| |
| |
| |
Vergadering van 23 Februari 1938.
Waren aanwezig: de heeren Fr. Van Cauwelaert, bestuurder; L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: Fr. Lateur, L. Van Puyvelde, L. Willems, A. Vermeylen, A.J.J. Van de Velde, J. Jacobs, Fr. Daels, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, A. Carnoy, J. Van Mierlo, J. Van de Wyer, Em. De Bom, Fl. Prims, L. Baekelmans, L. Grootaers en A. Van Cauwelaert, werkende leden;
de heeren: J. Eeckhout, Ern. Claes, J. Grauls, E. Blancquaert en Fr. Baur, briefwisselende leden.
Hadden zich laten verontschuldigen: de heeren A.H. Cornette, onderbestuurder, C. Huysmans, J. Salsmans, R. Verdeyen en H. De Man, werkende leden en W. Van Eeghem, briefwisselend.
***
De Bestendige Secretaris geeft lezing van het verslag der Januari-vergadering. Het wordt goedgekeurd.
***
I. - Afsterven van Prof. Dr. Maurits Sabbe, werkend lid der Academie.
Op 12 Februari overleed te Antwerpen, in den ouderdom van 65 jaar, Prof. Dr. Maurits Sabbe. Het afsterven
| |
| |
werd per speciaal bericht aan al de leden kenbaar gemaakt en, tot teeken van rouw de nationale vlag op het Academiegebouw halfstok geheschen. De algemeene zitting welke op 16 Februari moest plaats hebben werd tot den 23sten verschoven om de leden toe te laten de lijkplechtigheden bij te wonen.
De heeren Fr. Van Cauwelaert, bestuurder, A.H. Cornette, onderbestuurder, en L. Goemans, bestendig secretaris, brachten op 13 Februari een bezoek in het sterfhuis ten einde aan Mevrouw Sabbe en aan hare familie het rouwbeklag der Academie over te brengen.
Op 16 Februari waren een groot aantal leden der Academie met het bestuur in het Plantijn-Museum aanwezig. De heer bestuurder sprak uit naam van ons Genootschap een rede uit die hieronder wordt opgenomen.
II. - Afsterven van Mgr. J. Schrijnen en Dr. A. Kluyver, buitenlandsche eereleden der Koninklijke Vlaamsche Academie. -
Op 26 Januari overleed te Nijmegen in den ouderdom van bijna 69 jaar de Hoog-Eerw. Heer Mgr. Prof. Dr. Jos. Schrijnen, hoogleeraar aan de R.K. Universiteit aldaar, buitenlandsch eerelid der Kon. Vl. Academie.
Bij brieve i.d. 15 Februari 1938 aan het Bestuur der Academie gericht werd het afsterven vermeld van Dr. A. Kluyver, oud-professor aan de Universiteit te Groningen, op 14 Februari in den ouderdom van 80 jaar aldaar overleden. Tot teeken van rouw werd telkens de nationale vlag halftop op den gevel van Academie-gebouw geheschen en aan de familiën der betreurde afgestorvenen werden de gevoelens van innige deelneming der Academie ter kennis gebracht.
| |
| |
Geachte Collega's,
Het is thans acht dagen geleden dat wij een onzer meest geliefde en meest vereerde collega's hebben ten grave gebracht, onzen betreurden vriend Prof. Dr. Maurits Sabbe. Zijn begrafenisplechtigheid nam den omvang aan van een indrukwekkende nationale betooging. Zijn leven zelf was een ononderbroken dienst voor de geestelijke verheffing van ons volk en zijn scheppende werkzaamheid heeft zich, met eenzelfde succes, op het gebied der wetenschap en der kunst laten gelden. In den schoot van onze Academie nam hij een zeer bijzondere plaats in en zijn gezag werd op de meest gelukkige wijze gesteund door de aantrekkelijkheid van zijn omgang en den adel van zijn karakter.
Sedert lang was hij worstelend met de ziekte die zijn krachten ten slotte heeft gesloopt, maar hij liet zich noch ontmoedigen noch verlammen. Bij elke vergadering van onze Academie - en ook bij de laatste die zijnen dood voorafging, - was het, sedert enkele maanden, met groote bezorgdheid dat wij, zijn Antwerpsche collega's, naast hem plaats namen in den trein. Zijn ingevallen wezen, zijn vale kleur, zijn korte adem gaven ons het pijnlijk voorgevoel van hetgeen komen moest. Maar hijzelf ontgaf zich zijnen toestand. Uit het gesprek, waaraan hij steeds een levendig aandeel nam, sprak steeds een onverzwakte belangstelling voor het geestelijk gebeuren in Vlaanderen. Op onze zittingen voerde hij dikwijls het woord en het was het steeds met die innemende woorden en dat onverwoestbaar geloof in het leven, welke den omgang met den Heer Sabbe tot zoo'n opbeurend genot hebben gemaakt...
De Koninklijke Vlaamsche Academie was aan Maurits Sabbe bijzonder dierbaar. Haar zittingen waren voor hem verpoozingen van vriendschap evenzeer als een geestelijk genot en het heeft zijne treurende familie ook bijzonder getroffen dat door de leden van onze Academie op zulke algemeene en innige wijze werd deelgenomen aan de laatste hulde, welke aan den geliefden doode werd gebracht. Uw bestuur heeft er aan gehouden, reeds den dag na het afsterven, een bezoek van rouwbeklag te brengen aan Mevrouw Sabbe en familie, en een laatste maal met ingetogenheid te buigen voor het stille overblijfsel van den trouwhartigen collega en vriend om daarna een oogenblik, met ontroerd gemoed, te verwijlen in het aanpalende studievertrek,
| |
| |
waar de geest van Sabbe was werkzaam geweest, - zooals het openliggend boek getuigde -, tot op het oogenblik dat hij zijn laatsten slaap ging nemen...
Ik had de eer, bij de plechtige rouwhulde in het Plantijnmuseum uit uw aller naam, het woord te voeren, en sprak als volgt:
‘Met den dood van Prof. Dr. Maurits Sabbe is een van de fijnzinnigste, edelste en meest begaafde persoonlijkheden heengegaan, welke Vlaanderen sedert een eeuw heeft gekend.’
‘Pas nà dit verscheiden zal de Vlaamsche gemeenschap ten volle beseffen welke plaats Dr. M. Sabbe bekleedde in het kultureel leven van Vlaanderen. Hij was in de volle beteekenis van het woord een man van hooge cultuur, schepper van schoonheid en delver naar de schatten van ons gestelijk erf, leeraar van de jeugd en een der beste geestelijke leiders van zijn volk’.
‘Het is van een zeldzame waarde wanneer we, de nagedachtenis van een man van beteekenis herdenkend, den mensch en zijn arbeid met gelijke woorden kunnen prijzen. Bij Dr. M. Sabbe komen de adel van zijn persoonlijkheid en de adel van zijn werk uit eenzelfde kern. Hij heeft in zijn leven en zijn activiteit die hooge, voorname en innemende eenheid gerealiseerd, die de humanisten prezen, met welke hij zulk een vertrouwd en geestelijk verkeer had.’
‘Het is geen wonder dat de zoon van Dr. Julius Sabbe geworden is een strijder voor de wedergeboorte van Vlaanderen. En ik spreek zeker naar het hart van den edelen doode die ons thans verliet, wanneer ik in dezelfde rouwhulde de nagedachtenis van den vader in dank herdenkt’.
‘Maar Dr. M. Sabbe ontving van huize uit - naast de overtuiging van zijn vader - nog eene andere gave die ons zeer duurbaar is: in het geloof van zijn moeder heeft hij steeds de diepere ziel herkend van het Vlaamsche volk en het is zeker geen geringen lof dat Dr. J. Persijn na het verschijnen van dat beminnelijk boekje “Een Mei van vroomheid” verklaren kon, dat geen katholiek in Vlaanderen een vromer Mei had kunnen schrijven’.
