| |
| |
| |
Vergadering van 13 Maart 1940.
Zijn aanwezig: de heeren A. Carnoy, bestuurder; Em. de Bom, onderbestuurder; L. Goemans, bestendig secretaris;
De heeren L. Van Puyvelde, A. Vermeylen, J. Salsmans, J. Muls, F. Toussaint van Boelaere, F. Timmermans, L. Baekelmans, L. Grootaers, A. Van Cauwelaert, J. Eeckhout, E. Blancquaert, J. Grauls, Fr. Baur, W. Van Eeghem, J. Lindemans, F. De Pillecijn, leden;
de heer A.J.J. Van de Velde, binnenlandsch eerelid. Hebben zich laten verontschuldigen: de heeren J. Van Mierlo, R. Verdeyen, A. Cornette, L. Monteyne, Fr. De Backer, G. Walschap.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Februari-vergadering; het wordt goedgekeurd.
***
60ste Verjaring van Prof. A. Cornette. - Bij den aanvang der zitting spreekt de Bestuurder Prof. Carnoy er zijn leedwezen over uit dat de heer Cornette verhinderd is de vergadering bij te wonen. Het ware, zegt hij, voor al zijn collega's uiterst aangenaam geweest hem bij gelegenheid van zijn zestigste verjaring in eigen persoon te kunnen gelukwenschen. Spreker drukt de hoop uit dat de jubilaris nog lange jaren zijn uitstekende letterkundige
| |
| |
werkzaamheid ten dienste moge stellen van de Academie aan wier welvaart hij steeds zooveel toewijding betuigde.
| |
Aangekochte boeken
- | Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540. Dl II Afl. 16-17, door M.E. Kronenberg; |
- | Dichters der Reformatie in de zestiende Eeuw door Dr. W.A.P. Smit; |
- | Een Dichter verliefd. Brieven van Jacques Perk aan Joanna C. Blancke, uitgegeven en ingeleid door Dr G. Stuiveling; |
- | Vosmaer, C. en J. Perk. Briefwisseling, uitgegeven, ingeleid en geannoteerd door denzelfde; |
- | Is. Querido en het Begrip Literatuur, door J.L. Boender; |
- | Moderne Kunst en Ontaarding, door Seerp Anema; |
- | St-Sebastiaan, door S. Vestdijk; |
- | Wroeging, door Cyriel Buysse; |
- | De Man 'n Man, door Wouter Lutkie; |
- | Van Boven af, door denzelfde; |
- | De tweede Jeugd, door M. Mok; |
- | Exodus, door denzelfde; |
- | Verloren Droomen, door denzelfde; |
- | De Rattenvanger, door denzelfde; |
- | Nieuwe Tucht. Studiën, door H. van den Bergh; |
- | De Pantserkrant, door M. ter Braak; |
- | Mephistopheles, door denzelfde; |
- | De wijzende Spits. Essays, door A.L. van Hulzen; |
- | De Beteekenis van Johannes van Vloten, door M. Mees-Verwey; |
- | Christelijke letterkundige Studiën, 4 Dln., uitgegeven door M.J. Leendertse en C. Tazelaar; |
- | De gouden Tak, door P. van Valkenhoff; |
- | Armoede, door Ina Boudier-Bakker; |
- | Het feestelijke Leven, door C.C.S. Crone; |
- | Rondom een Balling, door R. van Genderen Stort; |
- | Moeder, door Anna van Goch-Kaulbach; |
| |
| |
- | Het Land van Herkomst, door E. du Perron; |
- | Tusschen Vuur en Maan, door A. Roland Holst; |
- | Voorteekens, door denzelfde; |
- | Quia absurdum, door Nico van Suchtelen; |
- | Opstand en Wroeging, door A. Besnard; |
- | Media Vita, door J.C. Bloem; |
- | De Nederlaag, door denzelfde; |
- | Opus 5, door Gerard den Brabander; |
- | Drie op één Perron, door Jac. van Hattum en Ed. Hoornik; |
- | De Pothoofdplant, door J. van Hattum; |
- | Frisia non cantat, door denzelfde; |
- | Bilzenkruid, door denzelfde; |
