Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1936
(1936)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |||||
Helmontiana V
| |||||
[pagina 340]
| |||||
[1930 Pagel]. Jo. Bapt. van Helmont. Einführung in die philosophische Medizin des Barock. Von Walter Pagel. Mit 1 Textabbildung und einem Bild van Helmonts. Berlin, Verlag von Julius Springer, 1930. (22 × 14.5 cm., VIII + 223 pp., Bibl. Univ. Gent 218 M11).
Rechtover het titelblad treft men het beeld van J.B. van Helmont uit Auffgang der Arzneykunst, Sulzbach 1683Ga naar voetnoot(3), met onderaan de volgende verzen: Diss ist der Helle Mond zur Lehre von Artzneijen; Op het portret houdt van Helmont een gaskolf in de hand om er aan te herinneren dat hij het ontstaan van de pneumatische chemie mogelijk heeft gemaakt. Pagel wijst, pp. 62-66, in een hoofdstuk Lehre vom Gas, op het duidelijk onderscheid, bij van Helmont, tusschen waterdamp en gas: ‘Hier begegnen wir der für Helmonts ganzes Lehrgebaüde grundlegenden Unterscheidung von Wasserdampf (Vapor) und Gas sylvestre, d.h. abgedunsteter, gasförmiger spezifischer Materie eines Körpers, die vor Helmont mit Wasserdampf, also reinem Wasser in Dampfform, zusammengeworfen wurde.’ Toen de decoratieve overlading de Renaissance aan het ontaarden was, voerde van Helmont polemiek tegen Paracelsus, wiens opvolger hij soms wordt genoemd; hij reageerde echter niet krachtig genoeg tegen de scholastiek, alhoewel hij voelde dat een reactie zich opdrong. De geest van van Helmont ontwikkelde zich parallel met den geest van DescartesGa naar voetnoot(4) wiens invloed hij niet onderging, maar wiens zienswijze van de wijsbegeerte naar de wetenschap overging. van Helmont leefde | |||||
[pagina 341]
| |||||
in den tijd van Descartes: Descartes bouwde een wijsbegeerte op de vaste overtuiging door de proefneming, Helmont bouwde een proefondervindelijke wetenschap, die hij zocht onafhankelijk te maken van de wijsbegeerte. van Helmont voerde een hevigen strijd tegen de Aristoteliaansche gedachten van de middeleeuwen, tegen de wijsbegeerte van AristotelesGa naar voetnoot(5), die de kennis van het bestaande zocht door eigen denken verkregen. Zonderling genoeg, vóór Aristoteles beoefende HippocratesGa naar voetnoot(6) het inductief onderzoek; hij steunde zijne gedachten, gewoonlijk op de waarneming. Eenige jaren daarna verwaarloosde Aristoteles de waarde van die waarneming, en eenige eeuwen daarna onderging GalenusGa naar voetnoot(7) den invloed van Aristoteles om de gedachten van Hippocrates, wiens aanhanger hij niettemin bleef, te doortrekken met godsdienstige bespiegelingen en met geloof aan spiritualistische invloeden. Hij verwaarloosde bijna volledig het streven van Hippocrates om de proefneming en de waarneming op den voorgrond te houden, op zulke wijze dat de geneeskunde tot stilstand werd gedoemd. Deze toestanden bleven behouden tot ParacelsusGa naar voetnoot(8) die voelde, en tot Helmont die onderzocht. In zijn zeer bewogen leven heeft Paracelsus buitengewoon veel gewerkt en geschreven; zijn handschriften werden na zijn dood verzameld en gepubliceerd, onder de bescherming van den aartsbisschop van Keulen, door Jan HuserGa naar voetnoot(9). In die werken worden de geneeskundigen, gewoonlijk op ruwe wijze verzocht, de chemische methoden te benuttigen, en | |||||
[pagina 342]
| |||||
Paracelsus spreekt als een opgewonden hervormer: ‘Gij medici, die na Hippocrates, Galenus, AvicennaGa naar voetnoot(10) bestudeerd te hebben, meent alles te weten, gij weet en gij begrijpt nog niets; gij wilt geneesmiddelen voorschrijven, en gij weet zelfs niet hoe ze te bereiden. De chemie geeft u de oplossing van al de vraagstukken van de physiologie, de pathologie, de geneeskunde; zonder chemie, dwaalt gij in de duisternis.’ Zulke woorden zouden wellicht kunnen toegepast worden op de moderne artsen van de 20e eeuw die specialiteiten voorschrijven, alleen op de inlichtingen van een bedrijf waar deze specialiteiten worden vervaardigd. Paracelsus vermengt echter een aantal merkwaardige bevindingen met allerlei buitensporige bevliegingen, op het gebied van mystiek en bijgeloof. Hij leeft echter in de 16e eeuw; hij is moedig in zijn hevigen strijd tegen de medici die hij kwakzalvers noemt. Ik heb Paracelsus genoemd om goed te doen uitschijnen, dat van Helmont, in de volgende eeuw, een dergelijken strijd voert ten voordeele van den vooruitgang. Maar van Helmont staat wetenschappelijk veel hooger, alhoewel hij zich nog niet onafhankelijk kan maken van de overlevering. Aldus kon BroeckxGa naar voetnoot(11) van die twee mannen beweren: ‘Les idées de Paracelse tiennent du délire, celles de van Helmont annoncent un profond génie.’ Pagel bespreekt den arbeid van van Helmont die Paracelsus op menig gebied aanvalt, en die de kunst vertoont een nieuw geneeskundig en chemisch gebouw op te richten op de puinen van zijn strijd. | |||||
[pagina 343]
| |||||
Zeer vruchtbaar is het Helmont's concept van de Actio regiminis, de kern van de moderne opvattingen over inwendige secretie. De koude en de warmte zijn niet de oorzaken, wel de gevolgen van de ziekte. Chemische geneesmiddelen dienen veel gebruikt te worden, b.v. kwik- en antimoonverbindingen als diuretisch, zwavelzalven tegen de schurftGa naar voetnoot(12), allerlei kruiden, en aldus wordt de chimiotherapie geboren, die heden het bestrijden van syphilis en malariaGa naar voetnoot(13) mogelijk heeft gemaakt. De ademhalingsphysiologie leert de oorzaken van de ziekten der longen. Zoover gaat van Helmont, dat hij de pathologie bestudeert voor ieder orgaan, voor ieder weefselstelsel, dat hij de oorzaken der ziekten zoekt en bepaalt om ze te vereenzelvigen. De ziekte is niet, zooals Galenus het beweert, een beschadiging van vorm en van functie, maar wel een vorm en een functie van de beschadiging. De archeus, nog met verouderde denkbeelden getint, zal later het aanzijn geven tot het concept van de levenskracht der vitalisten. Vol bewondering voor het groot Helmont's werk schrijft Pagel, p. 134: ‘In der harmonischen Erfassung von normaler und pathologischer Form und Funktion steht bei Helmont die Einzelheit unter dem Gesichtspunkt der allgemeinen und im Sinne seines gekentzeichneten Lokalismus wird er zum eigentlichen Vater eines modernen, des anatomischen Gedankens’. En p. 139: ‘Er hat die Welt voll von Betrug erkannt. Auch seiner langen Suche nach der Wahrheit in allen menschlichen Verhältnissen, Religionen und Bedingungen hat er wohl Wahrheiten gefunden, nirgends aber die Wahrheit selbst’. Aldus heeft hij tot den weg gewezen naar de wetenschap- | |||||
[pagina 344]
| |||||
pelijke waarheid, ten dienste van het wetenschappelijk onderzoek, plooibaar genoeg om zich aan de eischen van de waarneming te onderwerpen. Zonder twijfel deed Helmont aan tooverij, zooals het de gewoonte was in zijn tijd. Pagel zegt daarover, p. 93: ‘Helmont steht in mancher Hinsicht unter dem Banne der alten Magie, wenn er auch deutlich bemüht ist, natürliche Erklärungen der magischen Vorgänge zu geben. Es besteht kein Grund, den Ausdruck Magie zu verabscheuen’. Inderdaad, zelfs met zijne neiging tot tooverij, heeft Helmont op het nageslacht een buitengewoon sterken invloed uitgeoefend, en niet het minst op Sylvius, Willis, Stahl, Leibnitz, Boerhaave, Haller. Ik moet betreuren, dat Pagel's boek de uitgave van 1615 van den Dageraad nog noemt; p. 138: ‘1615 erscheint in Leyden der Dagheraad (s.S. 2, Anmerkung)’; en p. 2: ‘Zu Lebzeiten Helmonts erschien nur eine frühe Schriftensammlung in holländischer Sprache hinter seinem Rücken: ‘Dagheraad ofte nieuwe opkomst der geneeskonst in verborgen grond-regulen der nature. Noit in 't licht gesien, en van den autheur zelve in 't Nederduits beschreven. Leyden 1615 (ich zitiere Rotterdam. J. Noeranus 1660)... aber... haben in diesem apokryphen Frühdruck auch schon grundlegende positive Konzeptionen Helmonts Platz gefunden.’ Ik meende in 1929Ga naar voetnoot(14) het duidelijk bewijs geleverd te hebben dat de uitgave 1615 Dageraad te Leiden, nooit heeft bestaan.
***
[1933-1934 Marinus, Stroobant, Nauwelaers, Behaeghel]. Bulletin du Service de Recherches Historiques et Folkloriques du Brabant. Le Folklore brabançon. Numero specialement consacré à J.B. van Helmont, 1579-1644, 12 Vieille Halle au Blé Bruxelles, 13e année nee 75-76. Prix 10 fr. (Dec. 1933 et fev. 1934, 23.2 × 14.8 cm., pp. 137-251).
