| |
| |
| |
Vergadering van 16 November 1938.
Waren aanwezig: de heeren Fr. Van Gauwelaert, bestuurder; A.H. Cornette, onderbestuurder; L. Goemans, bestendig Secretaris;
de heeren Fr. Lateur, L. Van Puyvelde, A. Vermeylen, A.J.J. Vande Velde, J. Salsmans, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, J. Van Mierlo, R. Verdeyen, F. Timmermans, Em. De Bom, Fl. Prims, L. Baekelmans, L. Grootaers, A. Van Cauwelaert, L. Monteyne, J. Eeckhout en Ern. Claes, werkende leden;
de heeren E. Blancquaert, Fr. Baur, W. Van Eeghem, F. De Backer, F. De Pillecijn en G. Walschap, briefwisselende leden.
Hadden zich laten verontschuldigen: de heeren Fr. Daels, C. Huysmans, A. Carnoy, H. De Man, werkende leden; en J. Lindemans, briefwisselend lid.
***
De Bestendige Secretaris geeft lezing van het verslag der September-vergadering en der plechtige openbare November-zitting. Beide verslagen worden goedgekeurd.
***
I. - Begrafenis van den heer Leonard Willems, werkend lid. - De lijkplechtigheden van den heer Leonard Willems hadden plaats op 29 September. Waren er met den Bestuurder van de Academie en den Bestendigen Secretaris
| |
| |
aanwezig de heeren J. Grauls, afgevaardigde van den heer Minister van Openbaar Onderwijs, A. Vermeylen, E. De Bom, E. Blancquaert, F. Baur, W. Van Eeghem.
De heer Bestuurder voerde ten sterfhuize, uit naam der Academie, het woord om hulde te brengen aan de nagedachtenis van den betreurden collega en vriend (zie blz. 771).
De bijzetting van het lijk in den familiekelder had plaats denzelfden dag op het kerkhof te Sint-Joost-ten-Oode. De heeren J. Cuvelier en W. Van Eeghem vertegenwoordigden er de Academie samen met den Bestendigen Secretaris.
II. - Onderscheiding. - Aan Prof. Leo Van Puyvelde, werkend lid der Academie, werd door de universiteit te Algiers den titel van doctor honoris causa verleend.
De heer Bestuurder wenscht uit naam van de Academie den heer Van Puyvelde met deze onderscheiding geluk.
III. - Telegram vanwege Z.M. den Koning, Hoogen Beschermheer der Academie. - In antwoord op de heilwenschen door de Academie aan haar Doorluchtigen Beschermheer op Zondag, 6 November bij gelegenheid van haar jaarlijksche plechtige vergadering gestuurd, ontving de Bestendige Secretaris volgend antwoord:
De Koning werd ten zeerste getroffen door de vaderlandsche gevoelens geuit in den feestdronk ingesteld door uw Bestuurder op het heil en de welvaart van zijn Majesteit en van de Koninklijke Familie en hoogstdezelve heeft mij opgedragen aan den Heer Van Cauwelaert en aan al degenen die zijn toost toegejuicht hebben zijnen dank te betuigen.
Het wn. Hoofd van 's Konings Kabinet.
