Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1936
(1936)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| ||||||||
Het Vlaamsch tooneel der Antwerpsche Augustijnen
| ||||||||
[pagina 238]
| ||||||||
lijke Bibliotheek te Brussel, en dat we thans hier voor ons hebben. Het was aangegeven geworden op den catalogus als: ‘Tentamina lycaei Augustiniani Antwerpiensis, 1780.’, naar de titel van het eerste der 164 bescheiden die het bevatte. Meest al deze programma's hebben ons de opvoering van een Latijnsch tooneelstuk te vermelden, zoo het geen tentamina, exercitatio, verhandelingen of schooloefeningen zijn, waarmee de prijsuitdeeling opgeluisterd werd. Maar er zijn toch ook enkele Vlaamsche stukken ten tooneele gebracht. We vinden twee Vlaamsche reeksen in deze verzameling, namelijk bij den aanvang der collectie, in de jaren 1671 en volgende tot 1686, wanneer de Vlaamsche stukken plaats maken voor Latijnsche, en in de jaren 1763, wanneer een tijdlang, om de beurt, jaarlijks of een Latijnsch of een Vlaamsch stuk gespeeld wordt. Met de stukken die ons worden vermeld wenschen we nu nader kennis te maken. Weinig of geen dezer werden ooit gedrukt. Waarschijnlijk werden de meeste opgesteld door de leeraars-Augustijnen zelf. | ||||||||
De Triomf der Cardinale Deugden. 1671.In zijn werk Historisch en critisch overzicht van het Vlaamsch Tooneel in de XVIIe eeuw, verwijst Van Hauwaert naar de programma's van soortgelijke stukken, opgevoerd in de college's der Paters Jezuieten: ‘Ongelukkig kunnen wij ons slechts bij eenige aanduidingen bepalen. Weinige dier stukken werden in druk gegeven; men vergenoegde zich met den korten inhoud bij de opvoering mede te deelen.’ En hij ontleedt een zevental stukken wier titel en korteinhoud hem zijn bekend geraakt. We treffen er echter geen enkel bij aan, dat we vergelijken kunnen met het oudste der Antwerpsche Augustijnerstukken: de triomf der cardinale deugden. Dit vierdubbele vertoogh of spel van zinnen, dat als een verbinding is van den geest der katholieke renaissance met dien der middeleeuwen, is het ontleden overwaard. De volledige titel luidt: Triumphe van de vier cardinale deughden, speelwijs vertoont in vier diversche historien door de jonckheydt van het collegie van de EE. PP. Augustijnen binnen Antwerpen, 9-11 September 1671. | ||||||||
[pagina 239]
| ||||||||
De vier cardinale deugden heeten hier Voorzichtigheid, Standvastigheid (Fortitudo), Rechtvaardigheid en Matigheid. Voor elke deugd heeft men een treffend historisch geval opgehaald, uit Surius, uit Vaernewyck, uit de Genesis. Maar telkens spelen de abstracte personage's hun rol in het concreet historisch gebeuren. Als voorbeeld het eerste ‘vertoogh’ der Cardinale deugd van Voorzichtigheid. De personages zijn