In mijn Helmontiana I (1929, p. 475) had ik geschreven: ‘Joan Baptista van Helmont was een man van durf en wils- | |||||
[pagina 345]
| |||||
kracht; hij diene tot voorbeeld aan dezen die noch durf, noch wilskracht missen; hij werd bekampt en niet begrepen door dezen die de voorkeur gaven aan overlevering en aan gemakzucht. Met zijn geest, nog door het mystieke van den tijd gansch doordrongen, is hij zelfstandig geworden, maar van zijn tijdgenooten onbegrepen en afgezonderd. Hij streed voor denkbeelden die steunen op feiten, verwierp feiten die geen anderen grond hebben dan denkbeelden. Zijn werk, zijn invloed, stralen over de grenzen van de landen en over de grenzen van den tijd.’ Ik was dus zeer gelukkig in de voorrede van Dr. A. Marinus deze woorden te lezen: ‘Belge illustre, savant remarquable, novateur traqué, Jean Baptiste van Helmont mérite que son souvenir soit périodiquement évoqué à l'esprit de nos compatriotes. Ce n'est qu'avec le temps qu'on a pu apprécier l'importance et l'originalité de son oeuvre... l'indifference de ses contemporains à l'égard de ses travaux, qu'ils étaient incapables de comprendre, ne se répète-t-elle pas, avec les mêmes arguments et les mêmes attitudes, à l'egard du Folklore, dont nos contemporains, généralement, fussent-ils des intellectuels ou des érudits, ne comprennent ni l'importance, ni l'utilité? van Helmont a prévu, près de deux siècles avant que la science médicale ne se décida à entrer dans cette voie, la place que prendrait la chimie dans l'art de guerir. Il a prévu l'importance de la suggestion... Il a vu la grande importance de l'intuition... ne voyons-nous pas van Helmont combattre déja des pratiques fréquentes encore de nos jours?...’ Woorden van iemand die eerbied heeft voor de intellectueele waarde, die begrijpt dat een groot man iemand is die niet altijd, op alle stonden van zijn leven groot is, maar wel iemand die groote daden heeft verricht, die groote oogenblikken in zijn leven heeft gekend. Het nummer van de Folklore brabançon, ingeleid door Dr. Marinus bevat drie verhandelingen. De eerste verhandeling Les Origines du Docteur van Helmont (pp. 140-166) is van de pen van Louis Stroobant. Het is een uitvoerige studie over de voorouders en de familie van Helmont, en de familiën die door huwelijken met de familie van Helmont in betrekking kwamen. Onder de talrijke oorkonden van historischen aard vermeldt Schr., dat J.B. van Helmont het vermogen van zijn ouders onder zijn zusters verdeelde; | |||||
[pagina 346]
| |||||
een bewijs dat voor hem het geld van gering belang was. De genealogische tabel neemt als geboortetijd 12 januari 1577 aan; de plaats van het overlijden wordt aangeduid: Vilvorde?Ga naar voetnoot(15). De tweede verhandeling (pp. 167-178) is geteekend J. Nauwelaers en heeft tot titel: La maison de van Helmont à Vilvorde. Nauwelaers geeft talrijke inlichtingen over het plaatsen van de gedenkplaat te Vilvoorden in 1889. Niets bewijst echter dat het huis in de Leuvenstraat werkelijk door van Helmont werd bewoond. Zeer belangrijk is het vast te stellen dat een mensch van dien tijd Brussel verlaat, om gerust in een laboratorium van een stil stadje gedurende verscheidene jaren te werken, zonder andere bekommeringen dan het wetenschappelijk onderzoek. Ongeveer drie eeuwen vóór Pasteur heeft hij dezes formule letterlijk gevolgd: ‘Vivez dans la paix sereine des laboratoires et des bibliothèques.’ Gedurende zijn verblijf te Vilvoorden zal zeker van Helmont zijn wetenschappelijk gebouw grootendeels opgericht hebben op de puinen van de verouderde gedachten en van de kwakzalverijen der medici. Nauwelaers is vol geestdrift voor van Helmont: ‘C'est ainsi que Vilvorde a rendu hommage à la mémoire de ce grand homme dont le mérite fut si souvent et si passionnément discuté, mais qui, à mesure que le temps permet d'en juger, apparaît comme l'une des plus pures gloires du pays.’ Hij stipt ook aan dat van Helmont, na lange bekommeringen door de vele medici en de geestelijken die hem vervolgd hadden, in vrede werd gelaten, zoodanig dat hij schrijven kon: ‘God verlaat nooit de medici die, met piëteitvollen ijver en met een vast geloof, hunne plichten vervullen.’ Dit belette echter niet dat Gui Patin, korten tijd na den dood van van Helmont uit Parijs, zijn vijand brutaal en laf beleedigdeGa naar voetnoot(16). | |||||
[pagina 347]
| |||||
In de verhandeling lezen wij ook dat in de groote zaal van de Pouhon te Spa, op een wandschilderij van het penseel van A. Fontaine, J.B. van Helmont wordt verbeeld in gezelschap van een aantal beroemde mannen: John Cockerill, Victor Hugo, Necker, Benjamin Constant, Body, Fabre d'Eglantine, Talma, Disraëli, Jules Jamin, Emile Augier, St Evremont, Descartes, Marmontel, Alexandre Dumas en Labiche; van Helmont staat daar in het midden van het tooneel, als het ware op de eereplaats, wellicht om te herinneren, dat hij een merkwaardige studie had geschreven over de bronnen van SpaGa naar voetnoot(17). Ook vindt men het beeld van van Helmont op de groote schilderij van Ducaisne in de gehoorzaal van de Handelsrechtbank te Brussel.
***
Dr. Th. Behaegel heeft de derde verhandeling geschreven voor de Folklore brabançon, getiteld L'oeuvre médicale de van Helmont (pp. 179-251). Dr. Behaegel begint met deze woorden van van Helmont in Ortus medicinae: ‘sedert mijn jeugd, stelde ik de wetenschap boven al de rijkdommen’. Dat was en bleef het programma van zijn gansche leven. ‘Le célèbre médecin bruxellois, zegt Dr. Behaegel, dut sa renommée aux belles découvertes qu'il fit dans le domaine de la chimie; ses doctrines médicales restèrent longtemps incomprises; pendant plus de deux siècles, ses conceptions hardies furent considérées comme des rêveties. AdelungGa naar voetnoot(18) poussa l'incompréhension jusqu'à classer ce savant dans sa galerie des fous célèbres. J.B. van Helmont heeft verscheidene tegenstrevers: Gui Patin, Adelung, ook De Seyn in zijn woordenboekGa naar voetnoot(19), | |||||
[pagina 348]
| |||||
ook onlangs M.P. Neve de MevergniesGa naar voetnoot(20). Ik voel me gelukkig in het gezelschap van Broeckx, Rommelaere, Pagel, Behaegel en zooveel anderen, aanhangers, helmontianisanten, volgens de nieuwe uitdrukking van M. Neve. Ik heb vóór 1930 den DageraadGa naar voetnoot(21) Amsterdam 1659 en Rotterdam 1660 in het Vlaamsch gelezen; ik heb Ortus medicinae Amsterdam 1648 en Lyon 1655 gelezen. Later kon ik nog andere uitgaven van Ortus in oogenschouw nemen. Thans, na de uiteenzetting van Dr. Behaegel, begrijp ik duidelijk waarom ik zooveel genot beleefde bij het lezen van den Dageraed, en dikwijls ontzenuwd was, toen ik zocht Ortus medicinae te begrijpen. Iedereen bekent, aanhangers en tegenstrevers, dat Ortus op talrijke plaatsen langdradig is, ook duister. Ik ben overtuigd, dat de tegenstrevers den Dageraed niet gelezen hebben, zelfs niet gezien. Dr. Behaegel geeft de uitlegging: tusschen Johan Baptista van Helmont en diens zoon Mercurius is geen vergelijking mogelijkGa naar voetnoot(22). Mercurius kreeg van zijn vader de opdracht zijn werken in het licht te brengen; de Dageraed was drukrijp en werd gedrukt zooals de vader dien had geschreven; Ortus daarentegen werd met wanorde samengesteld. Van daar het verschil tusschen de wetenschappelijke waarde der twee boeken. Ik kan volledig deze veronderstelling bijtreden; ik meen dat het onrechtvaardig is J.B. van Helmont door Ortus alleen te beoordeelen, zonder den Dageraed ook zorgvuldig te bestudeeren. ‘Le Dageraad est une perle au point de vue litteraire’ zegt Dr. Behaegel, p. 185. Voor mij is het een onsterfelijk gebouwGa naar voetnoot(23). ‘Le Dageraad dans son édition originale est introuvable.... Pour en faire l'étude j'ai dû me contenter d'une édition | |||||
[pagina 349]
| |||||
posthume, publiée en 1660.’ zegt nog Dr. Behaegel. Volkomen juist: de uitgave 1615 zal nooit gevonden worden. Alleen zijn de uitgaven 1659 van Amsterdam en 1660 van Rotterdam, in werkelijkheid een enkele zelfde druk waarvan alleen het titelblad van uitgever en jaartal verschilt. Dr. Behaegel herinnert aan mijn bewijsredenen daarover en voegt er bij, wat nog meer gewicht geeft aan mijn besluit, dat de Dageraed zich niet onder de stukken bevindt, in den bundel van het aartsbisdom te Mechelen. Het grootste deel van de verhandeling wordt ingenomen door een grondig overzicht van den Dageraed, het meest geschikte werk om in van Helmont's geest door te dringen. Dat overzicht verdient aandachtig gelezen te worden; het bevat: de werkmethode, de archeus of het grondbeginsel van het leven, het blas, de voeding, de koorts, de catharren, de lithiase, de pest. van Helmont was en bleef een geloovig christen: van zijn geloof zijn al zijn geschriften doordrongen. Zijn godsdienstige gedachten zijn zuiver en gezond, maar zijn liefde voor de waarheid en zijn wilskracht in zijn strijd tegen bijgeloof brengen hem soms buiten de grenzen van de orthodoxie. De inquisitie vond daarin redenen om hem te vervolgen. De lessen van del RioGa naar voetnoot(24) over tooverkunst schijnen een zekeren invloed gehad te hebben op den geest van van Helmont, die alhoewel hervormer, op een dwaalspoor werd gebracht door menschen met gezond lichaam die kwamen verzekeren dat zij met duivels in betrekking waren. Indien hij bij de Rozenkruisers aangesloten werd, indien hij sympathiseerde met de adepten van het hermetismeGa naar voetnoot(25), toch waren zijn ver- | |||||
[pagina 350]
| |||||
klaringen aan de inquisitie zeer duidelijk; als hij ondervraagd werd over de middelen om tot de kennis van de geneeskunde te geraken, antwoordde hij met de drie woorden: ‘doctrina, labor, disciplina’. Dr. Behaegel noemt van Helmont stelselmatig de Brabantsche, en op het einde van de verhandeling vestigt hij de aandacht op de valsche inlichting, op het standbeeld in 1889 opgericht: gestorven te Vilvoorden, in plaats van gestorven te Brussel.
***
[1935 Nève]. Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liége, Fascicule LXIX. Paul Nève de Mevergnies]. Jean-Baptiste van Helmont Philosophe par le feu. 1935. Faculté de Philosophie et Lettres Liége. Librairie E. Droz. Paris 25, rue de Tournon. (25.7 × 16.8 cm., 232 pp., Bibl. Univ. Gent P 4627).
Deze verhandeling bedraagt 9 hoofdstukken: I. De Helmont's herstelling van het begin van de 19e eeuw tot de officieele consecratie (pp. 7-25); II. De Helmont's herstelling sedert de officieele consecratie tot heden (pp. 26-35); III. Het echte beeld van J.B. van Helmont (pp. 36-44); IV. Overzicht van de legende en de geschiedenis van het Hermetisme (pp. 45-61); V. De teekenen van Hermetisme bij J.B. van Helmont (pp. 62-89); VI. De plaats door J.B. van Helmont in de Hermetische school ingenomen (pp. 89-109); VII. De aanrakingen van het Hermetisme in het leven van J.B. van Helmont (pp. 110-148); VIII. De aanrakingen van het Hermetisme in de leer van J.B. van Helmont (pp. 149-211); IX. De plaats die aan | |||||
[pagina 351]
| |||||
J.B. van Helmont in de geschiedenis van de wijsbegeerte dient gegeven te worden (pp. 212-220). Uit dit overzicht blijkt dat de geest van J.B. van Helmont wordt bestudeerd, vooral in het kader van de wijsbegeerte; van zijn wetenschap wordt weinig gezegd. Het werk is opgesteld met het doel te bewijzen dat de waarde van van Helmont te hoog wordt geschat, en dat er een streven bestaat bij zijn bewonderaars hem in eere te herstellen na de beleediging van Gui Patin. Ook treft men in het overzicht een neiging om zekere beweringen van politieken aard in evenwicht te brengen; zelfs zou de bewondering tot den taalstrijd behooren. De beteekenis van van Helmont als beoefenaar van de wetenschap wordt verwaarloosd, en aldus wordt de beoordeeling minder rechtvaardig. In het algemeen wordt van Helmont, een mensch van het begin van de 17e eeuw, uit het kader van zijn tijd besproken, en de uitdrukking philosoof door het vuur wordt hem toegepast als een titel van verminderende waarde. Eenige zinnen uit het boek bewijzen dit duidelijk:
P. 3: ‘Les plus caractérisques, parmi les études, sont celles qu'ont recemment consacrées au philosophe de Vilvorde, certains promoteurs de la culture belge d'expression flamande. Or, on a l'impression, en les lisant, qu'elles répondent, au souci de remplir un devoir vis-à-vis d'un grand ancêtre, dont l'oeuvre apparaît, par ailleurs, sinon comme l'une des sources, du moins comme l'une des cautions de cette culture.’
P. 4: ‘Ces efforts se sont traduits par la publication de travaux d'inégale valeur, mais qui tous témoignent du desir de mettre en lumière l'oeuvre d'un Belge dont la célébrité n'a pas toujours été à la hauteur du mérite’.
P. 6: ‘Nous ne désespérons même pas - si paradoxal que cet espoir puisse paraître - de montrer que si la philosophie de van Helmont offre, pour l'historien de la philosophie, un réel intérêt, c'est précisément en raison des aspects sur lesquels ses admirateurs ont constamment cherché, jusqu'ici, à jeter pudiquement le voile d'une ignorance voulue’.
