| |
| |
| |
Vergadering van 16 December 1936.
Zijn aanwezig: de heeren J. Muls, bestuurder; R. Verdeyen, onderbestuurder; L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren F. Lateur, L. Willems, A.J.J. Van de Velde, J. Jacobs, M. Sabbe, J. Salsmans, F.V. Toussaint van Boelaere, J. Cuvelier, F. Timmermans, J. Van de Wyer, A.H. Cornette en Em. De Bom, werkende leden;
de heeren L. Grootaers, J. Eeckhout, L. Monteyne, J. Grauls, E. Blancquaert en F. Baur, briefwisselende leden.
Laten zich verontschuldigen: de heeren L. Simons, A. Joos, L. Van Puyvelde, A. Vermeylen, Fr. Van Cauwelaert, C. Huysmans, J. Van Mierlo, A. Carnoy, Fl. Prims, werkende leden;
L. Baekelmans, briefwisselend lid.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de November-vergadering; het wordt goedgekeurd.
| |
Aangekochte boeken
- Mijnheer Snepvangers, door Lode Baekelmans;
- Ethica. I. De structuur van het zedelijk phenomeen. II. De ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn, door Prof. Dr. E. De Bruyne.
- De Werken van Vondel. Deel IX.
| |
| |
| |
Aangeboden boeken
Door de Universiteit te Groningen:
- Groningsche Universiteitsgids. VI. Academiejaar 1935-36; VII. Academiejaar 1936-37;
- Jaarboek der Universiteit te Groningen 1936;
- Groningsche studentenalmanak 1937;
- Cognition and volition in language, door H. Mulder;
- Hermann Stehr. - Gehalt und Gestalt seiner Dichtung, door K.E. Freitag;
- De Christologie van Calvijn, door E. Emmen;
- Ubbo Emmius en Oost-Friesland, door J.J. Boer;
- Longinus ‘over het verhevene’ vertaling met inleiding en opmerkingen, door J.Ph. Hoogland;
- De Ethiek en het Probleem van het Booze. - Een studie naar aanleiding van de ethische en godsdienstphilologische geschriften van Immanuel Kant, door A.J. Rasker;
- Historisch-Kritisch Overzicht van de Crediettheorieën (in het bijzonder van Dr. L.A. Hahn's bankcrediettheorie) door P.B. Wind;
- The Fabulous Opera - A study of continuity in french and english poetry of the nineteenth century, door D.G. Van der Vat.
Door de Universiteit te Nijmegen.
- Gids voor het studiejaar 1936-1937;
- Jaarboek der St Radboud-Stichting;
- Samenwerking van Gemeenten, door C.Ch.A. Van Haren;
- Gerard Zerbolt van Zutphen, I. Leven en Geschriften, door J. Van Rooy, O. Carm.;
- Thomas van Aquino en Joannes Bodinus. Een vergelijkende studie over het subject van de souvereiniteit, door B.F.E. van Welie;
- Het Luiksch Diatessaron in het Nieuw-Nederlandsch vertaald met een inleiding over de herkomst van den Middelnederlandschen tekst, door G.C. Van Kersbergen.
Door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam
- Jaarboek 1935-1936;
- Ovide Moralisé (Tome 10, Livres X-XIII), par C. De Boer;
- Grieksche origineelen en Latijnsche navolgingen. Zes komedies van Menander bij Terentius en Plautus, door W.E.J. Kuiper;
- Studies on Pānini's Grammar, by Barend Faddegon.
| |
| |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris
I. Woordenboek der Nederlandsche Taal. - Bij brieve van 19 November ll. brengt de heer Julius Hoste, Minister van Openbaar Onderwijs, ter kennis van de Academie den maatregel welken hij bij wijze van toelage op de Begrooting van Openbaar Onderwijs heeft genomen ten einde het werk van het Woordenboek der Nederlandsche Taal te ondersteunen.
