Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1937
(1937)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 359]
| ||||||||||||||
Technische Woorden
| ||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||
schey-kunde, in 1762 van HalmaalGa naar voetnoot(7) van chemie. Het Scheikundig Jaarboekje voor 1903Ga naar voetnoot(8) wordt het Chemisch Jaarboekje voor 1904-1905Ga naar voetnoot(9). Thans wordt het woord scheikunde gewoonlijk door chemie vervangen. Door de diepe wijzigingen van ons gemeenschappelijk leven heeft het woord huishoudkunde of economie thans een andere beteekenis dan vroeger. Als wij denken aan oorlog, dan zijn de gebruikte methoden zoodanig veranderd dat heden van eereveld geen sprake meer kan zijn. Op het gebied der technische woorden, die tot nu toe weinig of niet werden bestudeerd, zou een belangrijk onderzoek kunnen ondernomen worden, waarover ik trouwens reeds talrijke bronnen bezit; de lijst ervan is te uitgebreid om hier vermeld te worden.
Ik stel, als titel, technische woorden en niet vakwoorden omdat de laatste uitdrukking ontoereikend blijkt. Wel schreef ik in 1921 twee mededeelingen over vakonderwijsGa naar voetnoot(10); in 1922 sprak ik van vakwoordenschatGa naar voetnoot(11); maar in 1933 vestigde ik de aandacht op de uitdrukking technisch onderwijsGa naar voetnoot(12), en mijn microbiologische woordenlijst van 1934 draagt als titel: Bijdrage tot den woordenschatGa naar voetnoot(13); het woordje vak werd opzettelijk vermeden. Ik wensch hier eenige technische woorden te bespreken, en ik begin met het begrip techniek dat ik reeds vroeger heb onderzocht. Uit de studie over technische woorden zal ik besluiten welk belang de internationale uitdrukkingen vertoonen: in de eerste plaats wordt door hun gebruik de wetenschap beter gediend, toepassing van dat historisch woord van Louis Pasteur: ‘La science n'a pas de patrie’; in de tweede plaats zijn zij door | ||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||
hun Griekschen, Latijnschen of ouden oorsprong minder rechtstreeks verstaanbaar; hunne beteekenis kan zich gemakkelijker aan wijzigingen aanpassen; zij kunnen gemakkelijker het Darwinisme doorstaan. De beteekenis die zij krijgen door een gebrekkige vertaling in het minder uitgebreid kader van eene taal wordt beperkt, en minder vatbaar voor ontwikkeling en vooruitgang. Als voorbeeld noem ik hier weder het woord chemie, thans in alle talen gebruikt; scheikunde is de wetenschap van de scheiding of analyse. Wat te doen met de opbouwende synthese? Een wetenschap genoemd scheikunde laat zich niet verdeelen in analyse en synthese; de beteekenis is te duidelijk; chemie is minder duidelijk en daarom ook beter geschikt. Hetzelfde kan gezegd worden van energie, economie, genie, agronomie, physica, pharmacie,... In zijn Destin des maladies infectieusesGa naar voetnoot(14) vestigt Charles Nicolle de aandacht op de wijzigingen der beteekenis van de woorden bureau, vaccin, en hij waarschuwt om technische uitdrukkingen in den hoogsten graad zuiver te benuttigen; hij raadt aan b.v. het woord inframicrobe te gebruiken in de plaats van ultramicrobe, mozaiek der machten in plaats van antigenenmozaiek. Maar ik kan hem niet stelselmatig volgen als hij aan dialectwoorden de voorkeur geeft boven wetenschappelijke; dialectwoorden schenken aan de talen waarin zij opgenomen worden nieuwe jeugdige krachten, beweert hijGa naar voetnoot(15). Zeker zal ik met hem hoofdpijn verkiezen boven cephalalgie, tuberculose boven phimie, eetlustgebrek boven anorexie; maar zou Nicolle als overdreven particularisme niet beschouwen leveling te zeggen in plaats van microbe, korrelingen voor microkokken, stokkelingen voor bacillen, snoerelingen voor streptokokken? In zijn overzicht over de Vlaamsche landbouwwetenschappelijke taal, zonder jaartal, maar wellicht ongeveer 30 jaren geleden verschenen, verzoekt Ing. Sebrechts technische dialectwoorden zooveel mogelijk door algemeen Nederlandsche te vervangen. Het is een eerste trap; een tweede trap is het gebruik van de internationale technische uitdrukkingen. Sebrechts geeft rijke lijsten van Nederlandsche technische woorden, met de La- | ||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||
tijnsche benamingen over vele landbouwgebieden, door hem als volgt genoemd: natuurkunde, scheikunde, plantkunde, dierkunde, landbouwkunde, plantenziekten, boekhouden, handel, landhuishoudkunde, landbouwmachienen, boschbouw, landelijke bouwkunde, fruitboomteelt, groententeelt, hoender en bijenteelt, zoetwatervisscherij, recht, wijsbegeerte. Over vele door hem aangehaalde woorden deel ik dezelfde zienswijze als hij; ik kan echter de uitdrukkingen niet aannemen: overhaling voor distillatie, straalbreking voor het Fransch reflexion, poreusheid voor porositeit, samenstelling voor synthese, verwantschap voor affiniteit, scheikundige werkingen voor het Fransch fonctions chimiques, eiwithoudende stoffen voor eiwitstoffen, kogelflesch voor ronde kolf, scheiwaag voor gevoelige balans, retort voor het Fransch matras, koolzure kalk voor calciumcarbonaat, ammonia voor ammonium, zwavelzure ammonia voor ammoniumsulfaat, ondeugden voor gebreken, microbische ziekten, bacillenziekten, bacteriumziekten voor besmettelijke ziekten, ontspanning voor ontlading, kiemvermogen voor kiemkracht, oplossing van kopervitriool voor kopersulfaatoplossing, enz. De taal der wetenschap is al ingewikkeld genoeg om verdere moeilijkheden te scheppen door het bakken van onnoodige woorden; die taal bedraagt ruim een millioen uitdrukkingen, wanneer de rijkste taal der dichters en der letterkundigen 50 duizend niet overtreft. Een bewijs te meer om gebruik te maken van internationale uitdrukkingen, van Griekschen of Latijnschen of nog ouderen oorsprong, als deze ons voldoening schenken.