- | Dichterlijke Diagnose, door Ed. Hoornik; |
- | Geboorte, door denzelfde; |
- | Steenen, door denzelfde; |
- | Branding, door Jan H. Eekhout; |
- | Doolagien, door denzelfde; |
- | Machten, door denzelfde; |
- | De Neger zingt, door denzelfde; |
- | Gilgamesj, door denzelfde; |
- | Harmonica, door denzelfde; |
- | Hafische Strofen, door denzelfde; |
- | Eléments d'Archéologie chrétienne, T. 1 et 2, par E. Reusens; |
- | Handbuch der Deutschen Volkskunde, herausgegeben von Dr Wilhelm Peszler; |
| |
Aangeboden boeken
Door de Regeering:
- | Annuaire de l'Académie royale de Belgique; |
- | Les mises en prose des Epopées et des Romans chevaleresques, du XIVe au XVIe siècle, par George Doutrepont. |
| |
| |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen secretaris
1. Rekeningen der Academie-Fondsen over 1939. - Deze rekeningen, door de Bestuurscommissie in haar zitting van 6 Maart goedgekeurd, liggen ter inzage op de bestuurstafel en zullen eerstdaags aan de goedkeuring van den Koning worden onderworpen.
2. Lezingen. - Bij afwezigheid van de heeren Van Mierlo en Walschap die heden respectievelijk in de plenovergadering en in een Commissie-zitting het woord moesten voeren, zijn de heeren Grauls en Baekelmans verzocht geworden beide sprekers te vervangen, wat zij met de meeste offervaardigheid hebben aangenomen.
3. XVe Vlaamsch Philologencongres te Gent. Bij brieve van 3 Maart werd de Academie door het Comité van dit Congres verzocht een afvaardiging aan te duiden ten einde zich op de zittingen te laten vertegenwoordigen. Namen de opdracht aan de heeren Muls, Grootaers, Blancquaert en Baur.
| |
Mededeelingen namens de Commissies
1. Bestendige Commissie voor Cultuurgeschiedenis.
Prof. Eeckhout, d.d. secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
| |
| |
Waren aanwezig: de heeren Toussaint van Boelaere, Vermeylen (onderv.), Salsmans (voorz.), Baekelmans, De Bom en Eeckhout;
als hospiteerende leden: de heeren Timmermans en Van Eeghem.
Lieten zich verontschuldigen: Prof. Dr. Van Mierlo (secretaris).
Op de agenda staat:
S. Van den Bergh over Vlaamsche steden en Vlaamsche schrijvers. - Lezing door den hr. L. Baekelmans, werkend lid.
De Heer L. Baekelmans zet zijn lezing voort over ‘Reisindrukken, Herinneringen, Ontmoetingen op een reisje naar België’, een zeldzaam boek van den drogist-dichter S. van den Bergh, uit het jaar 1846. Het draagt geen uitgevers- alleen 's drukkers naam, vermoedelijk dus een privaat-uitgave. In van den Bergh's bibliografie treft men het niet aan; hoe daar ook vermeld wordt: ‘(z)ijn Uitstapje naar Engeland in de Lente van 1854’. (Samuel van den Bergh is niet te verwarren met Pieter Theodoor Helvetius van den Bergh, die ‘De Neven’ schreef). Dit reisrelaas, opgedragen aan Jozef Alberdingk Thijm, bevat tal van pittige kantteekeningen bij allerlei Belgische toestanden. Het geeft stadsuitzichten en interieurs weer. Tal van letterkundigen worden er in geportretteerd. Te Antwerpen, te Brussel, en te Gent heeft de Hollander heel wat gezien, dat thans nog het bekijken waard is. Bladzijden uit dit litterair Baedekertje zullen welkom zijn in onze Verslagen en Mededeelingen. De Heer Baekelmans belooft daarmee klaar te zijn binnen afzienbaren tijd.