Ziehier het kort begrip der historie. Surius verhaalt van de Christene maagd Euphrosina die haar bruidegom, haar schatten, haar ouders verliet en aanvaardde een eremijtskleed. Zij wordt bezocht door haar vader Paphnutius die ze niet herkent tot ze ten slotte haar geheim openbaart en ‘sterft in de wildernisse’. Een omzetting van de Alexis-legende. Het feit dat de vrouw van keizer Alexis III van Constantinopel Euphrosina heette, mag tot de keuze van den naam hebben bijgedragen. Doch let nu hoe het spel in elkaar wordt gestoken om het tot een spel van zinnen te maken. De eerste uytganck (bedrijf) is als volgt: De Goddelijke Voorzichtigheid disputeert op het tooneel met de wereldlijke Voorzichtigheid, waarbij deze laatste wordt overwonnen na wederlegging van hare philosophische sententiën, en bij opkomen van Vulcanus. Nu wil Goddelijke Voorzichtigheid de proef op de som leveren van hare voortreffelijkheid. In den tweeden uytganck verschijnt dan Euphrosina, en ontmoet Goddelijke Voorzichtigheid. De maagd heeft met haar de Wereld, haar Bruidegom, haar Vader; ze zal die allen verlaten. In den derden uytganck wordt de vader door Goddelijke Voorzichtigheid tot zijn dochter geleid die zich ten slotte te kennen geeft, en in gelukzaligheid overlijdt. | ||||||||
[pagina 240]
| ||||||||
In het tweede vertoog, waarin het om de Standvastigheid gaat, wordt de legende van Boudewijn van Constantinopel verwerkt. Als abstracte personages hebben we hier Constantinopel, klagende over de wreedheid van haar prinsen, getroost door Standvastigheid die haar wijst op keizer Boudewijn, den man die Latijnsche en Grieksche kerk vereenigde. Maar ook Boudewijn's standvastigheid in het ongeluk zal moeten blijken. Boudewijn heeft Jupiter uit zijn rijk gebannen en wreed gekwetst. Jupiter laat zich echter genezen door Esculapius en nu heeft hij nieuwe krachten; hij bestelt wapenen bij Vulcanus en broederhaat bij Pluto, om Boudewijn aan te grijpen. En deze verliest den slag te Adrianopel en wordt gevangen door Joanissa. De huisvrouw van dezen laatste wil den gevangene tot overspel bewegen. Maar de Standvastigheid is met hem. Hij wordt gevierendeeld, maar blijft voor eeuwig vereerd door alle monarchen. De Rechtvaardigheid heeft als thema de geschiedenis van prins Liederik door koning Lotharius met de rechtvaardigheid gelast en beslissend tot het opknoopen van zijn eigen zoon. Men vindt dien draak in Marcus van Vaernewyck's Historien van Nederlandt. Verwonderlijk is de uitbeelding van de Matigheid. Op dronkenschap wordt niet gedacht, weinig of niet op gulzigheid, maar wel op het beteugelen van de wraakzucht: ‘Besnij de gulzigheid, de gramschap en den haat, zoo klimt gij door die deugd tot een verheven staat’. En dit wordt uitgebeeld door Jozef in Egypte die geen wraak nam op zijn broeders. | ||||||||
Susanna Belgica.Op 13 en 14 September 1683 vertoonde de jonkheid van het college der Augustijnen een ‘blij-eindig treurspel’ dat op het programma voorkomt onder den latijnschen titel van Susanna Belgica, maar dat naar het ‘cort begryp’, als een dubbelganger is van Wouters' Heilige Genoveva. De Antwerpsche tooneelschrijver Antoon-Frans Wouters - (of Wouthers) - werd hier geboren in 1641 en stierf in 1676. In het jaar 1664 gaf hij bij Godgaf Verhulst in druk: De heilige Genoveva, ofte Herkende Onnoselheyt, blyeinde-treurspel. | ||||||||
[pagina 241]
| ||||||||