‘Dr. M. Sabbe was minnaar en schepper van schoonheid en hij had een beminnelijke levenswijsheid verworven die het leven aanvaardt in dank. Hij heeft getracht zijn dagen te plukken naar het woord van Horatius en zijn leven te richten naar het beginsel van Marcus Aurelius,’ den hoogeren geest ongerept en
| |
| |
ongekrenkt te bewaren, hem te doen zegepralen over lusten en lasten, hem niets oppervlakkigs te laten doen, niets leugenachtigs of geveinsd, hem onafhankelijk te houden van eens anders doen en laten. Vervolgens al hetgeen ons overkomt en toebedeeld wordt te aanvaarden als iets dat zijn oorsprong heeft uit denzelfden God uit wien ook de geest in ons is voortgevloeid’.
‘Bezield door dien geest is Dr. Maurits Sabbe geweest de ideale conservator van het Plantijnsche huis. Niet echter zonder meer een gewetensvol bewaker van doode kostbaarheden uit voorbijen tijd. Het Plantijnsche huis is onder zijn hoede en met zijn geest bezield, weer iets levend geworden in onze geestelijke traditie en een tehuis waarheen we telkens met trots onze buitenlandsche gasten en genoodigden voeren’.
‘In en om het Plantijnsche huis heeft hij geheel het kultureel leven der Zuidelijke Nederlanden in de 17 eeuw doen herleven. Zijn arbeid op dit nog zoo weinig ontgonnen terrein is van groote en duurzame waarde. En wij betreuren dat hij niet meer in staat is geweest om zijn sedert jaren gekoesterden droom te realiseeren, die was: een literair levend en synthetisch beeld te geven van het heele huiselijke en geestelxke leven van en om de drie Balthazars’.
‘Het Plantijnsche huis en Brugge, dat zijn de twee polen geweest om dewelke heel de warme belangstelling en liefde en activiteit van Dr. M. Sabbe, heeft bewogen. Dat hij Brugge zoo lief heeft gehad is geen wonder. Elk schrijver haalt ten slotte het beste van zijn werk uit de schaal van zijn kinderjaren. Sabbe's oogen en zintuigen zijn ontloken op de mijmerende schoonheid van de stad aan het Minnewater heel zijn literaire arbeid ademt in en uit dezelfde sfeer van verstilde, maar nog wezenlijk levende en nalichtende glorie. Sabbe heeft zijn vaderstad niet uitgebeeld als een folkloristische eigenaardigheid, bruikbaar voor toeristische doeleinden. Hij heeft Brugge gezien met de diepere vertrouwdheid en de liefde van een man die als kind gespeeld heeft langs de rustige reien en gekanteelde gevels, en die weet dat achter de ramen en muren het oude leven nog immer voort beweegt, dat menschen er geboren worden en harten minnen en verlangen en schreien en het einde aanvaarden of ondergaan. Brugge is levende schoonheid geworden in de poëtische sfeer van een gedempte muziek.’
‘Er is iets dat heel het letterkundig werk van Dr. M. Sabbe
| |
| |
overheerscht, er is een lucht waarin het ademt, dat is: de beminnelijke goedheid die het leven bindt en reden geeft. Elk werk van een schrijver - roman of betoog - is ten slotte een getuigenis van den schrijver. Elk werk dat onder Sabbe's handen geboren is, is een getuigenis van goedheid. Wanneer een van zijn personnages zegt: ‘Hij die eerlijk trachtte naar meer vreugde onder de menschen mag met Horatius zeggen: ik sterf niet geheel, al bereikte hij ook de horizonten van zijn droomen niet’, dan is het Dr. M. Sabbe die de levenswijsheid en den levensregel uitspreekt, die geheel zijn leven en zijn werk hebben gericht. Goedheid overheerscht ‘Een Mei van Vroomheid’; goedheid doorademt een werk als de ‘Filosoof van 't Sashuis’ goedheid speelt door de conflicten van het bekoorlijk Bietje, goedheid is de kern van een tooneelspel als ‘Caritate’.
‘Er is niet alleen die goedheid, er is de beminnelijke eerlijkheid van Dr. Sabbe’.
‘Hij heeft steeds in anderen erkend en gewaardeerd wat er goeds was in hen of in hun werk; maar hij is in de eerste plaats eerlijk geweest tegenover zichzelf’.
‘Hij heeft noch zijn overtuiging noch zijn talent geforceerd. Hij heeft zijn persoonlijkheid gaaf gehouden. Hij is niet blind geweest voor de stroomingen die het leven van zijn tijd bewogen, maar zij hebben de gaafheid van zijn persoonlijkheid en de specifieke eigenaardigheid van zijn werk niet geschaad’.
‘Dr. M. Sabbe is een eerlijk humanist geweest van hooge gehalte. Alhoewel meer uitsluitend werkzaam op het veld der letteren, nam Maurits Sabbe - zooals ik het reeds deed opmerken - met geheel zijn wezen deel aan den strijd van ons volk voor zijn geestelijke vernieuwing en zelfstandigheid. Zijn artikel in het jongst verschenen nummer van de “Vlaamsche Gids” is de laatste getuigenis en zijn ontslag uit de “Académie de Belgique” de fiere uiting van een waardig protest geweest, ten behoeve van de hoogste levensrechten van onze volksgemeenschap’.
‘De eerste die de vruchten ontving van zijn rijke activiteit was de Kon. Vl. Academie. Tal van lezingen heeft hij gehouden op de algemeene vergaderingen en in de commissies. Wij zullen daar voortaan zijn beminnelijke aanwezigheid en zijn voorbeeldige werkzaamheid zeer missen.’
‘Maurits Sabbe laat in de Vlaamsche Academie, uit wier naam ik deze innige afscheidshulde uitspreek, niet alleen een
| |
| |
groote leemte na maar ook een ongeveinsde en diepgevoelde treurnis. Geen lid werd omringd door zijn collega's met meer achting en vriendschap, niemand is mededeelzamer geweest dan hij uit de mildheid van zijn eigen hart. Wij voelen ons door hem verwant, met de zoo innig geliefde vrouw en kinderen, die hem thans beweenen. Wij betuigen hun met ontroering ons medeleed en buigen in pijnlijk afscheid, diep voor den vereerden en onvergetelijken collega en vriend die Dr. Maurits Sabbe voor ons geweest is’.
Ik hoop, Mijne Heeren, dat ik aldus sprekende, gesproken heb naar uw eigen hart.
***
Ook onder onze buitenlandsche eereleden hebben wij het verlies te betreuren van twee vooraanstaande figuren: van Monseigneur Dr. Jozef Schrijnen, hoogleeraar in de taal- en volkskunde aan de hoogeschool te Nijmegen en van Dr. Albert Kluyver, gewezen professor in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de hoogeschool te Groningen.
Mgr. Prof. Dr. J. Schrijnen werd geboren te Venlo op 3 Mei 1869 en na te Rolduc zijne studiën te hebben voleindigd in de wijsbegeerte, toog hij naar de hoogeschool te Leuven, waar hij in 1890 tot doctor in de Wijsbegeerte en in de Letteren werd uitgeroepen. Hij studeerde te Leuven meer bijzonder onder de leiding van Professor Colinet en van Mgr. de Harlez, die hem inwijdden in de taalkunde en in het sanskriet. Hij schreef daar zijne eerste wetenschappelijke verhandeling en nam er ook deel aan de werkzaamheden van het letterkundig studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’.