II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.
Prof. Grootaers, secretaris, legt verslag ter tafel
| |
| |
over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Van Puyvelde, Muls (voorz.), Carnoy, Grauls, Blancquaert en Grootaers.
Lieten zich verontschuldigen: de heeren Cornette en Verdeyen.
Op de agenda staat:
De dialecten en het algemeen beschaafd. - Bespreking ingeleid door Dr. L. Grootaers, werkend lid.
Spreker vestigt de aandacht op de plannen die gevormd worden door de Société de Littérature Wallonne om de vragenlijst over het gebruik der talen, die bij de aanstaande volkstelling zal gebezigd worden, in zoodanigen zin te wijzigen dat er gegevens kunnen uit geput worden om een beeld te verkrijgen van de verhouding beschaafd en dialect in de twee landsgedeelten.
De spreker is van meening dat dergelijke vragenlijst geen wetenschappelijke uitslagen zal opleveren en dat de Commissie stappen moet doen om te beletten dat dit plan ten uitvoer wordt gebracht.
Aan de bespreking nemen deel de heeren Goemans, Blancquaert, Grauls en van Puyvelde.
De heer Goemans stelt voor een subcommissie te benoemen die een brief zou opstellen voor den h. Minister van Economische Zaken om dezen over deze gewichtige aangelegenheid in te lichten.
Tot leden van de Subcommissie worden aangesteld de heeren Muls, voorzitter, Goemans, Blancquaert en Grootaers (Zie bijlage van dit Verslag).
| |
| |
Dr. Grauls brengt verslag uit over de studie van Dr. Couvreur over De tegenstelling Nederlandsch-Vlaamsch en de spellinghervormingen 1844 en 1864; de verslaggever is van meening dat het stuk in de Verslagen en Mededeelingen mag opgenomen worden; de h. Carnoy tweede verslaggever sluit zich bij dit advies aan.
De heeren Grootaers en Blancquaert brengen verslag uit over het ingezonden opstel van Dr. Langohr over Het land van Overmaas en de volkstellingen. Daar de verslaggevers het niet eens zijn over het wel of niet aanvaarden van deze studie, besluit de Commissie een derden verslaggever aan te stellen en benoemde hiertoe Dr. Verdeyen.
| |
Bijlage
Vergadering van de subcommissie benoemd door de Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie.
De subcommissie vergaderde op Dinsdag 19 Maart in de Universitaire Stichting te Brussel.
Aanwezig de hr. J. Muls, voorzitter, de heeren E. Blancquaert en L. Grootaers, secretaris; de heer L. Goemans, door ziekte verhinderd, had zich laten verontschuldigen.
De heer voorzitter opent de vergadering en houdt lezing van een uitvoerig schrijven van den hr. L. Goemans, Bestendigen Secretaris: deze, alhoewel door ziekte verhinderd aanwezig te zijn, heeft een tekst geredigeerd, die als grondslag zou kunnen dienen voor het betoog, dat aan den Minister van Economische Zaken moet gericht worden:
| |
| |
de bezwaren door den hr. Goemans geopperd tegen de voorstellen van de Société de Littérature Walonne zijn van taalkundigen en van paedagogischen aard.