Men kent de geschiedenis. Het ‘kort begrijp’ is hier gegeven naar Molanus. Maar van belang is de verwerking, die ons als volgt wordt geschilderd, voor het eerste en het begin van het tweede deel. Eerste uytganck: Cupido door de ledigheid voortgebracht, schiet zijn pijlen in het hart van Golo die Genoveva begeert; maar Golo wordt wederhouden door de vrees voor Genoveva's man, Sifridus, die Cupido in den kerker bindt. Tweede uytganck. Het is oorlog. Mars ontbindt Cupido van de Vrees. Sifridus neemt afscheid, Genoveva aan Golo aanbevelend. Derde uytganck. Cupido zoekt de onbehoorlijke liefde aan de wereld aan te bevelen, maar de Goddelijke Liefde ontdekt zijn bedrog. Tweede deel, eerste uytganck: Genoveva neemt haar toevlucht tot de Moeder Gods die haar tot schildknaap de Liefde-Gods stuurt.... Wanneer nu verder Genoveva Golo doorzendt, vereert de Goddelijke Liefde Genoveva met een ballet... Er zijn wondere vondsten in dit stuk. | ||||||||
Op de Verlossing van Weenen.Gelegenheidsstukken zijn de twee tooneelwerken te heeten die werden opgevoerd in 1686 en in 1689, en die de ontzetting van Weenen en de dramatische nederlaag van de Turken herinnerden. Al deze landen toch hadden met angst en vrees de tijdingen omtrent den inval van de Turken en de belegering van Weenen vernomen. Op 11 en 12 September 1686 speelt men dan: ‘De alverblijdende victorie, bekomen door de wapenen der Christene prinsen tegen den algemeenen vijand Mahomet den vierden, Turkschen keizer, speelwijs vertoond door de jonkheid van het college der PP. Augustijnen...’ De Voorrede wordt gesproken door een personage Oostenrijk verbeeldend: Oostenrijk, onder het getier van de Turken, roept tot den hemel om hulp. Het verdere verloop van het stuk is naar de geschiedenis: een opvolging van tafereelen, met als hoogtepunt het zenden van den strop door keizer Mahomet aan zijn ongelukkigen grootvizier. Van meer bewerking getuigt echter het stuk van 1689: ‘Wederstrijd tusschen het doorluchtigste huis van Oostenrijk | ||||||||
[pagina 242]
| ||||||||
bestuurd door de goddelijke Voorzienigheid, en het rampzalig huis van Ottoman, opgehitst door de Ongeloovigheid, de Helsche Furiën, enz. In de ‘Voorreden’ zien we optreden de H. Kerk, het Geloof en de Goddelijke Voorzienigheid. De H. Kerk klaagt over de perijkelen waarin Geloof tegenwoordig verkeert, maar wordt getroost door de Goddelijke Voorzienigheid, die het huis van Oostenrijk heeft verheven om haar taak te vervullen. In het ‘eerste deel’ baart vrouw Turkije Ottoman, en daar verschijnen de Furien, en we krijgen een helsch ballet. En het Geloof vlucht uit de overrompelde landstreken naar de H. Kerk: aan beide verschijnt de Goddelijke Voorzienigheid, en verhaalt van Rudolf van Habsburg... Dit eerste deel bestaat uit niet min dan 13 ‘uytgancken’ met elk een gansch eigen onderwerp, onderbroken door ‘tusschenspel, muziek, ballet’. Volgt een tweede deel met 9 ‘uytgancken’. Opmerkelijk is het volkomen terzijde stellen van Sobieski in dit tweede stuk. | ||||||||
