat werk van van Maerlant (ca 1235 † ca 1300) handelt Boek XII over de steenen en Boek XIII over 7 metalen. De werken van Jacob van Maerlant werden ook door te Winkel uitgegeven: Maerlants werken, Leiden 1877. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P 6 = [1496 Papias] Papias Vocabulista. (Op het einde:) Impressum Venetiis per Philippū de pincis Mantuanum. Anno domini MCCCC XCVI die XIX Aprilis. Regnante serenissimo Augustino Barbadico. Venitiarum duce felicissimo (31.4 × 21.1 cm, 192 ff niet genummerd, Bi Un Gent Res 76). Papias leefde in Lombardij in de 11e eeuw. Zijn vocabularium verscheen voor de eerste maal te Milaan in 1476 in fol; er zijn twee uitgaven te Venetië 1491 en 1496.
P 5 = [1845 Plinius] C. Plinii Secundi Historiae Naturalis Libri XXXVII.... e notis Gallice editionis Ajasson de Grandsagne.... quarum auctores exstitere ad zoosophiam, ut plurimum, G. Cuvier.... volumen octavum. Parisiis excudunt Plon fraters 1845 (23.3 × 14.1 cm, (2) + 323 pp, Bi A.J.J.V.). In dat 8e boekdeel: Liber XXXIII metallorum naturae, Liber XXXIV aeris metalla, Liber XXXVI lapidum natura, Liber XXXVII gemmae. Caius Plinius secundus, gezegd de Oude te Verona in 23 geboren en in 79 overleden gedurende de Vesuviusuitbarsting op Herculanum en Pompei. Zie mijn verhandeling in Versl. en Meded. Kon. Vla. Acad. 1940 p 476.
R 2 = [1612 Rulandus] Lexicon Alchemiae sive Dictionarium alchemisticum.... Auctore Martino Rulando, Philosophiae, & Med. D. & Caes. Maiest. Personae SS. Medico, &.... Cura ac sumtibus Zachariae Palthenii, Librarii ac D. in libera Francofurtensium Repub. MDCXII (19.5 × 14.5 cm, (8) + 471 pp, Bi Un Gent Ma 543). Martin Ruland leefde tusschen 1532 en 1602. Van zijn Lexicon worden twee uitgaven genoemd, te Frankfurt verschenen in 1612 en 1662 in 4.
T 5 = [1605 Theophrastes]. Theophrasti Eresii Peripateticorum post Aristotelem principis, Pleraque antehac Latine nunquam, nunc Graece & Latine simul edita. Interpretibus, Daniele Furlano Cretensi, Adriano Turnebo..... Hanoviae, Typis Wechelianis, apud Claudium Marnium, & haeredes Ioannis Aubrii. MDCV (32.5 × 20.4 cm, (8) + 397 + (6) pp, Bi A.J.J.V.), ΘΕΟΦΡΑΣΤΟΥ ΠΕΡΙ ΛΙΘΩΝ. Theophrasti Liber de Lapidibus. Daniele Furlano interprete, pp 1-54. T 7 = [1647 Theophrastes]. Ioannis de Laet Antvverpiani De Gem- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mis et Lapidibus Libri duo. Quibus praemittitur Theophrasti Liber de Lapidibus Graece & Latine Cum Brevibus Annotationibus. Lugduni Batavorum. Ex Officina Ioannis Maire. Anno CIƆ IƆ C XLVII. (18.7 × 11.2 cm, (64) + 210 + (6) pp, Bi A.J.J.V.). Theophrastes leefde tusschen 374 en 287 v. Chr.
VV 2 = [1882 Verwijs-Verdam] Verwijs E en Verdam J. Middelnederlandsch Woordenboek, 's Gravenhage, Martinus Nijhoff 1882. De genoemde bronnen, over mineralogie, beperken zich tot: Bartolomeus A, Van den Proprieteiten der dinghen Haarlem, 1485. Van Maerlant J, der Naturen Bloeme 1878. Broeder Gheraert, Natuurkunde van het Geheelal (J. Clarisse) 1847. Daaruit volgt dat over de steenen weinig wordt vermeld; daarom kan mijn bijdrage waarin de wetenschappelijke werken werden geraadpleegd nuttige aanvullingen medebrengen. Van de steenennamen in deze bijdrage bestudeerd vind ik hier alleen: agathes, ametiste, calcedone, cristal, sardoen en sardijn.
V 5 = [1715 Vincent] Het tweede deel of vervolg van het Wondertooneel der Natuur, ofte een Korte Beschryvinge Zo van Bloedelooze, zwemmende, vliegende, kruipende, en viervoetige geklaauwde eyerleggende Dieren, als van Hoornen, Schulpen, Koraalen, Zee-heesters, metallyke en in steen veranderde Dingen, enz. Van de welke een zeer groote Menigte word bevat in de Kabinetten van Levinus Vincent. Te Amsterdam, Gedrukt voor den Autheur, en zyn te bekoomen by Gerard Valk op den Dam, en Joannes van Leemoen in de Gasthuis-Moolensteeg, CIƆ IƆ CCXV (23.7 × 18 cm, (14) + 278 pp, VI tab., Bi Un Gent HN 3901). Op pp 207 tot 267 worden talrijke mineralen, metalen en chemische producten genoemd. Dat werk heeft als 1e deel, van het jaar 1706 en vooraan medegebonden:
[1706 Vincent] Wondertooneel der Nature, Geopent in eene Korte Beschryvinge der Hoofddeelen van de byzondere Zeldsaamheden daar in begrepen; in orde gebragt en bewaart door Levinus Vincent. Te Amsterdam, Gedrukt by François Halma, Boekdrukker en Boekverkooper, in de Kalverstraat, in Konstantyn den Grooten 1706 (23.7 × 18 cm, 278 pp Bi Un Gent HN 390). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W 1 = [1781 Wallerius] Johan Gotsch. Wallerius, Ritter des Königl. Wasaordens, der Chemie, Metallurgie und Pharmaceutik Professors zu Upsal, &. Mineralsystem, worin die Fossilien nach Klassen, Abtheilungen, Gattungen, Arten und Spielarten angeordnet, beschrieben und durch Beobachtungen, Versuche und Abbildungen erläutert werden: in einen Auszug gebracht und mit äussern Beschreibungen und Zuzäzen vermehrt; herausgegeben von Nathonael Gotfried Leske. Erster Theil. Erd -und Steinarten. Mit Kupfern. Berlin, verlegts Friedrich Nicolai. 1781. (19.3 × 11.5 cm, XVI + (4) + 396 pp, 2 pl, Bi A.J.J.V.). - W 3 = Ibid. von D. Ernst Benjamin Gottlieb Hebenstreit, der Leipz. Ekon. Societàt und der Holl. Naturf. Gesellsch. Mitglied. Zweiter Theil. Erze und Steinwuchse. Mit einem Kupfer. Berlin, verlegts Friedrich Nicolai, 1783. De geneeskundige eigenschappen komen hier niet in aanmerking, terwijl de mineralogische en geologische gansch overwegend zijn. De inhoudstafels en alphabetische registers geven alleen de Duitsche termen, niet de Latijnsche, terwijl in het overzicht Duitsche, Latijnsche en Fransche regelmatig voorkomen. Schr. verdeelt in 4 klassen: Erden, Steine (in Band I), Erze, Steinwüchse (in Band II), onderverdeeld in 74 soorten. Wallerius leefde tusschen 1709 en 1785. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cristael.In VV 2 vindt men: ‘Cristal, cristael. Van Lat. gr. crystallus. Hetzelfde als Kerstael, Kristal. Mhd Kristal(le), mnd. Kristal, hd. Krystall. A 1 zegt: ‘Item wildy vier ontsteken. Neempt Cristael [Cristallus in de lijst aan het begin] en̄ settet teghens die Circkel vander sonnen dat is tegens dye sonne, En legter yet by dat barnē mach en terstont die sonne schijnede seer warm daer sal vier wt comē en drinctment met Honich tsal melck gheuen.’ Ook bij A 9 schenkt Cristalus vuur uit de zon, en aldaar wordt duidelijker het ontstaan van melk uitgelegd: ‘tritus cum melle mistus receptus a mulieribus replet ubera lacte’. A 5 bevat in het Latijn denzelfden tekst als A 1, met de schrijfwijze cristallus; in de lijst aan het begin vindt men chrystallus: Van Maerlant bespreekt dien steen in de verzen 385-396 van M 8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
385[regelnummer]
Cristallus, seghetmen over een,
Es van ouden yse worden steen,
Maer daer jeghen spreect Solijn,
Ende seghet dat cristalle sijn,
Als et noyt en vroes ijs.