Hieronder eenige der bronnen die ik raadpleegde bij het bereiden van mijn overzicht. In talrijke omstandigheden geven ons de woordenboeken, zelfs de technische, geen voldoende inlichtingen. Maar de bijzondere woordenlijsten door bevoegde deskundigen opgesteld blijven gewoonlijk de meest vertrouwelijke oorkondenGa naar voetnoot(16). | ||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Techniek.Ambacht o, métier m G; métier m, profession f V; handwerk o D; métier m, profession manuelle f Z; ambachtsonderwijs o, enseignement professionnel m, ambachtsschool v, école professionnelle f G; ambachtschool v, école ouvrière f D; ambachtsschool v, école professionnelle f, école f d'apprentissage Z; [trade, Handwerk, Gewerbe, technical school, Gewerbeschule Z; calling, craft, handicraft, trade, Handwerk, professional school, Fachschule D.]; handwerk, métier, profession d'un art mécanique K. Bij ambacht noemt B ambachtsman, ambachtsonderwijs, ambachtsschool.
Ambt o, emploi m, poste m, fonction f V; emploi m, poste m, fonction f, charge f Z; [office, Amt Z]; emploi, office, poste, charge, place, fonction ordinairement salariée K. Volgens B: bediening, betrekking, plaats, broodwinning, geldwinning, loopbaan, baantje, beroep, vak, bedrijf, gedoen, ambacht, stiel.
Bedrijf o, commerce m, industrie f, exploitation f Z; métier m, profession f D; acte m, action f G; bedrijfsleer v, technologie f G; [business, Geschäft, Gewerbe Z; profession, service, Gewerbe D]; profession f, métier m V; beroep, hanteering, profession, métier K; B verzendt naar ambt.
Beroep o, profession f, état m G; profession f, métier m V; beroepsonderwijs o, enseignement professionnel m G; profession f Z; métier m, profession f D; [calling, craft, trade, Beruf, Handwerk D; calling, Beruf Z]; beroeping, bedrijf, ambt, hanteering, heelmeester, kleermaker van beroep K; B verzendt naar ambt. | ||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||
Industrie v, industrie f GDZ; [industry, Industrie DZ]; industrieschool v, école f professionnelle Z; [school of industry, Industrieschule, Gewerbeschule Z]; B verzendt naar ambt met nijverheid, bedrijf.
Technicum o, école technique f G.
Technicus m, technicien K.
Techniek v, technique f GD; technique f, technologie f ZV, [technics, Technik DZ.]
Technisch, technique GK; technische hoogeschool v, école polytechnique f G; technische term of uitdrukking K.
Technologie v, technologie f GDZ; [technology, Technologie DZ]. Voor technologie zegt K kunstleer, kunst- en handwerksbeschrijving, bedrijfskunde, bedrijfsleer, ook technologie; B brengt technologie nevens bedrijfsleer en techniek.
Vak o, métier m, profession f. vakonderwijs o, enseignement professionnel m, vakschool v, école f professionnelle V; état m, profession f, métier m, vakschool v, école professionnelle, vakonderwijs o, enseignement m professionnel G; profession f, métier m Z; zie ambacht D; vakschool v, école f professionnelle DZ; [subject, branch, line, pigeonhole, trade, Fach, technical school, trade school, Fachschule Z; professionalschool, Handwerkschule D]; partie ou branche d'un art, d'une science, profession, métier, de verschillende vakken der kunsten K. Als afstammelingen van het woord vak noemt K alleen vakgenoot, zwijgt over vakschool, vakwoord, vakonderwijs; B brengt vak bij ambt, met de volgende samengestelde uitdrukkingen vakblad, vakgenoot, vakleeraar, vakman, vakonderwijs, vakschool, vakterm, vakwoord.