Bijbelstukken.Wanneer men rond 1760 tot Vlaamsche stukken terugkeert, zijn het vooral de Bijbelverhalen die stof tot tooneelwerk bieden. Herhaaldelijk vinden we hier opgevoerd: ‘De verduldige liefde van Jozef zegepralende over den broederlijken haat’ (1763, 1776). Het is een tooneelstuk in vijf bedrijven, met vier tusschenspelen. De Bijbelsche voorstelling schijnt tamelijk trouw gevolgd. Terloops weze hier reeds opgeteekend dat van in deze jaren, of reeds iets vroeger, de gewoonte dagteekent op het college, na het ernstige stuk een ‘klucht’ te geven. Op deze kluchten komen we verder weer. Maar hier hebben we ook op te teekenen dat het Vlaamsche stuk ‘De verduldige Liefde’ voor het eerst opgevoerd werd bij een vereeringsfeest, op 25 en 27 Mei 1763, ter eere van pater magister Dominicus Laureys, prior provinciaal. Op de prijsuitdeeling van dit jaar zou alles weder in het Latijn zijn. Men zal er opvoeren het treurspel van Chosroes, Persiae rex, waarvan ons toch ook de korte inhoud in het Vlaamsch wordt mee- | ||||||||
[pagina 243]
| ||||||||
gedeeld, en als kluchtspel krijgen we: Diabolus Claudus, de kreupele duivel, in het Latijn. Ook de Vlaamsche stukken, bijbelstuk en kluchtspel, van 1765 zijn opgevoerd bij een buitengewone gelegenheid, niet op de prijsuitdeeling. Op 17 en 19 Juli 1765 voert men op: ‘De wulpsche jonkheid gestraft en verbeterd in Manasses koning van Juda.’ Als dramatis personae vinden we vermeld: de Engelbewaarder, de Goddelijke Rechtvaardigheid, de Goddelijke Barmhartigheid, Cupido en verder historische personages, koning Manasses met zijn hovelingen, en koning Merodach van Babylon met zijn prinsen. In het voorspel overweegt de Goddelijke Rechtvaardigheid de boosheden van Manasses en besluit hem te treffen, ondanks het bidden van zijn Engelbewaarder. Maar de Goddelijke Barmhartigheid geeft den Engel te kennen dat de straffen zullen dienen tot Manasses' bekeering. Doch niet alleen in het voorspel krijgen we abstracte figuren en symbolische voorstellingen. We zien Cupido en de Goddelijke Rechtvaardigheid evenzeer doorheen de onderscheiden bedrijven verschijnen. Zelfs is de Goddelijke Barmhartigheid, naast Manasses, de hoofdpersonage van dit stuk. Vermelden we ten slotte nog het Bijbelstuk van October 1769: Eleazar en Salomona, met haar zeven zonen, de Machabeeën, kloekmoedige voorstaanders der Wet tegen den goddeloozen koning Antiochus. In het voorspel zien we de Synagoog, knielende met de twee tafelen Moyses', biddende God om hulp tegen Antiochus die de stad overweldigd heeft. Verschijnt de Bewaarengel der Synagoog die haar de verdere rampen, zooals de ontheiliging van den tempel voorzegt, maar die tevens vertroosting voorspelt door de kloekmoedigheid van Eleazarus en de standvastigheid van Salomona met haar zeven zonen. Volgt dan het stuk naar de Bijbelsche gegevens. | ||||||||
Stukken uit de Profane Geschiedenis.Naast de gewijde geschiedenis put het Augustijnertooneel ook zijn stof uit de profane geschiedenis. Reeds zagen we hoe men een actualiteit of recente geschiedenis zooals het beleg | ||||||||
[pagina 244]
| ||||||||