***
| |
| |
| |
Aangekochte boeken
- | Katholieke Encyclopedie. Dl. 23; |
- | Wrakken, door Em. De Bom; |
- | Een hulpeloos Schepsel, door Anton Tsjechow, vertaald door H.J. Been; |
- | De Waterbrug, door Leo Meert; |
- | Het Geslacht Juvika, door Olav Duun, vertaald door M.A. Zeeman; |
- | De Wereld een Dans, door Arthur Van schendel; |
- | Het Leven van onze Voorouders, Dl. 3, door Dr. F.H. Fischer; |
- | Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540, 2e Dl., door M.E. Kronenberg; |
- | In Memoriam, door J.W.F. Weremeus Buning; |
- | Tim's Herinneringen, door Dr. Aeg. W. Timmermans; |
- | Der Liefde Bloesems, door Arthur Van Schendel; |
- | Edda, vertaald en van Inleidingen voorzien door Prof. Dr. Jan de Vries; |
- | Het Verleden van Colombus, door M. Gilliams; |
- | Joannes Stalpaert van der Wielen. Zijn Leven en Keur uit zijn lyrische Gedichten, uitgegeven door Dr. G.J. Hoogewerff. |
| |
Aangeboden boeken
Door de Regeering:
- | Arbeidsblad; |
- | La Loi d'Ignaure ou Loi du Prisonnier, édité par Rita Lejeune; |
- | Herbarius. Recherches sur le Cérémonial usité par les Anciens pour la Cueillette des Simples et des Plantes magiques, par A. Delatte. |
Door Prof. Dr. L. Grootaers:
- | Mededeelingen van de Zuidnederlandsche Dialectcentrale - 1938. Nrs 1-2. |
Door de Universiteit Amsterdam:
- | Aurelius Augustinus de Magistro, door G.E.A.M. Wydeveld; |
- | Le réveil littéraire en Hollande et le naturalisme français (1880-1900), door J. de Graaf; |
| |
| |
- | Die Afrikaanse Roman-Tematologie, door P.J. Nienaber; |
- | Diogo do Couto - Decada Quinta de ‘Ásia’, door Marcus De Jong; |
- | Götter und Kulte im Ptolemäischen Alexandrien, door C.E. Visser; |
- | Aeneas' arrival in Latium. - Observations on Legends, History, Religion, Topography and related Subjects in Vergil. Aeneid, VII, 1-35, door Henriette Boas; |
- | De eerste Fase van de Schoolstrijd in Nederland (1795-1806), door A.M. Van der Giezen; |
- | Intracranieele Angiomen, door W. Drukker Jr.; |
- | Normale en abnormale Hersengroei in verband met de cephalisatie-leer, door R. Brummelkamp; |
- | Over de Reactie van Henry, door W. Dr. Graaf; |
- | Over uitbreiding en voorkomen van de klieren, van Brunner bij den mensch, door P.J.V. Van Wesemael; |
- | Asporogene klonen van Bacillus Anthracis, door J.M. Bekker; |
- | De Herkenning van Vibrio cholerae en Vibrio el Tor, door R. Gispen; |
- | Biometrische bijdrage tot de kennis van de ontogenistische ontwikkeling van het menschelijk bekken, door J. Ariëns Kappers; |
- | Pontine pseudobulbairparalysie bij pseudoxanthoma elasticum. - Een klinische en anatomische studie, door J.J.G. Prick; |
- | Oplosbaarheidsbepalingen van eenige geneesmiddelen in Paraffinum Liquidum, door O.S.K. Mars; |
- | Over de quantitatieve bepaling van het urobilinogeen in het bloedplasma, door C.J. Roos; |
- | Oplosbaarheidsbepalingen van eenige geneesmiddelen in Amandelolie, door S.W. Van Dantzig; |
- | Over de ziekte van Bowen, door E.L.J. Mouwen; |
- | Arcus Lipoides Corneae bij de Experimenteele Hypercholesterinaemie van het Konijn, door A. van Herwaarden; |
- | Cosmische stralen in het aardmagnetisch veld, door E.M. Bruins; |
- | De ionen en de ionisatiebalans in de atmospheer, door M. Rutgers van der Loeff; |
- | Permian Trilobites from Timor and Sicily with a Revision of their Nomenclature and Classification, door R.F.C.R. Gheyselinck; |
- | Some physical Properties of compressed carbondioxyde, door C.A.M. Michels-Veraart; |
- | Dispersie van het electrische geleidingsvermogen in waterige oplossing bij electrolyten van hooge waardigheid, door J.P. Van der Hammen; |
| |
| |
- | Recherches sur le métabolisme d'acides aminés par des moisissures, door H.P.M. van Waesberghe, S.J.; |
- | Over golfmechanische energieberekeningen, door M.M. Biederman; |
- | Pandrechtverruiming in Nederlandsch-Indië, door P.F. Kühler; |
- | De voorwaardelijke invrijheidstelling, door J.H. Patijn; |
- | Publieke werken als vorm van conjunctuurpolitiek, door J.J. Polak; |
- | Jaarboek der universiteit, 1936-1937; |
- | Gids voor de Vondeltentoonstelling. |
Door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden:
- | Tijdschrift. Deel LVII. Afl. 1, 2, 3 en 4. |
Door de Koninklijke Nederlandsche Academie van Wetenschappen te Amsterdam:
- | De West-Toradjas op Midden-Celebes, door Alb. C. Kruyt. 3 Dln.; |