In mijn vroegere mededeeling van 1933 heb ik de redenen laten kennen waarom de voorkeur moet gegeven worden aan techniek v, beroep o en ambacht o: de uitdrukking technisch onderwijs is een algemeene uitdrukking voor het onderwijs van het practisch leven, met een practisch doel; technisch kan worden | ||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||
ingedeeld in beroep (profession) en ambacht (métier) volgens de medewerking van den geest of van de handen. Tot beroepsonderwijs (enseignement professionnel) behoort de opvoeding tot advocaat, arts, veearts, apotheker, ingenieur, leeraar, rechter, rekenplichtige, minister der eerediensten, zeewezen- en legerofficier, bouwkundige. Ik maak hier een duidelijk onderscheid met het wetenschappelijk onderwijs dat aanleiding geeft tot de theologie, de wijsbegeerte, de physische, wiskundige, biologische, natuurlijke, geneeskundige, juridische wetenschappen, welke na de verdediging van een proefschrift aanleiding geven tot den doctorsgraad. Het begrip ambachtsonderwijs (enseignement du métier, enseignement manuel ou ouvrier) omvat het onderwijs van den smid, den timmerman, den werktuigkundige, den geleider van automobielen, de huishoudster, den zeeman, den soldaat, den bureelbediende, den arbeider der bedrijven. Aan te stippen dat ten Bosch en De Veer hun viertalig woordenboek hebben genoemd Technisch woordenboek. De andere uitdrukkingen hebben een beperkte beteekenis: ambt is vooral administratief, bedrijf en industrie zijn in betrekking met materieele opbrengst, technologie met de algemeene kennis als bedrijfskunde of bedrijfsleer, vak met een deel van een beroep of een ambacht. Als internationaal woord verdient technologie den voorrang op bedrijfskunde of bedrijfsleer. | ||||||||||||||
Economie.Economie o, économie f BGV, ook oeconomie GV; Fransch-Nederl. economie = huishouding, huisbestuur V, économie politique, staathuishoudkunde, - rurale, landhuishoudkunde, - forestière, boschhuishoudkunde, - domestique, huishoudkunde V; Economie; [economy, oekonomie, Wirtschaftlichkeit, Wirtschaft] DZ. Economie domestique, huishoudkunde, - politique, staathuishoudkunde, - rurale, landhuishoudkunde, - de la nature, d'une loi, de economie van de natuur, van een wet. Economie is causale welvaartsleer, theoretische, practische, historische, mathematische economie W. Niet genoemd door K. | ||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||
Economisch V; economisch bedrijf, fonctionnement économique; economisch rendement, rendement économique D; économique is volgens G economisch, huishoudkundig, geographie économique, economische aardrijkskunde. Economische aardrijkskunde, geologie, geschiedenis, organisatie, conferentie, wetten, zaken, economisch-historische bibliotheek, economisch waardegebied, economisch beginsel W.
Economist, économiste GZ, [political economist, Volkswirtschaftler, Nationalökonom] Z; économiste is volgens G staathuishoudkundige, econoom. Alleen als tijdschrift aangeduid W. Economist B.
Econoom m, agronome m, ook oeconoom V; agriculteur, agronome [economist, Oekonom] Z; économiste, homme économe, agronome. Econome is volgens G provisor. Niet genoemd door W. Econoom in betrekking met landhuishoudkunde en staathuishoudkunde B.
Huishoudkunde, economie, science qui apprend à bien conduire un ménage K; landhuishoudkunde BG; staathuishoudkunde, économie politique ou sociale VK; économie domestique ou ménagère VG. Niet genoemd door K, noch door W; huishoudkunde B.
Huishoudkunst, art de conduire, de diriger un ménage, art du gouvernement domestique K.
Huishoudkundig, versé dans l'économie; staathuishoudkundig K; ménager V.
Huishoudkundige B.
(Land)huishoudkundige B.
(Staats)huishoudkundige, économiste KVB.
Huishoudonderwijs, enseignement ménager VGW.
Huishoudschool, école ménagère VGB. | ||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||
Het woord economie is internationaal en beter als huishoudkunde; de zonderlinge uitdrukkingen staats-, land-, boschhuishoudkunde worden met voordeel vervangen door staatseconomie, landelijke economie, boscheconomie; de echte huishoudkunde is huiseconomie. Economisch is beter, trouwens meer gebruikt dan huishoudkundig; ook economist voor huishoudkundige. Econoom heeft heden zijn oorspronkelijke beteekenis verloren van agronoom-beheerder van landelijke eigendommen en beteekent vooral de beheerder van het materieel leven in genootschappen of openbare besturen. Ik zou verkiezen de woorden huishoudkunde en afstammelingen te verwerpen, uitgezonderd in de zuivere beteekenis van familie- en huisbeheer. De uitdrukkingen huishoudonderwijs en huishoudschool dienen behouden te worden. De economie is thans een hoog belangrijke wetenschap waarvan de ontwikkeling de moeilijkheden van het modern sociaal leven moet volgen, en waartoe behooren de verbetering en de overwinning, door vlugge methoden, van de sociale kwalen, die met snelheid en hevigheid ontstaan; het woord economie blijkt beter dan de verouderde uitdrukking huishoudkunde. | ||||||||||||||
Energie.Deze schoone uitdrukking wordt, zooals zooveel andere, in de meeste woordenboeken verwaarloosd.