Hij verzoekt tevens de Academie hem een lijst van drie namen te onderwerpen van jonge doctors in de Germaansche talen die in aanmerking kunnen komen voor de plaats van assistent-redacteur bij de Redactie van het Woordenboek. De heeren professors die in de Academie zetelen, dienaangaande geraadpleegd, zullen zoo spoedig mogelijk hunne voorstellen bij den Bestendigen Secretaris inzenden.
De vergadering spreekt den wensch uit, dat de Academie haar dank aan den Heer Minister zou betuigen voor zijn doelmatige tusschenkomst in die voor de Nederlandsche cultuur zoo belangrijke aangelegenheid.
II. Gebruik der Talen in Bestuurszaken. Permanente Commissie voor Taaltoezicht. - Naar den wensch door de Academie in haar Zitting van 30 September 1936 uitgesproken (cfr. blz. 618 der Verslagen en Mededeelingen). werd aan den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken een brief geschreven waarop deze in d. 27 November volgend antwoord heeft gegeven:
‘Ik heb de eer U de ontvangst te melden van uw schrijven van 11 dezer, waarbij U me kennis geeft van den wensch uitgedrukt door de Koninklijke Vlaamsche Academie in ver- | |
| |
band met de uitbreiding van de bevoegdheid van de permanente Commissie voor Taaltoezicht.
Deze aangelegenheid wordt met de meeste aandacht onderzocht.’
| |
Mededeelingen namens de commissies
I. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - Hr. L. Willems, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Jacobs, Cuvelier (voorz.), Verdeyen (ondervoorz.) en de heeren hospiteerende leden Muls, Timmermans, Sabbe, Baur.
Op de dagorde staat:
1. - Lexicographische sprokkelingen, door Dr. L. Willems.
Spreker heeft het: 1o Over drie woorden die bij Verdam niet voorkomen, en behooren tot de vaktaal der Mnl. rubricatoren: cadellen, cadassen en versolen; zij beteekenen hoofdletter.
2o Over een Mnl. omschrijving van den superlatief. - Spreker heeft het over de uitdrukkingen in den aard van ‘niet omme versconen’ in de beteekenis van allerschoonst. Deze uitdrukking komt reeds in het Mnl. voor, doch wordt bij Verdam niet vermeld.
3o Aanteekeningen over Mnl. schrijvers. - Spreker handelt over den Brusselschen rederijker Jan Steenmaer, alias Perchevael. In de Brusselsche rekeningen staat gewoonlijk Steemaer, maar zijn naam is wel Steenmaer. En waar zijn bijnaam ook voorkomt als op Perchevale en in Perchevale, meent spreker hieruit af te leiden dat in Percheval de naam is van het huis dat hij te Brussel bewoonde.
| |
| |
2. - Verslag over een studie aangeboden door Dr. Langohr.
De verslaggevers, belast met het onderzoek van de bijdrage ingezonden door Dr. Langohr, zijn van meening, dat deze bijdrage in haar huidigen vorm in de Verslagen niet kan worden opgenomen.
Aan Dr. Langohr zal kennis worden gegeven van dit besluit en tevens worden medegedeeld in welken zin zijn studie zou moeten omgewerkt worden.
II. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Toussaint van Boelaere d.d. secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Lateur, Salsmans, Van de Velde (voorz.), Muls (ondervoorz.), Toussaint van Boelaere, en F. Timmermans;
en de heeren hospiteerende leden Goemans, Jacobs, Verdeyen en Monteyne.
Op de dagorde staat:
1. - Petrus Behaeghel. Het krakeel der spraakkunstenaars. - Lezing door Prof. Dr. M. Sabbe.