Naar Roermond teruggekeerd, deed hij zijne studiën in de theologie tot 1894 en werd daarna in dezelfde stad leeraar aan het bisschoppelijk college. Van 1910 af doceerde hij als lector en sedert 1912 als bijzondere hoogleeraar de taalwetenschap op de universiteit te Utrecht. Mgr. Schrijnen was bovendien een van de voornaamste promotors en de eerste rector van de katholieke universiteit van Nijmegen, waar hij voortging met het doceeren van zijn geliefkoosde vakken, taal- en volkskunde. In de internationale Taalkundige Congressen speelde hij een gewichtige rol in zijn hoedanigheid van algemeen secretaris. Als voornaamste werken verschenen van zijn hand: Nederlandsche volkskunde,
| |
| |
Handleiding bij de studie van de vergelijkende Indo-Germaansche Taalwetenschap, Uit het Leven der oude Kerk, Romeinsche Antiquiteiten, enz.
Mgr. Schrijnen toonde zich steeds zeer verknocht aan zijn tweede vaderland dat ons land voor hem was. Onder den oorlog hielp hij, zooveel hij kon, uitgeweken jonge Belgische studenten en richtte te hunnen behoeve een tijdelijke universiteit te Amersfoort op. Onze regeering erkende zijne verdiensten met het Commandeurkruis van de Leopold II-orde.
Bij het verscheiden van Verdam in 1920 heeft de Kon. Vl. Academie aan Monseigneur Schrijnen den zetel van buitenlandsch eerelid aangeboden. In Juni 1926 kwam hij onze openbare zitting opluisteren met een lezing over ‘Moderne Taalgroei’. De Nederlandsche wetenschap verloor in hem een groot taalgeleerde, Vlaanderen een groot vriend, het katholieke Nederland een van zijn groote vertegenwoordigers.
Professor Dr. Albert Kluyver werd geboren in 1858. Hij studeerde in de Nederlandsche letteren aan de Universiteit te Leiden, was reeds in 1883 assistent bij de redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, en werd later lid dezer redactie, waar hij de meest uitstekende diensten bewees. Van 1911 tot 1929 was hij professor in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de Universiteit te Groningen. Zijn doctorsdissertatie ‘Proeve eener kritiek op het woordenboek van Kiliaan’ in 1884 gaf den stoot aan de wetenschappelijke Kiliaanstudie. Ook werd hij, reeds in 1887, één jaar na de stichting onzer Academie, in de eerste reeks buitenlandsche eereleden verkozen, waaronder we het puik terugvinden van de toenmalige Nederlandsche philologen en letterkundigen: Kern, Alberdingk Thijm, Nicolaas Beets, Verdam, M. De Vries, Jan Te Winckel e.a. Hij heeft zijn leven gewijd aan de studie zijner moedertaal, en zijn prestaties op dat gebied zijn van allereerste gehalte. Ook zijn aandeel in het Nederlandsch Woordenboek is buitengewoon groot geweest. Dr. Albert Kluyver heeft steeds van harte deelgenomen aan het wel en wee in onze Vlaamsche aangelegenheden en niets was hem onverschillig wat de Koninklijke Vlaamsche Academie aanging.
De herinnering aan deze beide groote Nederlandsche geleerden zal door ons in eere bewaard blijven.
| |
| |
| |
Aangekochte boeken
- | Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540. Dl., door M.E. Kronenberg; |
- | Mechelen de Heerlijke, Afl. 1; |
- | Na vijftig jaar, I Proza, door M.E. Belpaire; |
- | Na vijftig jaar, II Poëzie, door dezelfde; |
- | Het Landleven in de Letterkunde der XIXe eeuw, door dezelfde; |
- | Charles Dickens, door dezelfde; |
- | Aug. Cuppens, door dezelfde; |
- | Antwerpen vóór honderd Jaar, door dezelfde; |
- | Kunst- en Levensbeelden, 1e en 2e Dl., door dezelfde; |
- | De Families Teichmann en Belpaire. I De Tegenzang der Liefde, door dezelfde; |
- | De Families Teichmann en Belpaire. II Een Aardsch Paradijs, door dezelfde; |
- | Constance Teichmann, door dezelfde; |
- | Constance Teichmann. - Gesprekken met den Bruidegom, saamgelezen door Aug. Van Cauwelaert; |
- | Hendrick Laurenz Spieghel, door Albert Verwey; |
- | Vondels Vers, door denzelfde; |
- | Van de Planken. - Dagbladkronieken over Tooneel, door Herman Poort; |
- | Herman Gorter, door H. Roland Holst; |
- | Poëzie en Maatschappelijke Vernieuwing, door dezelfde; |
- | De Voorwaarden tot Hernieuwing der dramatische Kunst, door dezelfde |
- | Tolstoï. - Zijn Wezen en zijn Werk, door dezelfde; |
- | Hollandse Schilders en Schrijvers in de vorige Eeuw, door Gerard Brom; |
- | Java en onze Kunst, door denzelfde; |
- | Kunst en Kritiek (Verzamelde Werken) 2 Dln., door L. Van Deyssel; |
- | Gedenkschriften, door denzelfde; |
- | Studies. Rks. 1, 2, 4, 5 en 6, door Frederik Van Eeden; |
- | De Idealisten of het beloofde Land, door denzelfde; |
- | Langs den Weg, door denzelfde; |
- | 't Paleis van Circé, door denzelfde; |
- | Don Torribio, door denzelfde; |
- | In Kenterend Getij, door denzelfde; |
- | IJsbrand, door denzelfde; |
- | Minnestral, door denzelfde; |
- | Het Poortje of De Duivel in Kruimelburg, door denzelfde; |
- | Herman Gorter. - De Mens en de Dichter, door J.C. Brandt Corstius; |
| |
| |
- | Herman Gorter. - De Dichter van Pan. - Een Heroïsch en Tragisch Leven, door W. van Ravesteyn; |
- | Herman Robbers de Romanschrijver, door Elisabeth Zernike; |
- | Lodewijk Van Deysel, door Anton Den Doolder; |
- | De Ontwikkeling der Literatuur in Sowjetrusland, door Dr. K.F. Proost; |
- | Uit het Gebied der Romaanse Letteren, door J.J. Salverda de Grave; |
- | Frankrijks moderne Letterkunde, door Dr. J.W. Marmelstein; |
- | Een Daad van eenvoudige Rechtvaardigheid. - Studies over onze 18e Eeuwsche Dichters, door Willem Kloos; |
- | Nieuwere Literatuurgeschiedenis. Dln III, IV, V, door denzelfde; |
- | Jac. Perk en zijn Beteekenis in de Historie der Nederlandsche Letterkunde, door denzelfde; |
- | Litteraire Overwegingen, door Frans Erens; |
- | Toppen en Hoogten, door denzelfde; |
- | Vertelling en Mijmering, door denzelfde; |
- | Litteraire Meeningen, door denzelfde; |
- | Vondel, door A.J. Barnoüw; |
- | Over Literatuur. Critisch en Didactisch, door M.H. Van Campen; |
- | Gedichten, door Jac. Van Looy; |
- | Vrouwenspiegel. - Een Literair-sociologische Studie over de Nederlandsche Romanschrijfster, door A.H.M. Romein-Verschoor; |
- | Twintig Tijdgenooten. - Nederlandsch Proza na 1930, door Anton Van Duinkerken; |
- | Achter de Vuurlijn, door denzelfde; |
- | Essays en Studiën in vergelijkende Godsdienstgeschiedenis, Mythologie en Folklore, door Dr. Jos. Schrijnen; |
