Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1937
(1937)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 331]
| |
Een onbekende redevoering van Burgemeester Marnix
| |
[pagina 332]
| |
publieke zaken tornen. Zoo werden dan meer dan eens voorstellen van het magistraat in den Breeden Raad afgeketst of gewijzigd omdat de nieuwe buitenburgemeester soms weinig haast betoonde om dit machtig korps bijeen te roepen ofwel op maatregelen aandrong die streden tegen vroegere beslissingen. Maar dan beieverde zich de handige diplomaat om de uiteenloopende ‘opiniën’ der leden nader bij malkaar te brengen en te ‘vergemakkelijken’ of trachtte zijn welsprekend woord de weigerigen te overtuigen en ze naar zijn standpunt te doen overhellen. Dit gaf alzoo aanleiding tot een ‘remonstrantie’ of vertoon.Ga naar voetnoot(1) Het is buiten kijf dat sommige brieven, voorstellen of resolutiën, uitgaande te dien tijde van het magistraat, het kenmerk van Marnix' stijl en gedachten dragen; in 't bijzonder de ‘verthooninghe’ in naam van de wethouderen door den graag gehoorden buitenburgemeester in den Breeden Raad gedaan kunnen meestendeels aan hem worden toegeschreven. Toch wordt er in de Breede-Raadsboeken van 1584-1585 slechts één redevoering uitdrukkelijk vermeld als zijnde van den heer van St. Aldegonde, buiten hier en daar een ‘remonstrantie verbael’ of improvisatie, die niet werd geboekt. Zij werd gehouden in den Breeden Raad van 24 Januari 1548Ga naar voetnoot(3). Marnix betoogt daarin uitvoerig, dat het niet mogelijk is zonder de noodige geldmiddelen den oorlog te voeren of de gemeene zaak in Brabant te handhaven. Dat de burgemeester die redevoering heeft uitgesproken, blijkt uit het verbaal of memorie van den Breeden Raad op hoogergemelden datum gehoudenGa naar voetnoot(4). De goedemannen van de ambachten hadden op 24 Januari 1584 niet alleen afgeslagen de door het magistraat voorgestelde heffing van den honderdsten penning op de mobiliaire goederen ‘als wesende nyet practicabel oft geraden, sonder ruyne vander gemeente’ blijvende bij hunne voorgaande meeningen van 26 November 1583 en 16 Januari 1584, maar zij waren ook niet ingegaan op het voorstel de helft van de middelen of het kredietGa naar voetnoot(2) | |
[pagina 333]
| |
voor den bouw van stadhuis, Nieuwe Beurs en Werfpoort te gebruiken tot versterking van de ammonitie of wapenrusting en tot provisie van levensmiddelen, dit om reden van budgetaire princiepskwestie. Ja, wat meer is, zij hadden verklaard ‘in toecomende tijden... dat zij niet en verstaan dat men dese stadt eenichsins sal desprovideren ende een ander accomoderen van eenighe ammonitie, sonder wete ende wille van den Maendachsen raet’.Ga naar voetnoot(1) Marnix is daarover zeer ontstemd. Hij wijst op de noodzakelijkheid van autoriteit en geldmiddelen; zooniet zal de Raad van Staten zijn ontslag aanbieden. Hij verzoekt dus de goedemannen ‘achterraad’Ga naar voetnoot(2) te houden om te adviseren op eenige andere bekwame geldmiddelen. Daarop werd in den Breeden Raad van 28 Januari de ‘petitie’ van den 100en penning ‘geexcuseerd’ en volgens de aanwijzing van de gedeputeerden der Staten van Brabant een ander middel voorgesteld, te weten de 5de penning op het jaarlijksch inkomen van alle onroerende goederen. Maar nu kwamen de wijkmeesters van hunnen kant tegen deze soort van belasting op. De slotsom was dat men na drie Breede Raden gehouden op 2, 9 en 16 Februari ‘nae verscheyden deliberatiën ende onderlinghe comunicatiën’ men zich t'akkoord stelde, dat in het land van Brabant en namelijk in de stad en vrijheid van Antwerpen tot behoef der gemeene zaak zou worden geheven een honderdste penning, 1 procent dus, op alle onroerende goederen, tienden, cijnzen en renten.Ga naar voetnoot(3) Ook hadden de goedemannen zich inschikkelijker getoond in de kwestie der benuttiging van het krediet voor de bouwwerken, tot versterking der bevoorrading der stadGa naar voetnoot(4). Van den anderen kant hadden deze in de vergadering van 28 Januari verklaard ‘dat hun verstant ende meyninghe niet en is geweest om Uwe Eerw. daer mede te benemen den middel ende authoriteyt om alle nootelyckheden die Uwe Eerw. inder haest oft anderssins int secreet soude mogen voor vallen daer mede te versien, maer dat henne intentie alleen is geweest... om dese | |
[pagina 334]
| |
stadt altyt behoorlyck gheprovideert te houden’Ga naar voetnoot(1). Marnix welsprekendheid en zijne gemaakte bedreiging met ontslag hadden dus vruchten gedragen. Wij laten hier de rede van Marnix volgen. Men zal daarin wedervinden de klaarheid van het betoog, de krachtige medesleepende logiek, de behendige welsprekendheid, de groote belezenheid van den schrijver van den Byenkorf en vooral de heerlijkheid en de zuiverheid der taal. Men weet dat hij in zijn schriften meesterlijk de Nederlandsche taal heeft weten te gebruiken en dat geen andere prozaschrijver uit zijnen tijd, behalve Coornhert, met hem kan vergeleken worden.Ga naar voetnoot(2) Maar naast de schilderachtigheid van het woord zal men ook de hevigheid er van kunnen vaststellen, het gebrek aan mate, de virtuositeit in het schelden en de gewilde onrechtvaardigheid tegenover den tegenstrever. Het ware pittig om aan te toonen, hoe later Marnix zelf het hier door hem geschilderd portret van den vijand, verpersoonlijkt in Alexander Farnèse, heeft verloochendGa naar voetnoot(3). Maar dat is politiek. Het zal volstaan er op te wijzen, dat de latere gebeurtenissen de hier in 't verschiet gestelde verschrikkingen hebben beschaamd. En het juiste antwoord op deze redevoering van onzen calvinistischen burgemeester is dan ook de mildheid van het tractaat van reconciliatie door den prins van Parma met Antwerpen op 17 Augusti 1585 gesloten, tractaat waarvan onze gereformeerde en anti-spaansche van Meteren zou getuigen: ‘het is seer vorderlyk den borgers en d'ingesetenen geweest en is 't gracelykste geweest van alle d'overgegeven steden, principalyck dien welke de gereformeerde en de lantsaken toegedaen waren.’Ga naar voetnoot(4) | |
[pagina 335]
| |
Remonstrantie ghedaen in den Breeden Raet gehouden op den XXIIIIen January omme te antwoorden den 28 ditto 1584.