Energie, ontbreekt bij VGSK; voor het Fransch énergie geeft V werkdadigheid, werkkracht, lichaamskracht, spierkracht, geestkracht, wilskracht, maar arbeidsvermogen ontbreekt; bij G wordt energie kracht, geestkracht, énergie électrique is electrische beweegkracht, ook ontbreekt arbeidsvermogen; énergie, [energy, Energie] ZD. Energieverbruik, energieverkwisting, energievorm D. Energie, 1 (kinetische) ook arbeidsvermogen van beweging, levende kracht of vis viva genoemd, 2 (potentiëele) ook arbeidsvermogen van plaats genoemd; Energiewet, W; energie, cinetische energie, potentieele energie B.
Energiek, energisch = énergique V; energiek = énergique, énergiquement G. | ||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||
Arbeidsvermogen o, énergie f; puissance f V, énergie f GS; onvernielbaarheid van het arbeidsvermogen, conservation de l'énergie; verwantschapsvermogen, énergie d'affinité S; ontbreekt bij VGKZ; débit, effet, production, puissance D; wet van behoud van arbeidsvermogen = principe de la conservation de l'énergie, arbeidsvermogen van beweging, - van plaats = énergie actuelle ou cinétique, - potentielle D; arbeidsvermogen of energie, hier treft men meer uitleggingen als bij energie W; wet van arbeidsvermogen W; arbeidsvermogen van plaats B.
De uitdrukking energie, kinetische en potentiëele energie is internationaal; daarenboven is die uitdrukking meer uitgebreid dan arbeidsvermogen, het begrip energie omvat arbeidsvermogen, chemische affiniteit, electriciteit, warmte, licht. Laat ons dus bij voorkeur het woord energie gebruiken. | ||||||||||||||
Genie.Genie, zegt W, is het wapen, dat de uitvoering of de leiding op zich neemt der werkzaamheden voor de verhooging van de gevechtskracht en der bewegingsvrijheid van het leger noodig, voor zoover daartoe technische kennis en waardigheid worden vereischt, die de strijdende wapens niet kunnen ontwikkelen. Het is te betreuren dat een woordenboek, Nederlandsche uitgave, in een land verschenen waar het gevoel voor vrede zoo hoog is, zich uitsluitend op militairen grond beweegt. De Nouveau Larousse illustré is, voor genie, veel minder oorlogsgezind; daar lezen wij: Génie, art milit., corps de troupes chargé des travaux de fortification, génie militaire; mar., art des constructions navales, génie maritime; ponts et chauss. et archit., génie militaire. Het begrip genie omvat thans veel meer dan de beperkte betrekking tot de militaire inrichting. Thans is er een militaire genie, maar ook een burgerlijke, een landelijke genie, een zeevaartgenie, een watergenie, een werktuiggenie, een mijngenie, enz. Het begrip genie, bij iedere soort, omvat verscheidene onderdeelen: bouwkunde, sierkunde, architectuur, wegenis, rioleeren, verkeer, verlichting, enz. In een landbouwhoogeschool, b.v. deze van den staat te Gent, worden op het gebied van de lan- | ||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||
delijke genie het onder wijs (hoogleeraren Van Looy, Cornelis en Poppe) verspreid over bouwkunde, landbouwarchitectuur, topographie, toegepaste mechanica, grondverbetering, drooglegging en bewatering, wegenbouw, kleine spoorwegenbouw, motoren, landbouwmachines, electrotechniek. Daaruit vloeit dat genie over een veel breeder begrip beschikt dan bouwkunde, en dat bouwkunde ook meer uitgebreid is dan architectuur.
Architect m, architecte m GVZD; [architect, masterbuilder, Architekt, Baumeister D; architect, Architekt Z]; genoemd door B voor bouwkundige, bouwmeester; V zegt: architecte, bouwmeester, bouwkundige. Architect is een van het Grieksch afgeleid woord, dat opperste der werklieden beteekent; ook bouwmeester W.
Architectuur v, architecture f GV; V zegt: architecture, bouwkunst v, bouwtrant m (style); door B in betrekking met bouwkunde en bouwkunst. Architectuur (bouwkunst), architecture, [architecture, art of building, Architektur, Bouwkunst] D. Ook bouwkunst W.
Bouwbedrijf B.
Bouwkunde v, architecture f GVKDB; art de bâtir D; la science de la construction des édifices et d'en représenter l'ensemble et chacune des parties par le moyen du dessin K; construction, génie, burgerlijke bouwkunde, génie civil V; landelijke bouwkunde, architecture rurale S; [architektur, Baukunde, Baukunst D]. Voor W is bouwkunde, in engeren zin, de op wetenschappelijke en economische basis steunende kunde, noodig voor het oplossen der technische vraagstukken het bouwen betreffende. Bij het oplossen der technische vraagstukken echter moeten er bijna onafscheidelijk oplossingen worden gevonden voor vraagstukken van vormgevenden of ruimte bepalenden aard, waardoor het begrip bouwkunde zich uitstrekt over een veel grooter gebied, binnen hetwelk mede het begrip bouwkunst ligt besloten. Bouwkundige problemen toch kunnen, zakelijk technisch opgelost, als eindresultaat produkten van groote kunstzinnige waarde opleveren. Hieruit is verklaarbaar dat bouwkunde als synoniem voor bouwkunst wordt en in bepaalde ge- | ||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||
vallen kan worden gebezigd. Zw zegt voor bouwkunde: de wetenschap of kunde die men noodig heeft bij het bouwen; syn. bouwkunst. Het gebied der bouwkunde wordt gewoonlijk verdeeld in burgerlijke bouwkunde, water-, spoorweg-, vesting-, scheeps-, werktuig- en mijnbouwkunde.