- | De Nieuwe Gids als geestelijk Brandpunt, door Dr. G. Stuiveling; |
- | Versbouw en Ritme in de Tijd van '80, door denzelfde; |
- | Scandinaafsche Persoonlijkheden, door Georg Brandes; |
- | Nieuwe Tucht. - Studien over Litteratuur, door Herman Van den Bergh; |
- | Studien van de Tachtiger Beweging, door Frans Coenen; |
- | Letterkundige Studien over de negentiende Eeuw, door J. Koopman; |
- | Lectuurgids voor moderne Fransche Letterkunde, door Dr Martin J. Premsela; |
- | Wij en de Litteratuur, door Albert Helman; |
- | De Stille Plantage, door denzelfde; |
- | Het Euvel Gods, door denzelfde; |
- | Het zedelijk Leven onzer Vaderen in de achttiende Eeuw, door Dr L. Knappert; |
- | Het Maatschappelijk Leven onzer Vaderen in de zeventiende Eeuw, door Dr. G.D.J. Schotel; |
- | Het Oud-Hollandsch Huisgezin der zeventiende Eeuw, door denzelfde; |
| |
| |
- | Nederland en Vlaanderen, door Dr. Cath. C. Ter Haar; |
- | Kunst en Levenslot, door Emil Ludwig; |
- | De Aanbidding van het Lam, door Lod. Clysters; |
- | Onze onevenwichtige Jongeren, door Dr. H. Van Lieshout; |
- | Langs Lijnen van Geleidelijkheid, door Louis Couperus; |
- | Metamorfoze, door denzelfde; |
- | Oostwaarts, door denzelfde; |
- | Nippon, door denzelfde; |
- | Cd Busken Huet. - Brieven aan E.J. Potgieter, 3 Dln, door Albert Verwey; |
- | Cyriel Verschaeve. - Verzamelde Werken, 7 Dln; |
- | Willem Kloos en de Dichtkunst, door Khouw Bian Tie; |
- | Brieven uit Miavoye, door Paul van Ostayen; |
- | De Bende van de Stronk, door denzelfde; |
- | Gebroken Licht, door Anthonie Donker; |
- | Morgenrood, door Helene Swarth; |
- | Vertelsels over Onzen Lieven Heer, door Rainer Maria Rilke; |
- | Kristin Lavransdochter, 3 Dln., door Sigrid Undset; |
- | Heden ik, morgen gij, door H. Marsman en S. Vestdijk; |
- | Het Carnaval der Burgers, door Menno Ter Braak; |
- | Parade gaat door, door G. Van Eckeren; |
- | De Overwinning, door O.E. Rölvaag; |
- | Elooi in het Woud, door Hugo Van Walden; |
- | Het grauwe Gordijn, door denzelfde; |
- | Gerda, door A.S.C. Wallis; |
- | Verzen II, door Annie Salomons; |
- | Verhalen uit het verre Oosten, door denzelfde; |
- | Moeders, door Marie Schmitz; |
- | Marietje, door dezelfde; |
- | Verzen, door dezelfde; |
- | Gloed, door Joris Caeymaex; |
- | Vertoeven, door denzelfde; |
- | Het Boek der Liefde, door Dirk Vansina; |
- | Kunstzij, door Egbert Eewyck; |
- | Verzen, door Richard De Cneudt; |
- | Naar lichtende Wegen, door denzelfde; |
- | Misleide Majesteit, door Is. Querido; |
- | Israël Querido, door A.M. De Jong; |
- | Het Land van de Dorst, door Albert Kuyle; |
- | Alarm, door denzelfde; |
- | De Stad des Levens, door Kees Meekel; |
- | Het Inzicht, door Jo von Ammers-Küller; |
- | Tom's Dagboek, door W.L. Penning Jr.; |
- | Museum van plastische Verzen, door M.H. Werkman; |
| |
| |
- | Verzamelde Gedichten 1906-1912, door Th. Van Ameide; |
- | Kerstvertellingen. - Een vijftal Sagen, door Antoon Coolen; |
- | Het Lied der Korenvelden, door Ferenc Móra; |
- | Geuzen, door J.H. Eekhout; |
- | Marietje, door Johan Wesseling; |
- | Frans Biberkopf's Zondeval, door Alfred Döblin; |
- | Opgang, door P.N. Van Eyck; |
- | Oude Glorie, door Marie Van Zeggelen; |
- | Tuin van Eros, door Jan Engelman; |
- | Aan den Einder, door Miek Janssen; |
- | Schaduw van den Toren, door dezelfde; |
- | Het wijde Leven, door Leo Speet; |
- | Verzen, door A.E. van der Dussen; |
- | Uit eenzame Uren, door J. Philip Van Goethem; |
- | Guirlanden, door Ellen; |
- | Een Verzenboek, door Laurens Van der Waals; |
- | Het levend Verleden, door J.G. Van der Haar; |
- | Kamperfoelie, door S. Hermina Croiset; |
- | De Droomer, door Antoon Thiry; |
- | Mijnheer Pastoor en zijn Vogelen Parochie, door denzelfde; |
- | Aanloop, door Emmy Van Lokhorst; |
- | Het Leven gaat door, door Fenna De Meyier; |
- | De Tuinen van Liefde en Dood, door Maurits Uyldert; |
- | Orplid, door J. Jac Thomson; |
- | De Pelgrim met de Lier, door denzelfde; |
- | De Parelduiker, door J.J. De Stoppelaer; |
- | Roode Verzen, door Dr. H.W.Ph.E. Van den Bergh van Eysinga. |
- | Gedichten, door Augusta Peaux; |
- | Tarass Boulba de Kozakken hoofdman, door Nicolas Gogol; |
- | Rooie Rob, door Walter Scott; |
- | Het Wonderboek, door Marie Koenen; |
- | De Wilde Jager, door dezelfde; |
- | Sproken en Legenden, door dezelfde; |
- | De Moeder, door dezelfde; |
- | Het platonisch Denken bij P.C. Boutens, door Anton Reichling S.J; |
- | Morgendauw, door H. Gerversman Jr.; |
- | Verzen, door Johan Borgman; |
- | Libertijnsche Liederen, door Jacob Israël De Haan; |
- | Het Joodsche Lied, door denzelfds; |
- | Verzen, door Martien Beversluis; |
- | Vincent Haman, door W.A. Paap; |
- | Herfst, door Marcel Matthys; |
- | Het Land van Belofte, door Alexander Newjerow; |
- | Liederen van de H. Hildegard 1098-1179, door Gery Helderenberg; |
| |
| |
- | Wijdingen, door Wilhelm Loeb; |
- | En eeuwig zingen de Bosschen, door Trygve Gunarssen; |
- | Winden waaien om de Rotsen, door denzelfde; |
- | De Weg tot elkander, door denzelfde; |
- | Via Dolorosa, door Herman Middendorp; |
- | Eerste Verzen, door Felix Rutten; |
- | Avondrood, door denzelfde; |
- | Wilde Rythmen - Tamme Verzen, door J.M. Brans; |
- | Het Kristallen Masker, door François Pauwels; |
- | Verzen, door Willem Kalma; |
- | Blijde Beelden, door Frits Portielje; |
- | Ideeën over Kunst en Schoonheid door L. Hoyack; |
- | Gedichten, door Jacques Perk; |
- | De Rozen rijpen, door Jan Vercammen; |
- | Irrequietum, door A, G. Christiaens; |
- | De dwaze Bruid, door Rene Verbeeck; |
- | De Winter laat niet los, door Paul Verbruggen; |
- | Een Gevangene zingt, door Gabrielle Demedts; |
- | Vlaamsche Expressionisten; |
- | Het Blanke Waaien, door Paul De Vree; |
- | Van Zeevarende Luyden en Zee-Poëten, door G. Kalff; |
- | Van Schijn en Schemer, verzen van Bernard Verhoeven; |
- | Passiebloemen, door Hilarion Thans; |
- | Van een Kindje dat Maria zag, door denzelfde; |
- | Zuster Chiara, door denzelfde; |
- | Verloren Stroom, door denzelfde; |
- | De Uitvinder, door Nine Van der Schaaf; |
- | Het Letterkundig Leven van Frankrijk, I, II, III, IV, door A.G. Van Hamel; |
- | Verlaine, door Dr. A. Willemse; |