- | De Heiligdommen van Palembang, door N.J. Krom; |
- | Inleiding tot een Bestudeering van de Javaansche kris, door W.H. Rossers; |
- | Contribution á la grammaire comparée de langues du Caucase, par Jacques Van Ginneken; |
- | Catalogus van Tijdschriften en seriewerken; |
- | Bédier's Théorie over de oorsprong van het franse ‘Chanson de geste’ na vijf en twintig jaren, door C. de Boer; |
- | Zur Herkunft von Lat. iste, door F.B. Kuiper; |
Door bijzonderen:
- | In Memoriam kanunnik Joz. Jacobs, door K. Van Genechten; |
- | Horma'on und Bary'on. - Eine Attraktions- und Gravitations-Hypothese. I Teil, von Hans Emil Hermes. |
Door de R.K. Universiteit te Nijmegen:
- | Handelings-Aspecten in het Drama, door J.I.M. Van der Run, S.J.; |
- | De Magistraat Ausonius, door L.A.A. Jouai; |
- | De Strijd tusschen Kerk en Staat over de Benoemingen der Apostolische Vicarissen van 's Hertogenbosch en de 18e eeuw, door G.P.J. Giezenaar; |
- | Die Afrikaanse Volksgeloof, door Abel J. Coetzee; |
- | Die METABOAH (Variatio) als Stilprinzip des Thukydides, door J.G.A. Ros; |
| |
| |
- | Kultur und Sprache zur Geschichte der alten Kirche im Spiegel der Sprachentwicklung von Tertullian bis Cyprian, door H. Janssen; |
- | De Grondwetsherziening 1938, door J.M.N. Dassen; |
- | De Rechtspositie van den Vreemdeling in Nederland, door R.M.A.A. Geuljans; |
- | Rechter en Grondwet in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, door F. van Reigersberg Versluijs; |
- | Platoon's Leer over de Ziel, door B. Naayken M.S.C.; |
- | Het Goed Recht en de Plaats der Godsdienstwijsbegeerte in de vergelijkende Godsdienstwetenschap, door K.L. Bellon; |
- | Remarques sur la linguistique et la langue française, par Dr. B.L.J. Weesenbeek; |
- | De katholieke Universiteit in 1936-1937, door Dr. Th. Baader; |
- | Jaarboek der R.K. Universiteit te Nymegen 1936-1937; |
- | Gids voor het studiejaar 1938-1939. |
Door de Technische Hoogeschool te Delft:
- | Cyclische Acetalen van Pyrocatechol, door J.J. Van der Spek; |
- | Lichtreflectie door wegdekken, door J. Bergmans; |
- | Onderzoek naar de mogelijkheid tot beinvloeding der conjunctuurbeweging door kapitaaluitgaven der overheid en door andere overheidsmaatregelen, door A. Baars; |
- | De langzame verbranding van methaan, door P.N. Degens Jr.; |
- | Enkele bedrijfseconomische beschouwingen over den Nederlandschen steenkolenmijnbouw, door J.A.W. Muller; |
- | Polymerisatie van onverzadigde koolwaterstoffen, door J.J. Leendertse; |
- | De berekening van getijden en stormvloeden op benedenrivieren, door J.P. Mazure; |
- | Chemische en pharmakologische onderzoekingen in de purinereeks, in het bijzonder van aethylxanthinen, door J. Ruttink; |
- | Metingen aangaande de relatieve energieverdeeling van het continue waterstofspectrum tusschen 2000 en 3000 AE; door V.E. Gonsalves; |
- | Het systeem broom-water, door E.M.J. Mulders; |
- | Wisselwerking tusschen boorzuur en de pentolen, door J.M. Furnée; |
- | De verbrandingswarmte van eenige diolen en hun acetonverbindingen, door J.C. De Quant; |
- | Analyse der voortstuwingscomponenten in verband met het schaaleffect bij scheepsmodelproeven, door W.P.A. Van Lammeren; |
| |
| |
- | Bijdragen tot de kennis van oxydatieve dissimilatie van Aspergillus Niger van Tieghem, door L.H.C. Perquin; |
- | De wiskundig-statistische analyse van de arbeidsproductiviteit en haar practische toepassing op eenige bedrijfstakken en ondernemingen en Nederland, door F.J.C. Van der Schalk; |
- | Statistical studies on the phylogeny of some Foraminifera. Cyclolypeus and Lepidocyclina from Spain, Globorotalia from the East-Indies, door A.J. Cosyn; |
- | On respiration and light emission in luminous bacteria, door K.L. Van Schouwenburg; |
- | Radioactivity induced by neutrons, door F.A. Heijn. |
Door Heeren Leden der Academie:
- | Keur uit Multatuli, door Julius Pêe en Lode Roelandt door Em. De Bom; |
- | Esmoreit - Abel Spel uit de veertiende eeuw. 13e druk, uitgegeven door C.G. Kaakebeen en Dr. R. Verdeyen; |
- | Campinia Sacra, V. O.L.V. Presenteering-in-Templo te Oostmalle, door Floris Prims en Jos Ernalsteen; |
- | Reisverhalen met allerhande afwijkende Bespiegelingen over Dingen, Menschen, Water, Politiek, Aardrijkskunde, Liefde, beschreven en verteld door Ern. Claes. |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.