Edele, eerw. wyse ende seer voorsienighe heeren ende goedemannen.Ga naar margenoot+
Wij hebben Uwer Eerw. opinie op de propositie die den selven is andermael voorgehouden geweest, ende daerop wy verhoopt hadden, een betere ende vruchtbariger antwoorde te gecryghen, met grooten leetwesen aengehoort ende verstaen. Dies te meer dat wy op verscheyden reysen hebben Uwe Eerw. aengedient den staet ende ghelegentheyt des lants ende hertochdoms van Brabant. Wij hebben U lieden soo mondelinghe als oock schriftelyck in 't breede ende seer duydelyck verclaert de swaere lasten des crychs die hetselve lant ende hertochdom heeft te dragen. Ende daer en tegen gestelt de middelen die by de voorgaende gedragene consenten geensins en connen gestrecken tot vervallinge derselver oncosten ende lasten. Waer deur wy Uwe Eerw. kennelyck hebben gemaeckt, dat het geheel onmogelyck ende onmenschelyck sy den last des crychs langer te bedienen het en sy dat anders in de middelen desselfs werde versien ende gheremedieert. Ende hoewel wy genoechsaem hadden overleght ende geweeght de swaricheden die in 't voorgedragene middel van den Cen penninck op alle meublen ende gereede goedingen souden hebben voorgevallen. Des nyet te min soo hadden wy vastelycken verhoopt, dat Uwe Eerw. goeden ende stantaftighen yver, tot de eere Godts ende tot hanthoudinghe zyns heilich woorts, mitsgaders de liefde tot onsen ghemeenen vaderlande, ende tot onse vrouwen ende kinderen alle deselve swaricheden souden hebben overtreft ende te boven gegaen. Ghemerct insonderheyt dat Uwe Eerw. nyet en cunnenGa naar margenoot+ ontwetende syn, met welcken ende hoedanigen vyant wy te doen hebben, sy weten ende kennen synen gierigen aert, syn wreede natuere, hooveerdige opgheblasentheyt, onghebondene wraeck- | |
[pagina 336]
| |
giericheyt ende onvuytsprekelycke ende geduerige begeerte. om ons in eeuwicheyt te verderven, mitsgaders alle onse nacomelingen, ende in een eeuwighe ende vileynige slavernye ende dienstbaerheyt te brengen. De wonde is noch al te versch bloeyende dan dat wy het soo lichtelyck ende in soo corten tyt souden hebben connen vergheten. Stelt U alleenelycken voor oogen het casteel dat sy hier hebben opgebout tot bedwanck der stadt, jae boeyen ende ketenen van onser ende onser kinderen vryheyt, previlegien ende alle oude hercommen. Laet U duncken dat ghy het nu wederomme siet opgebout, ende van nieus aen ghestercket, ende met Spaensche ende Italiaensche soldaten beset. Wat U lieden ende ons allen voorder daer van soude staen te verwachten, en dient in 't langhe alhier niet verhaelt, want die met eenen woorde geseght heeft dat het casteel, wederomme opgerecht, met Spaensche ende Italiaensche soldaten soude beset syn, die heeft met eenen oock eenen yeghelycken verstandighen mensch claerlyck genoech voor oogen gestelt, alle vuyterste verdriet, catyvicheyt ende ellende die stracx ende nootsacelyck daer vuyt soude moeten volgen, want d'een en soude soo haest niet geschiet syn, oft men soude met eenen oock van stonden aen sien, U lieder winckelen gherooft, cassen opgeslagen, goederen gheplundert, vrouwen geschent, dochteren ghescoffiert, kinderen ontschaeckt, ende vuyten lande versonden ende tot triumphe van haerder oncuyscheyt haere muyldryvers ten lesten gegeven, de reste al vermoort ende in boeyen ende ketenen gheslagen, om tot eeuwige slaven ende lyfeygenen ghemaeckt te worden.Ga naar voetnoot(1) Ick swyge nu hoe dat Godes naem soude worden ghelastert, ende ghespot, synen sone Jesus-Christus geschavot, zyn woort beschimt, zyn kercke ontreynicht ende alderley grouwelen ende afgoderyen weeromme opgericht. Wat dat met ons soude willen diets maken, dat men met eenich accoort oft bespreck van conditiën soude dese stadt van Spaensche ende andere garnisoenen connen vryhouden, is enckel abuys ende bedroch; want soo wy sien, dat se de steden van Henegou ende Arthoys, die se in 't lant geroepen hebben, ende dyen sy met swaere eeden ende stercke contracten belooft hebben, met geen vremde soldaten eenichsins | |
