Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1937
(1937)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 987]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van 15 December 1937.Zijn aanwezig: de heeren R. Verdeyen, bestuurder; Fr. Van Cauwelaert, onderbestuurder; L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: Fr. Lateur, L. Willems, A. Vermeylen, A.J.J. Van de Velde, J. Jacobs, J. Salsmans, Fr. Daels, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, P. Bellefroid, A. Carnoy, J. Van Mierlo, F. Timmermans, J. Van de Wyer, A.H. Cornette, Em. De Bom, Fl. Prims, L. Baekelmans en L. Grootaers, werkende leden;
de heeren: A. Van Cauwelaert, J. Eeckhout, Ern. Claes, J. Grauls, L. Monteyne, E. Blancquaert, Fr. Baur en W. Van Eeghem, briefwisselende leden.
Laten zich verontschuldigen: de heeren M. Sabbe, C. Huysmans, werkende leden; de heer H. De Man, briefwisselend lid.
***
De bestendige Secretaris leest het verslag van de November-vergadering: het wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Dr. Lodewijk Simons, werkend lid der Academie. - Op 10 December ll. had de Koninklijke Vlaamsche Academie het afsterven te betreuren van haar werkend lid Dr. Lodewijk Simons, te Elsene in den ouderdom van 80 jaar overleden. Die tijding werd per speciaal bericht aan de leden kenbaar gemaakt en, tot teeken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 988]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van rouw, werd de nationale vlag op het Academiegebouw halfstok geheschen. De lijkplechtigheid werd te Elsene o.a. door de heeren R. Verdeyen, bestuurder, E. Claes, J. Eeckhout, L. Goemans, J. Grauls, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, W. Van Eeghem, J. Van Mierlo bijgewoond. Bij den aanvang der zitting nam de heer Bestuurder, Prof. Verdeyen, vóór de rechtstaande vergadering het woord en sprak volgende rede uit:
Gisteren 14 December werd Dr. L. Simons, het oudste lid van onze Academie, ten grave gedragen. Sedert geruimen tijd hield zijn geschokte gezondheid hem uit ons midden verwijderd, doch onverminderd bleef zijn belangstelling in het werk der Academie en bijzonder gevoelig was hij voor de blijken van genegenheid, die hem van hieruit bereikten bij monde van onzen Bestendigen Secretaris. Die genegenheid mocht hem wel in ruime mate worden toegemeten. Zij, die hem hier in de Academie of daarbuiten hebben gekend, zullen zich zijn vriendelijke gemoedelijkheid herinneren, zijn hoog plichtbesef en zijn stille toewijding. Als wetenschappelijk werker was hij even nauwgezet als bescheiden. Al te bescheiden, zou men mogen zeggen, zoodat zijn werk niet altijd de plaats heeft gekregen, die het verdiende. Met zijn studie over het Roermondsch dialect staat Simons in het gelid van onze eerste dialectologen. Met zijn vertalingen van den Beowulf en het Walthariuslied behoort hij tot de zeldzame bevoegden, die te onzent een warme belangstelling hebben getoond voor het oud-germaansche epos, en onlangs nog werd gewezen op de hooge waarde van zijn Vondel-studies. Philologische, methodische gestrengheid en fijnzinnig literair inzicht gingen bij hem gepaard. Door zijn werken en zijn lezingen heeft hij de Academie op voortreffelijke wijze in haar taak bijgestaan in een tijd, toen de Vlaamsche Wetenschap nog steeds maar steunen kon op den vastberaden wil en de offervaardigheid van haar beoefenaars. Dit mogen noch zullen wij vergeten. Bij K.B. van 15 November werd het besluit van 3 Nov. 1936, waarbij Dr. L. Simons bevorderd werd tot Groot-Officier in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 989]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Orde van Leopold II, herzien en werd hij benoemd tot Groot-Officier in de Kroonorde. Tot onze voldoening heeft de Bestendige Secretaris onzen betreurden Collega nog kennis kunnen geven van deze hooge en welverdiende erkenning van zijn verdiensten.
Bij brieve van 13 December tot het Bestuur der Academie gericht, sprak de heer Cam. Huysmans zijn leedwezen uit over het overlijden van onzen vereerden Collega en verontschuldigde zich wegens ambtsplichten verhinderd te zijn de lijkplechtigheden bij te wonen.
