Verslag.
De Jury van den Beernaertprijs, voor het tijdvak 1934-1935, is van meening dat Maurits De Doncker's Opera, alhoewel van omvang klein, een veelbelovend dichterschap verraadt.
Deze gedichten zijn de weerspiegeling van een rustelooze natuur, op zoek om ‘het eigen wezen uit te spreken’.
Zijn individualisme echter, gaat niet uit van zintuigelijke indrukken, het is veeleer een onmiddellijke uiting van een geestes- en opstandigen gemoedstoestand, een psychologische verklanking van alledaagsche vreugden en ontgoochelingen.
Geen zucht naar breedsprakigheid, geen hoogtepunten van groote ontroering: ongedwongen ontplooit Opera zich tot een poëtisch dagboek waarin menig gedicht een biecht is aan des dichter's vrienden. Zoo ontroert ons bizonder de brief aan Jan Van Nijlen, om zijn innig geluid en zacht piëteitsgevoel, terwijl