[pagina 337]
| |
te belasten ende nochtans Spaensche ende Italiaensche garnisoenen, eensdeels met behendighe listicheyt, eensdeels met gewelt over den hals dringen,Ga naar voetnoot(1) want een onbekende slechticheyt soude het wesen dat wy souden meynen vry te gaen, daer wy van hen soo seer gehaet zyn, ende hen altyt hebben wedergestaen, jae die se vuyt den lande ghedreven hebben, haer blockhuysen ende casteelen omverre geworpen, ende ons soo dickmaels met sware eeden verbonden geene van haerder namen in eeuwicheyt meer aen te nemen. Daeromme die ons alsulcke opinien soecken in te beelden en syn geen liefhebbers des vaderlants, maer soecken alleen onder 't decxsel van schoone verbloemde woorden ons van onse sinnen te berooven, om het gansche lant in een eeuwich verderff te brengen. Want ontwyffelyck den toorne ende de wraeckgiericheyt der Spaegniaerden is alsoo tegen ons ontsteken, dat wy thien dusent mael arger souden onthaelt worden, indyen wy eenmael onder haer gewelt geraechten te comen, dan oyt eenighe Indianen off Granadoisen geweest syn, die sy nochtans als beesten vercocht hebben, ende met menige dusenden sonder eenige oorsake jammerlycke om hals gebracht, ende de reste in boeyen ende ketenen geslagen ende tot eeuwighe slaven gemaeckt. Die nochtans by ons vergeleken noyt het dusenste deel hadden misdaen, dat sy ons achten misdaen te hebben jae selve daer en was noyt de minste oorsake om tegen die van Indiën eenighen crych te voeren behalven alleen dat men verstont dat sy ryck waeren ende veel gouts conden opbrengen, ende nochtans dienen sy noch teghenwoordelyck allen volckeren ende natiën ter werelt tot een jammerlijc schouspel van allerlei ellende ende catyvicheyt. Daeromme, Edele, eerbaere, wyse ende voorsienige heeren ende goedemannen, indien wy in stede van alsoodanige ende diergelycke peryckelen voor te comen ons gelt ende goet in dese gelegentheyt willen spaeren, soo en sal ons anders niet staen te verwachten, dan dat de Spaegniaerden die nu met veel dusenden als hongerige vliegen vuyt Spaegniën ende Italiën wedercomme comen overgevloegen, des te meer sullen vinden | |
[pagina 338]
| |
om haere giericheyt te versaden indien dat sy eenichsins versadelyck is. Ga naar margenoot+ Want oft Uwe Eersaemheden alle middelen affslaen om den crych lange te mogen vueren, oft dat sy opentlyck verclaeren, haer selven in der vyanden handen te willen overgeven, dat comt in der waerheyt al op een vuyt, gelyck het ontwyffelyck op een compt oft yemant, hem selven dadelyck metter hant ommebrenght, oft dat hy, om syn gelt te spaeren, den nootdruft en middelen des levens synen lichaeme ontreckende, hem selven van hongersnoot liet versmachten, jae waer schier beter dat wy opentlyck verclaerden in de handen des vyants ons te willen overgeven, dan dat wy ons selven weygerende ende onttreckende de middelen des wederstandts, niet alleen ons, maer alle degene die met ons syn ende de sake van herten meenen, jammerlyck in den strick des verderffs souden brenghen. Daeromme en syn die soo seer schadelyck niet in onse stadt, die opentlyck in den mont voeren dat men sich behoort onder 't jock der Spaegniaerts te begeven, als degene syn die haer dragende voor goede patriotten, onder 't decxel van de gemeynte te ontlasten van de contributie, soecken de middelen des wederstants te mincken, om ons ten laesten al te beblooten, dat wy van noots wegen gedwongen souden werden te doene hetgene daer sy haer veynsen seer verre van vervrempt te wesen. Dwelck voorwaer anders niet en can geacht worden dan voor een boos ende doodelyck vergift, bedeckt onder de soeticheyt van nyet oft weynich te contribueren, daermede eenige quaetwillige soecken onse arme vaderlandt in een eeuwich verderff te brengen, verweckende daerenboven alderley suspiciën ende quade