Bouwkundige m, architecte m VZGBK; [architect, Architekt Z].
Bouwkunst v, de kunst die zich openbaart in het bouwwerk Zw; architecture f GVBK; voor W is bouwkunst, de kunst op zulk een wijze te bouwen, dat een schoon geheel verkregen wordt.
Bouwkunstenaar m, architecte m VK; bouwmeester of architect W.
Bouwmeester m, architecte m, maître, valet, laboureur V; architecte, inspecteur, intendant des bâtiments K.
Genie v, génie m VDG; [engineering, Genie, Ingenieurkunst] DZ; in Zw, wapen samengesteld uit een uitgebreiden staf van officieren, militaire ingenieurs en uit verschillende arbeidersgroepen. V geeft voor Fr. génie: (sciences, mil.) genie v, du génie, van de genie, école du génie, technische school, génie civil, burgerlijke bouwkunde. Evenals W en Zw beperkt B het woord genie tot het militair leger. K gebruikt genie voor militaire bouwwerken en over het militair korps met militaire bouwwerken belast.
Zonder twijfel bezit het internationaal woord genie de hoogste en breedste beteekenis, de kunde van den ingenieur; het kan onmogelijk beperkt blijven tot de krijgsbeteekenis. Er bestaan burgerlijke genie, militaire genie of krijgsgenie, landelijke genie, zeevaartgenie, watergenie, scheepsgenie, mijngenie, werktuiggenie, spoorweggenie. De bouwkunde is een deel van de genie, zeker een belangrijk deel van de genie; tot genie behooren ook toegepaste werktuigkunde, electrotechniek, topographie, vakken die moeilijker bij de bouwkunde kunnen worden ondergebracht. Er werd een taalkundige fout begaan, toen école du génie civil | ||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||
in school van burgerlijke bouwkunde werd omgezet; nauwkeuriger is school van burgerlijke genie. In het begrip bouwkunde treffen wij te gelijker tijd een wetenschappelijke, een esthetische en een practische beteekenis; dat begrip laat zich verdeelen in bouwwetenschap, bouwkunst, en bouwbedrijf; de bouwwetenschap wordt beoefend door den theoretischen ingenieur, de bouwkunst door den practischen ingenieur en door den architect of bouwkunstenaar, het bouwbedrijf door den bouwmeester. Architectuur beschouw ik als een belangrijk deel van de bouwkunst. Mijn overzicht toont aan dat de woordenboeken niet grondig genoeg de woorden bestudeeren; daarom ook hun aarzelen in menig geval. | ||||||||||||||
Chemie.Analyse v, analyse f VZDW; [analysis, Analyse ZD].
Analyst m, analyste m ZB; [analyst, Analytiker Z]; gemeentelijke analyst, chimiste m officiel de la commune Z; [public analyst, Nahrungsmittelchemiker Z]. Voor W wordt door analyst vooral laboratoriumhulpkrachten bedoeld.
Chemie v, chimie f KVGDZSB; [chemistry, Chemie DZ]. W geeft de bepaling van de chemie, de wetenschap, die zich met de studie van den bouw der materie bezighoudtGa naar voetnoot(1). W gebruikt veel het woord chemie en afstammelingen daarvan: analytische chemie, chemicaliën, chemische producten, - elementen, - formules, - industrie, - laboratoria, - oorlog, - technologie, - vereeniging.
Chemicus m (meerv. chemici), chimiste m BVGDZ; [chemist, Chemiker D; chemist, analyst, Chemiker Z].
Chemist m, chimiste m G. | ||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||
Scheikunde v, chimie f KVGZSB; zie chemie D; [chemistry, Chemie Z]. Landbouwscheikunde S; analytische scheikunde B.
Scheikundige m, chimiste m KVGZB; zie chemicus D; [chemist, Chemiker Z]. Scheikundige werkingen, fonctions chimiques S; scheikundig proces, verloop, inwerking, mécanisme chimique S; scheikundige samenstelling S.
Scheikunst v, chimie f appliquée VK.