1. - Schenkingen J. Vercoullie en J. Eeckhout. - Het Staatsblad heeft, respectievelijk i.d. 10 en 15 October in den vorm van Koninklijke Besluiten, de wijzigingen opgenomen door de Academie aan zekere bepalingen van het reglement dier stichtingen voorgesteld. De teksten der Koninklijke Besluiten worden op 't eind van dit verslag gedrukt.
2. - Buitengewone Kredieten op de begrooting 1939 der Academie aangevraagd. - De Academie had de tusschenkomst van den Vlaamschen Cultuurraad in- | |
| |
geroepen om van den Heer Minister van Openbaar Onderwijs buitengewone kredieten te bekomen ten einde de in 1938 bekroonde prijsantwoorden te kunnen uitgeven. De Cultuurraad is welwillend op het verzoek der Academie ingegaan en heeft, op 12 October 11., een dringenden brief aan den Heer Minister gericht, waarvan ons een afschrift werd overgemaakt.
3. - Hulde Nico Van Suchtelen. - Op 29 October 11. werd jonkheer Dr. Nico Van Suchtelen te Amsterdam, bij gelegenheid van zijn 60e verjaring gevierd. Prof. Aug. Vermeylen vertegenwoordigde de Academie op deze viering en sprak er de erkentelijkheid van de Vlamingen uit voor al hetgeen de jubilaris ten bate van de Nederlandsche cultuur heeft gepresteerd. Ook de heer E. De Bom voerde er het woord, uit naam der Vlaamsche schrijvers.
4. - Te Deum. - De heer Minister van Openbaar Onderwijs en de heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen hebben de leden der Academie tot het Te Deum uitgenoodigd dat op 15 dezer respectievelijk te Brussel en te Gent bij gelegenheid van het naamfeest des Konings werd gezongen.
| |
Mededeelingen namens de commissies
I. - Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - Kan. Fl. Prims, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Van Puyvelde, Toussaint van Boelaere (voorz.), Vermeylen, Salsmans (onder- | |
| |
voorzitter), Baekelmans en als hospiteerende leden de heeren Cornette, Muls, Monteyne, Baur, Van Eeghem en Walschap.
Op de agenda staat:
1o) | Verkiezing van een lid ter vervanging van den hr. L. Willems. Wordt met algemeene stemmen verkozen de heer E. De Bom. |
| |
2o) | Glossen over Vlaamsche romantici. - Lezing door den hr. Em. De Bom, werkend lid. |
Uit de geschriften van Ida von Düringsfeld zijn er tal van bijzonderheden op te halen omtrent minder bekende Vlaamsche romantici zooals Blereau, F.E. Blieck, Ph. Blommaert, Boone, B. Boucquillon, J.F. Brouwenaer, J. Brouwers, J. Cappelle, F. Carreyn, J. Cauwenbergh, terwijl we er ook een en ander leeren over Conscience, van Duyse e.a.
De commissie stelt voor deze lezing op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie. - De hr. Prof. Dr. L. Grootaers, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Vande Velde, Van Puyvelde, Muls (onderv.), Verdeyen (voorz.), Cornette en Monteyne, en als hospiteerende leden de heeren Prims en Van Eeghem.
Op de agenda staat:
1o) Pleidooi voor de alzijdige opleiding van den tooneelspeler. - Lezing door den hr. L. Monteyne, werkend lid.
| |
| |
Het probleem van de vorming van den tooneelspeler is nog zeer omstreden. Velen doen uitschijnen, dat de wetenschap niets kan voor den artiest, die vooral steunen moet op zijn ingeboren kunnen. Dit was overigens ook de meening van een Richard Wagner. Daartegenover kan de opvatting worden gesteld van een Maurice Barrès, die zegde: ‘Même en art il y a profit à ne pas être un imbécile’.
