Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1940
(1940)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boekdrukkunst vijfhonderdjarig
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezittende zuurstof kon behandelen, dat hij de materie kon overheerschen, dat hij in staat was, hetgeen nog moeilijker is, den slenter van den menschengeest te overwinnen en uit den chaos der denkbeelden de nieuwe wegen aan te wijzen. De artsen kunnen krankzinnigen genezen. Lavoisier was sterk genoeg om verstandige menschen te redden en de phlogistontheorie tot zwijgen te dwingen.
In Homeros' Ilias zegt Achilles aan Thetis, vóór het doode lichaam van Patrocles, dat hij straks zijn wapens zal nemen, maar dat hij de vliegen vreest die in de wonden van het lijk zullen dringen, en dit lijk zullen besmetten en bederven. Homeros, Franciscus Redi, Harvey, van Leeuwenhoek, Spallanzani, Schwann nemen aan dat elk levend wezen zijn oorsprong trekt uit een ander levend wezen. Omne vivum ex ovo. Aristoteles, Virgilius, Aldrovandus, Kircherus, van Helmont, Needham zijn daarentegen voorstaanders van de zelfwordingGa naar voetnoot(1). Uit de micrographie en uit de discussie over de zelfwording heeft Louis Pasteur de microbenleer opgebouwd; zijn strijd tegen de menschen was heviger dan zijn strijd tegen de materie; alhoewel hij de microben, die oneindig beter zijn dan de menschen, niet heeft ontdekt, is hij toch de stichter van de microbenleer, omdat hij de rol der microben heeft uitgelegd en hun een duidelijke plaats in de biologie heeft weten toe te kennen.
In 1833 werd het diastase door Payen en Persoz uit het gerstmout afgezonderd; opvolgentlijk werden dan ontdekt: het pepsine door Schwann in 1836, het emulsine door Woehler en Liebig in 1837, het myrosine door Bussy in 1839, het trypsine door Kühne in 1848, het lipase door Claude Bernard in 1849, het invertine door Berthelot in 1860, het urease door Musculus in 1876. Aan Emile Duclaux komt de eer toe zulk overzichtGa naar voetnoot(2) te hebben samengesteld, waardoor hij als de stichter van de enzymenleer kan genoemd worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beroemde ontdekkers, zooals Lavoisier, Pasteur, Duclaux hebben groote voorgangers gehad.
***
Hetzelfde ook voor de boekdrukkunst. Gutenberg (tusschen 1394 en 1400 † 1467 of 1468) gaat thans gewoonlijk door als de ontdekker. Andere namen worden echter nog genoemd, onder meer Coster te Haarlem, Pfister te Bamberg; daarover heerscht nog een zekere duisternis. Maar de drukkunst bloeide reeds vroeger in China; in 1041 had Pi Scheng beweegbare letters vervaardigd. In de eerste helft van de vijftiende eeuw zou te Haarlem Laurens Janszoon Coster letters hebben gegoten. Gutenberg heeft dan het drukmateriaal, namelijk de drukpers, op zulke wijze verbeterd, dat de typographie eindelijk hare vlucht kon nemen. Het duurde niet lang: in het jaar 1500 waren reeds meer dan 20 000 wiegedrukken geboren, waaronder meer dan een meesterstuk. Hans of Johannes of Henne of Henchin Gensfleisch von Sorgenloch, gezegd zum Gutenberg werd geboren te Mainz tusschen 1394 en 1400, waarschijnlijk in 1397. Hij werkte te Mainz, dan te Strassburg, dan wederom te Mainz; hij geraakte tot het doel na talrijke moeilijkheden met zijn medewerkers, namelijk met Johan Fust, een welgezeten burger van Mainz. Steun vond hij dan opvolgentlijk bij Albrecht Pfister, Koenrad Homery, Adolf von Nassau, aartsbisschop van Mainz. In 1439 werkte reeds Gutenberg met een pers met losse metaalstukken en met gegoten letters; men kan aldus aannemen dat in dien tijd reeds het drukken van den beroemden 42-regeligen latijnschen BijbelGa naar voetnoot(1) was begonnen, dat meesterstuk dat in 1455 geëindigd was, dat met zijn 1764 bladen in twee boekdeelen heden nog bewondering afdwingt. Laurens Janszoon of Lou JanssoonGa naar voetnoot(2) (Haarlem ca 1370 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
† ca 1439) werd Coster bijgenaamd, uit reden van een kerkbediening. Men vertelt dat rond 1423 op een wandeling hij letters in de schors van een boom uitsneed; toen een der letters op den grond viel, bleef een indruk van de letter in het zand achter. Dat gaf hem het gedacht met losse letters te drukken. Met zijn schoonzoon Thomas Pieterszoon zou hij losse houten letters vervaardigd hebben, waardoor hij in de mogelijkheid zou geweest zijn ‘Spieghel onser behoudenisse, Speculum humanae salvationis’ te drukken. De Catalogus van het British Museum onder nr G 11784 vermeldt echter het jaar 1470?: ‘PRohemiū cui9 dam icipit nove compilationis. Cui9 nomē et titul9 e speculū hūane salvacōis (Holland? 1470?) fol.’. In zijn Geschichte der Erfindung der Buchdruckkunst bespreekt p 293 Cl. von der LindeGa naar voetnoot(1) Spieghel en Speculum en plaatst de uitgave, niet te Haarlem, doch te Utrecht. Campbell geeft daarover de volgende bibliographieGa naar voetnoot(2) p 466: No 1569. Speculum humanae salvationis, sd sl, Utrecht? in fol, 64 ff. Een uitgave van Coster te Haarlem zou dus niet tot de Nederlandsche prototypographie behooren; de eerste uitgaven van dit werk zouden in Utrecht verschenen zijn. Daarmede echter is de romantische legende niet volledig. Een zekere Johan Gensfleisch, verwant met Henne Gensfleisch of Gutenberg, wellicht Gutenberg zelf, zou bij Coster hebben gewerkt en in 1439 bij diens overlijden gereedschap gestolen hebben, om dan naar Mainz te reizen, waar hij van af 1442 verhandelingen van Petrus Hispanicus en van Alexander | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gallus drukte. De bibliographie komt echter met de biographie niet overeen. De verhandelingen van Petrus Hispanicus worden door HainGa naar voetnoot(1) niet genoemd. Bij JöcherGa naar voetnoot(2) II p 1903 leest men: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Johannes XXI, zuvor Johannes Petrus oder vielmehr Petrus Juliani, oder Petrus Hispanus genannt, Medicus und Astronom † 1277?’. Hij schreef onder meer: ‘Clarissimi bonarum artium et philosophiae Monarchae parisiensis magistri Joannis de Magistris sammularum Petri Hispani Glossulae exactissimae.’ Daarover echter geen aanduiding van jaar. Van Alexander Gallus, of Alexander Grammaticus, of Alexander de Villa Dei (rond 1170 te Villedieu in Normandie † midden van de 13e eeuw te Avranches) is de bibliographie zeer uitgebreid en in den Gesamtkatalog der WiegendruckeGa naar voetnoot(1) (Bd I 1923 pp 470-671) verzameld. De oudste uitgaven van de Doctrinale (G W 940 tot 1211 b) door den Gesamtkatalog genoemd zijn echter: ‘Alexander de Villa Dei Doctrinale Utrecht? Drucker des Speculum vor 1470?’ en Venetië Johann en Wendelin von Speyer rond 1470. Over een vroegere uitgave te Mainz in 1442 heb ik niets gevonden. Kruitwagen heeft in 1937 een nieuw overzichtGa naar voetnoot(2) over de drukkerij van Laurens Janszoon Coster geschreven, waaruit hij besluit dat, alhoewel de literatuur daarover onoverzienbaar is, ‘het Coster-vraagstuk op een geheel nieuwen typographisch-historischen grondslag moet worden onderzocht, en zal het resultaat zijn, dat de drukkerij der Costeriana niet bestaan heeft te Haarlem, doch in Utrecht en of Zwolle, en dat zij niet vroeger heeft gewerkt dan in de jaren 1460-1465.’ Kruitwagen noemt van A. van der Linde dezes CosterlegendeGa naar voetnoot(3), waarin de Costerstamboom en de Costerportretten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen, waarmede men achteraf de Costeroverlevering heeft willen steunen, doch niet zijn Geschichte van 1886. Van 1761 af ontstond over de echtheid der oude afbeeldingen van Coster een strijd onder de technici en de historici, strijd die soms zeer hevig was, en die aanleiding gaf tot verhandelingen van Robert FruinGa naar voetnoot(1) in 1888 en 1906, en een boek van G. ZedlerGa naar voetnoot(2) in 1921, welke tot een vast besluit niet komen, maar voorloopig de kans gunstiger maken voor Mainz dan voor Haarlem. In zijn boek spreekt zich von der Linde volledig uit ten gunste van Mainz. Vander AaGa naar voetnoot(3) noemde, bijna een eeuw geleden, Lourens Janszoon Coster de uitvinder van de Boekdrukkunst. En met geestdrift heeft hij geschreven: ‘Te allen tijde heeft het Nederlandsche volk getoond, die eer op prijs te stellen, en heeft het nimmer ontbroken aan pogingen, om 's mans roem wijd en zijd te verkondigen. Behalve de moeite die men aanwendde, om alles wat tot Coster's uitvinding betrekking had magtig te worden en te Haarlem, op eene daartoe geschikte plaats, te bewaren, werd vooral in 1723 het derde, en in 1823 het vierde eeuwfeest der uitvinding luisterlijk gevierd. Schilder- graveer- en dichtkunst wedijverden bij die gelegenheden om het zeerst, om hulde te brengen aan de nagedachtenis van den beroemden man, en werd bij de viering van het derde jubeljaar door eenige belangstellende personen, leden van het Collegium medicum te Haarlem, ter versiering van hunnen hortus botanicus een steenen standbeeld ter eere van Coster opgerigt, dat in 1801, op last der municipaliteit, naar de groote markt aldaar verplaatst is; ook bij de viering van het vierde eeuwfeest bleef men niet achter, om ter plaatse waar hij zijne onschatbare uitvinding deed, een waardig gedenkteeken op te rigten. Het was evenwel aan het tegenwoordige geslacht overgelaten, voor Coster een gedenkteeken te stichten, onvergankelijk als zijne kunst zelve, en ter vervanging van het oude standbeeld, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een metalen beeld daar te stellen, dat in alle deelen aan de tegenwoordige eischen der kunst zou voldoen. De onthulling van dat bronzen beeld, op kosten van geheel het Nederlandsche volk vervaardigd, door den beroemden Royer gebeeldhouwd en te 's Gravenhage gegoten in de fabriek van de heeren L.J. Suthoven en Comp., had op den 16den Julij 1856 plaats, en niet alleen bragt daar de geheele bevolking van Haarlem, maar ook die uit een groot gedeelte van het land, benevens een aanzienlijk getal vreemdelingen, gedurende eenige dagen van feestvreugde, hulden aan den man, die aan de hand der Voorzienigheid, door de uitvinding der Kunst, de grondslag legde tot de verlichting des menschdoms!’ De beeldhouwkunst brengt den voorbijganger op het dwaalspoor: te Mainz ziet de voorbijganger Gutenberg, ook nog op andere plaatsen; te Haarlem ziet hij den uitvinder van de boekdrukkunst onder den vorm van Coster. Gelukkiglijk zal hij Pfister niet ontdekken, maar op de groote markt te Aalst zal hij Dierick Martens kunnen groeten, die volgens zijn praalgraf in de St Martenskerk de eerste ‘letterdruckere van Duitschlant, Vrankerijke ende desen Nederlanden’ eens is geweest! Albrecht Pfister (rond 1420 te Frankfurt † rond 1470) was xylograaf te Bamberg, waar hij een drukkerij in 1455 inrichtte. Men weet niet of hij in betrekking was met Gutenberg of op de hoogte van diens bedrijf. Zijn uitgaven zijn van godsdienstigen aard, onder meer Biblia pauperum latine, in fo zonder datum noch plaats, wellicht van 1462, met 174 houtprenten, en als een kunststuk van hooge waarde beschouwd. Een exemplaar berustte in de Bibliotheca SpencerianaGa naar voetnoot(1). De medicus Paulus van Prag zou rond 1459 van Pfister op een handschrift van de Bibliotheek van Krakau de volgende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden geschreven hebben: ‘Libripagus est artifex sculpens subtiliter in laminibus aereis, ferreis ac ligneis solidi ligni atque aliis, imagines, scripturam et omne quodlibet, ut prius imprimat papyro aut parieti aut asseri mundo. Scindit omne quod cupit et est homo faciens talia cum picturis; et tempore mei Bambergae quidam sculpsit integram Bibliam super lamellas et in quatuor septimanis totam Bibliam in pergameno subtili praesignavit sculpturam.’ De latijnsche bijbel verscheen in drie boekdeelen folio tusschen 1456 en 1460 (Hain 3032).