van Weenen ten tooneele bracht. En terloops zij hier gezegd dat de Latijnsche stukken in groote meerderheid op historische of historisch-legendarische gegevens gebouwd zijn. Als Vlaamsche historische stukken kunnen we vermelden Clodoaldus en Constantinus de Groote. De volledige titel van het eerste stuk luidt: Gedempte Goddeloosheid ofte Clodoaldus. Het werd ‘speelwijs vertoond door de jonkheid van de vijfde school van de EE. PP. Augustijnen binnen Antwerpen, op 4 en 5 Juli 1674.’ Deze Clodoaldus is een ‘Karelsage’ Clodoaldus is een koning van Denemarken die op jacht gaat in Saksen in het heilige bosch van Irminsul waar de bliksem hem blind slaat wegens zijn goddeloos vergrijpen. Hij zal slechts het gezicht terug krijgen, zoo hij den eersten mensch dien hij ontmoet aan Irminsul opoffert. En die eerste ontmoeting is nu de langgezochte zoon Iachintus. De inneming van Saksen door Karel den Groote, waarop de bekeering volgt van Clodoaldus, brengt alles tijdig in orde. Een draak van een stuk. Minder legendarisch, en tevens tooneelmatiger is de Constantinus. De titel luidt: ‘Constantinus de Groote, eerste Christen keizer, over den goddeloozen Maximiaan zegepralend. Zal vertoond worden door de minderjarige jonkheid der Christelijke leering onder de bestiering der EE. PP. Augustijnen binnen Antwerpen, 4 en 5 Augustus 1767.’ Het stuk is bewerkt naar de gegevens in Baronius. Maximiaan, de vader van Fausta, Constantinus' vrouw, betreurt zijn troonafstand, en wil weder naar het gezag grijpen en tevens de Christenen verdrukken. Fausta deelt haar man mede wat ze omtrent de plannen van haar vader weet. Helena, Constantinus' moeder, komt er bij in het gedrang. Er ontstaat burgeroorlog en de twee vrouwen vernemen dat Constantinus zou gesneuveld zijn, waarop Maximiaan Fausta verplicht den veldoverste Severus te huwen. Maar Maximiaan zelf wordt tijdig verslagen, en Fausta vereenigt zich weder met Constantijn. Nog een woord over de Kluchten. | ||||||||
De Kluchten.Van in het begin der XVIIIe eeuw is in het college der Augustijnen de gewoonte opgekomen, het ernstige stuk, de tra- | ||||||||
[pagina 245]
| ||||||||
goedia, door een klucht, een comoedia, te doen opvolgen. Beide stukken zijn alsdan in het Latijn. Hier valt op te merken dat deze eerste Latijnsche comoediae eerder zedenstukken dan kluchten te heeten zijn. Steeds vermelden ze een spreuk als titel of als motto, zooals ‘Fide, sed cui vide’ of ‘Stultitia languido remedium est optimum’. Nu is en blijft alles streng in het Latijn tot in 1743; we krijgen zelfs in de eerste veertig jaren der XVIIIe eeuw, geen korten inhoud in het Vlaamsch meer zooals vroeger het geval was. En voor het eerst vernemen we weder van een Vlaamsch stuk in gezegd jaar, uit een met de hand geschreven tooneelprogrammaGa naar voetnoot(1). Maar het Vlaamsche tooneelstuk van 1743 en de klucht blijken slechts een vertaling uit het Latijn te zijn. Den dag voor de prijsuitdeeling, op 5 September, heeft men ‘proefgewijs voor de vrouwen’ zoo het luidt, ook in het Vlaamsch gespeeld. De klucht staat onder het motto: ‘Laat medecijn en raad een treurig hart beproeven: Het is de vertaling van: Stultitia languido remedium est optimum. Maar van nu voortaan vinden we af en toe Vlaamsche stukken. Zoo speelt men op 2 September 1744 een Vlaamsch ‘blijeindig treurspel’ genaamd ‘Het lichtvaardig oordeel van Adolphus tegen Rosamunda’ (uit het leven van S. Udalricus) gemaakt door Pater Biddelo, en een ‘blijspel’ op dezen zin: | ||||||||
[pagina 246]
| ||||||||
IJdel is het wacht te stellen
en te breken liefdeband,
hoe meer kracht, hoe meerder kwellen
want de list heeft de overhand.
