Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1937
(1937)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |||||||
Vergadering van 21 April 1937.Zijn aanwezig: de heeren R. Verdeyen, bestuurder; L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: Fr. Lateur, L. Van Puyvelde, L. Willems, A. Vermeylen, A.J.J. Vande Velde, J. Jacobs, H. Teirlinck, J. Salsmans, Fr. Daels, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, A. Carnoy, J. Van Mierlo, F. Timmermans, J. Van de Wyer, Fl. Prims en Lode Baekelmans, werkende leden;
de heeren: L. Grootaers, J. Eeckhout, Lode Monteyne, E. Blancquaert en Fr. Baur, briefwisselende leden.
Hebben zich laten verontschuldigen: de heeren Fr. Van Cauwelaert, J. Mansion, M. Sabbe, C. Huysmans, J. Cuvelier en A.H. Cornette, werkende leden.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Maartvergadering; het wordt goedgekeurd.
***
Onderscheidingen. - Leopoldsorde. - Bij Koninklijk Besluit van 14 April 1937 werd de heer Paul Bellefroid tot officier in de Leopoldsorde bevorderd.
Orde van Oranje-Nassau. - Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gewaardigde zich in de orde van Oranje-Nassau te benoemen tot Commandeur de heer | |||||||
[pagina 216]
| |||||||
Toussaint van Boelaere, tot Groot-officier de heeren A. Vermeylen en Frank Lateur. De Bestuurder Prof. Verdeyen wenscht uit naam der Academie deze leden geluk met de eervolle onderscheiding die hun is te beurt gevallen. | |||||||
Aangekochte boeken- Het majoraat en andere geschiedenissen, door E.Th.A. Hoffmann; - Handbuch der Literaturwisschenschaft. Lieferung 206 en 207; - De Katholieke Encyclopedie. Zeventiende deel; - Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540. Tweede deel. Afl. 4, door M.E. Kronenberg. | |||||||
Aangeboden boekenDoor de Regeering: - 1e Internationaal Congres van de Zee. - Verslag. Door Z.E.H. Dr. Fl. Prims, werkend lid der Academie: - Antwerpiensia 1936 (Tiende Reeks). Door de Universiteit te Uppsala: - Der Ausgleich des Ablauts im starken Präteritum der ostmitteldeutschen Schriftdialekte, door Erik Alm. Door bijzonderen: Duitse vlugschriften van de tijd over het proces en de terechtstelling van de protestanten Frans en Nikolaas Thys, te Mechelen (1555), door Dr. Robert Foncke. | |||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris1. Proeven Moderne Talen. - Examencommissies. - Bij brieve van 16 Maart wordt door den heer Minister van Openbaar Onderwijs aan de Academie gevraagd om haar | |||||||
[pagina 217]
| |||||||
voorstellen te doen tot het benoemen van vijf dd. en vijf plvv. voorzitters voor de examencommissies der proeven over de moderne talen. Worden door de Academie aangeduid als dd. voorzitters de hh. Vermeylen, Sabbe, Mansion, Willems, Cornette; als plvv. voorzitters de hh. Goemans, Prims, Verdeyen, Eeckhout, Vande Wijer respect. voor de Commissies der provincies Brabant, Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen.
2. Onderwijs in de 2de taal. Examencommissie. - Bij brieve van 5 April 1937 verzocht de Heer Minister van Openbaar Onderwijs de Academie een lid aan te duiden dat deel zou uitmaken van de commissie van het examen der candidaten, die hun bekwaamheid willen doen erkennen tot het geven van onderwijs in een 2de taal. De hr. Bestuurder Prof. Verdeyen nam die opdracht aan.
3. Philologencongres te Utrecht. April 1937. - De Academie werd verzocht zich op dit Congres te laten vertegenwoordigen. Prof. Grootaers nam die opdracht aan.
4. Giotto-hulde te Florentië. - De Academie door den heer Podesta van Florentië op die hulde uitgenoodigd werd door Prof. Van Puyvelde vertegenwoordigd.
5. Purkinje-hulde te Praag. - De 150ste verjaring van de geboorte van den geneeskundige Prof. J.E. Purkinje, grondlegger der microscopische anatomie, wordt in | |||||||
[pagina 218]
| |||||||
September 1937 te Praag plechtig herdacht. Het Praagsche comité noodigt de Academie op die hulde uit. De Academie zal aan dit Comité een brief laten geworden. | |||||||
Mededeelingen namens de commissiesI. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - Hr. L. Willems, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Jacobs, Van Mierlo, Verdeyen en Vande Wijer;
en de heeren hospiteerende leden Muls, Baur, Blancquaert.
Op de dagorde staat:
1o) Verkiezing van een lid ter vervanging van Prof. Vercoullie, overleden.