***
Gutenberg overleed te Mainz einde 1467 of begin 1468, toen Dierick Martens nog als jongeling zijn toekomst aan het voorbereiden was. Dierick Martens, of Mertens, of Martins, of Martini werd te Aalst rond 1450 geboren; hij was typographus en calcographus, drukte eerst te Aalst, met Johan de Westfalia in de jaren 1473 en 1474, dan alleen van 1474 af; hij vestigde zich in 1493 te Antwerpen en in 1501 te Leuven, en stierf te Aalst op 23 Mei 1534. De naam van Dierick Martens treft men in de encyclopedieën Vivat, Winkler Prins, Oosthoek niet aan; het Modern Woordenboek noemt hem Dirk Maertens, als de zerksteen, in stilte, doch duidelijk, van Dierick Martens spreekt. Frans de Potter en Jan Broeckaert, in hun Geschiedenis der Stad AalstGa naar voetnoot(1), schrijven op verscheidene plaatsen, over Dierick Martens. In deel I p 107: in 1449 behoorde het huis de Valke op de Markt aan Dirk Martens toe, denkelijk de vader van den boekdrukker. In deel II p 125: ‘Eene der heuglijkste plechtigheden, waarvan het gilde (van St. Sebastiaan) in den loop dezer eeuw getuige was, greep plaats den 6 juli 1856, tijdens het bezoek van den hertog van Brabant aan de Stad Aalst, ter gelegenheid der opening des ijzeren wegs van Brussel naar Gent, langs Aalst, en de onthulling van het standbeeld van Dirk Mar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tens door Joseph Geefs. In deel III pp 192-194: In een kapel van de St Martenskerk treft men den zerksteen en het praalgraf van Dirk Martens, die overleed in het klooster der Sterheeren of Wilhelmieten, alwaar hij de laatste jaren zijns levens had doorgebracht. De zerk werd, na de afschaffing van het klooster in 1784, overgebracht naar de St Martenskerk, alwaar het thans de kapel van St Sebastiaan versiert. Aldus wordt de tombe beschreven: ‘Deze tombe, van wit en zwart marmer, vertoont in het bovendeel de wapens der stad Aalst en eene vaas, waaronder eenen steen met het volgend opschrift: D.O.M. Op den zerksteen, die het middeldeel der tombe bedekt, is het beeld van den overledene ten voeten uitgebeiteld, de handen in biddende houding samengevouwen. Het lichaam is in een van lange afhangende mouwen voorziene en met hermelijn gevoederd kleed gehuld, ter uitzondering van de voorarmen en de borst, op welke men het professorale rabat en een deel van het onderkleed bemerkt. Het hoofd rust op een kussen, waarboven men een schild heeft, dat in twee gelijke deelen verdeeld, ter linker zijde een eenvoudig vierkant vertoont, en rechts, in eenen ring, de letteren T.M. en een ster, bekroond met een driedubbel pauselijk kruis. Op de hoeken van den steen zijn de vier Evangelisten uitgebeeld, en rondom in den rand is in Gothische letteren het volgende opschrift te lezen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier leit begraven Dierick Martens deerste letterdruckere van Duitschlant / Vrankerijke ende desen Nederlanden. Hij sterf Ao XVe XXXIIII den XXVIII dach in Maie.’ Een nauwkeurige teekening dezes praalgrafs komt voor in het werk van M.J. de Gand, ‘Recherches historiques et critiques sur la vie et les éditions de Thierry Martens. Alost, Spitaels-Schuermans, 1845’. Ook in het 3e deel p 335 wordt vermeld dat de Geuzen, die zich in den nacht van 22 tot 23 april 1582 van de stad Aalst meester maakten, de Martenspand in vuur werd gestoken, die de onverkocht geblevene drukwerken van Dirk Martens bevatte. In het 4e deel p 232 treft men een levensbeschrijving van Michiel-Jozef De Gand 1765 † 1802, die tien jaren aan zijn studie over Dirk Martens besteedde, in medewerking met den arts Philips Meert. Het nagelaten handschrift werd in 1845 door F.J. Desmet in druk gegeven en later door pater van IseghemGa naar voetnoot(1) volledigd en in 1852 te Mechelen gepubliceerd. Op pp. 282-310 komt de levenschets van Dirk Martens die zijne pers bijna uitsluitelijk tot het drukken van werken over godsvrucht en godgeleerdheid bezigde, en zich aldus gansch ten dienste stelde van de Universiteit van Leuven om de leergangen te verbreiden. Martens heeft 210 werken gedrukt. Hoeveel menschen denken er aan, als zij bij het standbeeld vóór het stadhuis voorbijgaan of voorbijrijden dat een landgenoot zulks rond 1500 had gedaan? Maar hij was geen held van de fiets of van het boksen.
***
Rond 710 werd het papier, waarvan de kennismaking aan de Arabieren te danken is, in Europa ingevoerd. Slechts in de 14e eeuw begon men in Europa papier te vervaardigen, en in 1390 te Nuremberg werd de eerste papiermolen opgericht. Zulks heeft natuurlijk op de boekdrukkunst een sterken invloed uitgeoefend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste letterteekens werden uit hout gesneden; daarna uit koper. In 1440 werden reeds losse metalen letters gegoten, bereid uit twee derden lood en een derde antimoon. Veel later, in de 19e eeuw, kwam tin in de legeering, en heden is de gewone samenstelling 60% lood, 25% antimoon en 15% tin. Deze drie metalen zijn van de oudste tijden af gekend; daarom ook droegen zij vroeger talrijke benamingenGa naar voetnoot(1). Op mijn alchemische steekkaarten vind ik voor: Lood: plumbum nigrum, Saturnus, quanli, adrop, afrob, mesardegi, aurum, philosophorum, bisematum, aqua omnium metallorum, capricornus, corpus minus, corpus immundum, malipodium, dominus terrae, dominus metallorum, molybdon..... Antimoon: antimonium, stibium, abchohol, alkosol, alcasiel, alkoel, albosol, stimmi, sulphur nigrum, foex plumbi, mercurius noster, marcasita, plumbum de minera, plumbum minerale, plumbum mortuum, terra nigra, marchasita saturni, magnesia saturni, calmet, cosmec, cusmet, cosmet, duenech, dunech, lupus stillus, lapis de vena plumbi, veloti, antistini..... Tin: stannum, plumbum album, candidum plumbum, zarfa, dominus aeris, plumbus argentarius, hucci, hunc, acazdir, kazdir, alcani, alomba, alnec, allenec, alkalap, aleth, asabum, almiba, caldar, cardir, dihalegi, dicalegi, ditalem, fel draconis, feruzegi, Jupiter, laos, kanfor, materia prima, mesel, mosel, rabina, radira, rasar, rastis, stupio..... De legeeringen van deze metalen waren veel minder gekend; men noemt: aes plumbi of molibotum calchum, claudianon uit lood en tin, molybdaena nata e plumbo et aere, mixtura plumbi et auri, mixtura plumbi et argenti, mistura aeris, plumbi et argenti..... Rond 750 verbindt zich het kwikzilver met goud, zilver, lood, tin en koper. In 1624 vermeldt de Currus triumphalus antimoniiGa naar voetnoot(2) van Basilus Valentinus de bereiding van lettermetaal uit lood en antimoon; hetzelfde in 1707 door Nicolas LemeryGa naar voetnoot(3). Tot rond 1850 worden nog altijd de letters uit lood | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en antimoon bereid, en spreekt geen enkel chemisch boek van een legeering uit drie metalen met tin, alhoewel de studie der legeering vooruitgaat, wel is waar traag. Het muntmetaal en het klokkenmetaal ter zijde gelaten, worden het metaal van Homberg rond 1710 uit een deel lood, een deel tin en een deel bismuth samengesteld, het metaal van Rose op 93°,75 C smeltend in 1772 uit een deel lood, 1 deel tin en twee deelen bismuth, het metaal van d'Arcet in 1775 uit vijf deelen lood, drie deelen tin en acht deelen bismuth. MacquerGa naar voetnoot(1) in 1779 bespreekt de legeeringen, vooral deze van Gellert, uit kwikzilver, goud, zilver, koper, ijzer, tin, lood, zink, antimoon, bismuth, cobalt; BaumeGa naar voetnoot(2) het metaal samengesteld uit goud, zilver, koper, lood, ijzer; KlaprothGa naar voetnoot(3) geeft als samenstelling voor lettermetaal 16 deelen lood en een deel antimoon; nog in 1831 voor DumasGa naar voetnoot(4) en in 1846 voor BerzeliusGa naar voetnoot(5) zijn de legeeringen uit lood en antimoon zonder tin. Onder de eerste wetenschappelijke onderzoekingen die over legeeringen werden gedaan kunnen deze worden vermeld door Michaël FaradayGa naar voetnoot(6) tusschen de jaren 1820 en 1822 bestudeerd, met de medewerking van den werktuigkundige Stodart. Faraday, de geniale vader van al de ontdekkingen op electrisch, magnetisch en physico-chemisch gebied, de uitvinder van de methode om gassen vloeibaar te maken, de ontdekker van het benzeen, de voorganger van de colloïdenleer, Faraday had de verkregen monsters in een houten kistje verzameld dat nog bestaat. Robert Hadfield kreeg van de Royal Institution de toelating om de legeeringen van Faraday te onderzoeken. Het kistje bevatte 79 monsters waarop Hadfield 428 chemische bepalingen deed. Het grootste monster woog 140,1 gr. en 66 monsters had- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den een gemiddeld gewicht van 31 gr. Het waren vooral legeeringen van ijzer met chroom, koper, goud, platina, rhodium en zilver. Het werk over de legeeringen was vooral van practisch belang; James Stodart overleed in 1823, en na het verdwijnen van zijn medewerker, die als werktuigkundige talrijke werktuigen voor de wetenschappen en voor de heelkunde vervaardigde, bekommerde Faraday zich met zijn legeeringen niet meer. De monsters werden in het kistje ingesloten waarop Faraday schreef: ‘Steel and Alloys’. Maar Hadfield heeft aan het houten kistje zijn echte waarde geschonken en heeft Faraday tot den rang verheven van grootvader van de moderne staalalliages. De eerste gegoten letters waren gothisch; in 1466 verschenen de romeinsche te Rome bij Swenheym en Pannartz. De ciceros werden voor de eerste maal te Venetië in 1470 gebruikt tot het drukken van de Rhetorica van Cicero, en de augustini te Rome ook in 1470 tot het drukken van de Civitate Dei van St Augustijn: Marci Tullii Ciceronis oratoris clarissimi ad Herennium Rhetoricorum novorum liber ultimus feliciter explicit (Venedig, Nicolas Jenson 1470 in 4, GW 6709). ***