Onderscheidingen. - Nationale Orden. - Bij Koninklijk besluit van 15 November 1837, werden benoemd in de Leopoldsorde: tot Commandeur de heer F.V. Toussaint van Boelaere; tot Officier de heer Prof. J. Van de Weyer; tot Ridder de heeren Lode Baekelmans en Dr. W. Van Eeghem; in de Kroonorde: tot Groot-Officier (bij wijziging van het Kon. Besl. van 3 November 1936) Mej. M.E. Belpaire en de heer Dr. L. Simons; tot Officier Prof. F. Baur (met terugwerkende kracht op 8 April 1936). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangeboden boekenDoor de Regeering:
Door den Bestendigen Secretaris:
Door den Schrijver:
Door de Kungl. Humanistiska Vetenskapssamfundet i Lund;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 990]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de Katholieke Universiteit te Leuven:
Door de Pontificia Academia delle Scienze van het Vatikaan:
Door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangekochte boeken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 991]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen van den Bestendige Secretaris.1. Lidmaatschap der Kon. Vl. Academie. - Bij Kon. Besl. van 12 November 1937 werd goedgekeurd de benoeming tot werkend lid van den heer Prof. Dr. L. Grootaers ter vervanging van wijlen den Z.E. heer Kanunnik Amaat Joos in de zitting van 20 October 1937 der Academie gedaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 992]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Vlaamsche Wetenschappelijke Academies. - Ingevolge een schrijven door de Academie i.d. 8 December tot den heer Minister van Openbaar Onderwijs aangaande de Vlaamsche Wetenschappelijke Academies gericht, werd ons Genootschap, bij ministerieelen brief van 9 December, op de hoogte gesteld van de door de Regeering gedane stappen. Deze brief werd aan de leden der Academie medegedeeld.
3. - Koninklijk Natuurkundig Genootschap Dodonaea, te Gent. - Prof. A.J.J. Van de Velde had de opdracht aangenomen de Academie op de viering van het 50-jarig Jubileum van Dodonaea te vertegenwoordigen. Hij gaf lezing van het adres door de Academie aan het Jubileerend Genootschap aangeboden. Het bestuur van Dodonaea dankt de Academie bij brieve van 9 December voor het afvaardigen van den heer Prof. A.J.J. Van de Velde op de feestvergadering en voor het aangeboden adres.
4. - Congres voor Folklore te Gent. - De heer Dr. Leonard Willems heeft de opdracht op zich genomen de Academie op de zittingen van het Congres voor Folklore (11, 12 en 13 December) te vertegenwoordigen.
5. - Geneeskundig examen in het leger. - Bij brieve van 24 November 1937 werd aan de Academie door het Ministerie van Landsverdediging de gewoone vraag gesteld aangaande de namen der geneesheeren die als lid van de Jury voor het Nederlandsch gedeelte van het examen kunnen fungeeren. De Academie duidde in haar antwoord van 26 November dezelfde candidaten aan als de voorgaande jaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 993]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen der bestendige commissiesI. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De hr. L. Willems, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Jacobs, Van Mierlo, Verdeyen en Blancquaert;
de heeren: Grootaers, Prims, Van Eeghem, hospiteerende leden.
Op de dagorde staat:
1o Verkiezing van een lid ter vervanging van wijlen Prof. Mansion. De commissie duidt Prof. Grootaers aan.
2o Over Drie schandaleuse Spelen van 1559 (uitg. Van Eeghem). - Lezing door Dr. L. Willems, werkend lid.
a) Spreker tracht eerst den datum te bepalen der drie Esbattementen, alsook den datum der 2 prologen, die eigenlijk bij de Esbattementen niet behooren. De proloog der Drie Sotten zou kunnen uit 1551 stammen wegens een brief van den Inquisiteur Sonnius, waar sprake is van de afschaffing der rederijkerskamers in ons land.
b) Spreker behandelt de levensbeschrijving van verschillende Brusselsche rederijkers, naar aanleiding van de Bijlagen door W. van Eeghem uitgegeven.
c) Spreker stelt een reeks tekstverbeteringen voor op de hss. der drie Esbattementen, die zeer slordige teksten zijn.
De voorzitter stelt voor, deze bijdragen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. De Commissie gaat dienaangaande akkoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 994]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o Bij een nieuwe theorie van het ontstaan der ‘Chansons de geste’. - Lezing door Prof. Dr. J. Van Mierlo, werkend lid.