De hr. Blancquaert wordt als lid der commissie benoemd ter vervanging van Prof. Vercoullie.
2o) Over de werkzaamheden der Academie in zake dialectologie. - Lezing door Prof. Dr. L. Grootaers.
L. Grootaers houdt een lezing over de werkzaamheden der Academie op het gebied der dialectologie sedert hare oprichting. Spreker herinnert er aan dat reeds in de vergadering van 20 Juni 1888 een voorstel werd ingediend door de heeren Coopman en de Potter met het oog op de bewerking en uitgave van een Algemeen Zuidnederlandsch Idioticon. Daarna geeft hij een | |||||||
[pagina 219]
| |||||||
overzicht van de eigenlijke bedrijvigheid van ons genootschap: deze heeft zich betuigd door het uitschrijven van prijsvragen, door het publiceeren van lezingen in de vergaderingen gehouden en van ter uitgave aangeboden werken. Spreker toont aan dat uit de chronologische volgorde van de publicaties de ontwikkelingslijn van de wetenschappelijke methoden zichtbaar is. Ten slotte herinnert hij aan het feit, dat de Academie in het bezit is van het reusachtig materiaal voor vijftig jaar door Prof. P. Willems verzameld en door zijn zoon aan ons genootschap geschonken. Dit materiaal zou moeten dienstbaar gemaakt worden voor het doel dat de Academie in 1888 voor oogen had, namelijk de uitgave van een Zuidnederlandsch Dialectwoordenboek. Een bespreking grijpt plaats waaraan deelnemen de heeren van Mierlo, Goemans, Van de Wijer; de heer Bestendige Secretaris deelt mede dat hij de zaak aan de Bestuurscommissie zal onderwerpen.
3o) Bespreking van het aan de leden der Commissie toegezonden voorstel Muller aangaande een 2de uitg. van zijn Reinaert.
De Commissie spreekt het oordeel uit dat volgens de statuten der Academie niet kan besloten worden tot deze uitgave vooraleer het volledig hs. in haar bezit is. Pas dan kan zij oordeelen of deze uitgave in hare budgetaire mogelijkheden blijft.
4o) Verslag over de bijdrage van Dr. Langohr: Het Land van Overmaas.
Zooals de bijdrage thans opgesteld is, kan zij door de Academie niet worden opgenomen. Het stuk moet omgewerkt worden. | |||||||
[pagina 220]
| |||||||
II. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De hr. Toussaint van Boelaere, bij afwezigheid van den hr. M. Sabbe, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden. Waren aanwezig: de heeren Lateur, Vermeylen, Salsmans, Vande Velde (voorz.), Teirlinck, Muls (ondervoorz.), Toussaint van Boelaere en F. Timmermans. Op voorstel van den Bestendigen Secretaris wordt de bevoegdheid van de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde wat ‘de uitgave van verzamelingen kunst- en vakwoorden, met inbegrip van Nederlandsche, zoo oudere als nieuwere rechtstermen’ betreft, aan de Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche lexicographie overgedragen wat niet de medewerking uitsluit van de leden van de Commissie, voor Nieuwere Taal en Letteren, wier advies, telkenmale het gewenscht blijkt, zou ingeroepen worden.
Op de dagorde staat:
1o) Over de nieuwe uitgave van Poirters' ‘Spieghel van Philagie’. - Lezing door den Eerw. P. Salsmans, S.J.
Na het Masker is ongetwijfeld de Spieghel van Philagie het voortreffelijkste werk van Poirters. Sedert 1722 is het niet meer gedruk geworden. Het zou verdienen opnieuw te worden uitgegeven. Veel overeenkomst, wat stijl en bronnen betreft, vertoont de Spieghel met Het Masker. Een van die bronnen is Dubarry, doch die bron gebruikte Poirters vrij. Een andere bron is Vondel. Uit Vondel heeft Poirters enkele strofen, soms eenigszins gewijzigd, overgenomen en die zijn dan cursief gedrukt. Andere verzen bevatten herinneringen aan Vondels' werk. Trouwens uit eigen vroeger werk heeft Poirters soms woordelijk, soms licht gewijzigd, in De Spieghel van Philagie brokken overgenomen. De reden waarom van het werk betrekkelijk weinig drukken bestaan, moet worden gezocht in het feit, dat alge- | |||||||
[pagina 221]
| |||||||
meen werd gedacht dat het boekje uitsluitend een devotiewerk was. Dit is echter onjuist. Ook literair heeft De Spieghel waarde. Pater Salsmans bespreekt verder de drie eerste drukken van Het Spieghelken, later De Spieghel van Philagie. De derde is alleszins de beste en deze zal tot grondslag van de door hem bezorgde nieuwe uitgave dienen. Dit werk zal op dezelfde wijze worden uitgegeven als het vroeger verschenen ‘Masker’.