Het woord analyst wordt gewoonlijk slecht begrepen: gemeentelijke analyst, hulpkracht in het laboratorium bestaat echter wel, maar een chemicus die zuiver wetenschappelijke onderzoekingen verricht, moet in de meeste gevallen een voortreffelijk analyst zijn. Het is toch uit analysen die men zelf heeft uitgevoerd, waarin men gerust vertrouwen kan stellen, dat theoretische resultaten kunnen afgeleid worden. Verder is een officieel analyst een analyst, maar elk analyst is daarvoor geen officieel analyst, zooals W en Z het willen doen doorgaan. Het woord chemie wordt thans meer gebruikt dan scheikunde: Boëseken in zijn Leerboek der ScheikundeGa naar voetnoot(1) begint zijn overzicht p. 1 met den titel anorganische chemie; op die eerste bladzijde treft men 5 maal het woord chemie en 2 maal het woord chemisch, het woord scheikunde schijnt zorgvuldig totaal vermeden; op p. 238 begint de organische chemie. In 1915 zegt Holleman chemie en niet scheikunde op den titel van zijn voortreffelijk leerboekGa naar voetnoot(2), maar op pp. 1 en 4 leest men het woord scheikunde. Blankaart in 1680, Lancilot in 1680, Kasteleyn in 1786 gebruikten het woord chymie of chemieGa naar voetnoot(3). De meeste boeken worden thans chemie betiteld. Het Scheikundig JaarboekjeGa naar voetnoot(4) voor 1903 wordt voor 1904-1905 het Chemisch JaarboekjeGa naar voetnoot(5). Op 4 Juli 1903 werd de Nederlandsche | ||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||
Chemische Vereeniging gesticht, en op 3 October 1903 verscheen het 1e nummer van het Chemisch WeekbladGa naar voetnoot(1); dat weekblad treedt in de plaats van het Tijdschrift voor toegepaste scheikunde en hygiëne. In zijn toespraak op de eerste vergadering zeide Ernst Cohen, de eerste voorzitter, onder meer: ‘Nederlandsche Chemische, niet Scheikundige Vereeniging hebben wij onze Vereeniging genoemd. Het zij mij vergund voor de puristen onder U, die wellicht liever het woord chemisch door een zuiver Nederlandsch woord in den naam eener Nederlandsche Vereeniging zouden vervangen zien, hier datgene te herhalen, wat ik eenigen tijd geleden op een andere plaats omtrent de benamingen Chemie en Scheikunde heb gezegd. Wanneer ik mij van den naam Chemie en niet van den Hollandschen naam, die veelal aan onze wetenschap wordt gegeven, Scheikunde, bedien, zoo vindt zulks zijn grond daarin, dat er inderdaad niet onbelangrijke voordeelen aan het gebruik van de uitheemsche benaming verbonden zijn. Immers, terwijl Chemie niets anders beduidt dan Wetenschap van het land χημια, Egyptische wetenschap, en slechts de plaats van oorsprong aangeeft en dus een ruime speling in hare nadere definitie toelaat, sluit de Hollandsche naam eene beperking in, die, naarmate de ontwikkeling van dezen tak der natuurwetenschap voortschrijdt, deze benaming steeds minder juist doet worden.’ Deze oorsprong van het woord chemie blijkt waarschijnlijk. James A.H. MurrayGa naar voetnoot(2) laat echter chemie afleiden van χνμοϛ juice, χνμεια infusion. DecrempsGa naar voetnoot(3) vroeger gaf zeven mogelijke oorsprongen, namelijk het Grieksch χνμοϛ sap, het Grieksch χεσ gieten of smelten, het Arabisch alkemi zelfstandigheid, het Arabisch chama dat verbrand beteekent, het Arabisch chema geheimzinnig, cham eene streek van Neder-Egypte, chemia aldus voor Egypte door Plutarchus genaamd. Er zijn nog andere veronderstellingenGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||
Het woord chemie is een oud woord, daarenboven een internationaal woord; zijn ethymologie is duister en daarom belangrijk op wetenschappelijk gebied. Zulke woorden die ethymologisch onverklaarbaar zijn, zijn juist deze die wij boven anderen moeten verkiezen: hun beteekenis wordt nooit te eng! | ||||||||||||||
Agronomie.Agronomie v komt in de woordenboeken zelden voor; het Modern Woordenboek (Turnhout, Brepols) zegt evenwel: van ἀγϱος akker en νομος gewoonte, landbouwkunde. K geeft voor agronomie (Fransch), landbouwkunde, landhuishoudkunde.
Agronomist m, agronome m V.
Agronoom m, agronome m VB.
Agronomisch. W spreekt van agronomie niet, wel van agronomische kaart.
Boerderij v, métairie f, ferme f G; ferme f, métairie f, labourage m, économie rurale f V; ferme, métairie Z; [farm, Gehöft, Bauerngut Z]. Boerderij, landhoeve, métairie, ferme, labourage, économie rustique ou rurale, administration d'une ferme K. Boerderijbouw bestaat meestentijds uit een woning met veestalling, schuren en bijgebouwen, benevens het bijbehoorend land Zw. Afwezig bij W.
Landbouw m, agriculture f GVDZB; [agriculture, Landwirtschaft Z; agriculture, Ackerbau, Landwirtschaft D]: ook akkerbouw, agriculture K. Landbouwtechniek, landbouwinstituut, landbouwonderwijs, landbouwprodukten, landbouwwerktuigen.
Landbouwbedrijf o, agriculture f VB.
Landbouwscheikunde S.
