| |
| |
| |
Vergadering van 19 Maart 1941.
Zijn aanwezig: de heeren Emm. De Bom, bestuurder, Prof. J. Van mierlo, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendig secretaris.
de Rector J. Salsmans, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. R. Verdeyen, F. Timmermans, Prof. Dr. A.H. Cornette, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A. Van Cauwelaert, L. Monteyne, Dr. Ern. Claes, Dr. J. Grauls, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. W. Van Eeghem, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. De Backer, Dr. F. De Pillecijn en G. Walschap, werkende leden.
Lieten zich verontschuldigen: Prof. J. Eeckhout en Prof. Dr. E. Blancquaert.
***
Het verslag der Februari-vergadering wordt voorgelezen en goedgekeurd.
| |
Aangekochte boeken
- | Buckinx, Pieter G. - Droomvuur. |
- | De Cat, H. - Uit de Diepten. |
- | Decorte, Bert - Orfeus gaat voorbij. |
- | Eekhout, J.H. - De Legende van Jezus' Kindsheid. |
- | Francken, Fritz - Schalmhout. |
- | Jonckheere, K. - Conchita. |
- | Peleman, Bert - Land van de Schelde. |
- | Ranke, Bert - Proefvluchten boven den Parnassus. |
| |
| |
- | van Gelder, Dr. H.E., Dr. F. van Thienen, Dr. F. Lunsing en Mr. L.J.F. Wysenbeek - Het Tijdperk van de Camera Obscura - Kunst en Leven van 1800-1850. |
- | Van Hemeldonck, E. - Berk en Brem - Konijnenberg. |
- | Vercnocke, F. - Koning Skjold - Dampierre - Een Groeninge Spel in vijf Bedrijven. |
- | Weremeus-Buning, J.W.P. - Lof van Nederland. |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.
1. Datum van de April-zitting. - Uit naam van het Bestuur stelt de bestendige secretaris voor de a.s. vergadering tot 23 April te verschuiven. De vergadering verklaart zich akkoord.
2. Korte samenvatting der lezingen. - Met het oog op de verslagen der secretarissen wordt door het Bestuur de wensch uitgedrukt, dat de heeren leden, die op zich nemen een lezing in de Academie te houden, een korte samenvatting er van vóór of onmiddellijk na de zittingen (de pleno-vergaderingen inbegrepen) aan de secretarissen zouden ter hand stellen.
3. Bestendige Commissies: ledenaantal. - Revisie van het Reglement der Academie. - Verlofmaanden. - De zittingen der Bestendige Commissies zijn van essentieel belang. Een aanzienlijk deel van de taal- en letterkundige werkzaamheid der Academie komt er tot uiting.
Nu, het ledenaantal in ieder van deze vier Commissies werd tot heden op tien vastgesteld (zestien leden op dertig maken thans deel uit van twee Bestendige Commissies, acht zetelen in één, zes in geen enkele).
Deze beperking dagteekent van den tijd toen de
| |
| |
Academie slechts vijf-en-twintig werkende leden telde, waaronder eenigen zich in de onmogelijkheid bevonden de zittingen der Commissies bij te wonen, zoodat bijna al de andere werkende leden het lidmaatschap in twee Commissies (een of ander zelfs in drie) konden waarnemen, wat nu niet meer het geval is.
Het Bestuur ziet geen ander middel om den huidigen, onbillijken toestand te verbeteren dan door het aantal leden van elke Commissie te verhoogen. Thans zijn er samen slechts veertig zetels beschikbaar. Om aan ieder van de dertig academieleden een plaats in twee Commissies toe te kunnen deelen en al de leden aldus op denzelfden voet te stellen, zou elke Commissie voortaan aan vijftien leden een plaats dienen te gunnen.
Een eerste moeilijkheid is de gepaste verdeeling der leden in de vier Commissies. Het Bestuur stelde een voorloopig plan van deze verdeeling op, om te bewijzen dat ze zonder veel bezwaar kan verwezentlijkt worden.
Een tweede moeilijkheid is van budgetairen en ook administratieven aard. Het plan kan niet zonder de noodige geldmiddelen ten uitvoer worden gebracht. Anderzijds moet het voorstel, wanneer de Academie er definitief zal over beslist hebben, aan de Administratieve Overheid onderworpen worden.