2o) Zuid- en Noord-Nederlandsche Bibliographie over Natuur- en Geneeskunde tot 1800. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde.
Een eerste mededeeling; zij gaat van ‘Abelius tot Anonymus 1700’. Tot grondslag van de Bibliographie, die Dr. Vandevelde op het oog heeft, dient een werk van Dr. Sano en Dr. Schamelhout (1908). Deze zal worden aangevuld aan de hand van een groot aantal documenten, waarvan de lijst door spreker wordt aangegeven. Toch zal de bibliographie niet volledig zijn. De eerste bijdrage bevat 150 titels. Elk werk, die in de bibliographie voorkomt, wordt in het kort besproken. De Commissie zal aan de pleno-vergadering voorstellen, beide lezingen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
3o) Ter opneming aangeboden: een studie van Dr. Thiery over Poesjkine, met vertalingen. - Aanduiding van twee Commissarissen. Zijn aangeduid: de heeren Toussaint en Vermeylen. | |||||||
Dagorde1o) Lidmaatschap der Koninklijke Vlaamsche Academie. Open plaatsen. - De Academie stelt het getal open plaatsen van eere- en briefwisselend lid vast. Staan open: a) Eén plaats van briefwisselend lid, tot | |||||||
[pagina 222]
| |||||||
vervanging van den hr. L. Baekelmans, tot werkend lid benoemd; b) Eén plaats van buitenlandsch eerelid tot vervanging van Prof. Dr. A. Verwey, overleden.
2o) Commissie tot het voorstellen van candidaten. - Benoeming eener Commissie van drie werkende leden die, samen met het Bestuur, voor elke open plaats twee candidaten zullen voorstellen. De drie werkende leden door de Academie aangeduid om deel uit te maken van deze commissie zijn de hh. Jacobs, Teirlinck en Vermeylen. De Commissie zal vóór de maandelijksche zitting van Mei vergaderen.
3o) Commissie der Academische Bibliotheek. - Op voorstel van het Bestuur wordt een tijdelijke Commissie ingericht die zal gelast zijn jaarlijks eene lijst van werken op te stellen ten einde de Academie toe te laten haar boekenverzameling geleidelijk aan te vullen, wat de Nederlandsche taal- en letterkunde betreft. De Academie beslist dat de heeren Baekelmans, Eeckhout, Goemans, Muls, Toussaint en Verdeyen in deze commissie zullen zetelen.
4o) Nederlandsche spelling. - Benoeming van een Commissie in den schoot der Academie. - Ten einde verslag uit te brengen over de voorstellen welke door de Afdeeling Letterkunde van de Academie te Amsterdam aan de Vlaamsche Academie zouden voorgelegd worden, stelt deze een Commissie in samengesteld uit de heeren Goemans, Muls, Toussaint, Vande Wijer, Van Mierlo, Verdeyen en Vermeylen. | |||||||
[pagina 223]
| |||||||
5o) Bibliographie der Academieleden. - De hr. Bestuurder herinnert de vergadering aan het rondschrijven van den Bestendigen Secretaris aangaande het inzenden van hun bibliographie of een aanvulling daarvan, door een kort curriculum vitae voorafgegaan met het oog op het samenstellen van het Jaarboek 1937 dat ter perse gaat. Ook portretten van de leden worden voor het archief der Academie gewenscht.
6o) Het lijden van vier beroemde bacteriologen. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde. De hr. Bestuurder wenscht spreker geluk. De lezing zal in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worden.
7o) Wetenschappelijke Vlaamsche Academies. - Na de pleno-zitting kwam de Commissie voor de Wetenschappelijke Vlaamsche Academies in het Leessalon bijeen. Waren aanwezig de heeren Daels, Goemans, Vande Velde, Verdeyen en Vermeylen. Hadden zich laten verontschuldigen de heeren Muls en Van Cauwelaert. De hr. Verdeyen stelde aan de vergadering een ontwerp van den hr. Goemans tot algemeene regeling van de prijzen en schenkingen der bestaande Wetenschappelijke Academies voor, met het oog op het rechtmatig verdeelen er van tusschen de bestaande en de op te richten Academische Instellingen. Dit ontwerp werd ongewijzigd aangenomen. De Commissie besloot vervolgens een audiëntie aan den Heer Minister van Openbaar Onderwijs aan te vragen ten einde hem het plan van verdeeling der prijzen en schenkingen te onderwerpen en tevens naar den stand der zaken te vernemen. De audiëntie werd verleend. | |||||||
[pagina 224]
| |||||||
De Heer Minister bracht op 't eind der audiëntie de Commissie in kennis met zijn voornemen eenige leden der Academie met andere personen op eene vergadering uit te noodigen waarop de Heer Eerste-Minister zou aanwezig zijn en waar de oprichting der Vlaamsche Academische Instellingen ter sprake zou komen.