Landbouwwetenschap SW. | ||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||
Landbouwkunde v, agronomie f GVW; agronomie f Z; [agriculture, Landwirtschaftslehre, Landwirtschaftskunde Z]. Soms akkerbouwkunde S. Niet genoemd door B. Voor K is landbouwkunde agriculture en bespiegelende landbouwkunde agronomie.
Landbouwkundige m, agronome in KGVZS; [agriculturist, Ackerbaukundige Z].
Landelijk, champêtre, rustique V; rural, champêtre G; landelijk recht S; rural, rustique, champêtre, agreste, villageois, campagnard K; landelijk leven K. Voor Fransch-Nederlandsch: Rural, landelijk; économie rurale, landhuishoudkunde G. - Rural, landelijk, veldelijk, land-, veld-, buiten-, plattelands-; code rural, landelijk wetboek; vie rurale, landleven; commune rurale, plattelandsgemeente V.
Agronomie is een uitgebreid internationaal woord, doch weinig gebruikt; agronoom wordt daarenboven regelmatig genoemd, voor landbouwkundige. Landbouwkunde heeft een beperkte beteekenis, maar wordt uitgebreid tot bouwgrondkunde, bemestingleer, voedingsleer, werktuigkunde, teeltkeus, plantenziekten, enz. Landelijk is een gepast hoedanigheidswoord in de plaats van landbouwkundig: landelijke genie, landelijk wetboek. | ||||||||||||||
Physica.Natuurkennis v, sciences naturelles f pl., spec. sciences physiques, physique f V; sciences naturelles f pl. G; science naturelle, histoire naturelle K. Genoemd door B.
Natuurkunde v, physique f ZKB; [physics, Naturkunde, Naturlehre, Physik Z]; sciences naturelles f pl., spec. sciences physiques, physique f V; physique f GS; proefondervindelijke natuurkunde S.
Natuurkundige m, physicien m VG; physicien, naturaliste K. | ||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||
Natuurkundig, versé dans la physique, dans les sciences naturelles K; natuurkundige eigenschappen S; natuurkundige toestanden, états physiques S.
Natuurleer v, physique f V; science naturelle, physiologie, physique K.
Natuurlijk, natuurlijke geschiedenis, histoire naturelle K; genoemd door B.
Natuurwetenschap v, science naturelle ZB; [natural science, Wissenschaft Z]; sciences naturelles f pl. spec. sciences physiques f pl., physique f V.
Natuurwetenschappen v m, sciences naturelles f pl. G.
Physica v, physique f BZGV; [physics, Physik Z]; natuurkunde, physique K.
Physicus m (ϕυσιϰος natuurkundige), oorspronkelijke benaming voor arts (vgl. het Eng. physician) thans in Duitschland de geneeskundige, die met het staatstoezicht over een ‘Kreis’ is belast P; physicien m VG.
Physiek v, physique f V.
Physisch, tot de natuur behoorende K.
Uit dit overzicht blijkt dat, in de woordenboeken een ernstige verwarring bestaat tusschen biologische en wiskundige wetenschappen: de natuurkunde is zoowel dier- en plantkunde als de leer van het evenwicht tusschen damp en vloeistof en van de statische en dynamische toestanden van de levenlooze materie; een natuurkundige is een mensch, zoowel ervaren in mechanica, electriciteit, geluidsleer, optica als in erfelijkheidsleer, genetiek, anatomie en histologie van de bionten. Het woord physica komt van ϕνσις (natuur); het eerbied voor deze ethymologie is gevaarlijk; maar het woord physica kan gemakkelijk de ethymologische beteekenis missen. Daarom belangrijk, daarom ook physica en niet natuurkunde. | ||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||
Microbiologie.Bacil m, bacille m BGZW; [bacillus, Bazillus Z]; bacillenziekte S.
Bacillus (beter bacillum), verkleinwoord voor baculum, stok P.
Bacterie v, bactérie f BVGW; bacteriën (βαϰιηϱιον, staafje), een deel der bacteriën, vooral de bacillen, vormt sporen P; bactéries f pl. Z; [bacteria, Bakterien Z].
Bacteriologie v, bactériologie f GWB; del eer der splijtzwammen P.
Bacterioloog m, bactériologue m V; bactériologiste m G.
Bacteriumziekte S.
Microbe v (of mikrobe), microbe m GZB; microb(i)en (βιος leven), veelal gebruikt voor bacteriën; [microbe, Mikrobe Z]; niet in W, ook niet in KV. In het deel Fransch-Nederlandsch V: microbe m, microbe v; microbiologie f, microbenkunde v.
Microbenkunde, microbenleer, ontbreken gewoonlijk.
Microbiologie v B, de kennis van de microbiën P. Ontbreekt in W.
Microbische ziekten, S.