P. 10 (noot 5): ‘La brochure du colonel d'Elmotte finit par verser dans un anticléricalisme si haineux et dans une si | |||||
[pagina 352]
| |||||
libre fantaisie qu'elle en devient hautement comique’Ga naar voetnoot(26).
P. 141 (noot 62): ‘Le nom de l'auteur s'y accompagne non plus des appellations suspectes de philosophus per ignem ou de Medicus Hermeticus’. P. 220: ‘L'Ortus Medicinae a peut-être rendu des services signalés à la science médicale, mais par l'esprit qui l'anime, et dont le rayonnement semble avoir été considérable, il n'en a pas moins été, malgré le génie de son auteur, un obstacle au progrès de la médecine’. Het boek van M. Neve zou vooral voor doel hebben een nieuw echte beeld van J.B. van Helmont in het licht te stellen. De titel van hoofdstuk III is: La vraie figure de J.B. van Helmout. Maar dit beeld wordt niet verkregen door een resultante van het philosophisch, het chemisch, het physiologisch, het geneeskundig werk, maar alleen volgens de opvattingen van de wijsbegeerte: ‘Mais tandis qu'on se complait dans l'exposé des théories scientifiques dont l'invention par van Helmont ferait, si l'on peut dire, sa ressemblance à cet impressionnant portrait, on observe en général la plus prudente réserve lorsqu'il s'agit de mettre en lumière ce que nous appellerons les traits philosophiques de sa physionomie’. Wel is waar is een geneeskundige, een chemicus, niet be- | |||||
[pagina 353]
| |||||
voegd om over wijsbegeerte te spreken; doch ook is een philosoof weinig bevoegd om over geneeskunde of over chemie een oordeel te geven. Aldus kan men begrijpen dat een resultante moeilijk is op te stellen, en dat aan de uitdrukking philosophus per ignemGa naar voetnoot(27) een slechte beteekenis kan gegeven worden. Een chemicus die latijn heeft geleerd noemt zich, zonder vernedering, zelfs met een soort deftigheid, nog heden gemakkelijk chemicus per ignem. Sedert 1891 leef ik in de atmosfeer der laboratoria; ik heb gedurende 45 jaren elken dag met het vuur gewerkt; ik ben een philosophus per ignem; ik heb nooit gedacht aan tooverij te doen of adeptus te worden. M. Neve schijnt echter geen te groot belang daaraan te hechten. In een voetnootGa naar voetnoot(28) herinnert hij de woorden van Valentini in 1707: ‘Adepti sunt philosophi per ignem, qui laborem sophiae universalem, h.e., transmutationem metallorum promovent’. De adepten zijn aldus bijzondere philosophi per ignem; de philosophi per ignem zijn stelselmatig geen adepten. Verder bekent hij ookGa naar voetnoot(29) dat ‘l'expression philosophes par le feu pourrait avoit signifié simplement chimistes’; hij bekent dit echter met tegenzin: ‘Que l'on dépouille ainsi de son sens esoterique l'expression de philosophe par le feu, nous ne saurions nous y opposer, d'une manière absolue, au nom de la logique. Mais il y a peut-être des raisons historiques qui s'y opposent. Si la chimie n'avait été pour van Helmont, comme on le prétend, qu'une science auxiliaire de la médecine, nous ne voyons pas pourquoi il aurait tenu à flanquer son nom, dans la préface de deux de ses plus célèbres traités, d'une appellation qui, en l'absence de toute autre, eut été de nature à donner le change sur le contenu même de ces écrits.’ Ik kan de zienswijze van M. Neve begrijpen: hij is een philosoof met de boeken, hij leeft niet in het chemisch laboratorium, waar de philosophen | |||||
[pagina 354]
| |||||
met het vuur werken. Logisch is de titel van de verhandeling van M. Neve: ‘J.B. van Helmont philosophe par le feu’. Toch een soort vermindering voor van Helmont.
***
M. Neve heeft een nieuwe soort menschen ontdekt: de HelmontianisantenGa naar voetnoot(30). Die Helmontianisanten zijn talrijk; de Kon. Vlaamsche Academie telt er twee in haren schoot, collega Cuvelier en ik zelf. Wij zijn niet alleen Helmontianisanten op het zuiver gebied der wetenschappen, maar ook ‘promoteurs de la culture belge d'expression flamande’. Wij hebben eenvoudig een plicht van rechtvaardigheid vervuld; wij hebben herhaald hetgeen anderen reeds hadden gezegd: dat van Helmont te Brussel was geboren, dat hij te Brussel was overleden, dat hij zijn Dageraed in zijn moedertaal had geschreven. Ik ben nog verder gegaan: als ik van hem heb geschreven dat ‘zijn werk, zijn invloed stralen over de grenzen van de landen en over de grenzen van den tijd’Ga naar voetnoot(31), dan heb ik het bewijs gegeven Europeesch gedacht te hebben. Niet alleen in de Kon. Vlaamsche Academie werd hulde gebracht aan de waarde van van Helmont; men leest in een vlugschrift van M. Delacre die zijn naam laat volgen door ‘professeur émérite de l'Université française de Gand: ‘Pour moi l'étude des oeuvres de van Helmont a été une lumière dans ma vie intellectuelle’Ga naar voetnoot(32).... ‘Cette heureuse dérivation a été de van Helmont. van Helmont ne succède à personne. On dirait presque qu'il a créé une hérésie dans la science officielle, dans celle qui va de Paracelse à Stahl. Bienfaisante hérésie! Il est la reconnaissance ou plutot la naissance expérimentale. Toute la partie vraiment originale de son oeuvre est la base même de la science nouvelle, de la vraie chimie basée sur des faits’Ga naar voetnoot(33). Zelfs verklaart M. DelacreGa naar voetnoot(34) dat de Dageraad te Leiden | |||||
[pagina 355]
| |||||
in 1615, gedurende het leven van J.B. van Helmont is verschenen en dat dit Vlaamsche werk een duidelijk belang heeft: ‘van Helmont publia de son vivant plusieurs ouvrages de médecine. Le seul connu ayant trait à la chimie parut à Leyde en 1615. Il est écrit en flamand et intitulé Dageraad... (In voetnoot:) ‘il doit être précieux puisqu'il a été publié au moment même des recherches de van Helmont à Vilvorde.’ Alhoewel twee exemplaren van den Dageraed in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Gent ter beschikking van het wetenschappelijk onderzoek berusten, waarin onder meer feiten in 1621, 1631, 1632Ga naar voetnoot(35) worden genoemd, verklaart M. Delacre dat de Dageraad in 1615 te Leiden is verschenen. Ik heb bewezen in mijn Helmontiana I dat die uitgave nooit heeft bestaan. IsenseeGa naar voetnoot(36) geeft in 1847 over den Dageraed de nauwkeurige inlichting dat het boek in 1659 te Amsterdam verscheen; hij vermeldt geen uitgave te Leiden in 1615. Maar hij beschouwt het werk als een Nederlandsche vertaling van Ortus medicinae. Hij heeft noch Ortus noch Dageraad gezien en nog minder gelezen. M. NeveGa naar voetnoot(37) neemt mijn zienswijze aan over de uitgave van Dageraed, en voegt een nieuw bewijs bij: ‘Aux arguments développés par M. Van de Velde nous ajouterons celui-ci: l'auteur y est qualifié de Seigneur de Merode, titre qu'il ne perte dans aucun des ouvrages qui ont été publiés de son vivant.’ In een pas verschenen studie over Fr. Merc. van HelmontGa naar voetnoot(38) deelt ons Dr. Behaegel deze waardevolle inlichting mede, dat, na den dood van zijn vader, Franciscus Mercurius het Vlaamsch handschrift van Dageraad ofte nieuwe opkomst der Geneeskonste terugvond. ‘C'était l'oeuvre initiale du maitre; elle avait servi de canevas à l'édification de l'ouvrage latin; une fille du docteur l'avait confiée à un ami de la famille et celuici la remit à Mercurius. Helmont passa d'abord en Hollande, | |||||
[pagina 356]
| |||||
il fit imprimer le livre flamand à Amsterdam en 1659 et l'année suivante en publia une nouvelle édition à Rotterdam.’ M. Delacre is zonder twijfel een helmontianisant, omdat hij schrijftGa naar voetnoot(39): ‘On dit que Marie de Medecis intervint en faveur de celui que Guy (sic) Patin appelait ce méchant pendard flamand, qui profita de sa mise en liberté pour secourir les pestiférés dans les différents points du pays où sévissait le fléau.’ M. Delacre spreekt met prijzenswaardige objectiviteit, alhoewel hij soms weinig rechtvaardig is tegenover zijn collega'sGa naar voetnoot(40); maar dat behoort niet tot de wetenschappelijke discussie. In haar zeer belangrijke studie Les doctrines chimiques en FranceGa naar voetnoot(41) handelt de Fransche chemische geschiedkundige, Mevr. Metzger in talrijke bladzijden over J.B. van Helmont. Zij komt tot een echte resultante van een beeld, zij stelt objectief pro en contra, zij levert een schitterende synthese van een werk uitgedacht en ontstaan in het woelig geestesleven van het begin der 17e eeuw. Mevr. Metzger is een helmontianisante; zij begint hare discussie met deze woordenGa naar voetnoot(42): ‘Nous allons maintenant dire quelques mots d'un savant du XVIIe siècle qui eut sur un grand nombre de ses contemporains une influence considérable, et à qui cependant l'histoire générale de la pensée humaine n'a pas conservé une place prépondérante.’ Ik zal verder nog gebruik maken van het boek van Mevr. Metzger.
Over mijn aanhaling betreffende BacoGa naar voetnoot(43) vergist zich M. Neve op erge wijze; ik noemde verscheidene malen Baco en ik gaf als inlichtingen van zijn leven 1214 † 1294. M. Nève schrijft nu letterlijkGa naar voetnoot(44): ‘Le Bacon dont parle M. Van de Velde - car il l'identifie en note par l'indication des dates de sa naissance et de sa mort - est Roger Bacon, le moine anglais du XIIIe siècle, qui occupe d'ailleurs une place considérable | |||||
[pagina 357]
| |||||
dans l'histoire de la philosophie médiévale. Mais comme cette collocation historique précède immédiatement un extrait de la brochure de d'Elmotte (op. cit. p. 3) où le bouillant colonel réclame pour van Helmont, eu égard à son génie, une place entre Galilée, Descartes et le chancelier d'Angleterre François Bacon de Verulam, il est probable que M. Van de Velde, qui accepte sans réserve le jugement de d'Elmotte, a confondu les deux Bacons et qu'il a pris le moine pour le chancelier.’ In de eerste plaats heeft d'Elmotte nooit gesproken van François Bacon de Verulam. Als men zijn verhandelingGa naar voetnoot(45) leest, treft men op p. 3 tweemaal den naam Bacon, en op p. 13 den naam Roger Bacon. In de tweede plaats heb ik Baco genoemd met de jaren 1214 † 1294 om wel aan te stippen dat ik Roger Baco bedoelde, die werkte over wetenschap, die schreef over alchemie en tooverkunst, en om den kanselier Baco van Verulam, philosoof en politicus, uit te sluitenGa naar voetnoot(46). Heeft een aanhaling van Rapin die Galilaeus, Baconus Verulamius, Boyle en Kartesius te samen noemtGa naar voetnoot(47) M. Nève tot die vergissing gebracht? Rapin noemt Baco van Verulam; d'Elmotte en ik, wij hebben Roger Baco genoemd, nooit Francis Baco van Verulam!! M. Nève meent een wiskundige vergissing bij van Helmont ontdekt te hebbenGa naar voetnoot(48); hij schrijft: ‘O.M. vita aeterna, | |||||
[pagina 358]
| |||||
p. 590, col. 2: ... Datum mihi semelGa naar voetnoot(49) fuerat 1/4 unius grani. Granum autem voco sexcentesimam partem unius unciae... repertae fuerunt unciae octo auri purissimi, granis undecim minus. Itaque unicum granum illius pulveris transmutasset in aurum optimum partes argenti vivi, sibi aequales 19186.’ ‘Il y a lieu de remarquer que van Helmont a commis une légère erreur dans son calcul. Le grain étant la six-centième partie d'une once, et un quart de grain de poudre ayant transmué huit onces moins onze grains, le rapport est non de 1 à 19186, mais de 1 à 19189 [(4 × 8 × 600) - 11].’ In Ortus medicinae 1648 (p. 743) vindt men inderdaad 19186; ook in Ortus medicinae 1655 (p. 452); met een mogelijke drukfout, voor 19156. Maar M. Nève redeneert wiskundig slecht; de redeneering moet zijn: [(600 × 8) - 11] × 4 = 19156 en niet [(4 × 8 × 600) - 11] = 19189!!