Na te hebben nagegaan wat in verschillende landen gedaan werd en wordt, voor de opleiding van den tooneelspeler, wijst spreker op het bestaan van de Gentsche Koninklijke Tooneelschool en op de inrichting van declamatie- en tooneelklassen aan de conservatoria te Gent, Antwerpen en Brussel. Hij doet uitschijnen dat het onderwijs in deze embryonale staatsinstellingen niet volledig genoeg is om den kweekeling-tooneelspeler een harmonische en alzijdige vorming te verzekeren.
Spreker pleit dan voor de oprichting, naast het ‘Hooger instituut voor Sierkunsten’, naast het ‘Hooger Instituut voor Beeldende kunsten’ en de ‘hoogeschool-leergangen in de Conservatoria’, van een ‘Hooger Instituut voor Tooneel’. Aan de hand van wat verwezenlijkt wordt in similaire Duitsche instellingen en van wat door Copeau, Stanislawsky en Gémier geschreven werd over de opleiding van den tooneelist, handelt hij over het onderwijs-programma en ook over de methode, welke voor bepaalde onderdeelen van dit onderwijs moet gevolgd worden.
Aan de daaropvolgende bespreking nemen vooral deel de heeren Cornette, Van Puyvelde en Verdeyen.
De heer Voorzitter dankt den heer Monteyne voor zijn belangrijke lezing; de Commissie stelt voor deze op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
| |
Dagorde
I. - Geheime vergadering.
a) Verkiezing van den Bestuurder en van den Onderbestuurder der Academie voor het jaar 1937. - Tot stemopnemers worden aangeduid de heeren Fr. La- | |
| |
teur en A. Vermeylen. Worden verkozen: tot bestuurder, de heer A.H. Cornette, thans onderbestuurder; tot onderbestuurder, de heer A. Carnoy, werkend lid.
b) Verkiezing van een werkend lid ter vervanging van den heer Leonard Willems, overleden. - De stemmen worden door dezelfde leden opgenomen. Wordt tot werkend lid verkozen de heer E. Blancquaert, briefwisselend lid.
c) Aanduiding van een werkend lid ter vervanging van den heer Leonard Willems als lid van de Bestuurscommissie 1939. - De heer A. Vermeylen wordt door de vergadering tot lid der Bestuurscommissie aangewezen.
Deze benoemingen zullen aan den heer Minister van Openbaar Onderwijs medegedeeld worden met het verzoek ze ter bekrachtiging aan Z.M. den Koning te willen voorstellen.
| |
II. - Lezing door den heer Em manuel De Bom, werkend lid: De Dichter Arnold Sauwen.
- Na deze lezing wenscht de heer Bestuurder den heer De Bom met zijn interessante en zoo treffend teekenende schets van Arnold Sauwen's leven en werk geluk. Zijn gelukwenschen gaan niet alleen tot het Academielid dat heden tot tweemaal toe zijn collega's op een lezing heeft vergast. Hij feliciteert hem ter gelegenheid van zijn 70en verjaardag, en zegt hem, namens de Vergadering, welke hartelijke gevoelens hem door alle aanwezigen worden toegedragen.
Wel kost het eenige inspanning om zich te overtuigen dat Emmanuel de Bom dien eerbiedwaardigen ouderdom heeft bereikt. Hij bezit een zoo onvermoeibaren levenslust, dat velen in dwaling worden gebracht. Zijn geschriften worden met de jaren talrijker; zij getuigen van een ontstellende
| |
| |
frischheid. En dat zijn belangstelling in al de verschijnselen van het Vlaamsch-geestelijke leven onverzwakt is, kunnen wij nog steeds periodiek nagaan in zijn correspondenties in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, waar hij aan de Vlaamsche gemeenschap diensten bewijst die niet genoeg kunnen gewaardeerd worden. Zijn literaire vruchtbaarheid is het privilege van een uitzonderlijk begenadigd schrijverstemperament. Zijn journalistieke bedrijvigheid is moeilijk te overzien, doch is geen routine geworden, al heeft hij zich daar weten te trainen in dat gemakkelijk en sierlijk proza waar, uit elk raak getroffen woord, zijn cultus blijkt voor Flaubert. Zijn artikels zijn nog steeds van een gehalte en van een vorm die een betere bestemming waardig zijn.