390[regelnummer]
Si segghen, die hier of sijn wijs,
Wrijftmen desen steen te sticken,
Ende men ghevet drinken dicken
Vrouwen, den die melc verdroghet,
Dat hi an soghe cracht toghet.
395[regelnummer]
Dec es hi silken oghen goet,
Ende ghesonden hi wel doet.
In T 5 en T 7 Κϱύσταλλος chrystallus, in P 5 en K 3 crystallum, in Ba 1 en Ba 8 cristallus, in Bal 1 cristal. In Ba 5 vindt men crystallus en cristallus in den tekst, cristalle in de Nederlandsche tafel. B 7 zegt: ‘Crystallus notissima gemma, si nomen gemme meratur, transparens est, ac aquam in glaciem congelatum, unde nomen habet, omnino refert’; Boetius de Boot aarzelt dus dezen steen onder de edelsteenen te brengen en neemt ook aan een oorsprong in versteend waterijs. V 6 geeft voor kristal vier bepalingen: een soort glas, koude vorst of ijs, hagel, ‘ten vierde word kristal voor dat eedelgesteente genomen.... Deeze heldere en deurschijnende steen word bij de Latijnen Kristal genoemt.... meest hoekig en voornaamentlijk zeshoekig.... wanneer het doorzigtig is word het Berg-kristal genoemt.... indien 't geverft is, krijgt het de naam van dat eedelgesteente, het welke het gelijkt. Maar dat Kristal, dat de straalen van de zon ontfangt, en de gestalte van den hemel-boog op de naaste wand uitwerpt, of voor het ligt gezet een verscheidentheid van verf vertoont, word Iris, Reegenboog genoemt.’ Bij Vincent is er dus een vergissing als hij aan gekleurde steenen een naam toekent die verwarring moet brengen tusschen gekleurde Kristal en steenen die zeker tot Kristal niet behooren. Boerhaave Bo 2 beschrijft als volgt: ‘Crystallus alba, nitida, pura, vitrum scindens, vix in igne fundenda, vitrum fere referens, definito radiorum et stratorum applicatu et concursu genita, prima in hac classe reponenda videtur’, en bespreekt als ook chemische processen. Voor L 3: Crystallus, Fr. Cristal, Nederl. Kristal, is een witte heldere, blinkende, doorschijnende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steen, gemaakt door de stolling van een zeer helder water, beladen met eene steenachtige stoffe, die het innerlijk ontdaen heeft.... De zandkorrels zijn ook kleene kristallen.... Men vind ook somtyds een zwart Kristal, doch zelden.... Crystallus, Ωϱύος frigus, et ὐδωϱ aqua, als of men zeide een water, dat door de koude gestolt is. Het natuurlyk Kristal word Berg- of Rots-Kristal genaemt, omdat 't doorgaans als eene rots gemaekt is.’ Lemery denkt er nog niet aan het kristal onafhankelijk van water of van ijs te maken. Bl 9 geeft een andere etymologie: ‘Crystallus a κϱύος gelu et σέλλωGa naar voetnoot(*) contraho’; hij beschouwt dien steen als een pseudodiamant (pseudo-adamas). Bergmann B 2 vertaalt in het Latijn bergkristal en gebruikt de uitdrukking kwarts die heden is overgebleven: ‘Der Bergkrystall, Crystallus montana.... ist härter als andere Quarzarten; widersteht aber der Teile nicht.... Die gefàrbten Krystalle, Crystalli coloratae, Quarzflùsse sind von den Bergkrystallen nur darinn unterschieden, dass sie immer eine Farbe haben’. Wallerius W 1 noemt Bergkristall, Crystallus montana, Cristal de roche. Linnaeus Lo 5 onderscheidt duidelijk krystal en kwarts: ‘Crystallus, Krystal. De Krystallen zyn wegens haare figuur, tot het Salpeter betrokken (kristal wordt ook gebruikt in algemeenen zin, 3e deel pp 339-381). Crystallus simplex, eenpuntig. De naam van Berg-Krystal schynt overtollig: dewyl dezelve toepasselyk is op alle de soorten en alleen dienen zou kunnen om naturlyke van de konstig gemaakte krystallen te onderscheiden. Immers, dat men gemeenlyk Berg-Krystal of Rots-Krystal noemt, is een Kwartsdroes of gekrystallizeerde Kwarts: terwyl de Krystaltakken en groepen zo wel dien naam verdienen.’ Voor Johnsonius J 2 is crystallum de materia prima, aldus de oerstof, voor Rulandus R 2 is Crystallus ‘lapis concretus gelu vehementiore ex nive, glacieque, nec reperitur alibi, quam ubi maximae hybernae nives rigent’. Ducange D 3 noemt cristallum niet, D 7 wel: ‘Lapis pretiosus, de quo ignis est producendus’. Kwarts of bergkristal is een verbinding van silicium en zuurstof, SiO2, bevattende 46,6% silicium en 53.4% zuurstof. Het komt voor als kristallen, terwijl andere steenen van dezelfde samenstelling, zooals calcedoon, opaal, agaat, silex, kornalijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