Petrus Behaeghel, bestuurder van een school te Turnhout, is de auteur van een vrij groot aantal schoolboeken. De belangrijkste zijn gewijd aan de studie van de Nederlandsche taal. Behaeghel nam ook een werkzaam deel aan den strijd om de spelling. Hij stond op het standpunt dat een compromis moest worden gezocht tusschen de taal- en spelkunde, zooals zij in Noord-Nederland door Siegenbeek en Weiland werd aangeprezen, en de taal- en spelkunde op Vlaamsche leest geschoeid. In zijn werk wijst hij op de verschillende invloeden die zich in het Noorden en in het Zuiden op de taal hebben doen gelden en die geleid hebben tot een soort verfransching van het Vlaamsch en verduitsching van het Noord-Nederlandsch. Doch volgens Behaeghel was toch het Vlaamsch de zuiverste uiting van de Neder- | |
| |
landsche taal. De taal-eenheid moest, volgens hem echter, nu Noord en Zuid weêr vereenigd waren, worden hersteld, waarbij dus rekening zou worden gehouden met de taal- en spelkunde in beide gewesten. Heftig bestreed Behaeghel de houding van Siegenbeek en Weiland en meende dat zijn eigen werk beter aan de eischen beantwoordde en de voorkeur boven het werk van beide Noord-Nederlanders verdiende. Met het oog op het herstel van de gewenschte eenheid stelde Behaeghel voor, een Academie te stichten, bestaande uit Noord- en Zuidnederlandsche taalkundigen, die tot opdracht zou hebben de verschillende dialecten, die in de lage landen heerschen, te bestudeeren en op grond van haar bevindingen de regels voor de spraakkunst en de spelling, die voor Noord en Zuid zouden gelden, vast te stellen. Van een Academie kwam niets, en de strijd werd verwoeder dan ooit gevoerd, van welken strijd de hr. Sabbe ons verder een kleurrijk tafereel te aanschouwen en te genieten geeft.
De Commissie is het met haar voorzitter eens, dat aan de pleno-vergadering voorgesteld zal worden de lezing van prof. Sabbe in de Mededeelingen op te nemen.
2. - Vereeniging van Letterkundigen. Verslag J. Kuypers. - Ontwerp van antwoord aan de Academie voor te leggen.
De heer J. Muls, bestuurder van de Academie, leidt de bespreking in. Hij was nl. door de Academie afgevaardigd op de vergadering door de Vereeniging van Vl. Letterkundigen bijeengeroepen en waar een verslag door den heer J. Kuypers werd voorgelegd. Hij geeft dan ook een beknopt overzicht van bedoeld verslag, dat op zakelijke wijze heeft aangetoond hoe over alle Vlaamsche cultuuraangelegenheden, in laatste instantie door Waalsche ambtenaren uitsluitsels moeten worden gegeven.
Er werd op deze vergadering overgegaan tot het stichten van een bond van Vlaamsche cultureele vereenigingen en lichamen. Deze bond zou de cultureele belangen der Vlamingen ter harte nemen en trachten te bekomen, dat de Centrale Besturen worden ingericht op een dubbel plan, om aan onhoudbare taaltoestanden een einde te stellen. Men zou beginnen met een tweetalige inrichting van het Beheer van Schoone Kunsten.
De heer Muls verklaart, dat hij op de vergadering slechts
| |
| |
ten persoonlijken titel het woord heeft genomen, daar de Academie hem met geen stellige zending had belast. Nu wordt aan de Academie gevraagd om haar gevoelen aangaande de gedane voorstellen te laten kennen, namelijk of zij zou toetreden tot voornoemde bond.
Na een bespreking waaraan vooral de heeren Sabbe en Timmermans deelnemen, wordt besloten, dat de Academie op eigen hand bij de Regeering zal tusschenkomen om de taalmisstanden in de inrichting van de Centrale Diensten te keer te gaan. Er zal aan den Bond worden gevraagd de Academie op de hoogte van zijn werkzaamheden te houden.
| |
Dagorde
I. - Wedstrijden.
1o Ingekomen Prijsantwoorden, Werken en Liederen.
a) Onderwijs. - Eén handschrift werd ingezonden op de prijsvraag aangaande De Didaktiek der Moedertaal in Vlaamsch-België sedert het begin van de XIXe eeuw (Kenspreuk: ‘Wij moeten Vlamingen zijn om Europeërs te worden.’)