impressiën tegens de Overheyt, als oft de selve de middelen des gelts ende der ammonitiën anders aenleyden dan naer de gedragene consenten. Ga naar margenoot+ Maer in der waerheyt wy en mogen ons zelven niet bedriegen, alle regieringen ende beleydingen van landen ende steden staen in dese twee stucken, in authoriteyt ende in de middelen, sonder de welcke het onmogelyck is eenige gemeynte te behouden oft te conserveren. Ga naar margenoot+ De authoriteyt bestaet in een bevel der overheyt ende gee hoorsaemheyt der onderdanen, die een goede impressie ende vertrouwen van haere overheyt hebben, mitsgaders in de goed- | |
[pagina 339]
| |
ordeninghe, policye ende justicie naer volgens de oude rechten ende hercommen des lants. De middelen zyn als de zenuwen, aderen ende banden die het lichaem aen een anderen ghebonden houden, bestaende in gelt, in amonitie, victualiën ende ander dingen, die tot voleyndinge des crychs nootwendich worden bevonden zonder dewelcke het nyet meer mogelyck en is eenighe stadt, landt oft lieden te behouden dan het mogelyck is dat een lichaem leve sonder ziele. Nu ist alsoo dat U. Eersaemheden, aengaende het ierste poinckt, schynen niet wel geinformeert te wesen van de administratie der ammonitie deser stadt, welcke nyet en worden aengheleght, anders dan in der nootwendicheden derselver stadt, ende der forten daertoe dienende. Behalven dat sy somwylen geleent worden in gemeyne saken van Brabant, om der aller meestdringende nootelyckheden der steden ende sterckten (vuyt verlies derwelcker dese stadt selve in gevaer ende verdriet soude mogen comen) te versien ende dat selve noch mits scherp opsicht nemende op hetgene dat de stadt van Antwerpen oock voor haer deel ende aenpaert in de Generaliteyt van Brabandt is contribuerende, ende daerenboven dat in alle voorvallende ghelegentheden deselve leeninghe wederomme verstreckt ende gherembourseert wordt, gelyck men by den staet ende rekeningen die daer van gemaeckt worden claerlyck sal mogen zien. Daeromme dat Uwe Eers. voor haere opinie verclaert hebben, dat men egeene ammonitiën en soude aenroeren sonder verwilliginghe ende consent van den Maendaechsen Raet, soude grootelycx strecken nyet alleen tot vercortinghe der authoriteyt der Overicheyt ende dergenen die tot de beleydinge der lantsaken gestelt zyn, maer tot merckelycken achterdeel des ganschen lants. Overmits dat daerdeur menige steden ende vlecken souden lichtelyck verloren werden, insonderheyt de oorloogschepen daer soo veel aen gelegen is, ende die somwylen nyet een ure tyts en connen naer de nootwendighe ammonitiën vertoeven, souden in groot ende merckelyck gevaer comen van overvallen te worden oft in tsvyants handen te vallen. Niettemin nademael dat Uwe Eersaemheden hetselve punct hebben belooft te laeten slincken, als oft het niet geseght en waer, sullen wy nu oock niet breeder daer van melden, dan alleen om deselve te vermanen, dat sy wel willen overwegen, hoeveel daer aene ghelegen is, dat men in alle regieringhe goede impressie van de regeerders hebbe soo verre | |
[pagina 340]
| |
als het emmers de saken lyden connen ende dat men haer authoriteyt sooveel mogelyck is in haer gheheel houde. Ga naar margenoot+ Maer aengaende het tweede stuck nopende de middelen. Wy hebben Uwe Eerw. soo menichmael ende soo claerlyck te kennen gegeven, dat het onmogelyck sy, sonder ghenoechsame middelen eenigen crych te voeren, insonderheyt tegen eenen soo gheweldighen ende soo verbitterden vyandt, ende dat de voorgheconsenteerde middelen niet ghenoech en zyn om de oncosten te vervallen, oft eenige ordeninge onder de soldaten te brengen, jae om de steden ende sterckten des landts ende hertochdoms van Brabant te bewaeren. Daerom in dyen wy onse vaderlant en ons selven, mitsgaders onse vrouwen, kinderen, goedingen ende erven, onse vryheyt ende welvaert, jae onse eeuwige zalicheyt ende Godts eere eenichzins behertigen ende