Waarom verdient het ontstaan van de boekdrukkunst dit jaar 1940 herinnerd te worden? Zeker niet omdat op 19 September 1940 een dagblad niet aarzelde te publiceeren dat dit jaar de 500e verjaardag van Gutenberg's geboorte wordt herinnerd. Dan zou de 42-regelige bijbel, dat merkwaardig meesterstuk dat voltooid in 1455 het licht zag de vrucht zijn van den arbeid van een kind van 15 jaar! In Ludwig Darmstaedters Handbuch zur Geschichte der Naturwissenschaften und der TechnikGa naar voetnoot(1) lezen wij: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘1440. Lourens Janszoon Coster in Haarlem soll (nach dem von Junius verfassten, i.J. 1588 in Leiden erschienenen Werke “Batavia”) seit dem Jahre mit hölzernen und metallenen Lettern gedruckt haben. Später sei sein Druckgerät gestohlen und nach Mainz übergeführt worden. Auf Grund dieser Darstellung wird Coster in Holland vielfach als der Erfinder der Buchdruckerkunst betrachtet, und einzelne holländische Forscher haben die Erfindung sogar bis in das Jahr 1423 zurückverlegt. Neuere Untersuchungen lassen indes keinen Zweifel, dass die Angaben des Junius auf einem Irrtum beruhen’. ‘1450. Johann Gutenberg tritt mit seiner Erfindung der Buchdruckerkunst in die Offentlichkeit. Der grosse Gedanke Gutenbergs spricht sich vornehmlich aus in der Erfindung der mechanischen Vervielfältigung der Buchstaben, mit der er sich schon seit 1436 getragen hatte, in der Herstellung einer Druckerpresse und in der Erfindung eines Giessinstruments zur Erzielung völlig gleicher Kegelhöhen.’ In 1540 vierde Wittemberg het eerste eeuwfeest van de ontdekking der drukkunst; hetzelfde gebeurde in 1640 voor een tweede eeuwfeest te Strassburg, Breslau en Jena. In 1740 werd een derde eeuwfeest gevierd te Strassburg, Frankfurt A.M., Leipzig, Dresden, Wittemberg, Breslau, Erfurt. In 1837 werd het standbeeld van Gutenberg, werk van Thorwaldsen, te Mainz opgericht, en in juni 1840 werd aldaar het vierde eeuwfeest gehoudenGa naar voetnoot(1). In hetzelfde jaar (1840) kreeg Gutenberg een standbeeld, door David d'Angers afgewerkt, te Strassburg, en in 1843, ook een standbeeld te Parijs. Andere steden hebben ook Gutenberg met een standbeeld vereerd: Frankfurt A.M. in 1858, Weenen in 1900, Magdeburg in 1901. In juni 1901 werd te Mainz een Gutenberg-Museum geopend en een Gutenberg-Vereeniging gesticht, met doel de uitbreiding van het museum en de bevordering der geschiedvorschingGa naar voetnoot(2) ten opzichte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Gutenberg van en de boekdrukkunst. In het museumGa naar voetnoot(1) treft men onder meer het toestel door Gutenberg gebruikt om de letters voor het drukwerk te gieten. Maar in 1840 componeerde Felix Mendelssohn-Bartholdy de Symphonie-cantate LobgesangGa naar voetnoot(2) ter gelegenheid van de 400e verjaring van de ontdekking der boekdrukkunst. Ik ben sedert 60 jaren liefhebber van muziek; ik leef sedert 50 jaren in het wetenschappelijk laboratorium. Het is mij toegelaten de toonkunst als de edelste aller kunsten te beschouwen, en de toonkunst te stellen boven al de wetenschappen. Ik begrijp zeer wel Berlioz als hij verklaart: ‘Er is een god, Bach, en Mendelssohn is zijn propheet’. De boekdrukkunst en de Lobgesangsymphonie zijn onscheidbaar: het jaar 1940 is het eerste eeuwfeest van de Lobgesang en het vijfde eeuwfeest van het vooruitstrevend werk van Gutenberg. De stad Mainz viert dit jaar 1940 ook de nagedachtenis van Gutenberg; in een prachtvlugschrift noemt zich Mainz ‘die Gutenbergstadt’ en brengt de twee jaartallen 1440 en 1940 op den voorrang. De tekst op luxepapier gedrukt begint plechtig met deze woorden: ‘Im Jahre 1440 erfand ein Deutscher, ein Mainzer, den Letterguss und die Druckkunst’ en wordt versierd met verscheidene prenten: het Gutenbergstandbeeld te Mainz, een zicht van de stad Mainz in het midden van de 16e eeuw, de familieboom van Gutenberg volgens een tabel in het Gutenberg Museum, de voorhalle van dat museum, en de herbouwing van de Gutenberg's drukkerij in het museum.
Tot aan de boekdrukkunst werden de teksten van de oude schrijvers door den geduldvollen arbeid der copiisten bewaard. Vele handschriften werden door brand, diefstal, oorlog vernield; door de copiisten werden de handschriften soms gewijzigd en foutief afgeschreven; daarom zijn de teksten niet altijd dezelfde. Uit die handschriften zijn onze moderne boeken ontstaan; door de boekdrukkunst werden Lucretius, Plinius uit de oudheid, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albertus magnus, Bartholomeus anglicus, Yperman uit de middeleeuwen, uit de eenzaamheid verspreid en van de vernieling gered. Als herinnering aan een ontdekking die de algemeene intellectualiteit heeft geschapen, die onze bibliotheken hebben doen ontstaan en vermenigvuldigen, die het leven der universiteiten en der academiën mogelijk heeft gemaakt, wensch ik eenige boeken over wetenschappen te bespreken, die in de eerste periode zijn verschenen en die op de cultuur een bijzonderen invloed hebben uitgeoefend. Want een cultuur wordt niet in enkele jaren gevormd; zij is de vrucht van den tijd, en zij ontstaat en leeft door een langdurige evolutie.
***
Mijn verhandeling gaat dus opvolgentlijk over de De Natura rerum van Lucretius voor de eerste maal in 1473 te Brescia door Ferandus gedrukt, de Historia naturalis van Plinius te Venetië in 1469 door Joannes Spira; de De mineralibus et rebus metallicis en de Liber aggregationis seu liber secretorum de virtutibus herbarum, lapidum et animalium quorundam van Albertus magnus, resp. te Padua in 1476 door Petrus Manfer en ca 1477 te Ferrara door Severinus de Ferrara; - de De proprietatibus rerum van Bartholomaeus anglicus, te Basel in 1470 (?) door Ruppel; - en de Cyrurgie van Jehan Yperman die ten tijde van de Guldensporenslag werd geschreven en tot heden moest wachten om in gedrukten vorm het licht te zien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Titus Lucretius Carus, De rerum natura1473 Brescia, Ferandus. T. Lucretii cari de rerū natura liber primus..... Titi Lucrecii Cari finis Lucrecii VnicūGa naar voetnoot(1) meas ī manus cūp..Ga naar voetnoot(2) ueniss & exēplar de eo īprimendo hesitani: q.. erat difficile ūico d.. exēplo quae librarii essēt p̄terita negligētia illa corrigere: Ver.. ubi alter.. perq..sitū exēplar adinue nire nō potui. Hac ipsa motus diqicultate unico ēt d.. exēplari nolui | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
libr.. q.. maxiē rar.. cōem multis facer.. Studiosis siq..dem facilius erīt pauca loca ul' alicu de altero exēplari extricato l' suo studio castigare & deligētia: q.. integro carere uolumine Preserti cū a fabul' quae uacuas (ut inq..t poeta) delectāt mētes remotus Lucretius nr̄ de rer.. nata qstiōes tract & acutissimas tāto īgenii acumine tantoq; lepore uerbor.. ut ōnes qui illū secuti poete sūt: eū ita suis ī descriptiōibus imitēt & Virgilius p̄sertī poetar.. prīceps ut ipsis cum uerbis tria īterdū & amplius metra suscipiat. Thoma Ferando Auctore (sl, sd 1473?, 106 ff, in fo, Hain 10281, Dibdin 299 II 149). Deze zeldzame uitgave draagt noch plaats noch jaartal; op het einde komt echter de naam van Thomas Ferandus licht werpen, omdat het bekend is dat die drukker te Brescia in 1473 drukte. Exemplaren maakten deel van de bibliotheek van Spencer en aldaar door Dibdin genoemd, van de verzameling Elci van Florentia, en van de verzameling Standish in de Louvre bewaard tot 1848. 1486 Verona, Paul Fridenperger. T. Lucreti Cari poetae philosophici antiquissimi de rerum natura liber primus incipit foeliciter. (Op het einde:) T. Lucreti Cari poetae philosophiq.. antiquissimi De rerum primordia natura ad memmium Liber sextus & ultimus foeliciter... Paulus hunc impressit fridenperger in uerona. Qui genitus est in patauia alae magnae. Ab incarnatione christi: Mcccc Lxxxvi Die uigesimo octauo septembris calen. octobris. (94 ff, in fo, Hain 10282, Dibdin 300 II 153, Brit Mus). Werd te Venetië herdrukt in 1495 in 4. 1495 Venezia Theodore De Ragazonibus. T. Lucretii Cari. poetae philosophici antiquissimi de rerum natura liber primus incipit foeliciter. (Op het einde:) Ad Nicolaum Priolum Hieronymi filiū patricium Illustrem & bonarum artium cultorem. C. Lycinii uersus... Ex foelicissima tua murani Academia uirtuti et posteritati Datum. Finis. Impressum Venetiis per theodorum de ragazonībus de asula dictum brefanū. Anno domini M.CCCC. LXXXXV. Die IIII septembris (quarto, 130 ff, Hain 10283, Dibdin 301 (II 155), Polain 2529, Brit Mus). Herdruk van de uitgave 1486 Verona. 1500 Venezia, Aldus. T. Lucretii cari Librī sex NV per emendati. Aldus Manutius Romanus. Alberto Pio Carpor.. principi. S.P.D.... Hieronymi Auancii Veronensis ingenio et labore. Venetiis accuratiss. Apud Aldū, mense Decem M.D. (quarto, 108 ff, Hain 10285, Dibdin 302 (II 156) Brit Mus). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze uitgave blijkt zeldzaam; zij werd herdrukt in 1515 te Venetië, door Aldus en door Andreas Navagero.
[1565 Parisiis P.G. Rovillivs]Ga naar voetnoot(1). T. Lucretii cari De Rerum Natura Libri Sex. A.D. Lambino Monstroliensi litt. Graec. Lutetiae doctore Regio nuper ope veterū codicū à multis mendis vindicati, nunc ab eodem recogniti, & perpurgati. Accesserunt aliquot ab Adr. TurneboGa naar voetnoot(2) emendationes. In calce libri variae lectiones: Et rerum insignierum index. Parisiis. In Aedibus Rouillij, via Jacobea sub signo cōcordiae. Cum privilegio Regis, 1565 (11.5 × 6.9 cm, (38) + 287 + (21) pp, Bi Un Gent Cl 1767, Brit Mus). Privilegie van Karel IX van Frankrijk; P.G. Rovillivs tot den lezer; T. Lucretii Cari vita, per Petrum Crinitum Florentinum; uittreksel uit een brief (1563) van Lambinus aan Karel IX; latijnsch gedicht van Io. Auratus; bericht van Dionysius Lambinus (1563); bericht tot den lezer; inhoud van de 6 boeken. Na de 6 boeken (21) pp aanteekeningen. [1566 Antverpiae Chr. Plantin] T. Lucretii Cari De Rerum Natura libri sex, Mendis innumerabilibus liberati; & in pristinum paene, veterum potissime librorum ope ac fide, Ab Oberto Gifanio Bvrano Juris studioso, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
restituti. Quae praeterea ab eodem in hoc opere sint praestita, inuersa pagina indicabit. Antverpiae, Ex officina Christophori Plantini. CIƆ.IƆLXVI. Privilegio. (16.8 × 11 cm, (48) + 477 pp, Bi Un Gent Cl 1465, Brit Mus). Voorbericht van Gifanius (1565); bericht tot den lezer; leven van Lucretius door Ob. Gifanius; de gente Memmia prolegomena; veterum quorundam de T. Lucretio Festimonia; 3 latijnsche gedichten; inhoud van de 6 boeken. Na de 6 boeken komt p 235 een stuk van Epicurus Ta ΦΥΣΙΚΑ gevolgd door talrijke aanteekeningen, vooral van Gifanius. Op het einde het privilegie van 1564 in naam van Maximiliaan II.