- | Dramatische Kroniek, 4 Dln, door Top Naeff; |
- | Vlaggen in Stad en Haven, door Bjönstjerne Björnson. |
| |
Aangeboden boeken
Door de Koninklijke Akademie van Amsterdam:
- | Studies in Indonesian Culture, I Oirata, a Timorese Settlement on Kisar, door J.P.B. De Josselin-De Jong. |
Door het Historisch Genootschap van Utrecht:
- | Notulen gehouden ter vergadering der Staten van Holland in 1670 door Hans Bontemantel, bewerkt en uitgegeven door Dr. C.G. Smit; |
| |
| |
- | Regesten van oorkonden betreffende de Bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, verzameld door Dr. J.W. Berkelbach van der Srenkel. |
Door het Kgl. Danske Viderskabernes Selskab:
- | Les Prêtres de Poseidon Hippios. - Etude sur une inscription hindienne, par Chr. Blinkenberg. |
Door de Smithsonian Institution:
Door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden:
Door de Universiteit te Groningen:
- | De Structuur van Kierkegaard's OEuvre, door T. Dokter; |
- | Het Wezen der Kunst. - Onderzoek naar de Gronden der aesthetische Waardeering, door K.L. Piccardt; |
- | Het Compromis als zedelijk Vraagstuk, door W. Sikken; |
- | Het Werkwoord bij Gysbert Japicx, door W.L. Brandsma; |
- | Het Rudolfsboek, door H.S.E. Bos-Van der Heide; |
- | Historischer Kommentar zu Justins Epitome Historiarum Philippicarum des Pompeius Trogus 1. XXVII-XXXIII, und zu den Prologi dieser Bücher, door J. Boerma; |
- | Stil und poetischer Charakter bei Detlev von Liliencron, door J. Elema; |
- | Etudes sur l'origine et la formation de la Chanson d'Aspremont, door R. Van Waard; |
- | Geld en Waarde. - Een historisch en theoretisch Onderzoek, door E. Frank. |
- | De Rechtsbetrekkingen der Leden van het Britsche Gemeenebest, onderling en in het Volkenrecht, door A. Tammes; |
- | Dutch international Law relating to the carriage of Goods by Sea, including a Comparison with Old Dutch, French, German and English Law, door Th. R. Van Slooten. |
Door den Heer A. Siffer:
- | Les Sires de Pottes-sur-l'Escaut - Histoire - Généalogie - Documents; |
- | Chartes et Documents concernant la Famille van Vaernewyck. Trois parties, par A. Ghellinck d'Elseghem Vaernewyck; |
- | La Généalogie de la Maison de Diesbach, par le même; |
Door de Schrijvers:
- | Bovenzinnelijk Verdriet, door Albert Westerlinck; |
- | Van den Os en den Ezel, door Ernest Claes; |
- | Die Heiligen von Sichem, door denzelfde (Vertaling). |
- | Syn po tátovi, door denzelfde (Vertaling.) |
| |
| |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris.
1. Bestuurscommissie der Kon. Vl. Academie voor 1938 (art. 2 van de wet van 2 Aug. 1924). - In het Staatsblad van 17 en 18 Januari verscheen de samenstelling dezer Commissie.
Voorzitter:
De heer Dr. Fr. Van Cauwelaert, Minister van State, werkend lid en bestuurder voor 1938 van de Koninklijke Vlaamsche Academie, Lozannastraat, 244, Antwerpen.
Ondervoorzitter:
De heer Prof. Dr. A. Cornette, hoofdconservator van het Koninklijk Museum van Schoone Kunsten, te Antwerpen, werkend lid en onderbestuurder voor 1938 van de Koninklijke Vlaamsche Academie, V. Desguinlei, 164, Antwerpen.
Lid-Secretaris:
De heer Dr. L. Goemans, werkend lid, bestendig secretaris en bestuurslid der Koninklijke Vlaamsche Academie, Bondgenootenstraat, 216, Vorst-Brussel.
Leden:
De heer Kan. J. Jacobs, hoofdopziener van het diocesaan onderwijs, werkend lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie, Leopoldstraat, 842, Mechelen.
De heer Dr. L. Willems, advocaat, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, Burgstraat, 57, Gent.
2. Ontvangst van het Bestuur der Kon. Vl. Academie ten Paleize. - Den heer bestuurder werd i.d. Januari ll. door den Grootmaarschalk van het Hof ter kennis gebracht dat Zijne Majesteit hem met den onderbe- | |
| |
stuurder en den bestendigen secretaris der Academie op 28 januari bij gelegenheid van de jaarwisseling zou ontvangen. Er werd tevens gemeld, dat een adres aan Zijne Majesteit mocht worden afgegeven.
De heer onderbestuurder was door ziekte verhinderd de ontvangst bij te wonen.
Een adres werd ten Paleize van wege de Academie aangeboden. Dit adres verscheen met andere adressen van staatslichamen in het staatsblad van 8 Februari 1938. Hieronder de tekst er van:
Sire,
De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde neemt de wisseling van het jaar te baat om haren Hoogen Beschermheer nogmaals de eerbiedige hulde te brengen van hare trouwe verknochtheid, en tevens de vurigste wenschen uit te drukken voor de welvaart van Uwe Majesteit en voor die van de Koninklijke Familie.
Sire,
De Vlaamsche Academie weet hoe nauw de geestelijke en moreele belangen van het Land Uwe Majesteit aan het hart liggen en beseft in welke mate de Koning moet kunnen rekenen op de toegewijde medewerking van de Staatslichamen waarvan het de bijzondere taak is die belangen te bevorderen.
In den schoot eener natie die zedelijke grootheid betracht, vertegenwoordigen de Academiën een gezag dat, op het gebied van de Wetenschap zoowel als van de Kunst en de Letteren, aan de verheven noodwendigheden van het Volk dient ten goede te komen.
De algemeene opbloei van eigen cultuurleven, welke zich sedert jaren, en meer bijzonder sedert de vernederlandsching van ons onderwijs, bij de Vlamingen openbaart, laat de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde niet toe de taak
| |
| |
van steun en leiding, welke voor de Academiën is weggelegd, tegenover de Vlaamsche bevolking in haren vollen omvang te verwezenlijken. Maar zij betrouwt. binnen de grenzen van hare zending, de verwachtingen van Uwe Majesteit niet te beschamen en het hare te kunnen bijdragen om den beschavingstoestand van de Vlaamsche volksgemeenschap op een steeds hooger peil te brengen.
Moge de geschiedenis later van de regeering Uwer Majesteit getuigen, dat zij ons Land, in onverstoorde eendracht, met een rijker en overvloediger geestesleven heeft bedeeld!
Gedaan te Gent, op 26 Januari 1938.
De Bestuurder, F. Van Cauwelaert.
De Bestendige Secretaris, L. Goemans.
De Onderbestuurder, A. Cornette
3. J. Eeckhout-prijs. - Op 30 Januari 1938 verscheen in het Staatsblad (N. 30, p' 414) het Koninklijk Besluit van 23 November 1937 waarbij de schenking ter stichting van den J. Eeckhout-prijs is aanvaard.