Dit plan van het Bestuur hangt samen met een revisie van het Reglement, revisie die zich sedert langen tijd opdringt. Onze Wet (zooals het Reglement der Academie betiteld werd) dagteekent van Maart 1887. Ze heeft in den loop van deze 54 jaren menige practische wijziging ondergaan, en veel werd er in de organisatie der Instelling veranderd, dat nog niet in het Reglement is geboekt, zoo b.v. wat betreft de Bestuurscommissie en haar bevoegdheden, het vermeerderen van het aantal werkende leden, het afschaffen van
| |
| |
het ‘briefwisselend’ (correspondeerend) lidmaatschap en meer andere aangelegenheden van belang. Ook de vorm eischt hier en daar vernieuwing.
Reeds in 1901 had wijlen het Academielid Theo Coopman een ‘Ontwerp tot wijziging van de Wet der Koninklijke Vlaamsche Academie’ aan zijn collega's voorgelegd. In Januari 1909 werd een bijzondere ‘Commissie tot voorbereiding van de wetsherziening’ door de Academie benoemd. Zij was uit vijf leden samengesteld nl. Willem De Vreese, bestuurder; De Ceuleneer, onderbestuurder; Gailliard, bestendig secretaris; Theo Coopman en Désiré Claes, leden. Bij het bewerken van haar ontwerp maakte de Commissie gebruik van de ervaring der zusterinstellingen te Amsterdam, Berlijn, Christiania, Göttingen, Kopenhagen, Leipzig, Londen, Madrid, München, Rome, St. Petersburg en Weenen.
Het ontwerp van Reglement was, in zijn eersten vorm, klaarblijkelijk bedoeld om van onze Academie den tegenhanger te maken van de Académie des Sciences et des Lettres de Belgique. Inderdaad het 1ste artikel luidde: ‘De werkzaamheid der Koninklijke Vlaamsche Academie omvat alle geestesuitingen van het Vlaamsche Volk, inzonderheid op het gebied der Nederlandsche Taal- en Letterkunde.’ Doch een tweede versie liet van de vroegere bedoeling niets over.
Het ontwerp werd door de Academie goedgekeurd. Maar, na lange onderhandelingen met de toenmalige administratie, kwam er niets van terecht.
Indien de Academie de toelating verleent dit vernieuwingswerk op het getouw te zetten, en er daarna haar goedkeuring aan hecht, hoopt het Bestuur, dat het ontwerp van 1941 niet hetzelfde lot zal ondergaan als het vroegere.
Geen enkele suggestie van de Academieleden zou bij dit werk onaangemerkt blijven. Misschien ware het raad- | |
| |
zaam, dat de Bestendige Commissies een of ander lid bij het Bestuur zouden afvaardigen opdat men met het opstellen van het nieuwe Reglement zoo spoedig mogelijk opschiete.
Deze voorstellen worden door de vergadering goedgekeurd. Ook het plan van toedeeling der zetels in de Bestendige Commissies wordt, na eenige lichte wijzigingen, voorloopig aangenomen.
Ten slotte gaat de vergadering akkoord om het jaarlijksch verlof bepaald in de maanden Juli en Augustus te stellen, zooals de Bestuurscommissie dit reeds in haar zittïng van Maart 1940 had besloten.
| |
Mededeelingen namens de commissies.
I. Bestendige Commissie voor Cultuurgeschiedenis. - Prof. Dr. J. Van Mierlo, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Salsmans (voorz.), Baekelmans en De Bom;
als hospiteerende leden: de heeren Goemans, Timmermans, Monteyne, Baur, De Backer en Lindemans.
Liet zich verontschuldigen: E.H. Eeckhout.
Op de dagorde staat:
Bio-bibliographica. - Lezing door Dr. W. Van Eeghem, werkend lid.