[1583 Francofurti Wechel] T. Lucretii Cari De Rerum Natura Libri VI. A. Dion. Lambino Monstroliensi, litterarum Grecarum in vrbe Lutetia doctore Regio, olim locis in numerabilibus ex auctoritate quinque codicum manu scriptorum emendati, ac fere redintegrati, & praeterea breuibus ac perquam vtilibus commentariis illustrati; nunc ab eodem recogniti, & longe meliores facti, planeque iam in suam pristinam integritatem restituti: cum iisdem commentariis, plus quarta parte auctis. Quae praeterea accesserint, indicabit versapagella. Francofurti Apud haeredes Andreae Wecheli, M.D.LXXXIII. (16 × 10.1 cm, LXVIII + 883 + (208) pp, Bi Un Gent Cl 638). Opdracht aan Karel IX door Donysius Lambinus (1563); bericht tot den lezer, met een brief uit Parijs 1570; levenschets van Lucretius door D. Lambinus; index betreffende de belangrijkste feiten in de zes boeken vermeld; twee latijnsche gedichten. De zes boeken komen daarna met talrijke uitgebreide commentaria van Lambinus. Op het einde, op (208) pp een alphabetisch register voor de boeken van Lucretius, en een alphabetisch register voor de commentaria. 1589 Frachetta heeft een overzicht te Venezië gepubliceerd, in verband met de leer van Epicurus en van Aristoteles; dat overzicht is in de italiaansche taal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1595 Leiden, officina Plantiniana] Titi Lucretii Cari de Rerum Natura Libri sex, Ad postremam Oberti Gifanii Ic. emendationem accuratissime restituti. Quae praeteraea in hoc opere sint praestita, pagina post dedicationem indicabit. Lugduni Batavorum, Ex Officina Plantiniana; Apud Franciscum Raphelengium. c|Ɔ. Ɔ. xcv. (16.1 × 10.3 cm, (48) + 486 pp, Bi Un Gent Cl 1466, Brit Mus). Opdracht van Gifanius aan Joh. Sambucus (1565); bericht tot den lezer; leven van Lucretius door Gifanius; de gente Memmia prolegomena; drie latijnsche gedichten zooals in de uitgave 1566 Antwerpen Plantin; inhoud van de 6 boeken. Na de 6 boeken komt p. 235 een stuk van Epicurus Ta ΦΙ ΣΙΚΑ gevolgd door aanteekeningen, vooral van Gifanius. Deze uitgave gelijkt op deze van 1566 van Plantin Antwerpen, en is feitelijk een herdruk.
[1701 Amsterdam, Petzold] De Werken van T. Lucretius Carus van het Heelal. Uit het Latyn in het Nederduitsch vertaald. Te Amsterdam, By Sebastiaan Petzold, op het Rokkin, in Hermathena, by de Beurs. 1701 Met Privilegie. (19.3 × 11.6 cm, (72) + 723 + (29) pp, Bi Un Gent Cl 1014, Bl 10566, H 801, Brit Mus). Het boek begint met een titelplaat met de volgende verklaring: ‘De geleigeest van Lucretius gemyterd, om zyne zedenstoffen, heeft de gebrooke pilaar by zich, om de gezette zekerheid van zyne gedachten, tot de deugd gerigt, ten toon te stellen: om welke te verbeelden hy de Pythagorische letter Y in de hand houdt. Een raadsheerlyke tabberd dekt het hoofd en 't gansche lyf, bewyzende zyn aanzienelyke afkomst. De zes boeken heeft hy in de schoot leggen, op de snaaren van Apollo gesteld. Hy zegepraalt met een wel verligt hart over de misgreepen, en ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keerde denkbeelden, daar de Heidenen, zyne tydgenooten, zich dwaazelyk aan verslaafden. Met de andere hand ligt hy van de waereld het nagtkleed af, met het welke zyn saamenstel te vooren verduisterd en overtoogen was. Het borstbeeld van Lucretius zegepraalt over alle de eeuwen, om zyne klaar begreepene, en bondig beweezene uitvindingen, aangaande de onophoudelijke veranderingen des Heelals. Van hoe zwaar een gewigt en grooten arbeid dit werk geweest is, geeft de Sphynx te kennen, op de tytelsteen uitgehouwen: hy ontwart de duistere raadzelen van de natuur, en steltze in het ligt. Aldus vertreedt die groote man het momaanzigt der schynheiligen, en het jok der bevreesden. Aan de omgestootene druivenschaal en vol geschraapte beurs zietmen de happigheid der wijnzwelgers, en de onverzaadelykheid der gierige vrekken. De bundelbeilen, de knods, gebrookene boog, en pylkoker der min verbeelden de bekuipte ampten, de opgeworpene dwinglandy, en de ongeoorloofde liefde over hoop geworpen, en ten onder gebragt. De schrik voor de dood, de reuk- en brandoffers van 't gewaande Goodendom leggen ten onderste boven gesmeeten, en eindelyk de waereld ontslaagen van alle angstvallige en ongegronde oordeelen. De arend van het konstgenootschap In Magnis Voluisse sat est doet zulk een letterheld in het nederduitsch herleeven, terwyl die zonder schemeren opvliegt in de straalen van Phebus, die op den Helikon dezen arbeid met de Zanggoddinnen aanneemt, en waereldkundig wil gemaakt hebben.’ De plaat zelf is zonder kunstwaarde en beantwoordt weinig aan het rijk gehalte van de verklaring. Het privilegie is geteekend uit den Haag op 13 juli 1700 door H. Heinsius en Simon van Beaumont. Door de opdracht aan Abraham Alewyn vernemen wij den naam van den vertaler Jan de Witt, M. & P.L. Voorrede tot den lezer. Leven van T. Lucretius Carus. Redeneering over de zes boeken, ‘Waar in aangeweezen, en wederlegd worden de voornaamste gevoelens, die hy als een Heiden omhelst heeft, strydig met de waarheid en de Kristelyke Godsdienst’. Latijnsche Ode van Adrianus Relandus, hoogleeraar in de Oostersche talen te Utrecht. Elk boek, met den latijnschen tekst en de nederlandsche vertaling, is van een plaat voorafgegaan met de verklaring, die onmisbaar blijkt om de plaat te begrijpen. Eindelyk een uit- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebreid alphabetisch register voor den nederlandschen tekst. De vertaler die zich Jan de Witt noemt, teekent ook met de letters M. & P.L., Medicinae et Philosophiae licentiaat. Jan de Witt (1625 † 1672) de vermoorde raadpensionaris van Holland met zijn doorslepene staatkundige bekwaamheid, beoefende de dichtkunst; hij vertolkte de Cid van Corneille, de Mithridate van Racine in Nederlandsche verzen; misschien ook de Horace van Corneille, alhoewel een afdoend bewijs niet geleverd is en zijn neef Johan (1618 † 1676) aanspraak over dit werk kan doen geldenGa naar voetnoot(1). Zijn zoon, ook Johan (1662 † 1701) was eveneens in de talen ervaren en dichtte latijnsche verzen. De raadpensionaris was echter geen medicus, maar beoefende, benevens de dichtkunst, ook de wiskundige wetenschappen als aangename uitspanning. Daarover dus duisternis, doch schijnbaar, dank aan Abraham Alewyn. De vertaler heeft zijn werk aan Abraham Alewyn opgedragen, een rechtsgeleerde, maar vooral een dichter, die zede- en harpzangen heeft geschreven, waarvan in 1713 drie uitgaven zijn verschenen; van hem ook verscheidene tooneelstukken met zonderlinge titels: De bedroogde woekeraar (1702), Latona of de verandering der boeren in kikvorschen (1703), Beslikte swaantje en drooge Fobert of de boererechtbank (1715), Jan Los of den bedroogen Oost-indievaer (1721). Alewyn leefde dus in een later tijdperk, toen de raadpensionaris, zijn zoon en zijn neef reeds tot de dooden behoorden. De Nederlandsche vertaling werd volgens de uitgave Frankfurt 1583 door Lambinus bezorgd, uitgezonderd de verzen 1082 tot 1106 van het eerste boek die volgens Giffanius werden opgenomen. Denis Lambin (Montreuil sur mer 1516 † Paris 1572), leeraar van welsprekendheid en in de Grieksche taal aan de College Royal, van wien men zegt dat hij zeer traag werkte en aanleiding heeft gegeven aan het fransche woord lambiner, was niettemin een hoogstaande philoloog; hij bezorgde, met groote bevoegdheid, de teksten van Cicero, Horatius, Plautus, Cornelius Nepos, LucretiusGa naar voetnoot(2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hubert von Giffen of Giphanius of Giffanius (Buren 1534 † Prag 1604), hoogleeraar in de rechten te Strassburg, Altdorf en Ingolstadt, bezorgde ook uitgaven van oude schrijvers, Homerus, Justianus, Aristoteles, Lucretius. Hij werd aangevallen door Lambin wiens aanteekeningen hij gebruikte, zonder aanduiding van oorsprong, voor de uitgave van 1565: Titi Lucretii De Rerum Natura libri sex, emendati et ex manuscriptis restituti. Antverpiae, Plantin 1565 in 12. In zijn derde uitgave van Lucretius wordt Giffen door Lambin genoemd: ‘Omnium mortalium, qui unquam fuerunt, qui sunt, qui erunt, injustustissimus, audacissimus, impudentissimus. En verder wordt de lijst aangevuld met: ‘arrogantem, impudentem, ingratum, petulantem, insidiosum, fallacem, infidum, nigrum, feritate, importunitate, contumacia, superbia, audacia, confidentia, et impudentia excellentem’Ga naar voetnoot(1). Niet alleen op den naam van den vertaler Jan de Witt, doch ook op de wetenschappelijke zijde van het werk van Lucretius, wordt in de opdracht de aandacht gevestigd: ‘Ik neem de vrymoedigheid, van deze vertaaling, behelzende de zes boeken, die Lucretius van 't Heelal ons heeft nagelaaten, aan u Ed: met behoorelyke eerbiedigheid op te draagen, hoopende dat myn ondernome arbeid in u Ed: tegen de vergiftige lastertongen en dorpere onweetenheid een gewisse beschermer zal vinden. Deze hoop steunt op de grondige kennis, die UEd: heeft van de stoffe, die in dit Werk verhandeld word, en op de byzondere genegendheid, waarmede UEd: tot de beroemde dichtkunst en alle loffelyke weetenschappen is ingenomen.’ En verder noemt de vertaler het boek ‘myn Nederduitsche Lucretius’. De ‘Voorrede, en Berigt tot den Leezer’ is ook van den vertaler, zooals blijkt uit deze woorden: ‘zoo hebben wy geoordeeld, dat deze onze arbeid, die wy in 't vertaalen van dit werk hebben besteed, de liefhebbers van deze weetenschap niet zou kunnen mishaagen’ en op het einde spreekt de voorreede tweemaal van ‘onze vertaaling’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vertaler Jan de Witt is vol bewondering voor het werk van Lucretius, wiens leering Epicurus nauwkeurig volgt, en aldus volledig in de wetenschappelijke richting wordt gebracht. ‘Men zal hier geen zelfstandige vormen (forma substantiales), verborgene hoedaanigheden, onderlinge trek (sympathia) en afkeer (antipathia) in ziellooze lichchaamen, wattigheden (quidditates), zelfvigheden (identitates), noch meer diergelyke niets betekenende schoolwoorden vinden; alles word hier op een begrypelyke manier door de beweegingen, onderscheidene gestaltens, tusschenopeningen, onderlinge aaneenhegtingen, en afscheidingen der eerste beginselen verklaard.’ Verder verdedigt hij Epicurus, en aldus ook Lucretius, tegen een verkeerde opvatting dat het opperste goed dat den mensch te beoogen heeft, in de materiëele wellust ligt; maar hier gaat het niet in de wellust, die den ruime teugel aan onze ongebondene en verdorvene hartstochten viert. Hij herinnert hoe Gassendus, Seneca, AugustinusGa naar voetnoot(1) de opvattingen van Epicurus in het kader van de gezondheid van het lichaam, hebben uitgelegd dat zonder pijn een gemoed zonder ongerustigheid draagt. De leer van Epicurus heeft voor hoofddoel: het verlossen van twee kwalen waaronder de menschheid gebukt gaat: het geloof aan de goden en de vrees voor den dood. En waarom de vertaler zulken eerbied heeft voor Lucretius begrijpen wij nog beter als wij hooren wat hij van den mensch denkt: ‘Vermits het verstand van den mensch tusschen een naauwe bepaaling is beslooten, en alle wysheid, die men beoogt, te recht een loutere dwaasheid mag genoemd worden, ten zy het bovennatuurlyk ligt van de geopenbaarde waarheid de zelve te hulp komt, en onderschraagt, zoo is 't geen wonder, dat zelf de schrandersten onder het verblind Heydendom, nademaal zy de bestraaling dezer genade derfden, in het najaagen van de waare wysheid, verre van het regte pad zyn afgeweeken, en gevolgelyk vervallen tot eindelooze dwaalingen: onder dewelke, benevens meenigvuldige andere, als de voornaamste en ongerijmste deze kunnen gesteld worden: dat eenigen van hen aan hunne Gooden, die niet dan enkele verdichtzels van de inbeelding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaren, menschelyke, ja schandelyke hertstogten van gramschap, wraakzucht, vleeschelyke begeerte, haat, nyd, twist, en verdeeling onder elkander toeschreeven, en dat de verfoeijelykste euveldaaden niet minder op de wil, en 't bevel der Gooden gepleegd wierden, dan de oeffening van deugden.’ Hier te bemerken, die twee hoedanigswoorden menschelijk en schandelijk op den zelfden rang gesteld. De wetenschappen verplichten ons aan te nemen dat de mensch slecht is in de verhouding van rond 95%; even wel is het wetenschappelijk aan te nemen dat de microben in een verhouding rond 95% goed zijn. Aldus stel ik zonder aarzeling de microbe, - ik zou haast durven zeggen het microbe, omdat deze belangrijke en onontbeerlijke wezentjes zich geslachteloos vermenigvuldigen, - zeer hoog boven den mensch. Maar terug tot Lucretius, die de microben niet kende, de atomen evenmin. Lagrange en BlanchetGa naar voetnoot(1) in hun fransche vertaling van Lucretius, gebruiken stelselmatig de uitdrukking atomes, waar Lucretius van rerum primordia spreekt; zij gaan nog verder en vertalen ‘Tum porro varios rerum sentimus odores’ door ‘Nous n'apercevons pas les molécules déliées qui viennent frapper l'odorat’. Alles alsof wij een modern leerboek van chemie zouden openslaan. Jan de Wit is wijzer, en vertaalt nauwkeurig primordia rerum door eerste beginselen, hoofdstoffen; en vers 299 van het 1e boek geeft hij met voorzichtigheid terug, eenvoudig door: ‘daar en boven worden wy verscheide lichchaamen door de reuk gewaar’. Martinus Rulandus in zijn Lexicon AlchemiaeGa naar voetnoot(2) van 1612 (p 327), schrijft, zonder Lucretius te noemen, doch met zijn gezond verstand: ‘Matrices rerum omnium, id est, elementa, die Mutter aller Ding, darauss alle Ding kommen und wachsen.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het woord atome werd verschrikkelijk misbruik gepleegd. Met doorluchtigheid schrijft Pascal: ‘Nous appelons atomes les grains de poussière qui ne sont visibles que lorsque le soleil les éclaire directement. Nous avons beau enfler nos conceptions, nous n'enfantons que des atomes au prix de la réalité des choses.’ En Malebranche: ‘Les anciens ont dit que la nature avait assemblé tous les atomes de la sagesse pour former Epicure’. En Raspail: ‘Les atomes ne meurent pas, ils ne s'isolent pas; ils se recombinent.’ En nog Lamartine: ‘Me voici: mais que suis-je? un atome pensant.’ Uit de onderzoekingen van Mevr. Curie blijkt dat de atomen wel uiteenvallen en bij gevolg sterven; de atomen van het argon, van het helion, van het krypton blijven afgezonderd, en verbinden zich niet onderling. De afmetingen van het atome worden door de bepalingen van Perrin berekend, als hij ons het bewijs geeft dat in een milliliter lucht 58 milliarden van milliarden atomen aanwezig zijn; 58 milliarden van milliarden menschen in een enkel milliliter ruimte, aldus Lamartine! Wel is waar leeft de letterkunde in volle vrijheid; alles wordt geoorloofd dat voor de wetenschap volstrekt niet toegelaten is. Het is den natuuronderzoeker verboden te fantazeeren. De geniale alchemist Bernard PalissyGa naar voetnoot(1) laat zich toch misleiden: ‘... j'ay pris une pierre de matière fusible, qu'après l'auoir pilée et broyée aussi finement que fumée, et l'ayant ainsi puluerisée ie la meslay parmy de la terre d'argile, et quelques iours apres quand ie vouluz besongner de laditte terre, ie trouuay que laditte pierre s'estoit commencée à rassembler, combien qu'elle fust meslée si subtilement parmi la terre, que nul homme n'en eust sçeu trouver vne pierre aussi grosse que les petits ato- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mes que l'on void dedans les rayons du soleil, entrant dans la chambre, chose que i'ay trouuée merueilleusement admirable.’ Ook bespreekt Ernst von MayerGa naar voetnoot(1) de leer van Democritus, alsof deze de uitdrukking atomen zou gebruikt hebben: ‘Demokrit (im 5 Jahr. v. Chr.) ging bei seinen Spekulationen ebenfalls von einer Urmaterie aus, zergliederte diese aber weiter, indem er Sie aus kleinsten Teilen, Atomen, bestehen liess, welche zwar durch Form und grösse, aber nicht dem Stoff nach voneinander verschieden seien.’ HoeferGa naar voetnoot(2) beweert hetzelfde: ‘Démocrite défendit et perfectionna le système atomistique de Leucippe, son maitre. Du principe, dit-il, que rien ne se fait de rien, découle la nécessité d'admettre des atomes.’ Men zou waarlijk moeten gaan denken, dat het ontstaan van een Dalton, van een Gerhardt, van een Laurent een nutteloos verschijnsel is geworden. In zijn verhandeling On the Law of Expansion of elastic fluids, liquids and vapours (1803) en in zijn New System of Chemistry (1808) spreekt met volle recht John Dalton duidelijk van atomen en van atoomgewichten en van atoomtheorie, terwijl in zijn studie over Dalton R.A. SmithGa naar voetnoot(3) de verschillige benamingen opsomt die vroeger werden gebruikt, namelijk ultimate particles of bodies, primary atoms, primordial elements, elementary atoms, little particles, primary corpuscles, primary elementary atoms, simple particles, ultimate particles. Het atoom van Dalton was echter een wiskundig begrip; het werd een sterke veronderstelling door de bepalingen van GerhardtGa naar voetnoot(4) en van LaurentGa naar voetnoot(5) die op duidelijke wijze de begrippen atoom en aequivalent hebben bepaald, en heden is het atoom een werkelijkheid geworden. De encyclopediën, die met gerust geweten soms verkeerde opvattingen verspreiden, vertellen dat Lucretius als grondstoffen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaruit alles ontstaan is, een oneindig aantal atomen aanneemt. Aldus schrijft letterlijk VivatGa naar voetnoot(1): ‘Als de grondstoffen waaruit alles ontstaan is, neemt hij een oneindig aantal atomen aan, welke onvermengd en onvergankelijk in de onbegrensde leege ruimte in rustelooze beweging aanwezig zijn en door verschillende verbindingen de groote verscheidenheid van dingen doen ontstaan. Ook de ziel bestaat uit zulke atomen.....’, - Winkler PrinsGa naar voetnoot(2): ‘De verschijnselen der wereld worden door de eeuwige beweging der atomen verklaard, een ingrijpen der goden is derhalve overbodig. Op den grondslag der atomenleer berust de leer van geest en ziel.....’, - OosthoeckGa naar voetnoot(3): ‘Boek I en II behandelen de physica, d.w.z. de atomenleer of leer der elementen.’. Maar waarom in de vertalingen de uitdrukking primordia (meervoud van primordium) niet behouden? Rond 1905 sprak mij Julius Mac Leod vol bewondering over Lucretius, wiens naam hij, ook ik, gedurende de humaniora, hadden gehoord, wiens geschriften echter nooit in de secundaire scholen werden bestudeerd; hij gaf mij den raad De natura rerum te lezen; voor hem was het een verrassing op biologisch gebied. Hoeveel chemische begrippen kon ik zelf daar niet ontdekken? De primordia van Lucretius hebben diepen indruk gemaakt op Mac Leod. Want later, in het standaardboek dat hij te Manchester heeft geschrevenGa naar voetnoot(4) en dat aldaar in 1919 verscheen, schrijft hij: ‘From a number of Mendelian experiments it may be concluded that the observable propreties ought to be brought into two classes: 1o Simple properties which it is impossible to decompose into more properties. A simple property might be called a Primordium. (This term is used by Lucretius in the sense of chemical element, thus in the sense of a simple something.) 2o Compound properties, which at first sight seem to be simple, but depend on the coexistence of two or more simple properties. In other words, a compound property is a combination of primordia’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mac Leod heeft de beteekenis van het primordium van Lucretius duidelijk begrepen en zeer behendig in de biologie ingevoerd: een element, zoowel voor de materie of voor een eigenschap, niet een atome, dat een kleinste deel is van een materieel element. Nu om te sluiten: Heeft de Royal Society of London in 1677 de diertjes van Antony van Leeuwenhoek niet omgezet in living atoms? Diertjes die uit milliarden atomen zijn samengesteld!
Ik heb tot nu toe niet gezegd dat Lucretius werd geboren in het jaar 95 vóór Christus en zelfmoord pleegde in 51, dat hij als fijne geest, afschuw had voor politiek en voor ruwen arbeid, dat hij zijn De natura rerum schreef rond 58 voór Christus en het aan zijn vriend MemmiusGa naar voetnoot(1) opdroeg; dat is gekende geschiedenis.
Ga naar margenoot+ Quod superest, vacuas aures mihi, Memmius, et te
Semotum a curis adhibe veram ad rationem,
Ne mea dona, tibi studio disposta fideli,
Intellecta prius quam sint, contempta relinquasGa naar voetnoot(2).