b) Geschiedenis. - Eén handschrift werd ingezonden op de vraag: Het Volkslied onder de Brabantsche Omwenteling historisch-kritisch toegelicht (Kenspreuk: Brabant ontwaakt!).
c) Barbier-prijs (tijdvak 1935-1936). - Ingezonden werken:
1) | Legende van St. Juliaan, door Gustave Flaubert, vertaald in het Nederlandsch door Robert Masure. |
| |
2) | Jan Palfijn. Een levensbeeld, 1650-1730, door Dr. Arthur Broeckaert. |
| |
| |
d) Boury-prijs (tijdvak eindigende met 31 December 1936). - Ingezonden liederen:
1) |
Smidje Smee } onder kenspreuk ‘Voor straks en nu’. |
2) |
Het Geweten } onder kenspreuk ‘Voor straks en nu’. |
3) |
Kantenliedeke } onder kenspreuk ‘Wie weet?’ |
4) |
Spinneliedje } onder kenspreuk ‘Wie weet?’ |
5) |
De Dijle } door Edward Verheyden. |
6) |
Bloemen in Huis } door Edward Verheyden. |
7) |
Zes liederen voor school, door Maurits Veremans. |
8) |
Twaalf kinderliederen, door Jan Broeckx. |
9) |
Tien kinderliederen, (zonder auteursnaam) |
10) |
Acht schoolliederen, door C. D'Hooghe (kenspreuk ‘Arbeid adelt’). |
11) |
Zeven liederen, onder kenspreuk ‘Ik Dien’. |
12) |
Meesterzangers van den Nacht } door P.N. Damiaens. |
|
Spel } door P.N. Damiaens. |
|
Meiliedje } door P.N. Damiaens. |
| |
2o Keurraden. - Benoeming.
Prijsvraag ‘Onderwijs’. - Worden aangesteld om verslag uit te brengen over de ingezonden verhandeling, de heeren A. Vermeylen (steller van de vraag), J. Jacobs en Am. Joos.
Prijsvraag ‘Geschiedenis’. - Worden aangesteld om verslag uit te brengen over de ingezonden verhandeling, de heeren Em. De Bom, Fl. Prims en J. Muls.
Barbierprijs (tijdvak 1935-1936). - De keurraad wordt samengesteld uit de heeren J. Eeckhout, R. Verdeyen en A. Vermeylen.
Boury-prijs (tijdvak op eind 1936 gesloten). - De keur- | |
| |
raad wordt samengesteld uit de heeren J. Muls en L. Goemans (voor de teksten), A. Meulemans en De Vocht (voor de muziek).
| |
II. - Woordenboek der Nederlandsche Taal.
- Mededeeling van Kan. J. Jacobs, aangaande de bespreking gehouden met Prof. Dr. G.G. Kloeke te Mechelen op 9 December 1936.
| |
1. Het beheer van het Woordenboek vóór 1922.
Vóór 1922 was de Inrichting van het Woordenboek een private zaak. Zij bestond uit een Commissie van Bijstand, die zich zelf had aangesteld en eene Redactie.
De Commissie van Bijstand bestond bij het uitbreken van den oorlog uit 6 leden voor Noord-Nederland, 5 voor Zuid-Nederland en 1 voor Zuid-Afrika (zie Dl VIII1, Inl.).
Deze commissie ontlastte de Redactie van de financieele bemoeiïngen en administratieve beslommeringen, zoodat de Redactie zich uitsluitend aan het stellen en het schrijven van het Woordenboek kon wijden. De Commissie beheerde de inkomende gelden van de Nederlandsche, de Belgische, de Zuidafrikaansche regeeringen en van de particulieren. Zij bezorgde de uitbetaling van drukkosten, van de honoraria en salarissen van de redacteurs en hun helpers, en voerde behalve de boekhouding ook de geheele correspondentie met de Regeeringen. Zij werd niet bezoldigd, en vulde zich bij cooptatie aan; zij werd door de Regeeringen erkend, en deed dienst als tusschenpersoon tusschen de geldverschaffende lichamen en de Redactie. Drie- of viermaal per jaar vergaderde zij. Een deel der vergaderingen werd door de Redactie bijgewoond.