Gehandeld wordt: Over Joris Formenteele, den stichter van de kamer den Olijftak; met eenige bijzonderheden over het landjuweel te Mechelen van 1535; en over de kamer zelf; Formenteele overleed in 1544.
| |
| |
Over Cornelis van Ghistele: bewezen wordt dat hij den toenaam had talpa = mol, zoodat hij van huis uit van Mol heet, en het spel van Aeneas en Dido van hem zou zijn; gaandeweg worden nog vele vergissingen hersteld en het levensbeeld van Cornelis van Ghistele als onverpoosd werker en dichter voltooid. Ook in het Boec der Amoreusheyt moet Hero en Leander aan Cornelis van Ghistele worden toegeschreven. Tot besluit wordt samengevat wat nu over onzen dichter is geweten. De tot nog toe vernoemde Antwerpsche rederijker De Mol zou moeten uitgeschakeld worden en vereenzelvigd met onzen Cornelis van Ghistele.
Een derde mededeeling betreft bisschop Jan Knijff die ca 1513 te Utrecht zou geboren en in 1576 als bisschop van Groningen overleden zijn; door eenige bijzonderheden wordt het verhaal van zijn levensloop aangevuld. Hij zou geboren zijn ca. 1510.
Een vierde mededeeling betreft den afvalligen carmeliet Frans Alaerts: verhaald wordt hoe deze Petrus Matthijs van Ninove, tot de galg veroordeeld, maar door verbidding verlost, bijstond in 1558; zoodat de uitgave van zijn Kort Vervat uit 1556 geantidateerd is.
De reeks wordt voortgezet.
II. Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie. - Prof. Dr. L. Grootaers, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Muls (voorz.), Verdeyen, Cornette (onderv.), Carnoy, Monteyne, en Grauls.
als hospiteerende leden: de heeren De Bom, P. Salsmans, Baekelmans, A. Van Cauwelaert, Van Eeghem en Lindemans.
Liet zich verontschuldigen: Prof. E. Blancquaert.
| |
| |
Op de dagorde staat:
1o) De aangeblazen h in het Oosten van ons land. - Lezing door Prof. Dr. L. Grootaers, werkend lid.
Spreker heeft de grenslijn vastgesteld van het gebruik der aangeblazen h als phoneem: deze lijn loopt van het Westen van Landen door het Hageland en dwars door de provincie Antwerpen; hij wijst er op dat deze lijn naar het Zuiden wordt voortgezet door de h-lijn in Wallonië. Eigenaardig is het, dat de stadjes St. Truiden, Landen, Zoutleeuw, Diest en Aarschot als h-looze eilanden in het h-gebied liggen.
Verder onderzoekt spreker langs welken weg de h kan verdwijnen en welke middelen de taal gebruikt om den bedreigden klank voor ondergang te redden. Het gevolg van deze pogingen aan den eenen kant, het ontstaan van hypercorrecte vormen en aan den anderen het veranderen van de laryngale h in een velare fricatief in het Zuid-Oosten van Limburg.
Spreker besluit dat zelfs bij de bestudeering van schijnbaar zeer eenvoudige phonologische vraagstukken, het taalmechanisme met zijn ingewikkelden bouw moet onderzocht worden.
Aan de bespreking nemen deel de hh. Goemans en Grauls.
De Commissie stelt voor de lezing op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
2o) Dr. Langohr's ‘Het land van Overmaas en zijn volkstelling. - Verslagen der Commissarissen.
De heer Grootaers leest zijn verslag voor; het verslag van Prof. Blancquaert wordt door den heer bestendigen secretaris gelezen; het eerste verslag was gunstig, het tweede ongunstig. Prof. Verdeyen, die in April 1940 tot derden commissaris aangeduid werd, brengt insgelijks een ongunstig advies uit.
| |
| |
De commissie drukt dan ook den wensch uit, dat de Akademie het opstel niet in de Verslagen en Mededeelingen zou opnemen.
Dit zal aan den auteur worden medegedeeld en het stuk zal hem worden teruggestuurd.
| |
Dagorde
1. - Boury-prijs. Samenstelling van de Jury. - De vergadering beslist, dat de heeren Emm. De Bom, bestuurder van de Academie, August Van Cauwelaert, werkend lid, en Lode Ontrop met het beoordeelen der ingezonden stukken zullen belast worden. Deze heeren nemen de opdracht aan.
2. - Lezing van Prof. Dr. Fr. Baur. - Gezelliana III. - De Bestuurder wenscht Spr. geluk met zijn voordracht en stelt aan de vergadering voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. Eenstemmig aangenomen.
|
|