Ik zal ook niet uitweiden over de begrippen die voor een chemicus of voor een bioloog bij Lucretius belang opleveren: enkelvoudige en samengestelde stoffen, geen schepping en geen wording zonder kiemen, langdurige reactiesnelheid, voeding onontbeerlijk voor den groei, standvastigheid van de materie, keuraffiniteit, de dood als bron van het leven, kringloop van de stikstof, het uiterst kleine, rol van het water, de lucht als materie, de grenzen van de deelbaarheid der materie, de elementen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de primordia, de beweging als oorzaak van materiëele eigenschappen..... In Lucretius deze beroemde verzen in boek I:
Ga naar margenoot+ Nullum rem e nihilo gigni divinitus unquam
Quando alid ex alio reficit natura, nec ullam
Rem gigni patitur, nisi morte adjutam aliena.Ga naar voetnoot(1)
***
Door de boekdrukkunst kregen wij van De rerum natura van Lucretius 4 latijnsche wiegedrukken, en van 1500 tot 1800, 31 latijnsche uitgaven, 1 nederlandsche, 9 fransche, 7 engelsche, 8 italiaansche en 2 duitsche, met of zonder latijnschen tekst, in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het geheel 62. Zonder twijfel hebben die talrijke uitgaven een bijzonderen invloed uitgeoefend op de ontwikkeling der moderne wetenschappen; zij waren wegwijzers in den dikken mist der middeleeuwen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Caius Plinius secundus, Historia naturalisCaius Plinius secundus, gezegd de oude, geboren te Come of te Verona in 23 en in 79 gedurende de Vesuviusuitbarsting op Herculanum en Pompei overleden. Van zijn talrijke geschriften, namelijk over geschiedenis en letterkunde is niets overgebleven; alleen zijn Historia naturalis Libri XXXVII kon worden gedrukt, een werk waarvan zijn neef Caius Plinius Caecilius Secundus, gezegd de jonge (61 of 62 † 1e helft van de 2e eeuw) met veel lof spreekt. Voor Buffon heeft het werk van Plinius een hooge waarde; Cuvier spreekt zich uit met meer terughouding, als hij zegt dat, alhoewel de taal zeer verzorgd is, het overzicht volgens Aristoteles, Theophrastes en Dioscorides, zonder wetenschappelijke discussie en op vele plaatsen met naïveteit is opgesteld. Van de Historia naturalis verschenen 19 wiegedrukken in de latijnsche taal, waarvan 11 te Venetië en tusschen 1500 en 1800 niet minder dan 73 uitgaven, waaronder 44 latijnsche. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Weigedrukken.1469 Venetiis. Historia naturalis. Plinii vita ex Suetonio excerpta... Restituit Venetis me nuper Spira Ioannes... MCCCCLXVIIII (fol, 355 ff, Hain 13087, Brit Mus). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na opdrachten aan Marcus en Tacitus, Caius Plinius Marco suo salutem en Caius Plynius Tacito suo salutem, begint het 1e | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek bevattende een voorrede en den volledigen inhoud van de 37 boeken: 1e capita rerum, 2e de mundo et Syderibus, 3e en 4e Europae sinus, 5e Africa, 6e Asia, 7e de homine, 8e animalium genera, 9e aquatilia, 10e volucrum genera, 11e insecta animalia, 12e tot 27e plantae (met geneeskundige eigenschappen), 28e tot 32e medicina, 33e metalla auri et argenti, 34e metalla aeris et plumbi, 35e pictura coloresque, 36e marmora et lapides, 37e gemmae. Na de aanduiding van den drukker 4 pp correctiones. 1487 Venetiis. Caii Plinii Secundi Naturalis historiae Liber Trigesimus septimus et ultimus. Finis. Venetiis impressu.. per Magistrum Morinum Saracenum. Anno M.CCCCL XXXVII. Die XIIII Mensis Maii (270 ff, Hain 13096, fol, Brit Mus, Polain 3201). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Uitgaven van 1500 tot 1800.[1514 Plinius] Caii Plynii Secundi Veronensis, Naturalis Hystoriae Libri XXXVII. diligenti admodum labore: peruigiliq.. cura Nuper, necantea in alma Parrhisiorum academia emendatiores Impressi, atq.. recogniti. Qui in edibus Johannis Petit eiusdē academiae bibliopolae, in via Iacobi sub itersignio Lilii aurei commorantis Venales prostant. (Op het einde, fo CCLXII:) Quae omnia Parrhisiis ab optimo calcographo Nicolao de Pratis emunctim sui lucez rursus eduntur. Anno nostre salutis M.D.XIIII. Idibus Iunii. (27.6 × 19.8 cm, (20 ff) + CCLXII ff, Bi Un Gent HN 223) Titelplaat, Plynii vita, Tabula van de 37 boeken, voorrede met gedicht van Nicolaus Maillard Rothomagensis, Tabula alphabetica, voorbericht, dit alles het 1e boek uitmakende, terwijl Liber secundus met het werkelijk overzicht op fo 1 begint.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1610 Arnhem] Caii Plinii Secundi Des wijtberoemden Hoochgeleerden ouden Philosopht ende Natuyrcondigers Boecken en Schriften, in drie deelen onderscheyden. Het eerste tracteert van de Natuyr, Aert ende Eyghenschap aller Creaturen ofte Schepselen Godes, Als namentlick vande Menschen, hare Geboorte, Opvoedinge, Gebruycken, Consten, Hantetingen, Leven, Cranckheyt, ende Sterven. Het tweede vande viervoetighe Dieren, die opter Aerden ende inde Wateren leven. Het derde vande Voghelen, die in de Locht ende opter Aerden vlieghen ende sweven. Oock van de onreyne cruypende Wormen, als Slangen, etc. Oock mede van andere cleyne Dieren, namentlick Einten, Bijen, ende haers gelycken. Allen Apteeckers Huysvaderen ende Huysmoederen, oock alle Liefhebbers der Consten seer dienstelick, profytelick ende vermakelick, En nieuwelijck uyt den Hoochduytsche in onse Nederlantsche sprake overgeset en̄ met schoone Figuyren geciert. Tot Arnhem. Ghedruckt by Jan Janszen Boeckvercoper. Anno M.DC.X (19.3 × 13 cm, (8) + 514 pp, Bi Un Gent Bl 9452, Brit Museum). Gekleurde prent op het titelblad, met allerlei dieren vóór een overgroote kooi zich bewegende, onder de leiding van een ouden man, wellicht Noach met de ark. Voorrede tot den lezer. Bericht van Plinius. Daarna 3 pp over de ‘Nutbaerheyt des erkentenisse der Dieren Natuer’ door Theodorus Gaza. Het boek bevat 3 deelen getrokken uit de boeken 7 tot 11 van de Historia naturalis: 1o over den mensch met 61 Capittels (pp 1-130), 2o over de viervoetige dieren en slangen met 59 Capittels (pp 131-400), 3o over de vogels met 54 Capittels (pp 401-514). Op het einde van het 3e deel komt een hoofdstuk over kleine dieren. 1617 Arnhem. In 4, Jan Janszen, herdruk van 1610, 612 pp in 4 (Brit Mus). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aert ende eyghenschap aller Creaturen ofte Schepselen Godes. Als namentlijck van de Menschen hare geboorte opvoedinge, gebruycken, konsten, hanteringhen, leven, kranckheydt ende sterven. Het tweede van de viervoetighe Dieren die op der Aerden ende in de Wateren leven. Het derde van de Vogelen die in de Locht ende op der Aerden vliegen ende sweven. Oock van de onreyne kruypende Wormen, als Slangen, etc. Ende mede van andere kleyne Dieren, namelijc Emten, Bijen ende haers ghelijcken. Het vierde van de Visschen die sich in Zeen, Meyren, Revieren ende andere soete Wateren laten vinden. Allen Apotekers, Huysvaderen ende Huysmoederen, oock allen liefhebbers der Konsten seer dienstelijck, profytelijck ende vermakelijck. Nu nieuwelijck uyt den Hoochduytsche in onse Nederlantsche Sprake overgeset, ende met schoone Figuren verciert. Ghedruckt tot Campen, By Arent Benier. Hendrick Laurentz Boeckvercooper Woonende tot Amstelredam op 't water, in 't Schrijfboeck. (17.1 × 12.9 cm, (6, onvolledig) pp + pp 9-512 + 93 pp + (5) pp, Bi Un Gent Cl 71224, Bi Un Amsterdam). Zelfde prent op het titelblad als in de uitgave van 1610. Voorrede tot den lezer. Bericht van Plinius. De ‘Nutbaerheyt van Th. Gaza, slechts 1 p onvolledig. De 8 eerste pp ontbreken. Verdeeling: 1o over den mensch met 61 Capittels (pp 1-130), 2o over de viervoetige en kruipende dieren met 59 Capittels (pp 131-396), 3o over de vogels met 54 Capittels (pp 397-512); daarna een boek over de visschen (93 pp). Op de laatste 5 pp een register over de vier boeken. Aldus nagenoeg hetzelfde als de uitgave 1610 en daarenboven een boek over de visschen. 1644 Amsterdam. Hier zijn by gevoeght, de schriften van verscheyden andere oude Autheuren de natuer der Dieren aengaende; en nu in desen lesten druck... vermeerdert, uyt verscheyden nieuwe Schrijvers en eyghen ondervindinghe. Door T.V.D. Amsterdam, J. Hartgers, 1644 (in 8, 652 pp, Brit Mus). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Titelplaat met Adam en Eva en de slang. Eerste deel over den mensch met 57 hoofdstukken, 2e over vierpootige en kruipende dieren met 61 hoofdstukken, 30 over de vogels met 54 hoofdstukken, 4e over de kleine ongedierten, 5e over de visschen. Opvallend is de korte voorrede van het 4e deel waarin beweerd wordt: ‘Van de alderlistighste Dieren die de Natuer heeft voort-ghebracht: de welcke (nae veele haer seggen) van adem en bloedt versteecken zijn.’ Onder deze ongedierten vindt men de bijen! Op het einde krijgt men den naam van den drukker te vernemen: ‘Christoffel Conradus, Op d'Eglendiersgracht, in 't vergulde Schaefje’. 1651 Leeuwarden. In 8, Bi Un Amsterdam. Na een korte voorrede komt het overzicht zonder vermelding van vertaler. Op het einde een register van de 57 hoofdstukken van het 1e deel, 61 van het 2e, 54 van het 3e, en de ongenummerde hoofdstukken van het 4e en het 5e deel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1662 Amsterdam. In 8, id. Amsterdam, A. de Wees 1662, 687 pp. (Brit Mus). Deze uitgave bevat denzelfden tekst als deze van 1657 met dezelfde pagineering. Al deze boeken zijn geen echte vertalingen van de Naturae historia van Plinius, wel reeksen beschrijvingen van dieren volgens Plinius en verscheidene andere schrijvers.
***
Buiten de bovengenoemde uitgaven, kunnen nog vermeld worden: 1530. E. Stellae de gemmis libellus unicus. Plinius secundus de gemmis. Argentorati 1530 in 8. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
velles, outre celles de J.F. Gronovius. Par D. Durand. Et un Poeme Sur la chute de l'Homme et sur les ravages de l'or et de l'argent, par D. Durand. Londres 1729 G. Bowyer, fol, Brit Mus. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Albertus Magnus, De mineralibus, Liber aggregationisDe bibliographie over Albertus Magnus, Albert von Bollstädt, Albertus Grotus, Albertus de Colonia, geboren te Lauingen in Schwaben tusschen 1193 en 1206, tusschen 1260 en 1262 bisschop van Regensburg, en te Keulen in 1280 overleden, is buitengewoon uitgebreidGa naar voetnoot(1). De Gesamtkatalog der Wiegendrucke (I, 1925, pp 264-385), in het overzicht tot 1500, vermeldt 202 titels die in talrijke rubrieken worden ondergebracht. Wij beperken ons met De Mineralibus en Liber aggregationis. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De Mineralibus.1476 Padua. Alberti magni philosophoru.. maximi de mineralibus liber liber primus incipit... Per me petrum manfer normanu.. Rothamagensem civem die 20 septembris 1476. (GW 686 Padua Pierre Manfer). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op p 3 praefatio, p 11 liber primus de materia lapidum met 9 hoofdstukken, p 90 liber secundus qui est de lapidibus pretiosis met 6 hoofdstukken, p 225 liber tertius de mineralibus, in quo determinatur de metallis in communi met 6 hoofdstukken, p 320 in quartum librum in quo determinatur de metallis in speciali met 7 hoofdstukken, p 371 in librum quintum de mediis mineralibus met 8 hoofdstukken, p 392 index. Dit werk schijnt wel door Albertus magnus geschreven geweest te zijn; het heeft voor den tijd een echte wetenschappelijke waarde; de schrijver schenkt aan physische eigenschappen een groot belang; drie hoofdstukken van zijn Liber tertius hebben als titel: ‘de ductibilitate, de colore, de saporibus et coloribus metallorum’. Hij gelooft aan de transmutatie niet; op vele plaatsen worden zijne opvattingen daarover duidelijk geschreven, b.v. op p 266: ‘Videmus autem argentum permanere et stannum, et similiter alia metalla, videbuntur igitur esse completa per substantiales formas’. Voor de eerste maal wordt een nieuw begrip uitgedrukt: de affiniteit of neiging onder de elementen om zich samen te verbinden, begrip dat heden de moderne chemie overheerscht: p 348 ‘sulphur enim propter affinitatem naturae metalla adurit’. Voor de eerste maal wordt ons hedendaagsch ijzersulfaat of groen atramentum vitriool genoemd: p 380 ‘Viride autem (atramentum) quod a quibusdam vitreolum vocatur’.