Maar M. Nève zoekt duidelijk van Helmont te verminderen. De Helmontianisanten hebben niet geaarzeld van Helmont te plaatsen op denzelfden rang als Lavoisier, Galilaeus, Baco, Descartes, KeplerGa naar voetnoot(50). ‘Cette collocation historique fait, sans doute, zegt M. NèveGa naar voetnoot(51), grand honneur à notre compatriote et si, un jour, un nouveau Dante devait réserver à van Helmont, dans son paradis, la place que M. Van de Velde lui fait assigner par l'Histoire, l'Académie flamande n'aurait, évidemment, aucune objection à formuler. Mais nous ne pouvons nous défendre de penser que si le Paradis des Penseurs devait un jour, s'organiser sous le signe d'un pareil protocole, BacoGa naar voetnoot(52), Galilée et Descartes seraient assez étonnés de s'y voir flanqués du philosophe de Vilvorde et qu'ils le tiendraient peut-être pour un intrus.’ Roger Baco, Galilaeus, Descartes zouden zeker over die aanwezigheid in hun midden niet verwonderd zijn; Lavoisier, Kepler ook niet; Lavoisier zou praten over de historische | |||||
[pagina 359]
| |||||
proef met de balans en over de theorie van het behouden van de materie. Boyle, Dalton, Berzelius, Mendelejeff, Stahl, Boerhaave, Lemery, Pasteur, Beyerinck, Black, Reaumur, Celsius, Haller, Broussais, Mevr. Curie, en de anderen... zouden met den ‘intrus’ de bekrompenheid en de onverdraagzaamheid van het menschdom op weinig vleiende wijze bespreken. Zij hebben, de meesten toch, veel gewerkt, veel ontdekt, en ook veel moeten lijden. M. Neve spreekt van een brochure ‘publiée en 1624 et rééditée en 1634 par les théologiens de l'Université de Louvain, qui s'étaient mis en devoir de faire condamner, par l'autorité religieuse, les doctrines suspectes du philosophe de Vilvorde’Ga naar voetnoot(53). Die inlichting is, op deze plaats van de verhandeling eenzijdig, vooral omdat M. Nève nog op p. 121 bijvoegt: ‘par suite de manoeuvres qui sont restées inexpliquées le De magnetica vulnerum curatione fut à l'insu de l'auteur publié à Paris en 1621’. In hoofdstuk VII komt M. Nève echter op het geding terug. Ik schreef in mijn Helmontiana II, p. 720:
[1621]. De magnetica vulnerum naturali et legitima curatione, contra R.P. Joannem Roberti, theologiae doctorem societatis Jesu. (Paris, Victor Leroy in 12; Leodii 1634 in 4...).Ga naar voetnoot(54).
Dit werk, waarschijnlijk het eerst van van Helmont verschenen, werd buiten weten van den schrijver gedrukt en in het licht gehouden. In 1608 had Rod. Goclenius, hoogleeraar te | |||||
[pagina 360]
| |||||
Cassel, een redevoering uitgesproken, waarin hij beweerde dat de genezing der wonden door de zalf sympatheticum et armarium een eenvoudig verschijnsel was, zonder te moeten gebruik maken van de veronderstellingen, van het dierlijk magnetisme, onlangs door Paracelsus in de wetenschap ingevoerd. In 1613 verscheen een vlugschrift bevattende de redevoering van Goclenius en een critisch overzicht van Joh. RobertiGa naar voetnoot(55). J.B. van Helmont, gansch met de nieuwe opvattingen van het dierlijk magnetisme ingenomenGa naar voetnoot(56), schreef op verzoek van Remacle Roberti in 1617 een werk getiteld De magnetica vulnerum curatione, als antwoord op het opstel van Rodolphe Goclenius en Johan Roberti; maar hij kon er niet toe beslissen het werk te laten drukkenGa naar voetnoot(57). Hij liet zich eindelijk overtuigen door Johan Roberti zelf, en kreeg van den vicaris-generaal Stevart daartoe de noodige toelating, toelating die daarna door het toedoen der Jesuiten, order waartoe Johan Roberti behoorde, werd ingetrokken. Een kopij van het handschrift geraakte niettemin te Parijs, waar het werk in 1621 het licht zag. Het boek waarin van Helmont de genezende eigenschappen van het dierlijk magnetisme verdedigt, vond buitengewonen bijval, maar was ook de oorzaak dat de schrijver hevig werd aangevallen; de theologen beweerden dat de godsdienst beleedigd was en van Helmont werd voor de rechtbank van Mechelen, gedagvaard. Broeckx heeft nauwkeurig de stukken van het geding onderzocht en vastgesteld dat, gedurende dit geding, waarvan de inwikkelingen tot 1638 duurden, van Helmont door den aartsbisschop beschermd en verdedigd werd. Het stuk verscheen eerst in 1621, dan nog in 1624. De vijanden van van Helmont lieten in 1634 het volgend vlugschrift verschijnen, waarin de oordeelen van verscheidene faculteiten en academieën verzameld werden: | |||||
[pagina 361]
| |||||
[1634]. Joannis Baptistae Helmontii medici et philosophi per ignem propositiones notatu dignae, depromptae ex ejus disputatione de magnetica vulnerum curatione Parisiis edita. Additiae sunt censurae celeberrimorum tota Europa theologorum et medicorum et autographis optima fide descriptae. Leodii, typis Joannis Tornay, sub signo sancti Augustini 1634, superiorum permissu. (in 4, 20 pp.).
Bemerkenswaardig is het dat in dezen titel alleen de uitgave van Parijs wordt genoemd, aldus die van 1621, niet die van Keulen 1624. Na het verschijnen van dit stuk werd van Helmont aangehouden; door de tusschenkomst van den aartsbisschop van Mechelen werd hij eerst in het klooster der Minderbroeders te Brussel gevangen gehouden, en daarna in zijn eigen huis. Hij werd niet levend verbrand. De vervolgingenGa naar voetnoot(58) kwamen niet rechtstreeks van de kerkelijke overheid, zij kwamen feitelijk van de vakgenooten die de aanvallen tegen Galenus en tegen de overlevering niet dulden konden. In zijn werk over het dierlijk magnetisme gaat van Helmont zeker te ver; hij kan dat magnetisme niet uitleggen: oorzaak onbekend, wat volgens hem geen reden was om de feiten te loochenen. Helmont gaat te ver, en in zijn werk treft men voorbeelden aan van de meest verbazende naïveteit.
Dat schreef ik in 1929. Ik ben een philosoof per ignem, en ik ben een helmontianisant! Uit het bovenstaande blijkt echter:
| |||||
[pagina 362]
| |||||
De artsen hebben trouwens meer dan eens het bewijs geleverd van overdreven gehechtheid aan de traditie en van overdreven geldzucht. Bernard PalissyGa naar voetnoot(59) in zijne ‘Declaration des abus et ignorances des médecins’ zegt: ‘Le grand Dieu eternel... et à ceux à qui il a donné la science, il n'a pas donné la richesse, à ceux à qui il a donné la richesse, il n'a pas donné la science...’ In de Traicté de la chymie van Le FebvreGa naar voetnoot(60) maken deze woorden deel uit van de inleiding: ‘Vous remarquerés de plus, la difference qu'il y a de la correction des medicamens, qui se fait selon les dogmes et les preceptes de l'ancienne Pharmacie, d'avec celle qu'enseigne et que commande la moderne. Vous connoistrés encor la malice et l'envie de ceux qui jappent et qui clabaudent ignoramment contre les Chymistes et contre la Chymie, et qui disent que cet Art admirable n'occupe ses sectateurs que sur les poisons. ParacelsusGa naar voetnoot(61) trouwens had, op hevige wijze en dikwijls met grove uitdrukkingen den strijd tegen de artsen begonnen, en hij roept hun uit dat zonder chemie zij in het duister werken. Onder de vijanden van van Helmont was Gui Patin een der hevigste; doctor in de geneeskunde in 1624 en hoogleeraar in 1632, bleef hij zijn leven lang aanhanger van de ouderwetsche denkbeelden. Men weet op welke wijze hij Helmont heeft behandeld, als deze pas overleden was. Heeft hij een rol gespeeld in de uitgave van 1634? Stellig is het, dat Gui Patin brutaal en geweldig handelde; hem wordt toegeschreven een bijzondere rol in het opstellen van het boek Legendes des 61 docteurs qui | |||||
[pagina 363]
| |||||
ont écrit en faveur de l'antimoine, waarin een werk dat het antimoon als geneesmiddel aanraadt, infâme libelle wordt genoemd.Ga naar voetnoot(62). ‘Méchant pendard, mort enragé, mort frénétique, infâme libelle’ uitdrukkingen door Gui Patin gebruikt, een man die argumenten vervangt door beleedigingen.
***
Laat ons nu het beeld van J.B. van Helmont bepalen, niet op eenzijdige wijze, wel als een echte resultante van de in dien tijd heerschende gedachten, zijn werk, zijn invloed op de intellectueele ontwikkeling, zijn strijd tegen de overlevering, de moeielijkheden van zijn leven, de aanvallen van zijn vijanden... Niet als een te geestdriftige helmontianisant, zoo objectief mogelijk. Om van Helmont goed te begrijpen, moet men De Dageraad bestudeeren, zegt Behaegel ‘Que l'Ortus soit plus complet, le Dageraad convient mieux pour faire apparaître en traits essentiels les qualités et les défauts du maître; l'ouvrage flamand a servi de charpente pour l'édification de l'oeuvre définitive’Ga naar voetnoot(63). Om van Helmont goed te begrijpen, moet men hem volledig lezen; mevr. Metzger heeft de Fransche vertaling der werken van van Helmont met geduld bestudeerdGa naar voetnoot(64) en uit hare studie een belangrijk hoofdstuk van haar boek Les doctrines chimiques doen ontstaanGa naar voetnoot(65). Men moet ook op de hoogte zijn van de volledige bibliographie. Deze heb ik getracht te verzamelen in mijne 4 Helmontiana, tusschen 1929 en 1932. Is het dan niet verbazend te lezen in de verhandeling van M. Nève: ‘Nous ne tenons pas compte des passages, très édifiants cependant, quant au sujet qui nous occupe ici, que con- | |||||
[pagina 364]
| |||||
tient le Dageraad... Nous n'y aurons recours que très rarement’Ga naar voetnoot(66). Is het dan ook niet verbazend te lezen in een vlugschrift van M. DelacreGa naar voetnoot(67) zonder aanduiding van uitgave: ‘Le travail du distingué professeur est simplement bibliographique. Il réunit, sans toujours filtrer, tout ce qui a été dit sur le sujet. Comme méthode scientifique, c'est détestable. La seule vraie est de faire litière de tout ce qui a été écrit, et de chercher soimême sa voie’. Gevaarlijke mentaliteit, ook gevaarlijke raad voor doctorandi die een proefschrift voorbereiden!Ga naar voetnoot(68) J.B. van Helmont leefde, dacht en werkte in de eerste helft van de 17e eeuw, een tijdperk van geweldige intellectueele anarchie. Mevr. Metzger beschrijft dit zonderling tijdperk op schilderachtige wijzeGa naar voetnoot(69): ‘Chaque hypothèse scientifique due à un savant professeur, et puisant son origine soit dans la tradition religieuse, soit dans un système philosophique, soit dans l'expérience sensible, chaque hypothèse scientifique tendait en se développant à absorber le système du monde, elle cherchait à chasser de la pensée de ceux qu'elle séduisait tout ce qui ne serait pas un prolongement ou une adaptation d'elle même. Ces hypothèses audacieuses, intolérantes et exclusives, se présentèrent dès leur naissance sous leur forme définitive et parfaite que rien ne peut modifier; dans leur développement théorique, elles ne rencontrent aucun obstacle; sans se soucier des objections, elles déroulent un système du monde; mais sans s'assouplir elles se brisent et laissent immédiatement la place à des rivales éphémères auxquelles de nouvelles hypothèses succèdent bientot. Gmelin a appelé la période que nous étudions l'époque des Eeclectiques, ne pouvant trouver un auteur dont les opinions ont dominé la chimie, et d'autre part, voyant que l'hypothèse principale de chaque savant était due à une déformation d'idées plus anciennes rendues difficilement reconnaissables. Si aucune d'elles ne parvient à maitriser les esprits, c'est qu'elle est gênée dans sa pro- | |||||
[pagina 365]
| |||||
pagation sociale par l'éclosion simultanée d'un grand nombre de doctrines adverses qui, comme elles, aspirent à tenir tout le champ de la pensée humaine. En se combattant âprement elles se limitent mutuellement et s'étouffent les unes les autres. A vrai dire, elles ne se combattent pas; elles s'étalent en ignorant l'existence de leurs adversaires; les savants d'alors manient l'injure avec plus d'art que la discussion; et l'historien, ébloui par le choc des opinions adverses qui s'attaquent par leur seule présence sans recourir à des arguments logiques, renonce vite à mettre de l'ordre dans le chaos agité des disputes.’