In mijn inleiding toonde ik aan waarom de uitdrukkingen leveling, stokkeling, korreling dienen vermeden te worden. Het woord microbe is algemeen en internationaal, het werd in de wetenschappelijke taal ingevoerd in 1878 door SedillotGa naar voetnoot(1) na een bespreking met Littré. Het concept microbe omvat bacterie, bacil, gist, schimmel, protozoë; daarom ook zijn microbiologie of microbenleer van breedere beteekenis dan bacteriologie. Ik | ||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||
meen dat het woord microbiologie, van minder duidelijke beteekenis, als gevolg van den volledigen Griekschen oorsprong, de voorkeur verdient: meer algemeen, internationaal; het omvat microbenkunde als laboratoriumwerk en microbenleer met paedagogische strekking. Microbioloog is ook minder beperkt als bacterioloog; een microbioloog kan een zymoloog zijn, een bacterioloog moeilijker.
De twee woorden serum en virus verdienen een bijzondere vermelding.
Serum n (Lat.) serum van het bloed, serum sanguinis, serumtherapie of serotherapie P; sérum m VGZ; [serum, Serum Z]. Terwijl in het Fransch het meervoud van serum serums wordt, gebruikt het Nederlandsch zonder aarzelen het meervoud sera van de oorspronkelijke taal.
Virus n, gif, smetstof, virus vaccinicum, koepokstof P; voor virus m, in het Fransch-Nederlandsch gedeelte, zegt V smetstof v, gift o, en G virus o. In het Latijn is het woord virus duidelijk onzijdigGa naar voetnoot(1). In het Nederlandsch komt het regelmatig als onzijdig voor: ‘Pasteur kreeg een virus dat in virulentie sterk was achteruitgegaan’Ga naar voetnoot(2). Als meervoud gebruikt prof. Flu virussoorten. R. BruynogheGa naar voetnoot(3) gebruikt virus onzijdig, maar geeft als meervoud virussen. Ik gebruikte reeds het meervoud viraGa naar voetnoot(4); dit meervoud vindt men trouwens bij Kraus, von Eisler und TukuharaGa naar voetnoot(5). Ik meen dat virussoorten beter is dan virussen; ook dient virus voor het meervoud. | ||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||
Pharmacie.Apotheek v, pharmacie f BWKVGZ; [chemist's (shop), dispensary, Apotheke Z]; ook artsenijwinkel K.
Apotheker m, pharmacien m, apothicaire m V; pharmacien m GZ; [pharmaceutical) chemist, Apotheker Z]; ook artsenijbereider BKW.
Apothekerij v, pharmacie f V.
Apothekerskunst v, pharmacie f, pharmaceutique f VK.
Apothekerswetenschap v, pharmacologie f VK.
Apothekerswinkel m, boutique de pharmacien K.
Artsenijbereider m, pharmacien m VK.
Artsenijbereidkunde v, pharmaceutique f GW.
Artsenijkunde v, pharmaceutique f VBK.
Artsenijkunst v, pharmacie f, iatrique f V; art pharmaceutique K.
Artsenijleer v, iamologie f VK; pharmacologie f V.
Artsenijwarenleer v, pharmacognosie W.
Geneesmiddelleer v, pharmacologie f VW.
Iamatologie (ἰαμα geneesmiddel), geneesmiddelleer P; ontbreekt in W.
Pharmaceut m, pharmacien m BVG; apotheker P.
Pharmacie v (ϕαϱμαϰον, geneesmiddel, ϕαϱμαϰεια, toepassing van geneesmiddelen), artsenijbereidkunde P; pharmacie f ZBVGW; [pharmacy, Pharmazie, Pharmazeutik, Arzneikunde Z]. | ||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||
Pharmacodynamie v, de leer van de werkingen der geneesmiddelen P.
Pharmacognosie v, kennis, en verder gelijk allerlei woorden, die een leer aanduiden, van den uitgang ie voorzien, de leer van de kenmerken der geneesmiddelen P.
Pharmacologie v, geneesmiddelleer, de pharmacodynamie, - gnosie en therapie te samen P; pharmacologie f ZB; [pharmacology, Pharmakologie, Arzneimittellehre Z].
Uit ϕαϱμαϰεια, kunst van het bereiden der geneesmiddelen, is pharmacie ontstaan; ἀποϑηϱη beteekent winkel (ἀποτιϑημι = bewaren). In het Fransch dient het woord pharmacie tegelijker tijd voor de wetenschap (kunst), de kunde en het bedrijf; pharmacie is artsenijbereidkunde en ook apotheek. In het Nederlandsch kan het internationaal woord pharmacie dienen voor de kunde: school van pharmacie, laboratorium voor pharmacie, doctor in de pharmacie, pharmaceutische wetenschappen, pharmaceutisch tijdschrift; pharmacie is in rechtstreeksche betrekking met een aantal uitdrukkingen zooals pharmacodynamie, pharmacognosie, pharmacologie. Apotheek komt overeen met het Fransch woord officine en heeft een betere beteekenis dan apothekerswinkel. Pharmaceut, artsenijbereider worden niet gebruikt, apotheker daarentegen is een algemeen benuttigde uitdrukking.
***
Ik meen dat het wenschelijk is dat de technische woorden door de technici grondig zouden onderzocht worden; mijn inzicht is, in de grenzen van mijn bevoegdheid, dit onderzoek voort te zetten. Mijn bijdrage heeft echter vooral tot doel een discussie uit te lokken, ten einde de wetenschappelijke taal eenvoudiger en duidelijker te maken. |
|