De schrijver van De Mineralibus is een wetenschappelijk man; Liber aggregationis schijnt daarentegen de vrucht van een kwakzalver en kan moeilijk aan den schrijver van het gehalte van Albertus magnus worden toegeschreven. In den Catalogus van het British Museum komt het boek onder een rubriek: ‘Suppositions Works’. De meeste historici der wetenschappen aar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelen niet dat werk te beschouwen als een handelsonderneming waarin van den naam van Albertus magnus misbruik werd gemaakt. Het getal der uitgaven is ook overgroot geweest, en heden nog is de naam van de groote Albert, de kleine Albert niet onbekend gebleven. Men krijgt een duidelijk gedacht van de veel mindere waarde van Liber aggregationis door de vergelijking tusschen de teksten van de zelfde onderwerpen; b.v. wordt in De Mineralibus diamant op pp 118-120 op de volgende wijze besproken: ‘Adamas autem, sicut superius fecimus mentionem, lapis est durissimus, parum cristallo obscurior, coloris tamen lucidi fulgentis, adeo solidus, ut neque igne, neque ferro mollescat, vel soluatur. Soluitur tamen & mollescit sanguine & carne hirci, praecipue si hircus aliquandiu ante liberit vinū et petrosilinū, vel silermōtanū cōmederit, ..a talis hirci sanguis etiam ad frangendū lapidē in vesica valet, infirmis de calculo. Soluitur etia lapis iste, quod marabilius videtur, plumbo, propter multum argentum vivum quod est in ipso. Hic autem lapis penetrat ferrū & ceteras gemmas omnes, praeter chalybem, in quo retinetur. Nō trahit autem ferrum, eo quod sit proprius locus generationis eius ut quidam mēdose dixerūt. Maior autem quantitas istius lapidis ad hoc inuenta est magnitudo auellanae. Nascitur autem in Arabia, & Cipro, secundum plurimum, sed Ciprius est magis mollis & obscurus. Et quod mirabile videtur multis, hic lapis quando Magneti supponitur, ligat magnetem & non permittit ipsum ferrū trahere. Maior autem virtus eius est in auro vel argēto vel chalybe. Dicūtq.. magi.. lacerto sinistro alligatus valet cōtra hostes & insaniam, & indomitas bestias, & feros homines, & contra, iurgia & rixas, et contra venena, & incursus phātasmatum, et incuborum. Hunc autem lapidem Dyamantem etiam quidam vocant; etiam q..dam ferrum attrahere mentiuntur’. En in Liber aggregationis van Strassburg 1625 lezen wij op p 143: ‘Si vis devincere hostes: Accipe lapidem qui nuncupatur Adamas, & est coloris fulgentis, durissimus, ita quod non potest frangi nisi sanguine hirci, & nascitur in Arabia vel Cypro. Et si sinistro latere alligetur, valet contra hostes, & insaniam, & indomitas bestias, & venenosas, & feros homines, & contra jurgia & rixas, & contra venena & incursus fantasmatum, & quidam vocant eum Diamantem.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Liber aggregationis.De volgende bibliographische lijst werd opgesteld met behulp van den Gesamtkatalog der Wiegendrucke (I 1925 pp 290-320), de Nederlandsche Bibliographie van Nyhoff en KronenbergGa naar voetnoot(1) (1e deel p 22 en 2e deel p 20), en de catalogussen van het British Museum en van de Bibliothèque nationale te Parijs. Onder de talrijke verschenen uitgaven, zijn er 59 latijnsche vóór en met 1500; in 1500 kwam een fransche uitgave onder den naam van le grant Albert, in 1516 een duitsche uitgave onder den titel Das buch der versamlung, in 1551 een nederlandsche, die crachten der cruyden, gesteenten en beesten of boeck der secreten; in 1722 komt de Secrets du Petit Albert aan het licht. Ik noem tusschen 1500 en 1800 32 uitgaven.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1551 Amsterdam]. Hier eyndet het Boeck Alberti Magni ghetranslateert wt dē Latijn in duytsche / het welcke u te verstaen geeft / die crachten der Cruydē Gesteenten en̄ beesten en̄ meer ander wonders van sommighe natuerlijcke dinghen. Op fo 2 de virtuten en crachten van sommige cruyden, op fo 9 van sommige gesteenten, op fo 17 verso van sommige beesten, op fo 23 verso de tafel der teekenen en planeten, op fo 25 verso het boek der wonderlijke dingen der werelt.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1625 Argentorati] Alberti magni De Secretis mulierum Libellus, Scholiis auctus, & à mendis repurgatus. Eivsdem de Virtvtibvs herbarum, Lapidum, & animalium quorundam libellus. Item de mirabilibus mundi, ac de quibusdam effectibus causatis à quibusdam animalibus, &. Adjecimus & ob materia similitudinem Michaelis Scoti philosophi, De secretis naturae opusculum. Cum Indice locupletissimo. Argentorati Sumptibus Haeredum Lazari Zetzneri. M.DC.XXV. (11.8 × 8.1 cm, 342 + (9) pp, Bi Un Gent Ma 1240). Op p 3 proenium, p 13 de secretis mulierum, p 127 liber aggregationis, liber primus de virtutibus quarundam Herbarum, p 139 secundus liber de virtutibus lapidum, p 154 liber tertius de virtutibus animalium, p 161 de horis dierum, p 166 de mirabilis mundi, p 212 de secretis naturae; na p 342 index. 1648 Amstelodami. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Bartholomaeus anglicus, De proprietatibus rerumIn 1893 verscheen te London een boek dat de aandacht vestigde op een encyclopaedie uit de Middeleeuwen, geschreven door een franciscanen monnik, gekend onder den naam van Bartholomaeus anglicus, met de verkeerde toevoeging de Glanvil of Glanvilla. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1893. Medieval Lore: an epitome of the science, geography, animal and plant folk-lore and myth of the Middle Age: being classified gloanings from the Encyclopedia of Bartholomeus Anglicus on the Properties of things. Edited by R. Steele, with a preface by William Morris. London, Elliot Stock 1893 (in 8, VIII + 154 pp). Jöcher in zijn Allgemeines Gelehrten LexiconGa naar voetnoot(1): ‘Glanvil (Bartholomaeus, oder Bartholomaeus Anglicus), ein Minorite, stammte aus dem Geschlechte der Grafen von Suffolck in Engelland her, und florirte um 1360. Er hat de proprietatibus rerum in 19 Bùchern geschrieben, welche am ersten zu Strassburg 1488 in fol. gedruckt worden; ferner Sermones, die ebenda selbst 1491 aus Licht getreten. Seine andern Wercke, die noch im Manuscript liegen, sind: Chronicon de sanctis; Postillae Scripturarum; Postilla in Matthaeum & Marcum; Practica juris, ein Buch de medicina. Bal. Wharton Angl. Sac. Fa, FreGa naar voetnoot(2).’
The Biographical Dictionary van Alexander ChalmersGa naar voetnoot(3) zwijgt over Bartholomaeus en over Anglicus, maar vermeldt bij Glanvil het volgende:
‘Glanvil (Bartholomew) a writer of the fourteenth century, was an English Minorite, or Franciscan, of the family of the earls of Suffolk. He is said to have studied at Oxford, Paris, and Rome, and to have been very familiar with the writings of Aristotle, Plato, and Pliny; from which, with his own observations, he compiled his celebrated work “De Proprietatibus rerum” a kind of general history of nature; divided into nineteen books, treating of God, angels, and devils, the soul, the body, animals, &. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In some copies there is an additional book, not of his writing, on numbers, weights, measures, sounds, &. Some “Sermons” of his were printed at Strasburgh in 1495. But his work “De Proprietatibus” appears to have been the chief favourite, and was one of the first books on which the art of printing was exercised, there being no fever than twelve editions, or translations, printed from 1479 to 1494. The English translation printed by Wynkyn de Worde is the most magnificient publication that ever issued from the press of that celebrated printer, but the date has not been ascertained. A very copious and exact analysis of this curious work is given by Mr. Dibdin in the second volume of his “Typographical Antiquities”. Tanner's Bibliotheca. Dupin. Douce's Illustrations of Shakespeare vol II p 278. Dibdin ubi supra.’ In Biographie Universelle (Michaud)Ga naar voetnoot(1): ‘Glanvill ou plutót Glanvil (Barthelemi), franciscain anglais du 14e siecle de la famille des comtes de Suffolk, parait avoir étudié à Oxford, à Paris et à Rome. Il composa des sermons, qui furent imprimés à Strasbourg en 1495, et un ouvrage curieux intitulé De proprietatibus rerum, où il a fondu les idées d'Aristote, de Platon et de Pline avec ses propres observations. Cet ouvrage, divisé en dix neuf livres, traite de Dieu, des anges et des diables, de l'ame et du corps, des animaux, etc. Quelques exemplaires contiennent un vingtième livre, qui n'est pas de lui, sur les nombres, les poids, les mesures, les sons, etc. L'ouvrage de Glanvil, qui est un des premiers sur lesquels s'est exercé l'art de l'imprimerie, a été traduit en anglais, et imprimé ainsi par Wynky de Worde, avec beaucoup de luxe. On en trouve une analyse très-étendue et tres exacte dans le deuxième volume des Antiquités typographiques, par Dibdin; il a aussi été traduit en français (voy. Corbichon).’ In Nouvelle Biographie générale van HoeferGa naar voetnoot(2): Glanvil ou Glanville (Barthélemy), philosophe anglais, vivait vers 1350. Il appartenait à la famille des Comtes de Suffolk, et entra dans l'ordre des Franciscains. Il étudia, dit-on, à Oxford, à Paris et à Rome, et acquit une connaissance familière | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des écrits d'Aristote, de Platon et de Pline. Si l'on en croit certains biographes, ce fut d'après leurs ouvrages et ses propres observations qu'il redigea son fameux traité De Proprietatibus Rerum, sorte d'encyclopédie, divisée en dix neuf livres, et traitant de Dieu, des anges, des démons, de l'ame, du corps, des animaux, etc. Certains manuscrits de cet ouvrage contiennent un vingtième livre, sur les nombres, les mesures, les poids et les sons. Le traité De Proprietatibus Rerum, très-populaire au quatorzieme siecle, fut un des premiers ouvrages sur lesquels s'exerça l'art de l'imprimerie; et l'on n'en compte pas moins de douze editions de 1479 à 1494. Cave cite celles de Strasbourg, 1488, 1505 in 4, de Nuremberg, 1492, et celle de Paris, 1574 sous le titre de Allegoriarum ac Tropologiarum in utrumque Testamentum. La traduction anglaise de ce traité, imprimée par Wynkyn de Worde, est la plus belle publication qui soit sortie de ses presses; mais on n'en connait pas exactement la date. Le De Proprietatibus Rerum fut traduit en français par Corbichon (voy. ce nom). Cave cite encore de Glanvil un Sermonum Liber, Strasbourg, 1491. Cave Historia literaria t II p 43. Tanner Bibliotheca. Douce Illustrations of Shakespeare vol II, Dibdin Typographical Antiquities. Hain (p. 323) zegt letterlijk: Bartholomaeus de Glanvilla, Anglicus, Ordin. Minor. De Catalogus van het British Museum verwijst van Bartholomaeus naar Bartholomaeus de Glanvilla, en bij Glanvilla wordt Anglicus niet vermeld. Bij Jean Corbichon geeft dezelfde Catalogus, na de vermelding van de Fransche uitgaven van Lyon 1482 en Lyon 1485, de inlichting (by B. de Glanvilla). De Catalogue général de la Bibliotheque nationale de Paris verfranscht Bartholomaeus anglicus door Barthelemy de Glanville waar de bibliographie wordt gegeven; op verschillende plaatsen, namelijk voor de Fransche vertaling treft men de woorden: ‘(par Barthelemy de Glanville)’. Pellechet (p 451) verkeert in dezelfde verwarring: Bartholomaeus Anglicus, de Glanvilla, doch alleen bij den eersten titel, en als een soort bijvoegsel. Tot daar voor Glanvilla. Zonder uitlegging vermeldt Meyers Lexikon (I 1924 p 1516) dat Bartholomaeus anglicus door vergissing de Glanville wordt genoemd. De Gesamt Katalog der Wiegendrucke (III 1928 p 411) voegt er bij dat de De proprietatibus rerum gewoonlijk en ‘fälsch- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lich dem Bartholomaeus de Glanvilla († um 1360) zugeschrieben wird, der gleichfalls Engländer und gleichfalls Minorit war’. Terwijl Bartholomaeus Anglicus ‘ein englischer Minorit der, vorher in Paris, seit 1231 Lektor des deutschen Minoritenstudiums in Magdeburg war’. De Encyclopaediën van Winkler Prins (5e druk 1933) en van Oosthoek (3e druk 1932), the Encyclopaedia Britannica (11e Edition 