4. Lidmaatschap der Academie. - In hetzelfde nr van het Staatsblad wordt gemeld, dat de verkiezing van den heer A. Van Cauwelaert werkend lid ter vervanging van den heer J. Mansion door K.B. van 20 Januari 1938 werd goedgekeurd.
Bij brieve van 25 Januari ll. dankt de heer Henri de Man de Academie voor de eer die hem door zijn benoeming tot werkend lid te beurt valt.
| |
| |
5. 85e verjaring van Mej. E.M. Belpaire. - Bij deze gelegenheid werd ons hooggeacht medelid te Antwerpen op 30 Januari ll. gevierd. De bestuurder der Academie was op deze viering aanwezig en de bestendige secretaris liet uit naam der Academie aan Mej. Belpaire een brief van eerbiedige gelukwenschen geworden.
6. Geboorte van H.K.H. Prinses Beatrix der Nederlanden. - De consul der Nederlanden te Gent noodigde de Academie uit tot bijwoning van den plechtigen Dienst die gehouden werd op Zondag, 6 Februari 1938 in de Nederlandsche Hervormde kerk te Gent.
De heer Leonard Willems heeft aangenomen de Academie op deze plechtigheid te vertegenwoordigen, alsook de ontvangst bij te wonen daarna door den Consul en Baronesse van Wassenaer te hunnent aangeboden,
7. IVe verjaring van het afsterven van Koning Albert. - Vanwege den heer Minister van Openbaar Onder wijs werd aan de Koninklijke Vlaamsche Academie het volgende ter kennis gebracht:
Z.M. de Koning heeft besloten, dat er voortaan ieder jaar op 17 Februari, te 11 uur, in de Kerk van Sint-Jacob-op-Koudenberg een Zielmis zal opgedragen worden ter nagedachtenis van Koning Albert en van de afgestorven Leden van de Koninklijke Familie.
De hooge staatslichamen dienen deze plechtigheid bij te wonen.
Alleen de leden der Academie die te Brussel verblijven werden onmiddellijk verwittigd. Bij gebrek aan forfaitaire reisbiljetten was het onmogelijk de andere leden uit te noodigen.
| |
| |
8. Confederatie der Oud-strijders van Oost-Vlaanderen en Bond der Vuurkruisen. - Deze vereenigingen noodigden de Academie uit tot de Plechtige Absoute door Z.H. Mgr. Coppieters op Donderdag 17 Februari 1938 in de Hoofdkerk van St-Baafs gezongen ter nagedachtenis van Z.M. Koning Albert. De leden der Academie, heeren: L. Willems en J. Eeckhout, hebben aangenomen ons Genootschap op deze plechtigheid te vertegenwoordigen.
9. Programma van Teyler's Tweede Genootschap te Haarlem (voor het jaar 1938.) - Directeuren van Teyler's Stichting en de Leden van Teyler's Genootschap deelen mede, dat zij hebben besloten voor het jaar de volgende prijsvraag uit te schrijven:
Wordt gevraagd: Een onderzoek naar den invloed der Fransche ‘Grands Rhétoriqueurs’ van de 15de eeuw op de Nederlandsche letterkunde.
Bedoeld is: nader dan tot dusverre geschied is het verband aan te toonen tusschen de genoemde periode der Fransche letterkunde (dichters als Eustache Deschamps, Jean le Maire de Belges, Jean Molinet, Jean Marot, enz.) en de Zuid- en Noordnederlandsche Rederijkersliteratuur, zoowel wat betreft de stoffen, de onderwerpen, den inhoud en den geest, als wat aangaat den vorm (taal en stijl, beeldspraak, woordvorming, zinsbouw, rhythme, maat, rijm, strophenbouw, enz.); met eene breedere beantwoording der vraag, of, en zoo ja, welke Fransche voorbeelden gevolgd zijn bij de stichting, benaming en inrichting der Nederlandsche ‘Kamers van Rethorica’.
De antwoorden moeten worden ingezonden vóór of op den 1sten Januari 1940, opdat zij vóór den 1sten April 1940 kunnen beoordeeld worden.
De prijs voor het best en voldoend antwoord bestaat in een gouden eerepenning, op den stempel des Genootschaps geslagen ter innerlijke waarde van f 400. -, of deze waarde in geld, ter keuze van den bekroonde.
| |
| |
De verhandelingen moeten in het Nederlandsch, Fransch, Engelsch of Hoogduitsch, met eene Latijnsche letter, vooral goed leesbaar geschreven zijn door eene andere hand dan die van den inzender (of met de schrijfmachine). Ook moeten zij vóór den bepaalden tijd in haar geheel worden ingezonden; geen antwoorden, waaraan eenig gedeelte bij de inlevering ontbreekt, zullen tot het dingen naar den gemelden eereprijs worden toegelaten.
De schrijver van een bekroond antwoord is gehouden het auteursrecht op zijn werk aanstonds aan de Stichting over te dragen, opdat deze het recht verkrijge het antwoord als Verhandeling van het Genootschap, desverkiezende ook vertaald, in druk uit te geven. Indien de Stichting niet binnen drie maanden na de overdracht van het auteursrecht den bekroonden auteur heeft bericht, dat zij tot onverwijlde uitgave van zijn werk heeft besloten, wordt de overdracht van het auteursrecht ongedaan gemaakt en verkrijgt de schrijver de volle beschikking daarover terug.
De handschriften van ingezonden antwoorden worden eigendom der Stichting. Van deze antwoorden kunnen aan de schrijvers geen afschriften worden verstrekt, tenzij op hun kosten.
De antwoorden moeten, zonder naam en alleen met een spreuk onderteekend, vergezeld van een verzegeld briefje, dezelfde spreuk ten opschrift voerend en van binnen des schrijvers naam en woonplaats behelzende, gezonden worden aan het Fundatiehuis van wijlen den Heer P. TEYLER VAN DER HULST te Haarlem.
10. Stichting tot bevordering van de studie van Taal, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis van Zuid-Afrika. - De heer H. Burger, secretaris van deze stichting, biedt de Kon. Vl. Academie ter kennisneming aan het vierde jaarverslag van den leerstoel voor Zuid-Afrikaansche taal- en letterkunde aan de Universiteit Amsterdam.
11. Suid-Afrikaanse Akademie vir Taal, Lettere en Kuns. - Vanwege Prof. Besselaer, buitenlandschen vertegenwoordiger van deze Academie, wordt ons het Bulletin, XII, 1937 der S.-A. Ac. toegestuurd, met de bekendmaking
| |
| |
dat voortaan het Tijdschrift vir Wetenschap en Kuns als het ambtelijk zal dienen.
12. Boekerij der Academie. - De Bestendige Secretaris brengt volgend verslag uit over den toestand der boekerij einde 1937.
Om aan de voorschriften van het Reglement van de Secretarie te voldoen, heb ik de eer een verslag uit te brengen over den toestand van de Boekerij in het jaar 1937.
Aanwinsten. - Deze worden zoo regelmatig mogelijk in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen. Gedurende het jaar 1937 beliepen zij tot 865 boeken en brochuren (waarbij dient gevoegd een volledig stel van de Verslagen en Mededeelingen 1887-1935 dat aangekocht werd), 24 tijdschriften en dagbladen.