Nu het failliet van Bédier's theorieën over het ontstaan der chansons de geste steeds duidelijker aan den dag komt, willen sommige romanisten het Fransche heldendicht verklaren uit Latijnsche vóór-epen. Prof. Van Mierlo onderzoekt welke die mogen zijn en ontdekt er nergens, buiten het Walthariuslied, dat toch in het Germaansche heldenlied wortelt. Hij wijst de pogingen terug om Chlotarius-lied, Haagsch fragment, enz. tot Latijnsche gedichten te maken. De vele Germaansche motieven en de talrijke herinneringen aan oudere tijden in de chansons de geste wijzen op traditie. In de chanson de Roland lag de kruisvaart-atmosfeer reeds van de 9e eeuw af, de eigenaardige kruisvaart-atmosfeer der elfde eeuw echter ontbreekt zelfs. Ook wie Bédier's theorieën opgeeft, moet noodzakelijk terug tot de oud Germaansche heldenliederen. De sage kan evenmin het Fransche heldendicht verklaren. Positief wordt dan aangetoond: hoe men, wat den vorm betreft, wel geleerden invloed kan, ja moet aannemen; maar de chanson de geste zelf wortelt in de Germaansche heldenepiek. Deze bestond overal bij de Germanen en is er steeds blijven voortbestaan. Waar het epos bij de Germanen ontstond, wortelde dit telkens in het heldenlied. De vroegste chansons de geste sluiten ook onmiddellijk aan, niet bij Latijnsche kronieken of gelijktijdige gebeurtenissen, maar bij de oude heldenliederen uit den tijd van Carlemagne, niet alleen wat de onderwerpen en den geest betreft, maar zelfs wat de dichters aangaat: de oudste dichters van chansons de geste zijn krijgers-dichters, nakomelingen van den Germaanschen scôp. Deze theorie heeft niets romantisch; zij eerbiedigt niet alleen alle wetenschappelijke gegevens, maar ook eerst ten volle de individualiteit van den kunstenaar: geen rondreizend jongleur voor beêvaartgangers, maar krijger-dichter voor de seigneurs barons. Aan het slot worden de premissen samengevat waaruit, volgens schrijver, het ontstaan uit de Frankische epiek moet volgen. De voorzitter stelt voor deze lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Ook hier gaat de Commissie met het voorstel akkoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 995]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4o Voorstel van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden om met de Vlaamsche Academie de leiding op zich te nemen van de uitgave van een reeks meesterwerken der Nederlandsche Letterkunde.
De Commissie is akkoord om het voorstel aan te nemen. Ter benoeming in de Commissie van advies voor de ontworpen uitgave duidt zij drie candidaten aan.
II. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Toussaint, ter vervanging van den heer M. Sabbe, secretaris, legt het verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Lateur, Vermeylen, Salsmans, Vande Velde (voorz.), Teirlinck, Muls (ondervoorz.), Toussaint van Boelaere, Em. De Bom en F. Timmermans;
en de heeren: Goemans, Cornette, Joris Eeckhout, Baekelmans en Lode Monteyne, hospiteerende leden.
Op de dagorde staat:
1o Stroomingen en gestalten in het na-oorlogsch Vlaamsch toonneelleven. - Lezing door Lode Monteyne, briefwisselend lid.
De heer Monteyne wijdt uitvoerig uit over het ontstaan van de vernieuwing, die vooral na 1920 zich in het tooneelleven, eerst in het buitenland en inzonderheid in Sowjet-Rusland en in Duitschland, heeft voorgedaan. De invloed van deze buitenlandsche opvattingen op het Vlaamsch tooneel bespreekt de heer Monteyne verder, vooral zooals zij in de Gruyter, Johan de Meester en Herman Teirlinck werden belichaamd. Hij besluit met een grondig onderzoek over den toestand van het Vlaamsche tooneelleven tot den dag van heden en bespreekt afzonderlijk elk der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 996]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche tooneelschrijvers, die aan de vernieuwing, met haar goede en haar kwade kanten, hebben meêgedaan en nog meêdoen. De Commissie is van oordeel dat de zeer grondige lezing van den heer Monteyne in de Verslagen en Mededeelingen zou behooren opgenomen te worden.