M. Nève achtte het zeer belangrijk het bewijs te geven dat van Helmont een occultiste was: ‘Et nous ajoutons que la voie d'occultisme suivie par lui a été la philosophie hermétique,Ga naar voetnoot(70). Ook dat hij een adepte was: ‘Ainsi donc, le philosophe de Vilvorde, comme tous les adeptes du XVIIe siècle, a cru dans un messianisme hermétique. L'on admettra sans peine que c'est là une raison de plus pour reconnaitre qu'il a été lui-même un adepte’Ga naar voetnoot(71). van Helmont zou zelfs aan tooverkunst gedaan hebben: ‘il s'est fait, en Belgique, le champion de l'occultisme au XVIIe siècleGa naar voetnoot(72)’. ‘Nous sommes donc invités à absoudre l'alchimie et même la magie - dont l'alchimie n'est qu'une forme - des énormes méfaits spirituels dont elles sont responsables, en raison des services que, sans le vouloir, elles auraient rendus à la science... Qu'il soit arrivé à la magie de servir la science accidentellement, c'est possible; on ne manipule pas la matière sans en tirer quelque profit...’Ga naar voetnoot(73). De materie behandelen om een voordeel of een winst te bekomen, is zeker geen uitzondering. Maar op die wijze J.B. van Helmont behandelen, die de wetenschap voor de wetenschap heeft beoefend, en het gevang kreeg als voordeel en winst, dat is voor het minste onrechtvaardig; dat is een beleediging voor deze onderzoekers, rari nantes, die zich uitsluitend wijden aan het wetenschappelijk onderzoek en aan het streven naar waarheid en vrijheid. | |||||
[pagina 366]
| |||||
Zelfs deze, die geen vrienden zijn van van Helmont, kunnen niet nalaten te erkennen, hoe eerlijk schoon die mensch was. Een voorbeeld, uit het boek van IsenseeGa naar voetnoot(74): ‘Intusschen moet men van Helmont volstrekt niet gelijk stellen met gemeene kwakzalvers. Hoe veel wonderbaars hij ook ten aanzien van zijn scheikundige onderzoekingen moge hebben bekend gemaakt, hij was echter zeker overtuigd van alles, wat hij te boek stelde, want hij was een man van eer en stellig zeker vreemd aan alle laaghartigheid. Hij begeerde noch schatten, noch eereposten. Hij weigerde al het geld, dat men hem voor zijn raad en zijn geneesmiddelen aanbood. Zelfs nam hij de hooge betrekkingen en aanzienlijke sommen niet aan, die keizer Rudolph II, keizer Matthias en keizer Ferdinand hem aanboden, om hem naar Weenen te lokken. Hij gaf aan zijn onafhankelijk leven de voorkeur.’ Dat van Helmont een occultiste, volledig of gedeeltelijk is geweest, dat hij geloof had in de tooverkunst, dat hij een adepte en een Rozenkruiser was, dat moet niemand verwonderen, als wij hem plaatsen in den mystieken tijd waarin hij leefde. Dat hij alchemist, een filosoof met het vuur was, is eenvoudig logisch in het begin der 17e eeuw. De hevige helmontianisant d'ElmotteGa naar voetnoot(75), zegt zonder aarzelen: ‘van Helmont en Bavière fut admis dans la société des Roses-Croix, espèce de réunion d'illuminés qui se croyaient éclairés d'en haut’. In mijn Helmontiana IIGa naar voetnoot(76) zeg ik dat van Helmont een Rozenkruiser was, en ik ben een helmontianisant! Het mysticisme, onder al zijn mogelijke vormen en overdrijvingen, bestaat heden nog. Er zijn zonder twijfel meer bijgeloovigen dan normale geloovigen; het zuiver geloof zelfs is soms moeilijk te scheiden van een gematigde mysticisme. De Rozenkruisers leven nog heden; een mijner vrienden is Rozenkruiser; dat vermindert bij mij de waarde niet van zijn vriendschap; ik betwist hem niet het recht Rozenkruiser te zijn en hij weet bepaald dat ik geen Rozenkruiser wordt. Van tijd tot tijd ontvang ik een exemplaar van tijdschriften over spiritisme, oc- | |||||
[pagina 367]
| |||||
cultismeGa naar voetnoot(77); onder den titel deze volzin van den beroemden Camille Flammarion: ‘Il y a contradiction entre les aspirations idéales de l'humanité et ce que l'on appelle les sciences positives’; ook deze andere volzin van den niet minder beroemden Henri PoincaréGa naar voetnoot(78): ‘Douter de tout ou tout croire sont deux solutions égales qui dispensent de réfléchir’. In 1910 werd te Brussel een internationaal congres over spiritisme gehouden. In de proefondervindelijke philosophie is het zeer moeilijk de rechte lijn te volgen en een zijspoor te vermijden; maar de proefneming is toch iets tastbaar. In de philosophie van de verbeelding bestaat geen duidelijk tastbare richting; daar vliegt de geest naar het onbekende, om dat onbekende te trachten te begrijpen. Als beoefenaar der wetenschappen moet ik vooral trachten sceptisch te zijn. De alchemie met hare fantastische begrippen werd aangeraakt met de wonderlijke denkbeelden van StahlGa naar voetnoot(79), van het phlogiston met negatief gewicht, denkbeelden die even fantastisch waren, maar in zekeren zin aan de laboratoriumproef gehecht. De alchemie werd dan neergekogeld door LavoisierGa naar voetnoot(80). En heden wordt de transmutatie der alchemie verjongd, als gevolg van de ontdekkingen van Marie Curie-SklodowskaGa naar voetnoot(81), tweemaal laureaat van de Nobelprijzen. Een mooi overzicht verscheen in 1928 onder den titel: Des alchimistes aux briseurs d'atomesGa naar voetnoot(82) en bespreekt wat de moderne philosophi per ignem algemeen als wetenschappelijke mogelijkheid aannemen: ‘A la lumière de ce qui précède, est-il maintenant possible d'établir | |||||
[pagina 368]
| |||||
la recette permettant la réalisation du rêve des alchimistes: fabriquer de l'or. Théoriquement il est permis de répondre par l'affirmative. Il existe plusieurs recettes qui pourraient permettre la fabrication de l'or, ou tout au moins d'isotopes de l'or’Ga naar voetnoot(83). Een ander modern boekje van de hand van Abbé Th. Moreux heeft als titel: L'alchimie moderneGa naar voetnoot(84); op het titelblad pronken de twee woorden Res mirabilis. Het overzicht begint met deze aanhaling uit Shakespeare: ‘Er zijn in den hemel en op de aarde, meer dingen dan deze waarvan gij in uwe wijsbegeerte droomt.’ De hoofdstukken zijn: de alchemie en het steen der philosophen, atomen en moleculen, het oneindig klein, de eenheid der materie en de transmutatie der elementen. Het is geen overzicht van de veronderstellingen van het begin der 17e eeuw, wel een boeiend overzicht, van vulgariseerenden aard, van de allerlaatste begrippen der chemie. Daar leest men onder meerGa naar voetnoot(85): ‘Ainsi marche la science; ce que nous prenons le plus souvent pour des theories, ne sont qu'ingénieuses classifications; l'explication ultime nous échappe.’ Onder de menschen van de wetenschap, zijn er die het voldoende achten de feiten waar te nemen, en geen uitlegging zoeken. Anderen bouwen een uitlegging op, zeer beperkt, alleen gesteund op de feiten, binnen de grenzen van de proefneming. Enkele echter nemen hun vlucht buiten de wetenschappelijke theorieën, en zijn daarom geen minderwaardige geleerden. ‘Savez-vous que Boyle et Newton acceptèrent, zegt nog MoreuxGa naar voetnoot(86) de faire partie d'une compagnie établie à Londres avec l'objet de multiplier l'or; et que le grand Leibnitz lui même se fit admettre dans une société de Rose-Croix de Nuremberg, occupée à la recherche de la pierre philosophale! La même idée hanta l'esprit des Bergmann, des Glauber et des Lemery.’ | |||||
[pagina 369]
| |||||
Zijn FlammarionGa naar voetnoot(87), RichetGa naar voetnoot(88), CrookesGa naar voetnoot(89) voor de wetenschap minderwaardig geworden, omdat zij aan occultisme gedaan hebben? Waarom worden Boyle, Newton, Leibnitz, Bergmann, Glauber, Lemery, Flammarion, Richet, Crookes niet op den zelfden verlaagden rang als van Helmont door M. Neve gebracht? Wat moeten al die menschen in het Paradijs, door de Helmontianisanten geschapen, thans denken en zeggen? Onder de talrijke aanhalingen die bewijzen dat wij naar een tijdperk van alchemie terugkeeren, noem ik nog:
van Frederick SoddyGa naar voetnoot(90): ‘Only a beginning has so far been made into the study of these new unsuspected forms of energy, but enough is known to make it clear that, whether it be so or not, radioactivity alone, including in that term processes involving atomic transformations, is competent to be regarded as the mainspring of the universe.’ W. FosterGa naar voetnoot(91) geeft aan een hoofdstuk van zijn Romance of chemistry den titel The new alchemy, en zegt namelijk: ‘Not on the earth so far as we can see. Perhaps in God's laboratories, the stars. Some day we shall be finding out.’ Hij geeft als voorbeelden van de transmutatie, deze van kwik en goud uitgevoerd door middel van sterke electrische ontladingen in 1924 door Miethe en Stammreich, in 1925 door Nagoaka, deze van lood in kwik en thallium uitgevoerd in 1926 door A. Smits, deze van waterstof in helium door Paneth en Peters. Hij eindigt zijn hoofdstuk met de woorden van Henry D. Hubbard: ‘When its magic is more widely known the atom will become as fascinating for study and experiment as radio has become. Indeed, the varied properties and individuality of the atoms already | |||||
[pagina 370]
| |||||
form a subject of surpassing interest.’ Zelfs het woord magic ontbreekt niet! Jollivet CastelotGa naar voetnoot(92), voorzitter van de Société alchimiste de France en directeur van La Rose-Croix, vermeldt in zijn Etudes d'hyperchimie de transmutatieproeven van TiffereauGa naar voetnoot(93) en van Le Brun de VirloyGa naar voetnoot(94), de onderzoekingen over het goud van August Strindberg, den grooten Zweedschen schrijverGa naar voetnoot(95), zijn eigene proeven van 1912. Ik heb het recht zeer sceptisch te zijn over de verkregen uitslagen, maar mijn scepticisme laat mij niet toe te twijfelen over de merkwaardige uitkomsten van de radioactiviteitsmethoden van Ramsay, Rutherford, het echtpaar Curie-SklodowskaGa naar voetnoot(96), het echtpaar Joliot-Curie; die uitkomsten over transmutatie worden heden door niemand in twijfel gebracht en werden met Nobel-prijzen bevestigd. Het Amerikaansch tijdschrift Industrial and engineering Chemistry geeft regelmatig schetsen uit den alchemischen tijd; reeds zijn 62 zulke schetsen gepubliceerd. ‘De menschheid heeft niet meer de geweldige belangstelling voor de alchemie, zegt Jaffe in zijn SmeltkroezenGa naar voetnoot(97), die zij voorheen betoonde. Kon men op commercieele schaal lood in goud veranderen, dan zou dat geen omwenteling meer veroorzaken op de wereld. Maar er is een ander probleem, dat de geesten der menschen wel bezig houdt, omdat het voortbestaan van de wereld ervan af kan hangen. De voorraad energie, waarover men op de aarde beschikt, is veel belangrijker dan het op industrieele schaal bereiden van goud uit lood of zelfs uit | |||||
[pagina 371]
| |||||
ijzer. De bestudeering van het atoom kan misschien leiden tot een nieuwe bron van arbeidsvermogen, waarbij vergeleken de geweldige hoeveelheden kolen en petroleum, die nog in de aarde aanwezig zijn, en het niet zouden verzinken’. Met verbazing telt men echter, nog in 1936, in den catalogus van den boekhandel De Lannoy te Genval, niet minder dan een vijftigtal titels van boeken over astrologie, mysterie, droomen, handenteekens, tooverkunst, menschmagnetisme, occultisme, suggestie, hypnotisme, spiritisme, esoterisme... Aldus is de ‘cloison étanche qui, de nos jours, sépare la philosophie et la science, de toutes les formes de l'occultisme’ nog niet zoo ondoordringbaar, als M. Nève het beweert. M. Neve is gelukkiglijk geen philosophus per ignem; ik kan dus van hem niet zeggen dat hij als chemicus, niet op de hoogte is van onze moderne ontdekkingen.