A. - Daarvan werden 532 boeken en brochuren en 3 tijdschriften aan de Academie aangeboden nl.:
|
Boeken en brochuren |
Tijdschrift dagbladen |
1) |
Door de Regeering |
297 |
1 |
2) |
Door openbare besturen, letterkundige en andere genootschappen, onderwijsinstellingen, enz. |
|
|
a) |
in België |
9 |
|
|
b) |
in het Buitenland |
151 |
2 |
3) |
Door de leden |
57 |
|
4) |
Door bijzonderen |
|
|
a) |
in België |
16 |
|
|
b) |
in het Buitenland |
2 |
|
|
_____ |
_____ |
|
532 |
3 |
B. - Werden aangekocht: 333 boeken en 21 tijdschriften (alsook een volledig stel Verslagen en Mededeelingen (1887-1935).
C. - In ruil voor haar Verslagen en Mededeelingen en haar Jaarboek ontving de Academie:
a) | uit België 43 tijdschriften en dagbladen. |
b) | uit den vreemde: 14 tijdschriften. |
| |
| |
13. Zitdag der Academie. - Volgend schrijven werd i.d. 9 Februari aan de werkende leden der Academie gericht:
De werkende leden van de Koninklijke Vlaamsche Academie die deel uitmaken van het Parlement klagen sedert jaren, dat zij de zittingen der Academie niet kunnen bijwonen zoolang deze op een Woensdag vergadert. Reeds vroeger werd een schriftelijke vraag aangaande de keus van een anderen dag aan de Academieleden gesteld. De antwoorden toen door het Bestuur ontvangen konden tot geene bevredigende oplossing leiden.
Ten einde de heeren Parlementairen toe te laten zooveel mogelijk op onze zittingen aanwezig te zijn, zou de keus op een Maandag, een Vrijdag of een Zaterdag dienen te vallen.
Wellicht mag van de heeren Hoogleeraren worden verwacht, dat zij voor het aanstaande studiejaar hun lessen in dien zin trachten te schikken.
Ik verzoek u derhalve, Geachte Collega, bijgaand formulier behoorlijk ingevuld en onderteekend naar de Secretarie der Academie te willen terugsturen.
De uitslag van deze zal zoo spoedig mogelijk aan de Academie worden medegedeeld.
14. Voorstel van de Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises. - De heer Van Zype is door de Académie de Langue et de Littérature Françaises gelast geworden aan de Vlaamsche Academie een voorstel tot samenwerking te onderwerpen in een aangelegenheid die zoowel de Vlaamsche als de Fransche letterkunde hier te lande aangaat.
De heer Firmin Van den Bosch heeft verkregen, dat ieder der beide de Academies een subsidie zou bekomen op de Radio-taks. De jonge letterkundigen verkeeren inderdaad in een grooten nood: ze kunnen, gezien de steeds stijgende drukkosten, de werken niet laten verschijnen waarvan
| |
| |
hun toekomst afhangt. De toestand dreigt een ramp te worden voor onze letterkunde zelf.
Verdere maatregelen dringen zich op. Het bekomen subsidie is ontoereikend. De staat zou de jonge letterkundigen een machtigen steun dienen te verleenen tot publicatie van de beste hunner werken.
Wie zal over de waarde van de te publiceeren werken oordeelen? De Academies. De tijd is gekomen om hun rol meer practisch ten nutte te maken voor het algemeen.
Ten einde deze en andere gemeenschappelijke belangen te bespreken, dient volgens het oordeel der Fransche Academie in beide Academies een Commissie aangesteld.
De Commissie der Fransche Academie is reeds opgericht en zal een reeks vragen behandelen die aan de Vlaamsche Academie zullen worden medegedeeld.
De twee Commissies zouden nadien bijeenkomen.
De heer bestuurder vraagt dat de Academie aan haar Bestuur oorlof zou verleenen om de eerste besprekingen met de afvaardiging der Fransche Academie te voeren. De vergadering is het eens om daartoe haar toestemming te geven.
15. Association Budé. - De Heer Minister van Openbaar Onderwijs wenscht het oordeel van de Academie te kennen aangaande den inhoud van den brief waarvan een afschrift volgt:
Brussel, den 21 December 1937.
Geachte Heer Minister,
Ik ben zoo vrij Uw aandacht te vragen voor volgende zaak die U hoogst waarschijnlijk belang zal inboezemen.
Naar aanleiding van de tentoonstelling der uitgaven van de Association Budé, heb ik contact gehad met den secretarisgeneraal van deze vereeniging, den heer Malye. Ik heb met hem
| |
| |
samen onderzocht de mogelijkheid om in deze uitgaven ook te doen verschijnen enkele Vlaamsche werken uit onze Middelnederlandsche literatuur, waarvan de uitgave belang heeft voor de vergelijkende studie van de literatuurgeschiedenis. Ik bedoel hier teksten zooals Reinaert, een of ander werk van Ruusbroec, de Abele Spelen, Karel ende Elegast, waarvan de Fransche oervorm verloren is gegaan, Beatrijs, e.z.m.
Dit voorstel werd met sympathie onthaald en de H. Malye stelde mij de vraag of een officieel organisme een dergelijke uitgave zou patroneeren en haar de noodige wetenschappelijke waarborg geven. Ik heb gemeend goed te doen hem te verwijzen naar de Koninklijke Vlaamsche Academie.
Na de zaak nogmaals onderzocht te hebben, meent de H. Malye dat het wel mogelijk zal zijn dit plan te verwezenlijken indien een Comité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Academie, van de universiteiten, van het departement van Openbaar Onderwijs en wellicht van de Universitaire stichting, zou kunnen instaan voor den aankoop van een bepaald aantal exemplaren. Er zou vooralsnu sprake kunnen zijn van één boek per jaar. Een dergelijke uitgave moet aan de Association Budé circa Fr. 30.000 opbrengen. De deelen kosten ongeveer Fr. 30. De oplage bedraagt gemiddeld 1.500.
Ik besef wel dat er bezwaren kunnen bestaan tegen een verbintenis vanwege een dergelijk Comité om een 1000 exemplaren van een tekstuitgave met vertaling van Vlaamsche werken te plaatsen, maar ik meen toch dat de zaak op zich zelve voor de diffusie van onze literatuur in den vreemde van genoegzaam belang is opdat ze zou worden onderzocht.
Ik heb daarom den inhoud van mijn gesprek met den Heer Malye medegedeeld aan den Bestuurder van de Koninklijke Academie en ben zoo vrij U thans ook op de hoogte te brengen van dit ontwerp.
Ik hoop, Geachte Heer Minister, dat het U eenig belang zal inboezemen en ben gaarne bereid verder in deze zaak te doen wat U zou wenschen, alhoewel ik niet verlang iets anders te zijn dan bemiddelaar. De zaak zelf zou moeten door philologen en door de afgevaardigden die U eventueel zou aanduiden, geregeld worden.
Wil aanvaarden....
(g.) J.A. Goris.
| |
| |
De vergadering, na het advies van de beide Taal-Commissies te hebben vernomen, beslist den Heer Minister ter kennis te brengen, dat zij eventueel bereid is om in het door de heeren Goris en Malye bedoelde Comité zitting te nemen, met dien verstande, dat zij haar wetenschappelijke medewerking zou verleenen zonder echter eenige flnancieele verplichting te kunnen aanvaarden.
16. Rekeningen der Academische Fondsen. - Deze rekeningen door de Bestuurscommissie en de Academie goedgekeurd zullen aan de Regeering worden onderworpen.
| |
Mededeelingen namens de commissies.
I. Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - Hr. Dr. L. Willems, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de hh. Goemans, Jacobs, Van Mierlo, Blancquaert en Grootaers;
en de hospiteerende leden: Prims en Baur.
Prof. van Mierlo fungeert als voorzitter, in de afwezigheid van Prof. Carnoy, voorzitter, en Prof. Verdeyen, ondervoorzitter, die zich lieten verontschuldigen.
Op de dagorde staat:
1o) Over een onbekenden bundel 16e-eeuwsche Refereinen. - Lezing door Dr. L. Willems.