liefhebben, soo moeten wy de liefde des gelts ende des gewins een weynich te rugge stellen ende ernstelyck dencken dat wy niet alleen den Cen penninck van onse goeden voor een soo gerechtige sake en behooren ghewillichlyck te verstrecken, maer syn schuldich goet ende bloet, met alles wat wy in de werelt liefhebben, met een vrymoedicheyt op te setten om ons van onsen bloetgierighen vyant eenmael te verlossen. Nochtans in stede van dese sake rypelyck te overleggen ende in de weegschale der waerheyt alle omlegentheden derselver aen alle zyden tegen een ander te stellen ende te kiesen 'tgene dat ons aldersalichste ende nutste is, soo hebben Uwe Eersaemeden onse petitie des hondersten pennincx op alle meublen etc. ganschelyck afgeslagen ende, in stede van eenige andere bequame ende genoechsaeme middelen voor te slaen, hebben ons gewesen op de restanten van de vorighe consenten, daer men van versekert is ganschelyck niet oft emmers seer weynich van te mogen becomen. Hetwelck soude mogen schynen in sulcker meyninghe gedaen te wesen, als oft wy ut cleenmoedicheyt des herten veel liever wilden alle ons goet liggende nede roerende, mitsgaders lyf ende bloet, vrouwen ende kinderen in der vyanden handen overgeven, dan dat wy ernstelyck ende mannelyck souden willen op middelen ende wegen dencken, daermede des vyants gewelt mochte wedergestaen worden ende dese stadt mitsgaders de omliggende steden van Brabant bewaert. | |
[pagina 341]
| |
Want die Uwe Eerw. alsulcken raet geven ende van meyningeGa naar margenoot+ syn niet meer naer eenige andere middelen van gelde te willen hooren, doen effen alsoo vele, als oft sy Uwe Eerw. voor raet gaven dat wy moeten Brussel, Mechelen, Herentals, Vilvoorden, Bergen op Soom ende alle de forten die hier omtrent zyn liggende, geheel verlaten ende in des vyants handen overgeven, wachtende voorts wat voor hulpe ende onset ons de heere Godt vuyt den hemel seynden wil, jae sy raden ons, dat wy ons selven alle middelen des wederstants benemende, den vyanden ons selven tot eenen roof ende vryen buyt sullen overgeven. Hebben wy dan alreede vergeten der Spaegniaerden wreetheyt, wraeckgiericheyt, bloetdorsticheyt, vuyle stinckende oncuyscheyt, ende opgeblasene hooveerdicheyt, oft zien wy niet hoe dat sy alreede met onse nabueren handelen, daer sy noch geen meesters van 't spel en zyn.Ga naar voetnoot(1) Mercken wy dan daer vuyt niet wat ons daer van te verwachten staet, oft sullen wy soo zeer op ons gelt sien dat wy door onse cleenherticheyt een weynich versparende, alle de reste ende ons selven in haer gewelt en handen sullen overgeven. Maer een dinghen bedriecht ons, als dat wy ons laten bedunckenGa naar margenoot+ dat wy yemanden vremders ons gelt in handen geven, ende niet ons selven. Als men van den Cen penninck oft eenige andere contributie vermelt, soo schynt het dat de questie zy oft men hetselve gelt eenige van de gedeputeerde van de Staten oft eenige van de regierders in handen geven sal, om haeren wille daer mede te doen, ende niet dat wy het aen onse eygene bewaernisse ende aen ons selven hangen, want daer en is niemant soo onredelyck, dyen het verdrieten can syn eygen gelt te besteden, om hem selven ende syne huysvrouwe ende kinderen van die doot ofte emmers van schande, schade ende verderf te behoeden. Maer eenyegelyck laet hem hier beduncken, dat hetgene dat men totte gemeyne sake contribueert hem in syn particulier nyet aen en gaet, jae, als het vuyt synder borsen is, dat hy 't dan geheel quyt is, ende oft men 't schoon met ooghen sage dattet tot den noot des gemeynen vaderlants getrouwelyck waer aengeleght, nochtans niemant en treckt hem dies aen, maer eenyegelyck bekent alleen het syne te wesen 't gene hy noch in de casse ofte | |
[pagina 342]
| |