M. Nève is overtuigd dat de Helmontianisanten zooveel mogelijk zoeken de spiritualistische gedachten van van Helmont te verzwijgen. ‘Si de nos jours les helmontianisants répugnent tant, ou ne songent même pas, à ranger le médecin brabançon parmi les philosophes hermétiques, c'est qu'ils s'imaginent que la doctrine professée par ces pseudo philosophes consistait uniquement dans l'alchimie, et dès lors ils s'ingiquent ou s'étonnent d'entendre dire de Jean-Baptiste van Helmont, qui a consatré sa vie à des études de médecine et a la pratique de l'art médical, autait appartenu à une école dont tout l'enseignement attrait consisté dans des leçons sur l'art de transmuer les métaux’Ga naar voetnoot(98). Op andere plaatsen van zijn verhandeling zegt M. Nève nog hetzelfdeGa naar voetnoot(99): ‘Qu'il ait joué un role dans la propagation de ces doctrines, c'est de quoi les helmontianisants ne conviennent pas volontiers. C'est tout juste si l'un du l'autre l'entre eux consent à avouer que van Helmont. a été Rose Croix’. En als bewijs citeert hij namelijkGa naar voetnoot(100) deze woorden uit Helmontiana II van den Helmontianisant Van de Velde: ‘van Helmont was een Rosenkruiser en wist zijn hoedanigheid van Rosenkruiser goed te verbergen’. | |||||
[pagina 372]
| |||||
Maar waarom worden alleen deze woorden genoemd en niet deze die daarop volgen en toch een duidelijk licht werpen op de objectiviteit van genoemden Helmontianisant: ‘van Helmont was een Rozenkruiser en wist zijn hoedanigheid van Rozenkruiser goed te verbergen; in zijn belangrijk werk over de Rozenkruisers leert ons Mr. WittemansGa naar voetnoot(101) de toestanden van den tijd: er bestond dan een splitsing tusschen de Rozenkruisers, de eenen wilden de mystiek vooropstellen, de anderen het natuuronderzoek; van Helmont poogde te vergeefs de twee richtingen te vereenigen. Indien men hem als een mystische natuuronderzoeker wil beschouwen, dan kan men zijn soms zonderlinge opvattingen begrijpen’Ga naar voetnoot(102). Is dit de taal van een eenzijdigen Helmontianisant die zoekt een kant van het werk en van den mensch Helmont te verbergen? J.B. van Helmont streed in een zonderlingen nacht van opvattingen en van denkbeelden; hij wist uit dien nacht den weg te wijzen naar de toekomst. Met de mystische, alchemistische, occultistische, adeptische gedachten waarmede zijn hersenen beladen waren, heeft hij toch de toekomst gezien; hij heeft dat duidelijk bewezen met zijn boek Dageraed oft nieuwe opkomst der geneeskonst te betitelen. M. Neve was niet verplicht dat bewijs te geven dat van Helmont een mystieker, een philosophus per ignem, een adeptus was; in zijn verhandeling heeft hij ons vlijtig, met talrijke oorkonden, gezegd, hetgeen waarvan de Helmontianisanten en de niet-Helmontianisanten overtuigd waren. Wat mij zelf betreft is het mij onverschillig welke politieke, godsdienstige, philosophische overtuiging van Helmont heeft gehad; het ideaal voor een mensch is toch in een atmosfeer van verstandige vrijheid te leven, waarin eenieder het recht heeft te denken wat hij wilt, en waarin eenieder de overtuigingen van de anderen kan eerbiedigen. Daarom moet J.B. van Helmont, de wetenschappelijke mensch, niet verminderd worden. Wel integendeel, hij zocht de richting buiten de bekrompenheid en de kwakzalverij. | |||||
[pagina 373]
| |||||
Te vergeefs zoek ik in de mededeelingen van de Helmontianisanten van onzen tijd, ‘de nos jours’, namelijk van Metzger, Delacre, Pagel, Behaegel, Cuvelier, Van de Velde, uitdrukkingen die zouden toelaten te denken dat zij bezwaren hebben tegen de hermetische opvattingen van J.B. van Helmont. Voor M. Nève kan die hermetische zijde zeer belangrijk zijn, voor ons komt de wetenschappelijke op den voorrang. En de adepten zijn toch zulke zonderlinge menschen niet, zegt mevr. Metzger, zij hebben soms groote waarheden gezegdGa naar voetnoot(103). ***
Een groot man is ook een mensch; hij kan niet stelselmatig zijn gansche leven door groot denken en handelen. Een groot man is een mensch die op zekere oogenblikken groot is. Om zijn waarde te bepalen, moet men vooral rekening houden met zijn prestaties. Wat tusschen de perioden van prestatie geschiedt, behoort tot zijn privaat leven; het kan soms belangrijk zijn, maar het is toch bijzaak. De wetenschappelijke waarde van Pasteur, Lorenz, Faraday, van 't Hoff, Koch, Curie-Sklodovska... de kunstwaarde van Beethoven, Wagner, Da Vinci, Victor Hugo, Shakespeare, Vondel, Rubens,... worden bepaald door de studie van hun werk, niet door hun persoonlijke ideeën op 't gebied van politiek, geloof, wijsbegeerte. Van de eene zijde, grootsch, lichtgevend, merkwaardig, van de andere zijde niet altijd verheugend, soms zelfs ellendig. Zulke studie moet brengen tot optimisme, verheffing, niet tot vernedering. Aldus ook verkies ik J.B. van Helmont's figuur te zien. Het zou overbodig schijnen de prestatie van van Helmont uitvoerig te bespreken, en zijn invloed op den vooruitgang naar waarde te schatten. Men leze daarover de boeken over de geschiedenis der wetenschappen, men leze aandachtig, met talrijke schrijvers en nog onlangs met Behaegel, den Dageraed, die mij zooveel uren van zachten vreden en bewondering heeft geschonken en mij aanwakkerde om over de beide van Hel- | |||||
[pagina 374]
| |||||
mont's, vader en zoon, een volledige bibliographie, grondsteen van een studie tot de waardebepaling, op te stellen.
De Dageraed is een rijke bron voor onze studie. 'K wil daaruit alleen eenige voorbeelden geven. Inleiding XX 2: Ick gae nu om voor te wenden aen mijnen naesten, d'ellendige onwetentheydt der Heydenen, waer door uwe siecken tot noch toe zijn verleydt by de hooge scholen, en soo jammerlijck ten onderen gebracht,... zijt, o Heere, alleen mijn noortsterre, die alleen den wegh, de waerheyt, en het leven zijt; dat 's alle 't gene men alleen moet trachten te beminnen. P. 301: Ick betuyge mijn geloof, dat ick voorseecker houde, dat den hemel geen doodt, geen sieckte, geen gift, twist, bederffenis, noch oorsaecke tot iet diergelijcken in hem en voert, noch en besluyt. P. 18: Ick sagh dan dat de reden niet en was den geest des menschen, maer dat hy hadde eenen middel, en een ander licht tot alle natuerelijcke kennissen, 't welck in hem als begraven lagh. Ick sagh dat de ziele geene syllogismen en maeckte... ick sagh oock dat de sinnen geen syllogismen en maeckten... P. 29: Derhalven is de bekrachtinge des verstandts allesins verre afgeweken van 't gene de scholen met hare Philosophen voorwenden: Des den Apostel gebiedt dusdaenige Philosophie te schouwen; en nochtans de scholen blijven al hoorende doof. P. 43: Dese levende lucht, setel van alle vermogen, noemen wy archeum, d'uytwerckende oorsaecke, den smit, en het naeste lijf des saets... P. 49: Ick stelde de wetentheydt van mijne kintsche beenen af boven alle rijckdommen: de vermaertste der Doctoren verwondert zijnde, vroeghden my waerom ick niet en genas volgens Galenum, seggende dat ick meer gewin soude doen als sy. Ick wenschte vast te gaen, ick woude liever weten, dan winnen. P. 60: 't Is by proeve gesien, dat eenen wilgen-stock, wegende drie pont, geplant in eenen pot met seven-en-dertigh pont drooge aerde, niet begooten dan met regenwater, alsoo 't uyt den hemel valt, en by gebreecke des regens met gedistilleerde regen-water, en den pot met een blick rontom gedeckt met weinigh gaetkens, op datter geen vreemt geslib in en quaeme, dat | |||||
[pagina 375]
| |||||
ten eynde van vijf jaren, den willigen-stock met wortel en bladeren, woegh negen-en-veertigh pont, ses oncen: en d'aerde weder gedrooght, woegh als voren seven-en dertigh pont effen. Sulcks dat uyt het gedistilleerde water is een hout gewassen, van gewicht vijf-en veertigh pont, ses oncen. En by gevolge dat alle het hout water is geweest... P. 62: Wat een schadelijck bedrogh heeft bestiert alle de Geneeskonst, die ten opsicht der vorseyde leere hebben alle geboorte, alle sieckten, en alle tegen-middelen op een getast, en gepast. Ten is niet buyten reden dat den hooghvliegenden Arent Joannes seght, dat de geheele wereldt is gestelt in boosheydt, en dat het getal der sotten is ontelbaer, oft oneyndigh. P. 69: Den mensch is assche, is slijck, is stof der aerden, doch geen zandt, geen aerde; mits het slijck, assche en stof der aerde sijn geboorten des waters, en mogen weder tot water verkeeren. P. 82: De lucht dan is droogh, en kout uyt sich selven, en is geensins nat. P. 86: Slaet het gout tot dunne blaederen, 't is gout als voren; slaet het tot de alderdunste blaederen, 't is gout als voren; vrijft het op den steen met kandy-suycker, tot ontastelijck stof, 't is als voren; wrijft het weder met Cinaber en sout noch fijnder, en scheyt het bysetsel met het vuer en waeter, 't is gout als voren; ontdoet dit stof in koninkswaeter, en scheydt het weder daer af, 't is gout als voren; item voeght by dit alderkleynste stof quick sublimaet, en spies glas; drijft het door den mousel oft retorte, en in seven malen vlieght het gout in de voor-legger, in gedaente eener rode olie. Doch dese die is weder gout, en in sijn selve wicht als vooren. P. 92: Om beter te begrijpen hoe de locht uyt het water eenen gas (dat is eenen griexschen water-chaos) maeckt, en by verscheyde middelen dan de wermte uyt het water eenen damp baert... P. 350: alle sieckte heeft haere stoffe, als haer eygen substantie, en naementlijck de pest heeft haere substantiele stoffe, en de gedaente, en het pest-gift, bestaende in substantie, wesen, en sijn geslacht, moet eenigh zijn, en eenvoudigh. P. 363: Oock ordinaris en geschiet de pest niet door de duyvels, als ampt-lieden, en beuls; sijn goetheyt en wil den | |||||
[pagina 376]
| |||||
mensch niet onder de handen sijns vyants worpen.... De pest by toverye gemaeckt volght de nature. Ten is in des duyvels macht niet boven de natuer te treden. Wil hy eenen steen hebben, hy moetse by steenige beginselen maecken. P. 279: De Scholen leeren noch heden, dat de koorts een onnatuerlijcke hitte is, eerst ontsteecken in het hert, en vaar daer verspreyt door het gantsche lijf;... Dese leer van Galenus is strijdende tegens Hippocrates... P. 339: D'onwetentheyt der oorsaecken heeft veel dingen veronachtsaemt, en veel sieckten ongeholpen gelaten. Maar genoeg; zulke uittreksels volstaan om een scherp licht te werpen op het figuur van J.B. van Helmont. Hij was verergerd over de wijsbegeerte van Aristoteles en van Galenus, over zijn leermeesters die hem deze wijsbegeerte hadden opgedrongen. De logika, zoo belangrijk voor de oude philosophen, leerde hem slechts herhalingen met andere woorden uit te drukken. Hij bestreed die wijsbegeerte; de samenwerking van den godsdienst met het experiment was voor hem een sterk en practisch wapen. Hij kwam in botsing met den heidenschen aard van de theologie zijner leermeesters, theologie die volgens hem de Christenen niet dienen kon; hij bestreed de astrologie waaraan zooveel geloof werd gehecht. De astrologie, daarover dringt Mevr. Metzger aanGa naar voetnoot(104), verlicht van Helmont niet op den weg der chemie en der natuurkunde; zij is voor hem een hoovaardige theorie over den toestand van den hemel die ons geen verklaring geeft aangaande de verschijnselen die rondom ons zich voordoen: ‘Laat ons in de hemelgeheimen van God niet zoeken; wij weten van de aardegeheimen evenmin, alhoewel zij beter in ons bereik zijn.’