Naast de redacteurs (b.v.W. de Vreese en A. Lodewyckx) zijn er steeds assistenten werkzaam geweest (geen academici). Zij staan de redacteurs bij door het nemen van excerpten, het opmaken van fichen, het aanhalen van boeken, enz. De redacteurs werden niet gepensionneerd.
| |
2. Het Beheer van 1922 af.
In het jaar 1922 heeft de Nederlandsche Regeering de
| |
| |
zaken van het Woordenboek zelf ter hand genomen. De inkomsten bleken al te wisselvallig te zijn, particuliere gaven bleven uit, Zuidnederlandsche steun werd niet meer ontvangen: ‘De Belgische leden der Commissie waren door den wereldoorlog langen tijd niet in de gelegenheid van hun belangstelling in het Woordenboek te doen blijken’ (Dl. III3, Inl.). Aan de geheele onderneming moest dus een solidere basis worden gegeven. Omtrent deze reorganisatie vinden wij in het Voorbericht van Dl. XIII vermeld: ‘Een zeer belangrijke gebeurtenis voor het Woordenboek was het Koninklijk Besluit van 18 Mei 1922, waarbij met ingang van 1 Juli van dat jaar werd ingesteld een Rijkscommissie van Bijstand voor het Woordenboek der Nederlandsche taal, bestaande uit de Nederlandsche leden der toenmalige Commissie van Bijstand, aan wie de bevoegdheid werd verleend zich uit het buitenland adviseerende leden te assumeeren, terwijl de leden der Redactie werden benoemd tot redacteuren van het Woordenboek der Nederlandsche Taal bij de Rijkscommissie van Bijstand voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Het behoeft wel geen nader betoog dat deze verandering aan de Redactie zeer welkom is: de redacteuren hebben nu als rijksambtenaren een vaste positie, terwijl zij zich in de goede zorgen der Commissie van Bijstand kunnen blijven verheugen’.
De Commissie van Bijstand, die uit particulier initiatief was ontstaan, en vrijwillig en onbaatzuchtig met de behartiging van de materieele belangen van het Woordenboek was belast, werd dus door de Noordnederlandsche Regeering tot de Rijkscommissie van Bijstand gemaakt. Deze commissie is de tusschenpersoon geworden tusschen de Regeering eenerzijds en de Redactie anderzijds. Het werk der Rijkscommissie is hetzelfde gebleven, nl. het financieel beheer en de administratieve werkzaamheid ten behoeve van het Woordenboek. Doch zij is een officieele Commissie geworden, die, niet-bezoldigd, hare leden coopteert, en de benoemingen aan de Regeering onderwerpt. Zij heeft in opdracht van de Regeering en als haar gemachtigde tot taak de uiterlijke belangen van het Woordenboek te behartigen, m.a.w. de Regeering verlaat zich heelemaal op de Rijkscommissie, die in buitengewone gevallen, waar het gaat over financiezaken, de Regeering polst, en de benoeming van redacteurs en medewerkers laat bekrachtigen. Hieruit volgt, dat ook de kan- | |
| |
didaat-redacteurs aan de Rijkscommissie moeten voorgesteld worden, en dat de Koninklijke Vlaamsche Academie als afgevaardigde der Belgische Regeering zich in alles, wat het Woordenboek betreft, tot de Rijkscommissie moet wenden.
| |
3. Toestanden in 1936.
A. - Er zijn op dit oogenblik 3 redacteurs: de heeren Dr. J. Heinsius, Dr. J.A.N. Knuttel en Mej. Dr. J.H. Van Lessen. Daarenboven vier assistent-redacteurs en drie gewone assistenten.
De minimumwedde van een redacteur is 3000 gulden of thans in België 50.000, - fr.; de maximumwedde 4617 g. of 73.892, - fr.