amorph zijn. Kwarts is gewoonlijk kleurloos en doorschijnend, kan echter door de aanwezigheid van kleine hoeveelheden metaal gekleurd voorkomen. Het woord kristal heeft thans een algemeene beteekenis en is geen synoniem van kwarts. Over κϱύσταλλος, κϱυσταλλώδης cristallus schreven nog, onder de ouden: Pedanios Dioskorides (1e eeuw na J.C.) in de materia medica, Strabo (65 v.J.C. † 25 na J.C.) in Geographica, Julius Annaeus Seneca (4 v.J.C. † 65 na J.C.) in De Constantia sapientia, Dionysius Periegetes (in den tijd van J.C.) in zijn gedichten over de bekende wereld, Diodoros (1e eeuw na J.C.) in Bibliotheca historica. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amatistus.Verwijs en Verdam VV2 zeggen: ‘Ametiste (ametist, amestis, amastis). Amethyst, violetkleurig edelgesteente. In Tondal. 14 vindt men ametestis gespeld, in Nat. Bl. XII, 25 bij E. amastice’. In A 1 lezen wij: ‘Item wildy hebben goet verstant ende memorie / ende dat ghy niet en muecht droncken werden. Neemt eenen steen die Amatistus geheetē is / Ende Van purpurder colueren / Ende die beste wast in Indien / ende is goet teghen dronckenschap / Ende maeckt den onverstandighen verstandich.’ Voor A 9: Ametistus est gemma multum communis & nota, coloris purpurei et transparentiae aliquantulum obscurae; en voor A 5: Amethystus.... est purpurei coloris.... (Amatistus in de titellijst). De paarse kleur, die aan viooltjes laat denken, is de reden waarom van Maerlant dezen edelsteen aan het begin van zijn 12e boek stelt; ook is deze steen tegen dronkenschap te gebruiken; M 8: 21[regelnummer]
Amesticus, den ic eerste sette,
Es ghelijc der violette,
Ende daermense vint so ghedaen,
Dat sijn die beste, dats sonder waen.
25[regelnummer]
Some amestice sijn
Ghevaerwet na den roeden wijn,
Mettien watre verkeert
In Ethiopen, alsmen ons leert,
Vintmense ende in Endi,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30[regelnummer]
Ende in Germania hier bi,
Maer die en sijn bor diere,
Noch oec van scoenre maniere.
Weder ware hi ware so min.
Die cracht die hi hevet in,
35[regelnummer]
Dats dat hi dronkenscep verdrivet,
Als men ons leert ende scrivet.
Als varianten noemt Verwijs: Ametistus, ametisten, amasticen. In T 5, T 7 (ἀμέϑυσον) en P 5 leest men: Amethystus. Voor Bartholomaeus Ba 1: ‘Ametistus lapis est indicus qui inter gemmas purpureas obtinet principatum ut dicit Isi. Est autem ametistus colore purpureo et violaceo permixtus quasi rosa nitens et leuiter fundens quasdam flammulas et emittens’; Ba 8: Ametistus; Ba 5 Ametistus, amatist, en in de tafellijst amatist; Bal 1 ametiste. Boetius de Boot B 7 noemt voor Amethystus het hebreeuwsch Achlamah en het chaldeesch enegla en K 3 zegt dat Amethystus.... coloremque vini imitatur. Bij V 6 komt onder den titel ‘Van de Amethist’ een kleurbepaling met de druiven: ‘Veele verzekeren, dat dit eedel gesteente uit zuiver en ligt zwart den oorspronk heeft, en willen dat aan het zelve geschied, het geen aan de druivebeezijën gebeurt. Andersins word hij in het eedelgesteente Sarda, gelijk als in zijn lijfmoeder, gebooren en vermeerdert’. V 6 vermeldt verder dat Ovidius aan dezen steen een purpere kleur toeschrijft, doch dat Marbodeus ook een paarse en een roze kleur aanneemt. Linnaeus L 05 brengt Kornalijn onder de zeer oude edelsteenen, ‘in de Borstlap des Heiligdoms de eerste in rang’; deze steen was dan gekend onder den naam van Sardis, Sardion bij de Grieken, en Sarda bij de Romeinen. Aldus is wel een zekere betrekking aan te nemen tusschen amethyst en sardo-kornalijn. De chemische samenstelling is trouwens dezelfde, siliciumoxyde; daarentegen is amethyst gewoonlijk in kristallen, en kornalijn niet. Volgens Lemery L 3, komt amethystus, Fr.ametiste, nederl. ametist van 'α en μέσϑη, ‘vinum aut ebrietas, omdat dees steen, zoo men zegt, de dronkenschap belet’; het is een doorschijnend steen, wit, rood of paars. Be 2 noemt Amethystus, Duitsch Amethyst. Wallerius W 1 schrijft: ‘Amethyst.... beim Plinius Sacodion genent,.... Sapinos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oder Paramites der Alten.’ Hier moet ik doen opmerken dat het woord Sardion bij Linnaeus voorkomt en dat in de uitgave van Plinius P 5 door Cuvier en Grandsagne bezorgd het volgende kan gelezen worden: ‘Hunc colorem Jndi sacon vocant, talemque gemman sacondion’ (Lib XXXVII, nr XL amethystus). Hoe aldus door het afschrijven, sacondion, sacodion wordt, en verder wellicht sardion, door co te vervangen door r, is niet onmogelijk. Wat Paranites betreft, Albertus A 9 en Boetius de Boot B 7 noemen peranites, met het variante peantides. Peranites schijnt echter met amethyst niets gemeen te hebben. Het woordenboek van Blankaart Bl 9 herhaalt voor amethystus, Grieksch ἀμέϑυσος, Germ. Amethyst, Ametist, de eigenschappen tegen dronkenschap: ‘Dicitur ebrietatem impedire: indeque nomen Gr = ae=cum ipsi est impositum. R 2 zegt: ‘Amethystus, ein Amethyst coloris violacei gem̄a est’ en P 6 schrijft met de spelling Amethistus. Voor J 2 is ‘Hyacinthus gemma differens ab amethysto. Inderdaad is hyacinthus geen kiezelzuuranhydride, wel een gekristalliseerd silicaat. Amethyst is kiezelzuuranhydride, aldus doorschijnend kwarts waarvan de paarse kleur door mangaan wordt veroorzaakt. De amethyst die in de oude Joodsch-Perzische lijst der maandsteenen voor de maand Februari in aanmerking kwam, en die onder de 12 borstlapsteenen voorkomt van de Joodsche Hoogepriesters die als de symbolen van de 12 stammen golden, komt voor als God die misfortuin en dronkenschap tegenwerkt; de overlevering heeft nog aan dezen steen deze beteekenis behouden tegen dronkenschap te beschermen, innige vereering te brengen en tegen opkomende drift te behoeden.