de Bom blijft voor ons de blijde geestdriftige, die zijn liefde voor de letteren in zijn heele leven manifesteert, - niet alleen in boeken en in dagbladen, waaronder hij zelfs de bescheidenste niet versmaadt, maar vooral, tot solaas van zijn vrienden, in zijn dagelijkschen omgang, in zijn brieven, in zijn gesprekken, in zijn lezingen, in de reizen en uitstapjes die hij onderneemt met het entrain van een onverbeterlijk gelukkige wien het leven geen harde ondervindingen spaarde, maar die tegenspoed met berusting en moed heeft weten te dragen. Waar hij zich ook bevindt, weet hij spontaan, met onfeilbare raakheid de indrukken van zijn frisch ontvankelijk gemoed vast te leggen.
Laat ons niet vergeten dat hij een blijvende historische beteekenis heeft in onze Vlaamsche letteren: hij is een van de vier stichters van Van Nu en Straks, een verruimer van onzen horizont, een vernieuwer van de letterkundige schepping, een baanbreker die den weg geopend heeft voor breedere inzichten in leven en kunst. Dat hij in den psychologischen roman en in het critisch essai een promoter geweest is, die een vruchtbaren invloed heeft geoefend, blijkt uit de
| |
| |
pogingen van veel navolgers, die zich aan hem hebben gespiegeld.
De Vergadering wenscht hem geluk met zijn prachtig gevulde carrière, en drukt de hoop uit dat hij nog veel jaren mag beschikken over zijn gezonde blijmoedigheid, zijn gulle fantasie, zijn vernuftigen critischen geest, en dat hij ten behoeve van onze bloeiende gemeenschap tot het einde moge volharden in zijn dagwerk voor Vlaanderen!
| |
Aanhangsel
I. - Joris Eeckhout-prijs. - (Kon. Besluit van 23 November 1937, Staatsblad van 30 Januari 1938, Nr 30.)
LEOPOLD III, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gezien de expeditie van de op 29 September 1937, vóór notaris Martens, ter standplaats Gent, verleden akte waarbij de heer Eeckhout (J.), priester, letterkundige, wonende aldaar, aan den Staat een bedrag van 20.000 frank schenkt, met last van stichting bij de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde van een tweejaarlijkschen prijs dragende de benaming ‘Joris Eeckhoutprijs’ en waarvan het reglement vastgesteld is als volgt:
Artikel 1. De Joris Eeckhoutprijs, bedragende 1,500 frank, wordt om de twee jaar toegekend aan het beste letterkundig essay, in handschrift of gedrukt, en beslaande minstens honderd bladzijden, door een Belgisch schrijver in het Nederlandsch geschreven, niet over een periode der litteraire geschiedenis, maar over een auteur. De voorkeur zal gegeven worden aan een essay over een Nederlandschen schrijver.
Art. 2. Komen niet in aanmerking voor het toekennen van den Joris Eeckhoutprijs, de essay's welke reeds met een prijs van de Academie of van een andere officieele instelling werden bekroond.
Art. 3. De wedstrijd wordt beoordeeld door een jury bestaande uit drie leden van de Koninklijke Vlaamsche Academie, op het einde van elk tweejaarlijksch tijdvak door de Academie benoemd.
| |
| |
Art. 4. Wordt de prijs niet toegekend, dan kunnen na afloop van het volgende tijdvak, twee of meer prijzen van ongelijk bedrag of van gelijk bedrag, toegekend worden.
Art. 5. De jury brengt verslag uit over zijn werkzaamheden; dat verslag wordt, na goedkeuring door de Academie, in hare Verslagen en Mededeelingen opgenomen.
Art. 6. De uitslag van den wedstrijd wordt op de jaarlijksche plechtige vergadering van de Koninklijke Vlaamsche Academie afgekondigd.
Art. 7. De belanghebbenden worden verzocht hun werk of werken, in dubbel exemplaar, bij den bestendigen secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie in te zenden binnen de vijf weken volgende op den afloop van een tweejaarlijksch tijdvak.
Art. 8. Het eerste tijdvak omvat de jaren negentien honderd zeven en dertig-negentien honderd acht en dertig.
De schenker drukt den wensch uit, zonder daarvan een verbintenis te maken, dat hij telkens zou deel uitmaken van de jury die over den wedstrijd te oordeelen heeft.
Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie en van Onzen Minister van Openbaar Onderwijs,
Wij hebben besloten en Wij besluiten:
Eenig artikel. Bovengemelde gift, geschonken aan den Staat voor de Koninklijke Vlaamsche Academie, is aanvaard.
Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Openbaar Onderwijs zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 25 November 1937.
LEOPOLD.
Van 's Konings wege:
De Minister van Justitie,
V. Maistriau.
De Minister van Openbaar Onderwijs,
Julius Hoste.
WIJZIGING
(Staatsblad van Donderdag, 27 October 1938, Nr. 300.)
Bij koninklijk besluit van 15 October 1938 is lid 1 van artikel 8 van het reglement der stichting ‘Joris Eeckhout prijs’ gewijzigd als volgt:
‘Het eerste tijdvak omvat de jaren negentien honderd acht en dertignegentien honderd negen en dertig’.
| |
| |
II. - Jozef Vercoullie-prijs. - (Kon. Besluit van 19 Maart 1938, Staatsblad van 23 Maart 1938, Nr. 82.)
LEOPOLD III, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gezien de expeditie van de op 25 September 1937 vóór notaris Troch, ter standplaats Gent, verleden akte, waarbij vrouwe Vercoullie (J.-J.), zonder beroep, echtgenoote van den heer Martens (A.-A.-H.), wonende te Astene, handelende in opdracht van de erven van wijlen den heer professor Dr. Vercoullie (J.), aan den Staat een bedrag van 40.000 frank schenkt, met last er geregeld om de vier jaar en telkens vóór 1 September, den samengestelden interest van over te dragen aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, te Gent, met het oog op de stichting van een vierjaarlijkschen ‘Vercoullie-prijs’, aan het volgend reglement onderworpen:
‘Artikel 1. De Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent looft om de vier jaar en voor het eerst tegen één October negentienhonderd één en veertig, een inter-universitairen Vercoullie-prijs uit, groot vier duizend frank, ter bekroning van het beste, in de afgeloopen vierjaarlijksche periode van een onzer Belgische universiteiten verdedigde doctorale proefschrift op het gebied van de strikt wetenschappelijke studie der Nederlandsche philologie.
Art. 2. Worden daartoe gerekend monographieën, op het gebied van de taal- en literatuurgeschiedenis, de beschrijvende of de historische grammatica, de semantiek, de stilistiek, de dialectologie, de philologische tekstkritiek (uitsluitend op het gebied der neerlandistiek).
Art. 3. De schenkers drukken den wensch uit dat de Koninklijke Vlaamsche Academie voormeld, telkens zes maanden vóór den vervaldag eener vierjaarlijksche periode, een jury benoemt van vier leden, uitsluitend gekozen onder de hoogleeraren in de Nederlandsche taal- en letterkunde van elk der vier Belgische universiteiten, al dan niet leden van de Academie. De Gentsche hoogleeraar zal, in dat college, het voorzitterschap met beslissende stem waarnemen.
Art. 4. Tot den wedstrijd worden enkel toegelaten: doctorale proefschriften als boven (art. 2) vermeld, van kandidaten die ten minste “met onderscheiding” tot doctor promoveerden.
Art. 5. Bij ontstentenis van bekroonbare werken, mag de jury voorstellen dat de beschikbare som zal worden voorbehouden voor een volgende periode om dan hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk te worden besteed aan premies voor eventueel een tweeden of een derden laureaat. In datzelfde geval
| |
| |
mag de jury ook aan de Academie een bepaalde prijsvraag, te beantwoorden binnen het verloop van twee jaar, voorstellen.
Art. 6. Mocht blijken dat de prijs in twee achtereenvolgende perioden niet kon worden toegekend, dan zal de jury mogen voorstellen dat de samengevoegde sommen worden geschonken aan een verdienstelijk Vlaamsch philoloog, als erkenning voor zijn gezamenlijken wetenschappelijken arbeid op het boven in artikel 2 omschreven gebied, verschenen binnen de laatste acht jaar.
In dat geval moet, binnen de drie maanden na deze beslissing, in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie en in de pers, het bericht desbetreffend worden afgekondigd, ten einde eventueele kandidaatstelling toe te laten.