Na bespreking van dezen tekst besluit de subcommissie hem ongewijzigd in den brief aan den Minister op te nemen; op voorstel van den hr. Blancquaert adviseert de Subcommissie dat aan de wetenschappelijke gronden van den hr. Goemans nog twee argumenten van practischen aard worden toegevoegd:
1. | De Academie zou den Minister moeten wijzen op het feit dat de interpretatie van de volgens de methode der Société de Littérature Wallonne verkregen resultaten aanleiding zou geven tot allerlei taaltwisten, welke op dit oogenblik meer dan ooit moeten voorkomen worden. |
2. | De Academie zou zelf aan den Minister de vragen moeten opgeven die, naar haar meening bij de aanstaande volkstelling tot goede uitslagen zouden leiden. |
Deze vragen zouden de volgende zijn:
a) | Welke is uw eigen taal? |
b) | Welke andere nationale talen spreekt gij? |
De subcommissie draagt aan haar secretaris de zorg op den tekst van den brief te redigeeren en naar den Bestendigen Secretaris der Academie door te sturen.
Hier volgt de tekst van den brief aan den Minister verzonden.
Hooggeachte Heer Minister,
De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde heeft de eer Uw aandacht op de volgende aangelegenheid te vestigen.
Naar aanleiding van een brief dd. 23 Januari 1940, door de Société de Littérature Wallonne, te Luik, aan den Heer Mi- | |
| |
nister van Binnenlandsche Zaken gericht, en houdende een ontwerp tot wijziging der vragen te stellen bij de volkstelling van 1940, maakt de Academie zich bezorgd over de gevolgen, die een eventueele toepassing van de aanbevolen methode zou meebrengen.
Om haar voorstel in te leiden steunt de Société de Littérature Wallonne uitsluitend op twee redenen: éen van taalkundigen, éen van paedagogischen aard.
Geen van beide houdt steek.
Het volgens de meening der Société de Littérature wetenschappelijk na te streven doel wordt door haar in zeer vage termen omschreven: ‘Une telle enquête, beweert zij, ‘constituerait un instrument de documentation de premier ordre sur la vitalité réelle (sic) des patois et par suite sur l'orientation à donner aux investigations dialectologiques’.
Het spreekt vanzelf dat daar waar de beschaafde taal veld wint, het dialect in gelijke mate veld moet verliezen. Maar hoe wordt door deze vaststellingen het dialectonderzoek georiënteerd? In welken zin moet men deze oriënteering verstaan? Indien de Société de Littérature daarmede wil beduiden, dat de studie der dialecten zich eerst en vooral de plaatsen van het dialectgebied dient aan te trekken door de beschaafde taal met opslorping bedreigd, dan kunnen wij de taalkundige reden, welke door haar wordt ingeroepen, in deze eenvoudige termen vertalen: ‘De volkstelling kan ons leeren waar het dialect voor de beschaafde taal het meest aan het wijken is, en dus ook waar de dialectoloog zijn onderzoek zonder verwijl zal moeten aanvangen’.
Welnu, de Dialectcentra van de Universiteiten te Leuven en te Gent hoeven op geen tienjaarlijksche volkstelling te wachten om te weten waar het dialectonderzoek het dringendst past. Hun onvermoeide bedrijvigheid bestrijkt zonder ophouden heel het Vlaamsch dialectgebied. Wat de Vlamingen verwezenlijken, vermogen ook de Walen.
Wetenschappelijk gesproken is trouwens elke ander methode onbruikbaar.
Inderdaad, hoe kan de Société de Littérature een Belgische volkstelling nemen voor ‘un instrument de documentation de premier ordre’ inzake onderscheid tusschen beschaafde taal en
| |
| |
dialect? In België is dit onderscheid een zeer netelig, een technisch probleem: niet alleen de uitspraak, maar de woordvoorraad en de syntaxis worden daarbij betrokken, en, ten minste onder een of ander dezer vormen, zijn weinige Belgen vrij van allen dialectischen invloed. De afstand tusschen dialect en ‘beschaafd’ bestaat hier uit duizenden schakeeringen. Wie zal oordeelen waar het stadium ‘beschaafd’ aanvangt? De gerecenseerde personen? Maar deze hebben redenen te over om zich omtrent hun taal ten goede te vergissen. De volkstelling-bedienden? Maar er zijn er meer dan 7.000 voor dit werk noodig, en uiteraard is geen enkel bevoegd om, waar het tusschen ‘beschaafd’ en dialect op iets anders dan een grof onderscheid aankomt, een technisch, wetenschappelijk oordeel te vellen.