1910) zwijgen over Bartholomaeus Anglicus, ook over Glanvilla. Aldaar geen vergissing mogelijk. In eenige uitgaven van De proprietatibus rerum wordt het bijvoegsel Glanvil of Glanvilla aangetroffen. Jöcher begint in 1750; hij heeft dat in vroegere bibliographische werken wellicht gevonden; dan vloeit het water naar de zee en wordt de verkeerde inlichting van bibliographie tot bibliographie, en van biographie tot biographie overgeplant. Het werk is een echte wetenschappelijke encyclopaedie, reeds in de 14e eeuw als handschrift ruim bekend, niet alleen als latijnsche tekst, doch ook in vertaling. Het heeft een groot bijval in de 15e eeuw gekend, dank aan de boekdrukkunst waarvan het een der belangrijkste vruchten van de eerste jaren was. Tot 1500 verschenen niet minder dan 8 latijnsche drukken, 11 fransche, een nederlandsche, een engelsche en 2 spaanschen. Later wordt die encyclopaedie verouderd en zij ondergaat het lot van de encyclopaediën; tusschen 1500 tot 1609 kwamen nog 4 latijnsche, 4 fransche, 2 engelsche en een spaansche uitgaven aan het licht. De fransche vertaling werd bezorgd op ‘le commendement de tres puissant et noble prince Charles le Quint’ door ‘son petit et humble chappellain frere jehan Corbichon’; de vertaling werd uitgevoerd in 1372 op order van Koning Karel V van Frankrijk die regeerde tusschen 1364 en 1380. De eerste fransche uitgave verscheen te Lyon in 1482 en de titel De proprietatibus rerum werd vertaald door Le proprietaire des choses. De bibliographie vermeldt een twijfelachtige nederlandsche uitgave in 1479, terwijl de gekende uitgave van Haarlem in 1485 onder den titel Van den proprieteyten der dinghen het licht zag. Het werk met zijn vertalingen is een rijke bron van technische woorden in de middeleeuwen; ik heb reeds daarover steekkaartjes verzameld, die tot het opstellen van een technisch lexicon van vroegere woorden zouden dienen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder nu een volledige bibliographie van het merkwaardig boek. 1470? Basel B. Ruppel. Incipit prohemiū de proprietatibus rerū fratris bartholomei anglici de ordine fratrū minorum (in fo, 247 ff; Coloniae Ulric Zell, Brit Mus 525 m 2; Hain 2498; GW 3402 met de aanduiding: Basel Berthold Ruppel um 1470). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het einde:) Impressus per me Johānem koelhoff de lubeck Colonie civem. Anno natiuitatis domini. MCCCCLXXXI (28.7 × 20.4 cm, 473 ff ongepagineerd; Bi Un Gent Res 550; Brit Mus 441 h 1; Hain 2501; Bi Nat Paris R 362 et 363; Bi Un Luik; GW 3405; Pellechet 1868; Polain 499). Het boek is verdeeld in 19 boeken handelende over de volgende wetenschappen:
In hoofdstuk III, onder meer, over de zintuigen, in IV over voedsel en drank, bloed, in V over hersenen, oogen, neus, tong, handen, hart, maag, nieren, geslachtsorganen, beenderen, haar, enz., in VI over ouderdom, dood, slaap, oefening, rust, enz., in VII over ziekten, kwalen en ziekteverschijnselen, in VIII over licht, donker, sterren, in IX over jaargetijden, maanden, dageraad, avond, nacht, in X over element, vuur, asch, in XI over wolken, regen, bliksem, in XII over 38 vogels, in XIII over stroomen, meeren en visschen, in XIV over bergen, vuurbergen, spelonken, in XV over 179 streken in alphabetische orde besproken, in XVI over 104 steenen, in XVII over ca 200 planten, in XVIII, over ca 120 dieren, in XIX over kleuren, reuk, smaak, melk, boter, kaas, eieren, muziekwerktuigen. De lijst van geraadpleegde schrijvers draagt 104 namen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1482. Lyon Pierre Hongre. Incipit prohemium de proprietatibus rerum fratris Bartholomei Anglici de ordine fratrum minorum. Impressus per Petrum ungarum. Sub anno domini. Millesimo quadringetesimo octuagesimo secundo. die vero novembris XXI. (in fol, 256 pp; Lugduni. Hain 2502; Bi nat Paris res R 364 et 365; GW 3406; Kon Bi Brussel B 444; Brit Mus 7002 gg 18; Pellechet 1869; Polain 500). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Koninklijke Bibliotheek te Brussel bezit twee exemplaren van dit merkwaardig werk; het exemplaar B 1459 draagt een ander titelplaat dan B 1458; aan B 1459 ontbreken de 9 ff tabellen. 1485/86. Lyon G. Le Roy. Prologue. Cy commence ung tresexcellent liure nomme le proprietaire des choses translate de latin en francoys a la requeste de tresexcellent et trespuissant roy charles quint... Le prologue du translateur.... Estuy liure des propetez des choses fut translate de latin | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en francoys lan de grace Mil CCC.LXVII... Et Imprime audit lieu de lyon par honnorable homme maistre Guillaume le roy maistre expert en lart de Impression le XXVI Iour de Iāuier Mil CCCCLXXXV. (336 fos; Hain 2515; GW 3417 met de inlichting: Bartholomaeus Anglicus, De proprietatibus rerum, franz. von Jean Corbichon. Herausg. Pierre Farget. Lyon, Guillaume Le Roy 26 Januar 1485/86; Pellechet 1881; Polain 509). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zelfde inhoud als 1481 Coloniae J. Koelhoff, Bi Un Gent res 550. Zelfde lijst van 104 geraadpleegde schrijvers. 1491 Strassburg, G. Husner. Liber de proprietatib' rerū Bartholomei anglici. Incipiunt tituli librorum et capitulor.. venerabilis Bartholomei anglici de pprietatib' rerum ..... Prohemium de proprietatib' rerum fratris Bartholomei anglici de ordine fratru.. minor.. incipit.... Impressus Argentine Anno dn̄i M.CCCC.XCI. Finitus altera die post festum sancti Laurentii martyris (257 ff, in fo Hain nr 2509; Bi Nat Paris R 370; Brit Mus 441 h 2; GW 3412 met de inlichting: Strassburg, Drucker des Jordanus = Georg Husner, altera die post S. Laurentii (= 11 august) 1491; Kon Bi Brussel B 819; Pellechet 1875; Polain 506 met de inlichting Jordanus de quedlimburg). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pour Anthoine verard marchant libraire de mourant a Paris. Au palais au premier pillier deuant la chappelle ou lon chāte la messe de messeigneurs les presidens. (300 fos; Hain 2512; Kon Bi Brussel; GW 3421 met de inlichting um 1493; Pellechet 1878). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3422 met de melding Nicht nachweisbar; waarschijnlijk hetzelfde als het volgende bij Polain onder no 512 vermeld). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
por el R.P.F. Vincente de Burgos, y agora muevamente corregido y ynpreso en la imperial ciudad de Toledo, en casa de Gaspar de Avila, ynpresor de libros, a costa y espensas del noble varon Joan Thomas Fabio Milanes. vezino de Segovia. Acabo se a diez dias del mes de julio, del an̄o de mil y quinjentos veynte y nueve an̄os. Tolede 1529 (in fo; Bi nat Paris Res m R 45). N.B. The colophon has ‘Bartholmeu Glantuyle descended of... the Earles of Suffolke... wrote this worke about 1366. In the yeare 1397 was this sayd worke translated into English, and so remained by written coppie untill... 1471... sithence printed 1535, and last of all augmented and enlarged by me Stephan Batman’. 1601. Francofurti. Bartholomaei Anglici de genuinis rerum.... proprietatibus libri XVIII... Cui accessit liber XIX de variarum rerum accidentibus. Jam... nova... forma renatum et... repurgatum. Procurante D.G.B.P. a Braitenberg. Francoforti 1601 in 8 (Brit Mus 441 a 1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bus... procurante D. Georgio Bartholdo Pontano a Braitenberg. Editio secunda. Francofurti, Sumptibus N. Steinii 1609 (in 8; 1261 pp; Bi nat. Paris 12459). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Jehan Yperman, De CyrurgieIn het oud stadje Yperen leefde vroeger een geleerde heelkundige; hij heeft de Halle zien voltooien; hij heeft zeer waarschijnlijk den Guldensporenslag als krijgsheelkundige medegedaan. De eeuwen hebben zijn geraamte tot stof gebracht en met de aarde vermengd, met het gruis van de Halle vereenigd. Zijn geraamte werd door Yperen's grond gansch opgeslorpt. De stad heeft haar kind in haar boezem volledig opgenomen. Aan de roemrijke namen van rond 1300, Pieter de Coninc, Jan Breidel, Jacob van Artevelde, Jacob van Maerlant, Jan Boendale kan een niet minder roemrijke naam Jan Yperman toegevoegd worden. Over Yperman zelf weet men niet veel; uit de archieven blijktGa naar voetnoot(1) dat Jehan Yperman in 1297, 1298, 1304, 1305, 1329 te Yperen leefde, belast met den dienst van twee gasthuizen; zijn leven zou tusschen ca 1280 en ca 1331 begrepen zijn. Als man van de wetenschap en van de praktijk, behoorde hij tot den tijd die hem voorafging, omdat hij Hippocrates, Galenus, Myrepsus, Avicenna, Rhases, Albucasis, Serapion had gelezen. Hij behoorde tot zijn tijd, omdat hij Macer, de Lucques, Rogierus, Rolandus, Brunus, de Salicet, Theodoris, de Congenie, Gilbert Anglicus heeft gekend en als Vlaming deel uitmaakte van een roemrijke pleïade. Hij behoorde ook tot de toekomst, omdat verscheidene van zijn bewerkingen en van zijn geneesmiddelen heden nog worden gebruikt, namelijk zijn prikkelende poeders uit ongebluschte kalk, drakenbloed, en dat zijn methode om bloedvloed tot stilstand te brengen historisch is gebleven: Ambroise Paré en Amussat maakten zich later beroemd met deze bewerking opnieuw te ontdekken. Van de cirurgie van Yperman zijn vier handschriften ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kend, of liever vier afgeschreven stukken die in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Ms 15624-41), de John's College Library te Cambridge (Ms A19), het British Museum te Londen (Ms Harl. 1684), en de Universiteitsbibliotheek te Gent (Hs 1273) berusten. De tekst van de vier handschriften verschilt op talrijke plaatsen, niet alleen in den grond zelf, maar ook ten opzichte van van vorm. Na die handschriften zorgvuldig bestudeerd te hebben publiceerde prof. Dr. E.C. Van Leersum in 1912 de Cyrurgie van Meester Jan Yperman in de Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde, onder zulken vorm dat wij thans een gedrukte uitgave van het hoofdwerk van Yperman bezitten, die als definitief mag beschouwd worden en waarmede wij een duidelijk begrip bezitten, en van de wetenschappelijke en van de letterkundige waarde van dat werk. Met behulp van den boekdrukkunst heeft van Leersum een monument opgebouwd, waardoor eenieder in voeling komen kan met de Vlaamsche wetenschap ten tijde van de Guldensporenslag. [1912 Yperman-van Leersum] Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde onder redactie van Prof. Dr. J. Verdam, met medewerking van Prof. Dr. J. Te Winkel en Prof. Dr. J. Franck. De Cyrurgie van Meester Jan Yperman. Naar de Handschriften van Brussel, Cambridge, Gent en London, uitgegeven door Dr. E.C. Van Leersum, Hoogleeraar te Leiden. Leiden, A.W. Sythoff's uitg. Mij (23.8 × 16.7 cm., XLIII + 286 pp, 6 platen, Bi Un Gent 173 C 8). Verdeeling van het boek: I. Inleiding met opmerkingen omtrent het leven en de chirurgie van Jan Yperman; de handschriften der chirurgie. II Die Tafele van Meester Jan Ypermans Surgie. III Meester Jan Ypermans Surgie. IV Aanteekeningen. V Lijst van schrijvers, die door Yperman genoemd worden. VI Woordenlijst. VII Literatuurlijst. VIII Verbeteringen.
***
Lucretius, Plinius, Albertus, Bartholomeus, Yperman hebben wij kunnen leeren kennen, dank aan de boekdrukkunst, dank vooral aan Gutenberg. Door de schoone kunsten werd de boekdrukkunst vereerd: de toonkunst heeft in een heerlijke symphonie de uitvin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding gezongen; de standbeelden trekken voortdurend de namen van de baanbrekers uit den mist van de onverschilligheid en van de vergetelheid. Door de drukkunst worden de wetenschappen in de rechte lijn van de waarheid gevoerd; de drukkunst moest ontstaan om de waarheid te dienen. Maar de mensch, in zijn hoogmoed heeft de drukkunst willen overmeesteren en deze, droevig genoeg, in den ellendigen weg van de leugen geleid. Maar de drukkunst heeft Louis Pasteur in de mogelijkheid gesteld dezen raad aan zijn leerlingen te geven: ‘Vivez dans la paix sereine des laboratoires et des bibliothèques.’
Gent, 10 Mei tot 10 October 1940. |
|