Bij het heengaan van redacteur Dr. R. Van der Meulen in 1935 werd om bezuinigingsredenen niet door een redacteur in diens vervanging voorzien. De Nederlandsche Regeering evenals de Rijkscommissie en de Redactie betrachten in de eerste plaats de uitgave van het Woordenboek, die in 1864 aanving, zoo spoedig mogelijk te beëindigen, en daarom hebben zij thans 4 assistent-redacteurs aangesteld (doctores of doctorandi) met een aanvangswedde van 1200 gulden of ± 20.000, - fr.
Bij gebleken geschiktheid kan eenige verhooging worden toegekend. Verdere plannen ten aanzien van dit geheel nieuwe instituut der assistent- of hulpredacteurs zijn nog in studie. Met het oog op de financieele gevolgen zal nog veel overleg noodig zijn.
Het eerste jaar wordt de assistent-redacteur op proef genomen met een wedde van 1.200 g. of 20.000, - fr.; maar door het feit dat een nieuwe assistent-redacteur te werk gesteld wordt, vermeerdert ook het voorbereidend werk der gewone assistenten, en daardoor kost een nieuwe assistent-redacteur aan de Rijkscommissie: 20.000, - fr. (wedde) + 5.000, - fr. voor het bijkomend werk of te zamen 25.000 fr. In het volgend jaar zou het benoodigde bedrag stijgen tot, naar schatting, 30 à 35.000 fr.
In het jaar 1935 betaalde de Rijkscommissie 25.412 g. aan gansch haar personeel, en 14.950 g. aan den drukker en bedrijfskosten; samen 40.362 g. of 650.000, - fr. In 1930 gaf zij uit 42.671 g. of 846.000 fr.
| |
| |
In het geheel heeft de Nederlandsche Staat naar schatting reeds ruim 16 millioen fr. aan het Woordenboek ten koste gelegd. De Nederlandsche Regeering wenscht voor het Woordenboek niet meer te betalen dan ze thans doet, maar ziet graag dat België een aandeel in de werkzaamheden opeischt, en nog wel langs denzelfden weg, die door de Rijkscommissie onlangs ingeslagen werd, nl. door het aanstellen van jonge krachten (assistent-redacteurs), die veel werk afleveren in voor haar gunstige voorwaarden.
Van een kandidaat-assistent wordt gevraagd dat hij goed beslagen is in de Germaansche taalkunde, dat hij dus de oude en de moderne Germaansche talen evenals de Nederlandsche dialecten goed kent, en vooral ijver toont voor lexicographischen arbeid. De redacteurs en medewerkers moeten te Leiden wonen: daar alleen kan het apparaat in zijn vollen omvang geraadpleegd worden. Zij mogen ook nu en dan met verlof naar België komen, waar zij buitendien weleens Vlaamsche bronnen zullen moeten raadplegen en in overleg treden met verkleefde medewerkers. Uit drie kandidaten aan de Rijkscommissie door de Koninklijke Vlaamsche Academie voorgesteld, wordt na een ernstig onderzoek aangaande titels en bekwaamheden de beste uitverkoren door de Rijkscommissie.
B. - Zoodra een Vlaamsche medewerker aangesteld is, zou ook op den omslag der afleveringen de vooroorlogsche toestand kunnen hersteld worden: de Koninklijke Vlaamsche Academie worde weer de afgevaardigde van de Belgische Regeering; de Rijkscommissie worde uitgebreid en in verhouding tot het aantal redacteurs of assistent-redacteurs neme 1 of 2 Belgische leden (meestal invloedrijke personen die in het openbare leven op den voorgrond zijn getreden) in haren schoot op.