Over amethystus schreven Flavius Arrianus (ca 100 † ca 170) in zijn Expeditie van Alexander, en Dionysius Periegetes in zijn gedichten over de bekende wereld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Calcedonius.VV 2 zegt: ‘Calcedone (calcidone). Benaming van een blauwof groenachtigen edelen steen. Eene soort van topaas; ook nevel of melksteen, kwartsagaat. Mlat chalcedonius lapis, achates chal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cedonius, mhd calcedon, calcidon, ndl chalcedon’. Chalcedon met achaat is juist, omdat beide steenen tot het kiezelzuuranhydride behooren; met topaas echter wordt het een vergissing, topaas is aluminium silicofluoride van de samenstelling Al2Fe2 (OH)2-Si O4. In A 1 vinden wij letterlijk: ‘Item wildi vlien bespottinghe oft bedrieginghe / ende alle fantasie / ende alle saken verwinnē Neemt eenen steen die Calcedonius gheheetē is ende is bleeck ende bruyn / Ende een luttel donckere. Ist dat ghi desen steen voort brengt. Ende met die cracht des Steens die Sinerip gheheetē wordt aen den hals hanghet is goet teghen alle bespottinghe der ghestecten / Ende het doet verwinne' u teghen partije / ende dit is lest geproeft binnen onsen tijden.’ In de titellijst Calceldonius. In A 5 komt Chalcedonius (Calcedonius in de titellijst) voor, met den steen Senerib genoemd, en ‘alle bespottinghe der ghestecten’ komt overeen met den Latijnschen tekst ‘Omnes fantasticas illusiones’. In A 9 ziet men Calcedonius waarvan de kracht met den steen Sineris wordt opgewekt. Van van Maerlant M 8 de volgende verzen: 275[regelnummer]
Calcedonius es een steen,
Dicke ghevaerwet al in een
Tuschen den blauwen ende den claren.
Es hi doergate te waren,
Ende men draechtene, als ict vant,
280[regelnummer]
Ist an den hals of an die hant,
Hi doet dicken in ghedinghe
Pleyt verwinnen sonderlinghe,
Ende hi tempert sere mede
Hitte die coemt van den rede.
285[regelnummer]
Dieerhande vintmen desen,
Also als wi bescreven lesen.
Met de variante Calcedonis.
Voor A 9, Calcedonius lapis est pallidus, fuscus, aliquantulû obscurus en voor A 5 Chalcedonius est pallidus, fuscus & aliquantulum obscurus (Calcedonius in de titellijst. Volgens Bar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tholomeus anglicus Ba 1: Calcedonius est lapis pallidus et hebetem pretendens colore.... quasi mediū inter berillum et iacinctum ut dicitur in lapidorio; Ba 8 en Ba 5 Calcedonius, Bal 1 Calcidoyne. Chemisch is het plaatsen tusschen berillus en iacinthus een fout, omdat deze twee laatste steenen silicaten zijn, terwijl calcedonius eenvoudig kiezelzuuranhydride is. B 7 handelt over Carchedonius (ook chalcedonius): carchedonios Plinius inter Rubini genera recenset, ac nigrioris aspectus; in Plinius vind ik echter geen andere inlichting dan over calchedon in hoofdstuk 37 van Liber XXXVII betreffende iaspis. L 3 noemt Chalcedonius, vel charcedonius, fr. Calcedoine, nederl. Kalcedonysteen. ‘Is eene soort van onyx, of een kostelyke steen van verschillende grootte, gelykende naer den sardonyx, maer witter, blinkende en doorschynende.... Dees steen heeft zynen naem gekregen van Chalcide, waar vandaen hy eertyds in de andere landen overgezonden werd.’ Onyx is werkelijk kiezelzuuranhydride. Be 2 gebruikt de woorden Chalzedonier en Chalcedonius en W 1 de woorden Kalzedon, achates carneolus, fr. cornaline ou carneol. Heden maakt het Fransch een onderscheid tusschen calcedoine, kleurloos of gekleurd en cornaline altijd rood door de aanwezigheid van sporen organische stoffen. Kircherus K 2 rekent chalcedonius onder onyx. Bau 1 zegt van Chalcedonius, Lapidem corneum teneriorem album, semipellucidum vel diaphanum. Lo 5 geeft de volgende beschrijving: Silex chalcedonius, chalcedoon. Deeze, in Vrankryk cassidoine genaamd, wordt van sommigen onder de onyxen geteld, naar welken hy veel gelykt: van anderen onder de Hoornsteenen.... De Chalcedoon onderscheidt zig van den Onyx, niet alleen door minder hardheid, hoewel hy vuurslaat en glas snydt, harder zynde dan achaat; maar ook en wel inzonderheid, daar door, dat hy doorgaans egaal gekleurd is, of ongekleurd, zonder laagen.’ Papias P 6 noemt Calcedonius pallidā ignis habet effigiem. Calcidonius, chalcedonius lapis, vulgo calcedoine vel chalcedoine komt in Ducange D 3 niet, wel in Ducange 1887. De naam van dezen steen ontbreekt in het Lexicon van Blankaart Bl 9. Zooals hooger gezeid is chalcedoon niet gekristalliseerd kiezelzuuranhydride. Volgens de overlevering heeft chalcedoon de beteekenis zwaarmoedigheid te verdrijven en tevredenheid te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onix.Over dezen steen vind ik in VV 1 niets. A 1 schrijft aan dezen steen droevige eigenschappen toe: ‘Item wildi verwecken droefschap / vreese / en̄ vervaerlijcke fantasie ende ghekijf / Neempt eenen steen Onix geheeten / ende is swert coluer / ende men vint die beste met witte aderen doorloopen ende hy compt wt Indien in Arabien en̄ ist damen die aenden hals oft aen dye vingeren draecht / hy verwecket terstont droefheyt inden mensche / en̄ vervaerheyt / en̄ verwect oock indē sloep vervaerlijcke fantasie / en̄ ghekijf / en̄ dit is cortelijck gheproeft.’ Ook A 9 en A 5 spreken van de zwarte kleur van onyx en van de treurige eigenschappen: Aiunt, collo vel digito suspensus excitare tristiciam & timores, & in somno fantasias terribiles. Van Maerlant M 8 is half optimistisch, half pessimistisch:
Onix es een diere steen,
Swart es hi meest over een,
895[regelnummer]
Ende ghetafelt some met witten,
Some met blauwen, die wel sitten.
Hi maect sinen draghere coene;
In slaepe es si van goeden doene,
Want hi verdrivet serichede
900[regelnummer]
Ende elfs ghedroch ende sulke ding mede.
Maer dits te lachteren als ende als,
Es datmenne draghet an den hals,
Dat hi maect orloghe ende strijt,
Ende vele spuens talre tijt;
905[regelnummer]
Maer dese quaetheit hi beghevet,
Alsmen sardius daer bi hevet.