in den buydel heeft, ende daer deur compt het dat wy d'een den anderen verleeden van geven, ende roepen dat des gevens nemmermeer egeen eynde en is; jae, wy achten schier dat de steden meer verarmt ende verbystert worden met een weynich gelts te contribueren dan oft sy geheel in des vyants gewelt waeren ghevallen, die nochtans ganschelyck nyet daerinne en soude laten, in somma eenyegelyck sundert hem selven af van het corpus der gemeente, als oft hetgene dat tot welvaren des gemeynen lants wort aengeleght hem in syn particulier niet te bate en quame. Dwelck is een seer groot misverstant ende een oorsake van alle ons ongeluck. Daeromme moeten wy dese dwalinge afstaen ende onse rekeninge maken dat wy (ick segge eenyegelyck van ons in syn particulier) zyn de leden des lichaems ende niet en connen behouden worden indyen het lichaem qualyck vaert, jae, wy moeten voor de waerheyt achten dat ons ons particulier goet ende gelt, dwelc wy in de casse hebben liggende niet en can gehelpen, tensy dat het corpus der gemeynte daer wy leden van zyn, eerst bewaert ende behouden werde. Ten welcken opsiene soo lange als ons Godt de Heere met crych ende oorloge wil versoecken, moeten wy een deel van onse middelen ghewillichlyck ende mildelycken vuytreycken om alle de reste te behouden om ons selven met onse vrouwen kinderen ende alle onse naecomelingen in leven ende in onse vryheit soo van de religie als van de previlegiën des lants te bewaren; oft anders wy moeten ons troosten dat de vyant meester werde van alles ende niet alleen van ons goet maer van onse leven, van ons vrouwen, kinderen ende van onse goeden, landen, religie ende van alles dat wy in de werelt hebben naer synen lust sal disponeren ende alsoo verwachten 't gene datter ons afcomen can. Daeromme, Eersame Goedemannen, wilt U lieder doch beter bedencken, treet selve in U conscientie, siet ende overleght, wat U lieden hier aene gelegen is, ende neemt eenen raet daer ghy lieden ende 't gansche lant mede geholpen syt. Doch soo hetGa naar margenoot+ emmers nyet mogelyck en zy Uwe Eersaemheden van dese opinie te brengen ende dat sy nae geene middelen van geven en willen verstaen noch hooren, soo souden degenen die Uwe Eersaemheden tot rade der staten van Brabant gheroepen hebben ende vereeret metten ampt ende last der beleydinghe van de ghemeyne saken, wel willen hebben opentlykc verclaert, dat sy denselven last hebben in den beginne aengenomen met conditie dat Uwe | |
[pagina 343]
| |
Eers. mitsgaders de andere staten van Brabandt souden middelen versorgen om den last te mogen volvoeren. De wyle het onmogelyck zy, hetselve te doen met de vorighe geconsenteerde middelen, want dat men van haar lieden soude eyschen een sake die in geens levendigen menschen handen noch vermogen en is, en soude in geen billige redelyckheyt connen ghefondeert zyn. Daeromme indien dat het anders niet syn en conde, souden sy Uwe Eersaemheden wel hoogelycken willen gebeden hebben haer des selvigen lasts te willen ontslaen ende ontledigen. Ende soo daer eenige syn welcke vermeynen dat men eenen alsoo geweldigen ende machtigen vyandt soude connen met alsoo cleynen middelen wederstaen, bidden dat Uwe Eers. de selvige daertoe willen verkiesen ende aennemen ende voor haer deel willen zy seer geerne denselven (sy syn dan vorsten, heeren, edelen oft onedelen) gehoorsaem zyn ende alle respect ende reverentie geerne bieden ende voor haer persoonen lyff ende leven voor den vaderlande, ende voor dese stadt wagen ende opsetten. Dach nademael het seker ende ongetwyfelt is dat men geeneGa naar margenoot+ alsoodanige saken en can beleyden, sonder behoorelycke middelen daer toe te hebben, soo bidden wy Uwe Eerw. op de sake noch eens rypelyck te willen letten ende achterraet te willen houden om hier en tusschen te adviseren op eenige ander bequaeme middelen die met minste quetsinghe van de gemeynte souden mogen in 't werck ghestelt werden, waer toe Borgemeesteren Schepenen ende Raet deser stadt van haerentwegen oock willen dencken ende hetselve naar rype deliberatie Uwe Eers. te kennen geven. |
|