Wenscht men misschien de volkstelling voortaan op een taalexamen te zien uitloopen?
De potsierlijkste en tevens gevaarlijkste willekeur zou hier vrij spel hebben, en de gezonde reden komt tegen het verwezenlijken van zulke droomen in opstand.
Wat nu gezegd aangaande de tweede bewering die het ontwerp der Société de Littérature moet steunen?
‘La connaissance de cet état linguistique’, zoo lezen wij, ‘serait de nature à procurer ainsi de précieuses indications aux hommes d'enseignement à qui le Ministère de l'Instruction Publique fait une obligation d'établir à l'usage de leurs élèves des listes dues à la confusion de la langue littéraire et des patois’.
Hoe kan men ernstig staande houden, dat de leeraar van lager en middelbaar onderwijs iets practisch zal vernemen aangaande den invloed van het dialect op de taal van zijn leerlingen, buiten hetgeen hij van henzelven te hooren en te zien krijgt? Dagelijks, in al de bijzonderheden van hun gesproken en geschreven taal, waar klanken, woorden, zinsbouw gestadig dienen verbeterd te worden, daar, en daar alleen, treft de leeraar de levende bron waar hij de voornaamste bestanddeelen, den grooten rijkdom van zijn onderwijs moet putten.
Wat zou hem daarnaast de door de Société de Littérature gewenschte volkstelling wel kunnen leeren? Cijfers zonder nut en zonder waarde.
Ten slotte moeten wij ons de volgende vraag stellen: zou de interpretatie van de naar de aangeprezen methode verkregen
| |
| |
cijfers geen aanleiding geven tot allerlei taaltwisten, welke op dit oogenblik meer dan ooit moeten voorkomen worden?
Indien echter de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde een vorm van taalenquête met het oog op de volkstelling moest voorstellen, dan zou zij aan onderstaande, zeer eenvoudige formuleering de voorkeur schenken:
1. | Welke van de drie nationale talen is uw eigen taal? |
2. | Welke andere nationale talen spreekt gij? |
Vertrouwend, Hooggeachte Heer Minister, dat U de goede gronden van bovenstaand betoog zult willen inzien, teekenen wij met de uitdrukking van onze diepe hoogachting.
Namens de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde:
| |
Dagorde
1. Bekroonde prijsantwoorden van de academische wedstrijden in 1938. - De Regeering staat de Academie voor het jaar 1940 een uitzonderlijk krediet toe van 30.000 fr. ten einde zooveel mogelijk in het drukken van de bekroonde werken te voorzien, nl. van:
een studie over Jacob de Weert, door Mej. Bogaerts
een onderzoek van Vlaamsche Sprookjesthema's door den heer De Meyer;
een studie over de Schildering van den Mensch in de Oud-IJslandsche Saga door Dr. De Tollenaere;
een studie over de Oude en Moderne plaatsnamen van de gemeente Herne, door Dr. Billiet.
De Bestuurscommissie der Academie stelt voor de eerste drie prijsantwoorden in 1940 ter perse te laten gaan.
| |
| |
Het laatste, waarvan het drukken wegens bijgevoegde kaarten heel wat meer zou kosten, zou op een nieuw krediet in 1941 worden uitgegeven.
De vergadering gaat dienaangaande akkoord.
2. Lezing van Dr. J. Grauls: De vlaamsche spreekwoorden in de letterkunde en plastische kunsten der 16e eeuw.
De Bestuurder dankt spreker voor de bereidwilligheid welke hij betoonde met Prof. Van Mierlo heden op het podium te willen vervangen, en wenscht hem geluk met zijn belangrijke lezing.
|
|