C. - De Rijkscommissie gaat in principe akkoord met de volgende van Vlaamsche zijde gedane voorstellen:
1) | Gestreefd zal worden naar een doelmatige methode - ter beoordeeling der redactie - om vóór het ter perse gaan der afleveringen met Zuidnederlandsche desiderata rekening te houden. Er zou - evenals vroeger - weer een ‘correspondeerend lid der Redactie’ voor Zuid-Nederland kunnen worden
|
| |
| |
| aangewezen. Ook kan rondzending der kopij aan meer leden worden overwogen, mits daardoor geen stagnatie in den voortgang der werkzaamheden veroorzaakt worde. |
| |
2) | Excerptenlijsten, opgesteld naar een bepaald model en volgens een wetenschappelijke methode, worden graag op de Redactie ontvangen. |
| |
3) | Boeken van een schrijver, die nog onvoldoende aangehaald werd, kunnen naar Leiden gezonden, of in België geëxcerpeerd worden. |
| |
4) | Zeldzame boeken of handschriften uit de 16e, 17e en 18e eeuw mogen altijd uit België naar Leiden in bruikleen gezonden worden, of zelfs, zooals het geval was met rare werkjes uit de boekerij van G. Gezelle, afgestaan worden. |
| |
5) | Lijsten van nog niet opgeteekende dialectwoorden kunnen voor elke streek opgemaakt en aan de Redactie overhandigd worden. |
| |
6) | De Koninklijke Vlaamsche Academie, de Vlaamsche dagbladen en tijdschriften zullen voortaan meer propaganda voor het Woordenboek maken. |
Aan den opbouw van het Woordenboek zou in de toekomst niet veel meer gewijzigd worden. Het werk is te ver gevorderd om nog nieuwe wegen op te gaan. Er zal, zooals in de laatste jaren, bijzonder aandacht geschonken worden aan gewestelijke en min of meer verouderde woorden.
De Rijkscommissie van Bijstand van haren kant zou overwegen of prijsvermindering kan toegestaan worden voor de afleveringen, die na den oorlog omwille van den hoogen prijs door de abonnés niet meer aangekocht werden. Dit vraagstuk dient te worden beschouwd los van de te verleenen redactioneele hulp van Zuid-Nederland.
Om materieele zoowel als om ideëele redenen moet gestreefd worden naar een vergrooting van debiet. Daar de Nederlandsche Regeering hare financieele krachten reeds tot het uiterste heeft ingespannen, zal de - zoo zeer gewenschte - uitbreiding van den redacteursstaf voorloopig slechts mogelijk zijn door opvoering van het aantal abonnés en daarmede gepaard gaande vermeerdering van binnenkomende abonnementsgelden.
| |
| |
De Commissie van Bijstand acht het een voordeel, dat deze zaken weldra met de nieuw op te nemen Zuidnederlandsche leden besproken zullen kunnen worden.
| |
III. - Titulatuur in officieele stukken.
- De heer Toussaint van Boelaere spreekt den wensch uit, dat het Bestuur van de Academie zich tot de Regeering zou wenden met het verzoek in de officieele acten en berichten waarbij leden van de Academie betrokken zijn, onmiddellijk achter den naam van het lid, de melding ‘lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie’ te laten bijvoegen.
Aangenomen.
| |
IV. - Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen. Verslag van den heer J. Kuypers over cultureele autonomie.
- De vergadering gaat akkoord met het besluit door de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letterkunde genomen (Zie Verslag der Commissie, in fine).
| |
V. - Huldebetoon Prof. A.J.J. Van de Velde. -
Op 30 November werd de heer Van de Velde door vrienden, collega's en leerlingen in de Aula der Universiteit te Gent gefeest bij gelegenheid van zijn 65e verjaring.
De Academie had den heer Daels verzocht in haar naam op deze viering het woord te voeren. De heer Daels kweet zich van de hem opgelegde taak. Zijn toespraak verscheen in de brochuur te Gent uitgegeven onder den titel Huldebetoon Prof. A.J.J. Van de Velde (blz. 8).
| |
VI. - Lezing door den heer A.H. Cornette, werkend lid: Het Landschap van Rubens.
De heer Bestuurder wenscht spreker geluk en stelt voor zijn lezing op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen waartoe door de vergadering besloten wordt.
|
|