Over sardius, sardonyx, sarda, die bij A 1 niet voorkomen, wel bij A 9, wordt verder aanteekeningen verzameld. Plinus P 5 stelt onyx dicht bij alabastrites of albast en schijnt aldus zekere verwarring te verwekken. T 5 en T 7 noemen ook onyx 'ονύχιον. Bij Bartholomaeus Anglicus vernemen wij: Ba 1, Onichinus lapis est indicus et arabicus.... Indicus aut onix ignis colorem habet albis tingentibus venis sive zonis. Onix vero arabicus nigri coloris cum candidis zonis; Ba 8 Onichinus; Bal 1 oniche en in tabel onice; Ba 5 onithinus en in tabel oni- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
chinus. Boetius de Boot B 7 zegt: Onyx Graece est unguis, unde & nomen gemmae.... Translucet raro, opaca enim est.... Germanice Onykel, Italice Nicolo vocatur, quo nomine etiam Sardonychen appellant: confundunt enim has duas gemmas.... Dioscoridis Onyx, Alabastrum est, quia id unguis colorem refert. Aldus ook zooals bij Plinius. Voor K 3: Onyx gemma est polita, albo & nigro zonis distinctis constans. In V 6: Onyx (nagelsteen) beteekent in 't Grieksch een mensche nagel, en de klaauw van het viervoetige gedierte. By zommige word deeze steen Onychites geheeten. De witheid en de verscheidentheid der verven word in den onyx ten hoogste gepreezen, gelijk de vuurige, zwarte, en hoornige verf, met witte aderen omcingelt, als een oog. Cardanus stelt van deeze drie soorten. Andere hebben gezegt dat er vijf soorten van onyx zijn. In L 3: Onyx, nederl. onixsteen, is een witte, zuivere, gladde, ondoorschynende, doch van buiten glinsterende edele steen, naar een' menschennagel gelykende.... Onyx, 'όνυξ is een Grieksche naem, die nagel beteekent; dezen naem heeft men den onixsteen gegeven, omdat hij in kleur, een menschennagel gelykt. Be 2 noemt der Onyx, onychium en W 1 bespreekt onyx als Achates onyx. Ook spreekt K 2 van Onyx of nagelsteen over de gelijkenis met een menschennagel. Voor Linnaeus Lo 5: Den Ouden is, onder den naam van Onyx en Sardonyx, een steen bekend geweest, die by de Romeinen in veel achtinge was.... De Italianen geven aan beiden den naam van Nicolo of Camehuja, in 't Fransch Camaijen, en de steenen daar van gesneeden, noemenze cameo, de Franschen Camées. Die ronde oogen, werden memphites geheeten. Bau 1 zegt ook: Lapis corneus tenuior semipellucidus, nigrescens vel niger Onychis, Onychii, candidis zonis distinctus Memphitae, vel Camehuiae nomine venit. Wij komen later terug over dit woord, mephites en mephytes bij A 1, memphites bij A 9, memphites en mephytes bij A 5, en menfites voor van Maerlant M 8. Het woordenboek van Bl 9 geeft unguis als synoniem van onyx, en vermeldt dat onyx alabastrum ook beteekent. Onix wordt genoemd in de woordenboeken van J 2 en van R 2. In de oude Joodsch-Perzische lijst is onyx de steen van de maand Juli. Volgens de overlevering brengt de onyxsteen huwelijksch geluk en verhindert ongelukken. Onyx heeft dezelfde samenstelling als kwarts, aldus kiezelzuuranhydride. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onyx heet in het hebreeuwsch sohem of schoam, die ook sardius en smaragdus beteekenen. Ook werd den naam onyx gegeven aan steenen van gansch anderen aard, zooals aan albast en zekere marmersoorten; zelfs hebben Plinius en Dioscorides het woord onyx gebruikt om een schelpendeksel aan te duiden. Over ονυξ onyx schreven nog Dioskorides en Strabo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sardonyx, Sardinus en Sarda.Die drie namen komen bij A 1 en bij A 5 niet, wel in A 9: Sardonyx, quem quidam Sardonycem vocant, etiam compositus est ex duobus lapidibus Sardo videlicet & Onyce. Est ergo rubeus, et hic color supereminet in ipso ex Sardio, est etiam albus & niger, & coloris unguis proferens ex Onyce. Sardinus lapis est ab antiquissima inter pretiosos lapides conumeratur vel commemoratus. Sarda, quē alii dicūt Sardo lapis est q.. se habet ad tabulas ligni sicut magnes ad ferrū. Albertus magnus maakt drie verschillende steenen van. van Maerlant M 8 noemt slechts Sardonix en Sardius:
Sardonix es een steen hart,
Roet ende wit ende swart,
Als of hi van onichius,
1060[regelnummer]
Van onix ende van sardius,
Van hem drien ghesondert ware.
Nuttelec es hi ende orebare
Die nusselec es in sinen sin,
Want hi verlamenteerten daer in.
1065[regelnummer]
Hi doet stelpen menstrua.
Van Indi, van Germania
Coemt hi; haer som sijn ghegraven,
Ende die sijn meest waerd van haven.
Sardius es, sonder waen,
1070[regelnummer]
Een steen na roder aerde ghedaen,
Bloet stemmet hi, daer hi es mede,
Ne doet onix ghene felhede.
Sulke wanen dat dese steen
Ende cornageline sijn een.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sardius en corangeline of kornalijn zijn aldus voor Maerlant synoniemen. Vincent V 6 geeft de volgende lijst: sardius, corneolus, korneol, carnalynsteen, kornalijnsteen, sardinus, sarda, corneola, carneolus. Sardonyx werd, zegt de Launay La 3, duidelijk uit de twee woorden sarda of sardius of sardus en onyx samengesteld, hetgeen in een vers van Marbode wordt uitgedrukt: Sardonychem faciunt duo nomina, sardus, onyxque. Onyx vertoont witte en zwarte banden, in sardonyx treft men ook roode banden. De steen waaraan Plinius den naam heeft gegeven van sarda, was het οάϱδιον der Grieken, en den sardius der Romeinen, uit den naam van de Lydische stad Sardes, of van het eiland Sardinia, of van het Grieksch σάϱξ vleesch, als gevolg van de roode kleur. Deze steen heet in het Hebreeuwsch odem die beteekent rood. Sarda of sardius beteekent ook roode chalcedoon of kornalijn, en heeft aldus volgens de Launay een wat onduidelijke beteekenis. Plinius noemt drie soorten Sarda, een roode, een groote of dionium, en een derde soort die op een bladje zilver was gemonteerd. Van den steen sarda werd door de Ouden een zeer groot gebruik gemaakt. Verwijs en Verdam VV 2 spreken van sardijn en sardoen: ‘Sardijn, naam van een rood edelgesteente. Mlat sardis, sardius. Sardoen (sardoon, saerdoen, sardone, sardon, ook sardonis), naam van een edelen steen, hetzelfde als sardonix; lat. gr. sardonyx, mhd. sardonis, eng. sardonix, hd. sarder, sardoner, sardonier. Daarnaast zal ook wel sardonius in gebruik geweest zijn.