Spreker vestigt de aandacht op een refereinenbundel in 1640 te Antwerpen door Hendrik Aertsens uitgegeven. Deze bundel bevat uitsluitend 16e-eeuwsche Refereinen. Eigenlijk is
| |
| |
dit een editio expurgata van den Doesborch-bundel (ongedateerd, maar van + 1531) onze literatuurgeschiedenissen kennen deze uitgave niet. Met de tekst-varianten van die uitgave moet dan toch rekening worden gehouden.
2o) Over de Antwerpsche uitgaven der Gentsche spelen van 1539 door Dr. L. Willems.
Nadat Joos Lambrecht op 31 Aug. 1534 de Spelen van Sinne van het Gentsche landjuweel had uitgegeven, zijn nog drie Antwerpsche uitgaven verschenen met den datum 25 October 1539. Spreker betoogt dat twee van die uitgaven geantidateerd zijn: zij zijn zeker vóór 1546 verschenen.
3o) Nota van den hr. Dr. Hegmans naar aanleiding van de Bijdrage Nr 38 De duivel Moenen uit de Lexicographische Sprokkelingen door Dr. Willems.
De Commissie besluit deze nota in haar verslagen op te nemen met het antwoord van Dr. Willems op deze nota.
4o) Voorstel ‘Association Budé’ om Mnl. teksten in de uitgaven der ‘Association Budé’ op te nemen. - De Commissie is eenparig van oordeel om dit voorstel met sympathie te begroeten. De Vlaamsche Academie is eventueel bereid om in het comité zitting te nemen - echter zonder eenige financiëele verplichting harerzijds.
De Academie zal gaarne nadere berichten desbetreffende van wege den Heer Minister te gemoet zien.
II. - Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde. - De hr. Toussaint Van Boelaere dd. secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de hh. Lateur, Vermeylen, Vande
| |
| |
Velde, (onderv.) Muls (voorz.), Toussaint van Boelaere en Em. De Bom.
en het hospiteerend lid: de hr. Baekelmans.
Op de dagorde staat:
1o) Zuid- en Noord-Nederlandsche Bibliographie over Natuur en Geneeskunde tot 1800 - 4e Bijdrage. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde.
De heer Van de Velde geeft lezing van zijn 4e bijdrage tot zijn ‘Zuid- en Noord-Nederlandsche bibliographie over Natuur- en Geneeskunde tot 1800’: deze 4e bijdrage bevat de titels van 729 werken, en gaat tot ‘Blondel’. Zooals naar gewoonte geeft spreker al gaande een aantal bizonderheden over de beteekenis van de genoemde schrijvers of aangehaalde werken ten beste. Hij wijst er op, dat er ook in sommige van die boeken gedichten voorkomen, - waaronder er zijn die het onderschrift J.V. Vondel dragen en een ander van de hand van Swammerdam is. - Inzonderheid belicht spreker de figuren van Barneveldt, Job Baster, de van Baeveghem's, de Buny en Blancardus, die in grootere of mindere mate hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de Nederlandsche natuur- en geneeskunde.
De Commissie drukt den wensch uit dat deze bijdrage in de Verslagen en Mededeelingen der Academie zal worden opgenomen.
2o) Voorstel ‘Association Budé’.
De voorzitter houdt lezing van een brief van den heer A. Goris aan den Minister van Openbaar Onderwijs gericht en waaruit de mogelijkheid blijkt om door de ‘Association Budé’ een aantal Vlaamsche werken met een Fransche vertaling te zien uitgeven. De Commissie is van oordeel dat het gedane voorstel met sympathie kan worden begroet en, onder sommige voorwaarden, in overweging kan worden genomen. Onder die voorwaarden, die nader onder het oog zouden moeten worden geno- | |
| |
men, moet eerst de financieele kant van de zaak worden beschouwd. Gaarne zal de Commissie nadere berichten desbetreffend van den heer Minister te gemoet zien, vooraleer een definitief advies uit te brengen.
| |
Dagorde
I. - Prijsvragen en wedstrijden 1938.
A) Prijsvragen. - Ingezonden antwoorden. Keurraden.
1. - Letterkunde.
Studie over de schildering van den mensch in de Oudijslandsche saga.
Eén antwoord werd ingezonden onder de kenspreuk: Ars longa, vita brevis
Tot leden van den keurraad werden aangeduid de heeren F. Baur, J. Jacobs en R. Verdeyen.
| |
2. - Kunstgeschiedenis.
Studie over den Zuid-Nederlandschen toondichter uit de 16e eeuw Jacob de Weert.
Eén antwoord werd ingezonden onder de kenspreuk: Lux ex septentrione.
Tot leden van de jury werden aangeduid de heeren A.H. Cornette, J. Muls en Leonard Willems.
| |
3. - Toponymie.
Studie over de oude en de moderne plaatsnamen van de gemeente Herne.
Eén antwoord werd ingestuurd onder den deknaam: Rijk van den Vinckenberghe.
| |
| |
Tot leden van de jury werden aangesteld de heeren J. Van de Wyer, A. Carnoy en E. Blancquaert.
| |
4. - Folklore.
Cultuurgeographisch onderzoek van de Vlaamsche sprookjesthema's.
Eén antwoord werd ontvangen onder de leus: Van vlas kan men geen fijn draad spinnen.
Tot leden van den keurraad werden benoemd de heeren: J. Van Mierlo, Lode Baekelmans en Em. de Bom.
| |
B) Wedstrijden. - Ingezonden werken. Keurraden.
Aug. Beernaert-prijs.
(13e tijdvak 1936-1937). Ingezonden werken:
1) | Het Gezin van Cies, door V. Rembtbaan; |
2) | Prinselijk Avontuur, door Ludo van de Wygaert; |
3) | De Purperen Vloek, door denzelfde; |
4) | De Gouden Tooverharen, door Désiré Geeraerts; |
5) | De Geesel Gods, door F. Vercnocke; |
6) | Elias, of het Gevecht met de Nachtegalen, door Maurice Gilliams; |
7) | De Zonneblinde Ruiters, door Marcel Coole; |
8) | Licht en Schaduw, door denzelfde; |
9) | Vrij als een Vogel, door Alexis Callant; |
10) | Tiperi, door denzelfde; |
11) | Door roode Vuur, door Blanka Gijselen; |
12) | In Memoriam, door Constant Eeckels; |
| |
| |
13) | Koraal van den Dood, door Achilles Mussche; |
14) | Ontvangenis, door Julia Tulkens; |
15) | Vader (Ms., in één exemplaar), door dezelfde; |
16) | Doppen, door Marcel Matthys; |
17) | Het Fortuintje van Tante Ursule, door Robert Masure; |
18) | Gewijde Grond, door Karel Jonckheere; |
19) | De Ruitentikker, door Marcel Matthys; |
20) | Uit zwarte Duinen, door F. Van Eygen; |
De jury werd samengesteld uit de heeren: A.H. Cornette, J. Eeckhout, J. Muls, A. Vermeylen, door de Academie aangeduid en den heer Oscar Van Hauwaert, afgevaardigde van de Regeering.
| |
Nestor de Tiere-prijs.
(3e tijdvak, 1936-37) ingezonden werken:
1) | Als Roeland luidt, door J. Veronocke; |
2) | De Zonnige Tocht, door Yvonne Waegemans; |
3) | Esther, door Germaine Ceunen; |
4) | Broeder Angelus en de drie Roovers, door Constant Eeckels; |
5) | Vikings, door R. Van Steenberghe; |
6) | Schipbreuk, door Gustaaf Vande Perre; |
7) | Het Kind van den Oorlog, door Michel Liefooghe. |
De jury werd samengesteld uit de heeren: Fr. Lateur, Herm. Teirlinck en Toussaint van Boelaere.
|
|