Het figuur van J.B. van Helmont wordt in de verhandeling van M. Neve op verschillende plaatsen afgeteekend: P. 43: ‘Jean Baptiste van Helmont fut un philosophe par le feu qui s'adonnait à la projection et qui la pratiqua avec la certitude d'user d'un secret merveilleux’. P. 87: ‘Ainsi donc, le philosophe de Vilvorde, comme | |||||
[pagina 377]
| |||||
tous les Adeptes du XVIIe siècle, a cru dans un messianisme Hermétique.’ P. 109: ‘Nous n'hésitons pas, quant à nous, à affirmer que Jean Baptiste van Helmont a été un médecin Hermétique. Ce qui veut dire qu'il a cru en la valeur d'une science occulte, qu'il s'est comporté en disciple d'une école secrète et, dès lors, que ses idées, en matière scientifique et philosophique ont pu, de quelque façon, être commandées par des considérations étrangères aussi bien à la philosophie qu'à la science’. P. 177: ‘La théorie helmontienne de la connaissance apparait au contraire comme le compléinent du commentaire Hermétique.’ P. 186: ‘La psychologie de van Helmont s'ajoute ainsi très exactement à la theorie de la connaissance’. P. 211: ‘Et c'est fermer les yeux à l'évidence que de contester à cette pharmacologie, la valeur d'un signe complémentaire, et d'ailleurs indubitable, de soumission à l'occultisme.’ P. 217: ‘Nous avons montré que sa théorie de la connaissance, sa psychologie, son art de guerir et sa pharmacologie, ont été littéralement ordonnés aux secrets Hermétiques.’ Zulk beeld is klaarblijkelijk eenzijdig. Dageraed en Ortus medicinae werden geschreven in de 17e eeuw. Zijn zij ook doordrongen van alchemisme, mysticisme, occultisme, zooals algemeen wordt aangenomen, zij bevatten geniale gedachten. ‘Bei einer abschliessenden Beurteilung der Persönlichkeit van Helmonts und seiner philosophischen und psychologischen Gedanken, zegt GiesekeGa naar voetnoot(105), hebt sich seine Person aus der zeitgeschichtlichen Einrahmung so markant heraus, dass wir ihn mit Recht einen Propheten und Märtyrer zugleich nennen dürfen.’ Door de studie van den Dageraed en van Ortus medicinae, volledigd door het aandachtig lezen van de essays van Kurt SprengelGa naar voetnoot(106), HoeferGa naar voetnoot(107), RommelaereGa naar voetnoot(108), Metz- | |||||
[pagina 378]
| |||||
gerGa naar voetnoot(109), BuggeGa naar voetnoot(110) en zooveel anderen, kan men begrijpen welken belangrijken invloed J.B. van Helmont heeft uitgeoefend op de ontwikkeling der wetenschappen. Zijn invloed op de chemie was even groot als zijn invloed op de geneeskunde.
Op het gebied van de chemie, heeft hij dringend de proefneming in het laboratorium als hoofdzaak aangeduid. Voor hem is het laboratoriumwerk, evenals het gebed en het vasten, de onontbeerlijke bereiding tot het verlichten van den geest. Het laboratoriumwerk heeft Lavoisier, Pasteur, Liebig, Marie Sklodowska Curie tot de beroemdheid gebracht. van Helmont was overtuigd dat de materie onvernietigbaar is; het lood dat driemaal wordt gesublimeerd blijft lood; het koper dat door ijzer uit een kopersulfaatoplossing wordt neergeslagen, wordt niet geschapen; 150 jaren later schreef Lavoisier: ‘Car rien ne se crée, ni dans les opérations de l'art ni dans celles de la nature’Ga naar voetnoot(111). Pasteur, die de bronnen met de grootste oplettendheid raadpleegde, herhaalt die woorden, letterlijk zooals zij zijnGa naar voetnoot(112). M. Delacre, die beweert dat ‘la seule vraie (methode scientifique) est de faire litière de tout ce qui a été écrit’Ga naar voetnoot(113), schrijft eenvoudig afGa naar voetnoot(114), hetgeen de meeste chemische leerboeken bevatten: ‘rien ne se perd, rien de se crée’. Lavoisier heeft nooit gezegd: ‘rien ne se perd’. van Helmont nam het bestaan van de vier elementen van de oudheid niet aan. Volgens Aristoteles was EmpedoclesGa naar voetnoot(115) de eerste om over de vier elementen te spreken: aarde voor koud en droog, water voor koud en vochtig, lucht voor warm en vochtig, vuur voor warm en droog. Terwijl ParacelsusGa naar voetnoot(116) | |||||
[pagina 379]
| |||||
deze begrippen terug bracht tot het bestaan van kwik, zwavel, zout, water en phlegma, twijfelde van Helmont over de vorige veronderstellingen. Hij toonde den weg aan Robert BoyleGa naar voetnoot(117); deze schonk ons het huidig begrip element: de samengestelde stof die eens zou ontbonden worden; de minder ingewikkelde stoffen zullen de echte, enkelvoudige stoffen zijn, waarvan het getal niet wordt voorzien. Later kwamen DaltonGa naar voetnoot(118) in 1808 en BerzeliusGa naar voetnoot(119) in 1815 met een lijst van 36 elementen; in 1843 noemde er GmelinGa naar voetnoot(120) 53, in 1869 Mendelejeff 64; in 1910 waren er 81 gekend, in 1925, 85; thans blijft men staan op de stelling van de 92 elementen. De veronderstelling van de vier elementen is met de bevindingen in het laboratorium van van Helmont onvereenigbaar. Het vuur kan geen element zijn, het is geen materie, het ontstaat en verdwijnt zonder sporen. Ook kunnen zwavel, zout, kwikzilver geen elementen zijn. Aldus wordt het water de algemeene grondstof van al de lichamen door God geschapen; het water is de eenige materieële reden der geschapen lichamen. Het alkahest blijkt het oplossingsmiddel om al de lichamen tot water om te zetten. van Helmont zegt nergens waaruit dat alkahest bestaat; dat alkahest is een product van zijn verbeelding; het is voor hem een middel om uit te leggen waarom het water het eenig element zou zijn. Het bestaan van het eenig element is het typische kenmerk van zijn chemische philosophie; het alkahest van zijn chemie is iets als de archeus van zijn geneeskunde. van Helmont noemde het water als oerstof, ProutGa naar voetnoot(121) in 1815 de waterstof; van Helmont is de brug tusschen oud en modern. Heden is de chemie op een keerpunt; na de stoute veronderstelling van Prout, die voelde en niet bewees, bestaat de materie uit 92 elementen, die niet enkelvoudig zijn, en uit de | |||||
[pagina 380]
| |||||
enkele oerstof, de electriciteit, electronen en protonen, samengesteld. J.B. van Helmont durfde de verouderde opvattingen aanvallen; dat gaf aanleiding tot nieuwe onderzoekingen: in 1869 gaf MendelejeffGa naar voetnoot(122) zijn geniale natuurlijke rangschikking der elementen. Ook kende Mendelejeff de stoute vlucht naar het onbekende: hij beschreef volledig drie onbekende elementen, het ekabor, het ekaaluminium, het ekasilicium. In 1879 ontdekten NilsonGa naar voetnoot(123) en CleveGa naar voetnoot(124) het scandium, in 1875 Lecocq de BoisbaudranGa naar voetnoot(125) het gallium; in 1886 kwam het germanium uit het laboratorium van WinklerGa naar voetnoot(126). Het scandium, het gallium, het germanium vertoonden de eigenschappen door Mendelejeff voor het ekabor, het ekaaluminium en het ekasilicium voorspeld. Mevr. MetzgerGa naar voetnoot(127) wijst met nadruk op den grooten invloed van de opvattingen van J.B. van Helmont. De Archeus bevat de kern van de latere studie der fermenten; de bewaring van de materie, het sterkste voetstuk van de chemie van Lavoisier, dat begrip vindt men reeds in van Helmont. Hij leerde ons de gassen kennen en behandelen. Wel is waar was voor hem de lucht een mechanisch vocht, maar de lucht van van Helmont is de aether geworden van de hedendaagsche natuurkunde. Descartes, GassendiGa naar voetnoot(128), Boyle, MalebrancheGa naar voetnoot(129) vonden in van Helmont een gansch bereid terrein voor de ontwikkeling van de corpusculaire et de werktuigkundige wijsbegeerte. Olaus BorrichiusGa naar voetnoot(130) volgde den aangeduiden weg, en maakte zich van de metaphysika onafhankelijk; Robert Boyle sloeg dan den weg in van het scepticisme, na het alka- | |||||
[pagina 381]
| |||||
hest verworpen te hebben, en na het concept het vuur is geen element aangenomen te hebben. Na van Helmont begon men de balans te gebruiken, en het laboratoriumwerk werd door Stahl belangrijk beschouwd. BeguinGa naar voetnoot(131) en ArnaudGa naar voetnoot(132) hadden reeds beweerd met nadruk dat de chemie geen ander doel had dan nuttig te zijn voor de geneeskunde. De hyatrochemie was ontstaan en bloeide onder SylviusGa naar voetnoot(133), TacheniusGa naar voetnoot(134) en BoerhaaveGa naar voetnoot(135). Ook op Nicolas LefèvreGa naar voetnoot(136) is de invloed van van Helmont duidelijk; de metaphysika vermindert meer en meer van hare beteekenis, om aan het werk van GlaserGa naar voetnoot(137) over te gaan, om ten slotte bij LemeryGa naar voetnoot(138) aan te landen die tot de moderne wetenschap behoort. Zij hebben echter allen de baan gevolgd die hun door van Helmont uit de duisternis naar het licht werd aangeduid: de mystische grondbeginselen worden heden vervangen door nationalistische, waaraan zij aanleiding hadden gegeven. De studie der gassen begon in het laboratorium van J.B. van Helmont, die over geen toelage beschikte en zijn onderzoekingen met geduld ten laste van zijn persoonlijk vermogen deed. Het woord gas werd uit chaosGa naar voetnoot(139) geschapen en wordt alle dagen door de chemici gebruikt. Hij beschreef het gas sylvester, het gas carbonis, het gas ventosum, het gas pingue, het gas siccum. | |||||
[pagina 382]
| |||||