2o Voorstel van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden om met de Vlaamsche Academie de leiding op zich te nemen van de uitgave van een reeks meesterwerken der Nederlandsche Letterkunde. De Commissie gaat accoord met het voorstel, waarvan de heer Verdeyen nader kennis geeft. Ter benoeming in de Commissie van advies voor de ontworpen uitgave worden de heeren R. Verdeyen, J. Van Mierlo en Arthur Cornette voorgedragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Letterkundige mededeeling
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 997]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit niet minder dan tweehonderd onzer schrijvers heeft E.P. Axters voortreffelijke uitdrukkingen ingezameld: en men begrijpt iets van dat reusachtig werk als men hem hoort verklaren dat hij van Vondel alleen twintig werken met zorg excerpeerde. Waar geen passend woord voorhanden was, heeft hij een nieuwe verwoording voorgesteld. Zoo werkte hij niet slechts beschrijvend en inventariseerend, maar ook opbouwend, zoodat hij, ook door passende nieuwe vormingen volgens ons taaleigen, er naar streefde een volledige scholastieke vaktaal te schenken. Wij hebben hier dus een samenvatting en aanvulling van de fragmentarische lijsten vakwoorden, van in de XVIe eeuw opgemaakt, en van de pogingen die in dezen laatsten tijd, door meer dan een belangstellenden studax, tot het vaststellen eener scholastieke taalwerden aangewend; wij hebben nu een onontbeerlijk werktuig ten gerieve dergenen die, niet slechts in Noord-Nederland, maar ook bij ons, de wetenschappelijke begrippen in ons Nederlandsch willen uitdrukken; een heerlijk bewijs te meer, tot spijt van wie 't benijdt, dat onze taal daartoe zeer goed geschikt is. Schrijver is zich wel bewust, dat zijn werk nog niet alleszins volmaakt is: het is niet mogelijk, bij zulk opzet, iedereen naar wensch tevreden te stellen. Hij vraagt niet liever dan zaakrijke aanmerkingen en aanvullingen te ontvangen. Maar wij moeten hem toch van harte gelukwenschen, omdat zijn arbeid reeds een aanzienlijke stap vooruit is, een echte kultuurdaad, ja, wij lezen het tusschen de regelen, een daad van diep gevoelde piëteit voor onze Nederlandsche taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagorde1. - Lidmaatschap der Academie. - Geheime vergadering. - Verkiezing van een werkend lid. - De Academie ging over tot het verkiezen van een werkend lid ter vervanging van wijlen den heer Prof. J. Mansion.
Werden tot stemopnemers aangeduid de heeren J. Muls en A. Vermeylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 998]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werd verkozen de heer August Van Cauwelaert, briefwisselend lid.
2. - A. Beernaert- en N. De Tière-prijzen. - Benoeming der keurraden. - Worden aangesteld om deel uit te maken van de jury voor den A. Beernaert-prijs (14e tijdvak) de heeren leden Dr. Sabbe, A. Vermeylen, J. Muls en J. Eeckhout;
voor den De Tière-prijs (4e tijdvak) de heeren leden Fr. Lateur, H. Teirlinck en F.V. Toussaint van Boelaere.
3. - Voorstel van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. - Bij brieve van 22 October 1937 tot Prof. Verdeyen, Bestuurder der Academie, gericht, stelde de heer Prof. Dr. De Vries, uit naam van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor gezamenlijk de leiding op zich te nemen van de uitgave van een reeks meesterwerken der Nederlandsche letterkunde ten einde die onder het bereik van een uitgebreid beschaafd publiek te brengen. Drie leden der Academie zouden door deze worden aangeduid om zitting te nemen in een Commissie samengesteld uit zeven leden en onder voorzitterschap van Prof. De Vries. Alleen moreele, geen geldelijke steun wordt van de Academie verlangd. Na de bespreking, waar o.a. de vrees tot uiting kwam, dat deze uitgaven niet als wetenschappelijke uitgaven zouden bedoeld worden en dan ook minder bij de werkzaamheden onzer Academie zouden passen, werd beslist, dat, onder voorbehoud, drie leden nl. de heeren A. Cornette, J. Van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 999]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mierlo en R. Verdeyen zouden worden aangeduid om met de Noordnederlandsche leden der Commissie in voeling te komen en aangaande het geopperde bezwaar bevrediging te bekomen.
Lezing van den heer Dr. J. Muls, werkend lid. - De lezing van den heer Muls over Vondel en Zuidnederland, kon bij gebrek van tijd niet gehouden worden. |
|