***
Ontwerp van Regeling aangaande de prijzen van de Académie de BelgiqueGa naar voetnoot(1) tusschen deze en de ontworpen Vlaamsche Academische Instelling.
Men kan de prijzen door de Académie de Belgique uitgereikt als volgt rangschikken:
| |||||||
I.
|
A. | - De prijzen welke dienen om werken te bekronen, handelend over een aangeduide wetenschap of over een speciaal vak van wetenschap, zonder dat telkens een vraag wordt gesteld vanwege de Academie. |
B. | - De prijzen tot het bekronen bestemd van antwoorden op telkens speciaal gestelde vragen der Académie. |
A.
Prijzen zonder prijsvragen.
1o | Wanneer door de schenkers zelf uitdrukkelijk de taal wordt aangeduid vanwege de concurrenten in hun verhandelingen vereischt, dan dringt zich natuurlijk deze oplossing op: de prijzen waarvoor alleen de in 't Nederlandsch gestelde werken in aanmerking komen, worden uitsluitend door de Vlaamsche academische instelling uitgeschreven, beoordeeld en uitgereikt. |
2o | Wanneer niet uitdrukkelijk door de schenkers de taal wordt aangeduid, dan zal de vlaamsche academische instelling in haar ‘Mededeelingen’ de melding van de uit te loven prijzen in het Nederlandsch opnemen, de werken in het Nederlandsch gesteld ter beoordeeling ontvangen en eventueel den prijs uitreiken zonder overleg met de Académie de Belgique, indien geen in het Fransch gestelde verhandelingen naast de Nederlandsche voor denzelfden prijs werden ingezonden.
Komen, naast Nederlandsche, ook Fransche Verhandelingen voor denzelfden prijs in aanmerking, zoo wordt door beide Franschen Vlaamschtalige Instellingen een gemengd jury samengesteld, die over al de ingezonden verhandelingen haar oordeel zal uitspreken. De taal van het bekroonde werk bepaalt welke van beide Instellingen den prijs uitreikt. |
B.
Prijzen op prijsvragen.
1o | Wanneer de antwoorden op de Prijsvragen in een door den schenker aangeduide taal moeten gesteld zijn, dan regele men zich naar A, 1o. De betrokken Instelling zal dan ook de vraag stellen. |
2o | Wanneer door den schenker geen melding werd gemaakt van de in de prijsantwoorden te bezigen taal, dan regele men het geval naar A, 2o. |
Wie zal echter in dit geval, voor een en dezelfde prijsvraag, welke Nederlandsche en Fransche antwoorden toelaat, het recht van formuleering hebben? Zonder twijfel beide instellingen tegelijk.
Zij kunnen het eens worden op dezelfde vraag; of elk een vraag stellen en het lot laten beslissen; of over ander jaar of tijdvak elk het initiatief der formuleering nemen.
In ieder geval is overeenkomst tusschen beide Academies niet te ontwijken.
Ook dient de vraag in beide talen uitgeschreven, daar, voor het antwoord, de keus der taal vrij staat.
Men regele zich hier naar A, 2o, wat beoordeelen en uitreiken van den prijs betreft.
II.
Jaarlijksche Prijzen.
Elke klasse van de Académie de Belgique beschikt over een jaarlijksch, speciaal budget voor het uitreiken van prijzen om de antwoorden te bekronen op jaarlijks gestelde prijsvragen. De klassen van de Vlaamsche Academische Instelling kan men zich zonder dergelijke, jaarlijksche hulp van den staat niet denken. En zonder jaarlijksche prijzen mist een Academie een van haar essentieele doeleinden.
Hoe zal men in die noodzakelijkheid voorzien?
Mijn meening is, dat de twee Instellingen hier volstrekt onafhankelijk van elkaar dienen te blijven en, op dit zoo belangrijlk gebied, elk hunner de verantwoordelijkheid van hare verrichtingen, tegenover het land en tegenover de buitenlandsche geleerde Instellingen dient te dragen.
Inderdaad, wat de prijsvragen der schenkingen betreft, is een Academie min of meer aan de formule van de schenking gebonden. Doch in het opstellen der jaarlijksche prijsvragen is een Academie volkomen vrij nieuwe wegen op te gaan, nieuwe gronden te ontginnen, m.a.w. haar zelfstandigheid naar voren te brengen.
De eenige oplossing van het probleem moet worden gezocht in het verdeelen tusschen beide Instellingen van een jaarlijksche begrooting voor de jaarlijksche academische prijzen.