Hij wist dat de vlam niets anders is dan een brandend gas. Hij bewees dat de vlam van een kaars die onder een stolp brandt, na korten tijd uitsterft en dat het water langs onderen in de stolp stijgt. Hij kende het zoutgas uit sterk water en keukenzout, hij kende het gas van brandende zwavel, hij bepaalde dat de gassen uit brandende kool, uit kalksteen met zuur, uit de grotten en de mijnen, uit het Spawater, uit de maag, dezelfde waren als het gas uit de gisting. Hieruit kwam de gistingsleer te voorschijn. BeijerinckGa naar voetnoot(140) schildert dat met deze woorden: ‘Toen de beroemde Belgische scheikundige Johan van Helmont, de eerste ontdekker van het koolzuur, dit gas omstreeks 't jaar 1600 zag ontstaan bij de wijngisting, geraakte hij door deze waarneming zoozeer in veroering, dat hij de overtuiging uitsprak, dat alle veranderingen in de levende wezens, zelfs de voortplanting, niet anders dan fermentatieprocessen zijn konden... Nadat van Helmont reeds in 1667 in zijn sleutel van duistere woorden, terloops had aangeduid, dat het woord alcohol somtijds voor zekere poeders, somtijds voor gerectificeerden spiritus gebruikt werd, heeft FourcroyGa naar voetnoot(141) in 1787 de uitdrukking alkoholgisting definitief in de wetenschap ingevoerd...’ De gassen kwamen later duidelijker uit de proeven van BlackGa naar voetnoot(142), de tweede stichter van de pneumatische chemie, van Scheele, Priestley en Lavoisier, de mannen van de zuurstofGa naar voetnoot(143). De omzetting van water in damp was voor van Helmont een voorstelling in de ruimte; die voorstelling in de ruimte werd later gebruikt door KekuléGa naar voetnoot(144) met zijn koolstoftetraeder, door | |||||
[pagina 383]
| |||||
J.H. van 't HoffGa naar voetnoot(145) met zijn voorstel tot uitbreiding der structuurformules in de ruimte. van Helmont spreekt voor de eerste maal van verzadiging van sterk water door alkali; het vermogen tot verzadiging en van substitutie is een der grondbeginselen van de moderne chemie. Hij neemt aan dat een oplossing den aard van stoffen, zooals zilver, keukenzout niet wijzigt, hetgeen later aan de theorie der oplossingen aanleiding heeft gegeven. In zijn discussie met de HeerGa naar voetnoot(146), bewijst van Helmont dat in een bol van een buis voorzien het water volgens de voorwaarden van de warmte stijgt of daalt. Dat is het zaad waaruit de thermometers van ReaumurGa naar voetnoot(147), CelsiusGa naar voetnoot(148) en FahrenheitGa naar voetnoot(149) zouden ontkiemen. En als bekroning van deze reeks geniale vonken, de noodwendigheid van het gebruik van de balans, begrip van de quantitatieve chemie van Lavoisier. ‘Met zijne opvatting, dat de alchemie niet tot doel moet hebben het goudmaken, doch de bereiding van geneesmiddelen, zegt JaegerGa naar voetnoot(150), heeft van Helmont de chemische wetenschap van den ondergang gered, en tevens het aanzijn gegeven aan de chemische pathologie en de chemotherapie.’
En wij komen nu tot de bespreking van den invloed van van Helmont op de ontwikkeling van de geneeskunde, op meesterlijke wijze door RommelaereGa naar voetnoot(151) bestudeerd. van Helmont heeft niet alleen het galenisme bestreden; hij is vooral opbouwend opgetreden. Zijn persoonlijke medische opvattingen werden eerst overdreven in vier eenzijdige stelsels die na hem te gelijkertijd zijn ontstaan: Het chemiatrisme van Deleboe (Sylvius)Ga naar voetnoot(152): de chemie regeert over het dierlijk wezen, het lichaam bestaat uit vloeistof- | |||||
[pagina 384]
| |||||
fen die dragers zijn van het leven en die door de vaste stoffen worden gehouden; de ziekte is een chemische wanorde. Het iatromechanisme van BorelliGa naar voetnoot(153) en van zijn leerling BelliniGa naar voetnoot(154): het leven berust op werktuigkundige processen, op een evenwicht tusschen de beweging der vloeistoffen en de reactie der vaste stoffen. In het solidisme van GlissonGa naar voetnoot(155) en BagliviGa naar voetnoot(156) worden de levensprocessen op de samentrekkingen van de dierlijke vezels teruggebracht, onder den heerschenden invloed van het hart en van de hersenen. Het anatomo-pathologisme van BonetGa naar voetnoot(157), later nog aangenomen door MeckelGa naar voetnoot(158) en door MascagniGa naar voetnoot(159) stelt de oorzaken van de ziekten in de letsels der organen; het letsel heeft de hoofdrol, niet als gevolg, wel als oorzaak van den ziektetoestand. Die eenzijdige overdrijvingen werden daarna tot de oorspronkelijke gedachten van van Helmont teruggebracht door vier geleerden van hoog gezag: Stahl, Hoffmann, Boerhaave en Haller; het helmontisme kwam aldus opnieuw tot het licht, met de wijzigingen door den vooruitgang geeischt. Het animisme, het dynamisme, het eclectisme, het organo-physiologisme, in kiemen in de werken van van Helmont ingesloten, geraakten tot den bloei. In het animisme van Georg Ernst StahlGa naar voetnoot(160) wordt de archeus de ziel; de ziel is de rechtstreeksche oorzaak van al de levensprocessen in het menschelijk lichaam; alle chemische en physische verschijnselen van het leven staan onder de heer- | |||||
[pagina 385]
| |||||
schappij van de ziel. Het animisme bloeide in de scholen van Leipzig onder Ernst PlatnerGa naar voetnoot(161) en van Montpellier onder BarthezGa naar voetnoot(162). Het dynamisme van Frederic HoffmannGa naar voetnoot(163) zocht ook de vier eenzijdige stelsels te vervangen; het steunt echter vooral op het solidisme van Baglivi. Het leven is het gevolg van de beweging der organen, vooral van het hart en van de aderen die de vloeistoffen in een normaal mengsel behouden. De ziekte is een storing van de vloeistoffen, de oorzaak ligt in een soort aether door de hersenen afgescheiden. Boerhaave heeft zonder twijfel Helmont het best begrepen. Hij ontdekte de overdrijvingen van Stahl en van Hoffmann en verjongde het stelsel van van Helmont, na een gepast onderzoek van de uitgedrukte denkbeelden en de genomene proefnemingen. Zijn eclectisme is de resultante van het atomisme van EpicurusGa naar voetnoot(164) en van Descartes, van het humorisme van Galenus en van de Arabieren, van het solidisme van Bellini, diep doordrongen door het chemisme van van Helmont en de chemiatrie van Deleboe. Voor Boerhaave hangen de levensprocessen af van de vezels, versterkt of verzwakt volgens de werking van de vloeiende vochten. Het organo-physiologisme van Albert HallerGa naar voetnoot(165), gaat over BordeuGa naar voetnoot(166) tot in de 19e eeuw naar BroussaisGa naar voetnoot(167); het is een volledig terugkeeren tot de oorspronkelijke zienswijze van van Helmont, met andere woorden uitgedrukt: de gevoeligheid en de prikkeling. De gevoeligheid is de archeus; het leven is een voorafgaande kracht, behoorende tot de dierenvezels; de organen hebben elk een afzonderlijk bestaan, zij heb- | |||||
[pagina 386]
| |||||
ben elk hun bijzonderen archeus. De ziekte is een opstand van den archeus der organen tegen den algemeenen archeus. De archeusGa naar voetnoot(168) van van Helmont leeft nog altijd in onze moderne wetenschap, maar hij wordt levenskracht genoemd. Pasteur noemt virus de onzichtbare wezens van de hondendolheid; de pokziekte, de kinderverlamming, de mazelen, de vlektyphus, het mond- en klauwzeer worden aan onbekende vira toegeschreven. D'HerelleGa naar voetnoot(169) bestudeert de onzichtbare bacteriophagen die de bacteriën aantasten en verteeren. EhrlichGa naar voetnoot(170) en BordetGa naar voetnoot(171) leggen de werking der antisera uit met de hypothetische alexinen en amboceptoren. De mysterieuze toxienen en antitoxienen worden volgens nauwkeurige biologische methoden quantitatief geschat. De krachtige werking der enzymen, alhoewel katalysatoren genoemd, blijft nog een belangwekkend raadsel. Dat alles, tot de katalysator toe, is het de archeus van J.B. van Helmont niet?
De mysterie van van Helmont is grootendeels nog de mysterie van heden. De rol der microben, de voeding der levende wezens, met de opvattingen van assimilatie en dissimilatie, de omzettingen van de energie, hebben heden de denkbeelden van van Helmont aangevuld. De chemie keert naar de alchemie terug: wij denken heden in het kader van de transmutatie van de materie en van de omzetting van de energie. Maar de materie en de energie zijn nog, zooals bij van Helmont in de wolken van de mysterie. De denkers van de wetenschap denken, heden nog, in eene atmosfeer van de proefneming, met een soort mysticisme verzadigd. Het is die soort mysticisme die onze geestdrift opwekt; zonder geestdrift vergaan wij in de diepste mediocriteit. | |||||
[pagina 387]
| |||||
In den nacht van zijn tijd heeft van Helmont de sterren van de toekomst gezien; zijn leven was echter beperkt; de vervolgingen waaraan hij blootgesteld werd hebben zijn leven vergiftigd en verkort. Zelf kon hij uit dien nacht niet geraken. Hij wees echter den weg uit dien nacht. Daarenboven een mensch die de wetenschap voor haar zelf beoefende, zonder de bekommeringen van het geld, een mensch eerlijk en goed, de arts die slechts dezen wilde helpen die geen vermogen bezaten en geen honorarium konden betalen... De menschGa naar voetnoot(172) dien M. Nève noemt intrus in het paradijs der denkers, wiens werk ‘fut un obstacle au progrès de la médecine.’ ***
Gedurende het drukken van deze mededeeling verscheen in Archeion (1936, XVIII, pp. 96-99) een beoordeeling van de hand van Mevr. Metzger over de verhandeling van M. Nève de Mévergnies. Daar wordt een erge vergissing aangehaald betreffende de Apologie van G. Naudé die van Helmont niet noemt, omdat die Apologie in 1625 verscheen, aldus vóór de publicatie der werken van van Helmont. Van M. Nève zegt onder meer Mevr. Metzger: ‘... le livre intéresse continuellement et irrite le lecteur...’ |
|