Art. 7. De Vercoullie-prijs zal, zooals de andere academie-belooningen aan de(n) bekroonde(n) worden uitgereikt op de eerstvolgende plechtige vergadering van het genootschap’;
Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie en van Onzen Minister van Openbaar Onderwijs,
Wij hebben besloten en Wij besluiten:
Eénig artikel. Bovengemelde, aan den Staat voor de Koninklijke Vlaamsche Academie geschonken gift, is aanvaard.
Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Openbaar Onderwijs zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 19 Maart 1938.
LEOPOLD.
Van 's Konings wege:
De Minister van Justitie,
Ch. du Bus de Warnaffe.
De Minister van Openbaar Onderwijs,
J. Hoste.
De aandacht van het Bestuur der Academie werd op zekere bepalingen van dit Koninklijk Besluit gevestigd en er werd besloten aan den Heer Minister van Openbaar Onderwijs een aanvraag tot wijziging en aanvulling van het Koninklijk Besluit over te maken. De aanvang van den brief van het Bestuur aan den Heer Minister luidde dienaangaande als volgt (19 Aug. 1938):
| |
| |
‘Het zij aan het Bestuur van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde toegelaten U ter kennis te brengen, dat de schenking van de Erven J. Vercoullie, aan den staat ten gunste van de Academie gedaan, door de Academie niet werd aanvaard in den door het Staatsblad op 19 Maart 1938 gepubliceerden tekst, en U dringend te vragen dezen tekst bij wijzigend en aanvullend Koninklijk Besluit in overeenkomst te laten brengen met den authentieken tekst door de schenkers goedgekeurd en door de Academie, in haar zitting van 29 September 1937, aangenomen.’
Het verzoek van het Bestuur werd ingewilligd en, in het Staatsblad van 17-18 October, blz. 6163-6164, verscheen een deels nieuwe redactie onder den titel:
10 October 1938. - Koninklijk Besluit. Reglement van de ‘Vercoullie-prijs’-stichting. Wijzigingen.
LEOPOLD III, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gezien Ons besluit van 19 Maart 1938 (Staatsblad van 23 Maart 1938, nr 82) waarbij de, met het oog op de stichting van een vierjaarlijkschen ‘Vercoullie-Prijs’, door de erven van wijlen den heer professor dr. Vercoullie (J.) aan den Staat, voor de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde te Gent, geschonken gift wordt aanvaard;
Gelet op het gemeenschappelijk overleg tusschen de schenkers en de begiftigde academie, luidens hetwelk de artikels 1, 3 en 7 van het reglement der bedoelde stichting nader worden bepaald als volgt:
‘Artikel 1. De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde te Gent looft om de vier jaar en voor het eerst tegen één October negentienhonderd twee en veertig, een inter-universitairen Vercoullie-Prijs uit, groot vierduizend frank, ter bekroning van het beste, in de afgeloopen vierjaarlijksche periode aan een onzer Belgische Universiteiten verdedigde doctorale proefschrift op het gebied van de strikt wetenschappelijke studie der Nederlandsche philologie.
| |
| |
Art. 3. De schenkers drukken den wensch uit dat de Koninklijke Vlaamsche Academie voormeld, telkens zes maanden vóór den vervaldag eener vierjaarlijksche periode, een jury benoemt van vijf leden, zijnde, het eerste, de bestuurder van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, de andere uitsluitend gekozen onder de hoogleeraren in de Nederlandsche taal- en letterkunde van elk der vier Belgische universiteiten, al dan niet leden van de Academie. De bestuurder van de Koninklijke Vlaamsche Academie zal, in dat college, het voorzitterschap waarnemen.
Artikel 7. De Vercoullie-Prijs zal, zooals de andere academie-belooningen aan de(n) bekroonde(n) worden uitgereikt op de eerstvolgende plechtige vergadering van het genootschap. De belanghebbenden worden verzocht hun werk in dubbel exemplaar bij den Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie, Koningstraat, 18, Gent, in te zenden telkens vóór den eersten September van het laatste jaar van het tijdvak.’
Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie en van Onzen Minister van Openbaar Onderwijs,
Wij hebben besloten en Wij besluiten:
Eenig artikel. Bovenvermelde wijzigingen aan hoogerbedoeld reglement van de Vercoullie-Prijs stichting zijn goedgekeurd.
Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Openbaar Onderwijs zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 10 October 1938.
LEOPOLD.
Van 's Konings wege:
De Minister van Justitie,
J. Pholien.
De Minister van Openbaar Onderwijs,
O. Dierckx.
|
|