Ik heb nog over die drie steenen de volgende inlichtingen kunnen samenbrengen. Woordenboek van Papias P 6: Sardonytus lapis pretiosus terrae rubrae similis est. Sardonyx gemma est duorum nominum societate uocata est ex onycis candore & sardo: constat autem colore subterius nigro medio candido supius minio. Sardus gemma dicta: quod primum reperta sit. Sardis haec rubrum habet colorem marmoris prestans; sed inter gemmas utilissima. Van Sarda wordt vermeld in J 2 en R 2: Sarda gemma, quae & sardinus lapis dicitur, & nunc Darneolus vocatur. (Darneolus zeker voor Carneolus). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 4 boeken van Bartholomaeus anglicus: Ba 1: Sardonix, constat autem et tribus coloribus.... niger est in imo, candidus in medio, rubeus quasi minium in supremo. Sardius est gemma rubei coloris ad modum terre rubee. Ba 8 en Ba 5: sardonix, Sardius. Bal 1: sardonne, sardone, sarde. Bij Boetius de Boot B 7: Sardonyx ex Sardio & Onyche a natura simul compositis gemma est.... Dum crusta unius coloris scalpitur, ac alterius coloris pro stato relinquitur, tum gemmarii Camehuyam, vel cameum vocant, sive onyx, sive sardonyx sit. De sardio seu corneolo.... quam Judaei putant Rubinum fuisse, nunc Sardius, corneolus, vel carneolus appellatur.... A carne sanguinolenta cui similis est colore, nomen carneoli, vel corrupte corneoli habet. Lemery L 3: Sardonyx, sardonychus, fr. Sardoine, nederl. Sardonixsteen. Is een edele steen, die naer den kornalyn en den onyxsteen gelykt; hy is schoon, blinkende, doorschynende, rood van kleur naer 't wit trekkende, gelyk een menschen-nagel.... Sardonyx a Sarda & onyx, omdat de Sardonixsteen een steen is, die uit den Kornalyn, dien men in 't Latijn Sarda noemt, en uit den onix-steen schijnt t'zamengestelt te zijn. Cornalina, carnalina, corneolus, carneolus, sardius lapis, sarda, fr. cornaline, nederd. Kornalyn; carnalina omdat dees steen eene vleeschkleur heeft; men noemt hem by bederving cornalina, of wel omdat hy naer gepolysten horen gelykt. Sarda, sive sardius, omdat men hem eertyds uit 't Eiland Sardinië kreeg. Bergmann Be 2 spreekt van Sandonycher, Sardonix onder de glasachtige steenen, alsook van Karneol, Sarder, Carneolus. Wallerius W 1 van Achates Sardonyx, fr. Sardoine, van a) orientalischer Karneol met roodachtig melkwitte kleur, en b) roode Sarder. Kircherus K 2 van Sardius of carinolus, vleeschsteen, omdat se bloedig vleesch gelijk is. Blankaart Bl 9 noemt alleen sardius lapis, seu sarda,.... carneolus vel corrupte corneolus, deutsch Carneol. Eindelijk geeft Linnaeus het volgend overzicht voor de drie steenen: Den Ouden is, onder den naam van onyx en sardonyx een steen bekend geweest, die by de Romeinen in veel achtinge was.... De Italiaanen geeven aan beiden den naam van Nicolo of Camehuja, in 't Fransch Camaijeu en de steenen daar van gesneeden, noemenze Cameo, de Franschen camées. Die ronde oogen hebben, werden memphites geheten, naar de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afkomst. Silex sardus, stevenssteen. Eigenlyk is dit een witachtige kornalyn met roode vlakjes. Deeze steen, die carneolus of sardus genoemd wordt, in 't fr. cornaline by ons kornalyn. Voor Sarda: van ouds was de kornalyn reeds bekend onder de Edele steenen en in de Borstlap des Heiligdoms de eerste in rang onder den naam van Sardis. De Jooden, evenwel, meenen, dat het een Robyn geweest zy. De Grieken noemden hem Sardion, de Romeinen Sarda volgens Plinius. Men vindt σάϱδιον in Plato's Phaidoon. Kornalyn of sarda, of sardonyx gelijk maken met robijn is chemisch onmogelijk: robijn behoort bij korund en is aluminiumoxyde Al2O3.
In nauw verband met sardonyx zou kornalyn hier moeten besproken worden, alsook trouwens jaspis, en andere steenen die uit kiezelzuuranhydride samengesteld zijn. Agathes, baleriates of galaricides, yris of iris, mephyles of memphites, elitropia of eliotraphia obtalmus komen voor in Die crachten der Cruyde Gesteenten en beesten A 1 en in De Mineralibus A 9; cornelius, chrysopassus, jaspis, orfanus, panterus, peranites alleen in De Mineralibus A 9. De namen van deze steenen zullen in een volgende bijdrage worden bestudeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelius.Cornelius of carneolus wordt bij VV 2 niet genoemd, wel corangeline: ‘Corangeline (-yn), znw. m. Benaming van een edelen steen. Cornalijn, corneool; hd. carneol; mhd. corneol, corniol, een gesteente van het geslacht der chalcedonen, met kleurschakeeringen, die van wasgeel tot in donker granaatrood overgaan (Van Dale 304). De vorm corangelijn berust zeker op de eene of andere volksetymologie. Duc. 2, 567: “cornalina, onyx corneola, gall cornaline. De naam komt van lat. corme, corne, parce que la couleur en ressemble à l'ongle rosé du doigt (l'ongle assimilé à la corne); de là le nom onyx, ongle, qu'elle portait en grec” (Littré 1, 811). // Corneolus es een der corangeline, hi pleghet donker root te sine, ghelijc alst ghesneden vleesch ware, Nat. Bl. XII, 353 (var. es die corangeline; lat. corneolus vel (secundum quosdam) corneolus). Sulke wanen dat dese steen (sardius; vgl. 1072 onix) ende corangeline sijn een, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1073. Den topaes metten robine, saffiere ende corangeline, Stoke I, 613.’ Cornelius wordt ook niet bij A 1 noch bij A 5 genoemd. A 9 zegt: Cornelius autem quem quidam cornelium dicūt, lapis est coloris carnei hoc est rubei. Van dezen steen komt het volgende bij M 8:
Corneolus es een der corangeline.
Hi pleghet donker roet te sine,
355[regelnummer]
Ghelijc alst ghesneden vleesch ware.
Gramscep beneemt hi openbare.
Bloet, dat uter nese rinnet
Jof uten wonden, alsmen kinnet,
Stelpt dese steen met sire macht;
360[regelnummer]
Meest nochtan heeft hi die cracht
Vrouwen te helpen in haren moyen,
Swilc tijt dat si van bloede vloyen.
In desen stene vintmen figuren
Ghegraviert, daer hie scrifturen
365[regelnummer]
Hier na of spreken wonder ende wel,
Die hem die kinder van Israel
Wilen gaven in die woestine,
Daer si dogheden menighe pine.
met de variante cornelius. Bij Ba 1, Ba 8 en Ba 5 Corneolus, bij Bal 1 Cornuelle. B 7 zegt: Cornelius Alberti est corneolus. K 3: Carneolus.... a carnis colore. V 6 beschrijft: Van den steen Sardius of Corneolus, Korneol, Cornalijn-steen. De corneolus, kornalijn-steen, word tot een einde der beschrijvinge van de half-deurschijnende, of half-donkere steenen aangehegt, welkers naam-rijkheid sommige schrijvers heeft bedroogen. De geleerde mannen hebben geschreeven, dat Sardius en Corneolus gelijkwoordige benaamingen zijn. Derhalven word deeze steen genoemt Sardius, Sardinus en Sarda, en ook thans Corneola, Corneolus, of Carneolus, omdat hij naar vleesch-verf schijnt te gelijken, of omdat hij een ligt verf heeft. Daarom word hij bij sommige, om die zelve reeden, Cornerina, gelijk als Carnerina genoemt. Wat aangaat de verven, daar komen veel onderscheidentheeden van kornalijn-steenen ter needer gestelt worden. L 3 schrijft in den zelfden zin: Cor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nalina, Carnalina, Corneolus, Carneolus, Sardius Lapis, Sarda, fr. cornaline, nederl. Kornalyn. Is een kostelyke halfdoorschynende steen, maer die niet schittert, doorgaens vleeschkleurig, doch somtyds rood, en somtyds geelachtig.... Carnalina, seu Carneolus a carne, omdat dees steen eene vleeschkleur heeft; men noemt hem by bederving Cornalina, of wel omdat hy naer gepolysten horen gelykt. Sarda, sive Sardius, omdat men hem eertyds uit 't Eiland Sardinië kreeg. Be 2 spreekt van Karneol, Sarder, Carneolus en W 1 van Karneol, Achates Carneolus, Cornaline of Carneol. Voor Lo 5: Silex Carneolus, Kornalyn. Deese steen die Carneolus of Sardus genoemd wordt, in 't fransch Cornaline, by ons Kornalyn. Bl. 9 verwijst Carneolus naar Sardius Lapis, seu Sarda, waar men leest van carneolus, vel corrupte corneolus, duitsch Carneol. De woordenboeken van R 2 en J 2 vermelden cornelius vel corneolus, potius gemma seu lapis. Cornelius is dus wel cornalijn of kornalijnsteen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agathes.In Verwijs en Verdam VV 2 leest men: ‘Achates, zie Acaet’. Bij acaet: -cate, znw. m. Gr. ἀχάιης, hd. achat; thans agaat.// Den steen die heet acaet, sp, I3, 33, 26. Den Camachien ende den Akaet, Stoke I 619. - Nat. Bl. XII, 46 e.e.: achaet; bij Ruusbroec 1, 218: achates; vgl. Troyen bl. 36. A 1 zegt: ‘Item wildy vry zijn van allen periculen / Ende aertsche sorghen / Ende hebben een sterck hert. Neemt eenen steen die Agathes geheeten is / en̄ is swert / hebbende witte aderkens daer tusschen loopende. Daer is eenē anderen vander selver Specien / ende van witter colueren. Ende de derde maniere wast in Creten / hebbende swarte aderen. Ende die doet verwinnen alle periculen / Ende coempt te hulpen die sterckte der herten / Ende het maeckt den mensche crachtich behaechlijck vrolijck / Ende helpt hem tegen alle tegenspoet.’ Maerlant M 8 is voor dit mineraal nog al langschrijvend:
Achates es een diere steen,
Swart vintmer menech een,
Daer witte adren in gaen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40[regelnummer]
Oec seghtmen ons, sonder waen,
Dat hi hevet figure
Ghewassen bi rechter nature,
Als die ystorien doen verstaen,
Dat coninc Pirrus sonder waen,
45[regelnummer]
Die wilen street jeghen die Romeine,
Enen achaet hadde reyne,
Datter in stonde properlike
Neghen instrument der musike,
In dien middel Apollo
50[regelnummer]
Met dier harpen sittende so
Ende dit en maecte leec noch cleerc,
Maer et was der naturen werc.
Dese steen verdrivet venijn,
Den draghere doet hi staerc sijn,
55[regelnummer]
Ende ghevet gheluc ter cure
In menigher sware aventure,
Ende hi maecten bequame ende lief.
Hi weert den dief, seghet die brief,
Ende hi maect die oghen claer.
60[regelnummer]
Houdmenne den viere naer
So riect hi soete, als wi lesen.
Eneas die hadde desen,
Die van Troien vlo die man,
Die menighe sware noet verwan.
Aldus achates, achaet, met de variante achiet. A 9: Agathes aut lapis est niger cu albis venis. A 5: Agathe in de titellijst: Accipe lapidem qui Agathas dicitur. Et est niger habens venas albas. Est alius ejusdem speciei similis colori albo. Bij Theophrastes en Plinius T 5, T 7 en P 5 is het Achates; P 5 voegt er bij: Vocatur enim iaspachates, cerachates, sardachates, haemachates, leucochates, dendrachates. Bartholomaeus Anglicus schenkt ons verscheidene spellingen; Ba 1: Achates est gemma nigra habens albas venas; Ba 8, Achates; Ba 5, Aagathes, agathes, agahates; Bal 1, acate. Boetius de Boot B 7 schrijft: Proxima forma & coloribus Onychi Achates. Onyx zonis ornata est, achates nequaquam.... Differt Achates a Iaspide duritie, & laevore.... quia infinitis coloribus variat Achates, hinc fit multa nomina apud veteres habuisse. Vocatur enim Phassachates, Sardachates, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haemachates, Cerachates, Leucochates, Dendrachates, Antachates & Perileucos, Leonina quae leonis pelli similis est, ac Italis Brocatella vocatur..... Antachates achatis species est. Koenig K 3 noemt ook verscheidene woorden: Achates... varia ejus nomina, Cerachates cornei coloris, Haemachates sanguineis venis insignitus, Leucachates ob perspicuitatem in candore pulcherrimam, Corallachates, item Lagites. In V 5: Van de Achates, Agaat, Agaatsteen. De Achaat is een eedelgesteente met verscheide verven versiert.... Deeze steen heeft zijn onderscheid ten deele van de verven, ten deele van de gestaltens, de welke hij afbeeld, ten deele, van de gesteentens, waar meede hij in den aanbeginne van zijne geboorte word vermengt, en ten deele van de reuk. Want hij word gezien rood, geel, aschgrauw, groen, zwart, hemelsblaauw, en met verscheide andere verven geteikent.... Wanneer deeze steen in den aanvang van zijn groei met de Sarda word vermengt, dan gelijkt hij naar iet van deszelfs zelfstandigheid en verf, en word Sardachates genoemt. Indien hij iet van den Saffier deelagtig is, dan word hij Sapphirachates, en eindelijk indien hij iet van de Amethystijnsche zelfstandigheid bevat, dan word hij Amethystachates geheeten. Lemery L 3 beschrijft Achates, fr. agate, nederl. agaetsteen.... halfdoorschynende, dan eens bruin, dan weer graeuw, nu wit dan rood, somtyds met vlekken van verscheide kleuren versiert.... Dees steen heeft zynen naem verkregen van eene rivier in Sicilië, Achates genaemt, omtrent welke men zegt, dat de eerste agaten gevonden zijn. Bergmann Be 2 en Wallerius W 1 noemen Achates, duitsch Achat. Onder deze algemeene benaming, onderscheidt Be 2 de volgende steenen: Chalcedonius duitsch Chalzedonier, Carneolus Duitsch Karneol of Sarder, Onychium duitsch Onyx, Sardonyx Duitsch Sandonycher, Chalcedonyx duitsch Chalzedonyx, Corallachates duitsch Korallenstein. K 2 spreekt van Achates, agaatsteen of Thracite en Linnaeus Lo 5 bij keizelige of key-steenen van silex Achates, Achaat, fr. Agathe, duitsch Achat. Voor Bl 9 is Achates vel Achatites lapis genus inter opacos lapides & gemmas. Bernard Palissy P 4 vermeldt agate en agathe: ‘et combien que l'agate et cassidoine ne se peuvent calciner, ains se vitrifient, si est ce qu'estans examinées par le feu, elles perdent toutes leurs couleurs’. Wat de oude woordenboeken betreft, vindt men bij J 2: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achates primum reperta in Sicilia, bij P 6: Agathis en Achates, Est āt nigra hūs in medio circulos nigros & albos iunctos & variatos, silis emachiti, bij R 2 Achates, species sunt phaspachates, carachates, sardachates, haemachates, leucachates, dendrachates, antachates, coroloachates. Achates, van het Grieksch αχατης is werkelijk het chalcedoon, soms het hedendaagsch achaat. Chalcedoon vertoont verscheidene kleuren met veelkleurige banden, maar blijkt homogeen; achaat daarentegen is heterogeen, met jaspis, kwarts, enz. gemengd. De Launay La 3 doet uitschijnen dat het woord calcedonius in de oudheid alleen in de Apocalypse voorkomt, onder den vorm ϰαϱϰηδων, carchedonius. Die laatste naam behoorde bij de Grieken tot carbunculus. Achaat is siliciumdioxyde, evenals kwarts, chalcedoon, chrysopraas, heliotroop, jaspis, kattenoogGa naar voetnoot(11), prasem, opaal. Niet verwarren met gagates of gagat, dat zwart aardhars is. Dionysius Periegetes in zijn gedichten over de bekende wereld spreekt van αχατης.
***
De steenen die in deze mededeeling worden bestudeerd behooren tot het kiezelzuuranhydride SiO2, samengesteld uit 46.6% silicium en 53.4% zuurstof. Voor kwarts werden de volgende woorden gebruikt: nederl. cristal, cristael, cristallus, cristalus, cristalle, kerstael, kristal, krystal, kwarts, kwartsdroes, bergkristal, rotskristal; lat. cristallus, crystallus, chrystallus, crystallum, crystallus montana; gr. ϰϱύσταλλος, ϰϱυσταλλώδης; fr. cristal, cristal de roche; duitsch Kristal(le), Krystall, Kwarts, Bergkrystall. Voor amethyst: nederl. amatistus, ametistus, amethystus, ametist, ametiste, amethist, amethyst, ametestis, amestis, amastis, amastice, amestice, amesticus; lat. ametistus, amethystus, amethistus, amatistus, paranites, sapinos, sardion, sacon, sacodion, sacondion; gr. ὰμεϑυσος; fr. ametiste; duitsch Amethystus, Amethyst, Ametist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor chalcedoon: nederl. calcedone, calcidone, calcedonis, calcedonius, calceldonius, chalcedon, chalcedoon, chalcedonius, charcedonius, kalcedonysteen; lat. calcedonius, calcidonius, carchedonius, carchedonios, chalcedonius, calchedon; fr. calcidoyne, calcedoine, cassidoine, chalcedoine, cornaline, carneol; duitsch Calcedon, Calcidon, Chalzedoner, Chalcedonius, Kalzedon, Achates carneolus. Voor onyx: nederl. onix, onyx, onixsteen, onichinus, onithinus, onychites, nagelsteen, zelfs ook sardonyx, memphites, menfites, mephites, albast; lat. onix, onyx, onichinus, onychius, onychis, camehuia, memphites, memphita, mephites, unguis, alabastrum; gr. ονυχιον, ονυξ; fr. onice, camaijeu, camée; duitsch Onyx, Onychium, Onykel. Voor sardonyx, sardinus en sarda: nederl. sardonyx, sardonix, sardonixsteen, sardonychus, sardinus, sarda, sardius, sardijn, sardoen, sardoon, sardon, sardone, sardonis, corangeline, kornalijn, corneola, corneolus, carneolus, korneol, carnalynsteen, roode chalcedoon, cornalina, carnalina, carinolus, stevensteen, vleeschsteen, memphites; lat. sardonyx, sardonix, sardonyces, sardonyches, sardonytus, sardonis, sardinus, sarda, sardius, sardo, sardis, sardus, carneolus, corneolus, darneolus, cornalina, carnalina, camehuya, cameum; gr. σαϱδιος, σαϱδιον; fr. sardonne, sardone, sarde, sardoine, cornaline, camayeu, camée; duitsch sarder, sardoner, sardonier, sardonius, sardonix, sardonyx, sandonycher, carneol, carneolus, karneol. Voor cornelius: nederl. corneolus, carneolus, cornelius, cornelium, cornerina, carnerina, carnalina, carnolina, cornalijn, kornalijn, corneol, corniol, korneol, corangeline, corangelijn, sardius, sardinus, sarda; lat. cornalina, corneola, cornelius, corneolus, carneolus; fr. cornuelle, cornaline; duitsch Carneol, Karneol, Carneolus, Sarder. Voor agaat: nederl. achates, acaet, acate, agaat, akaet, ackaat, achaet, achiet, agathe, agasthes, aagathes, agahates, thracite; lat. agathes, achates, agathis, achatites; gr. ἀχάτης; fr. acate, agate, agathe; duitsch Achat.
Rijksuniversiteit Gent, Mei 1941. |
|