Maar men is in die nieuwe Vlaamsche richting niet voortgegaan. De poging van 1744 schijnt voorbarig geweest te zijn. Althans het duurt tot 1760 eer er, naast den Latijnschen korten inhoud en ontleding van Latijnsche tragedie en klucht, een Vlaamsche vertaling komt. Men speelde toen een drama door P. Caudeliers, den prefect, Jephté, en een comoedia Podagricus, welke titel vertaald wordt door Den Flerecynist. De Vlaamsche vertaling zal van nu af steeds op de programma's voorkomen. En voortaan zijn er Vlaamsche kluchten. Op 25 en 27 Mei 1763 speelden de jongere studenten ter eere van den provinciaal P. magister Dominicus Laureys. Het was de eerste maal dat deze jongeren tooneel speelden, noteert de verzamelaar van ons bundel: ‘Haec fuit prima actio parvulorum, vulgo de Claeskens’. De klucht stond onder volgende aanduiding of motto: ‘Een die zich dood gelooft, en levend niet wil leven, De levende doode is Pintelaer een dronkaard, wiens vrouw Missipipi om middelen uitziet om hem te genezen. De volgende Vlaamsche klucht is van 1765. Als ‘inhoud van de klucht’ is aangegeven: ‘Men geeft den tijd de wijt, dat m' is in slechten staat: Onder de personages bemerken we den Tijd en Jupiter. Deze laatste is voorop aangegeven als de spelleider, als vervullende hier de rol die elders bij het kluchtspel aan den ‘poëet’ toekomt. In 1767 nieuwe Vlaamsche klucht opgesteld evenals het treurspel van dien dag door P. Caudeliers, prefect. De ‘kluchte’ is ‘op dezen zin’: ‘Niets is er dat den mensch meer smart Als inhoud krijgen we volgende rijmpjes: | ||||||||
[pagina 247]
| ||||||||
De doctor Coenraet huurt een dienstmaart voor zijn eigen, In 1769 speelt men als Vlaamsche klucht een vertaling van Le Bourgeois gentilhomme. Als ‘inhoud’ krijgen we volgende rijmen: ‘Zijt met uw lot tevree, men zal met u niet gekken, want zoo gij hooger vliegt, zult gij tot spot verstrekken. Het Vlaamsch tooneel verdwijnt tot in 1776, in welk jaar men den abt Marcellus De Vos van St-Michiels vieren mag. Ditmaal heeft de Vlaamsche klucht een titel: De overlast der rijkdommen. Maar we krijgen toch nog den berijmden inhoud: ‘Geen rijker man men vindt, Het stuk is uit het Latijn vertaald. Als spelleider van de klucht treedt Pluto op. Het zinnebeeldig personage staat aldus buiten het eigenlijke spel. Het is de laatste Vlaamsche klucht die hier gespeeld is geworden. | ||||||||
Latere Prijsuitdeelingen.In het vervolg werd het tooneel vervangen op de prijsuitdeeling door een Exercitatio rhetoricalis, een publiek Latijnsch debat gehouden door de studenten der rhetorica, of door een Exercitatio poetica, in syntaxim, grammaticalis voor de andere klassen. Zoo kreeg in dit jaar 1778 iedere klas haar programma en eigen prijsuitdeeling. En zoo was er dan ook dit jaar een ‘Verhandeling van den Vlaamschen figuur’ volgens Verepaus, dewelke zal beginnen met eene Vlaamsche redevoering door Ludovicus d'Or, opgedragen aan de zeer edele, wijze en voorzienige heeren burgemeesters en schepenen der stad en gemeente van Antwerpen, door wier mildheid de jaarlijksche prijzen zullen uitgedeeld worden, aangaande welke zullen trachten te antwoor- | ||||||||
[pagina 248]
| ||||||||
den de volgende leerlingen van de eerste school: Ludovicus d'Or, Petrus Goetsbloets en Joannes Baptista Crols...’ In 1779 krijgt dit den beter passenden titel van: ‘Openbare schooloefening wegens de grondregels der Latijnsche taal volgens Verepaeus’ doch bemerk dat de Openbare schooloefening ook omtrent andere leervakken ging. In 1780 heet het: ‘Jaerigen Schoolkamp in zevenvoudige wetenschappen’. De tellende letters van dit opschrift maken 1779 uit. De zeven wetenschappen waarover de ‘kamp’ gaat, zijn de Latijnsche taal, de Christelijke leering, de Heilige Historie, de Wereldbol, de Cijferkunst, de Grieksche taal, de Nederduitsche spraakkunst. Bij ieder dezer zeven titels van wetenschappen is een passende spreuk gevoegd. Bij de Nederduitsche spraakkunst luidt het: ‘Sermone eo uti debemus, qui notus est nobis’ (Cic. I, de Officiis). Na deze zeven vakken van het officieele programma, krijgen we nu een ‘Bijvoegsel der Fransche taal’. Het laatste prijsuitdeelingprogramma dat we ontdekken mochten, is van 1790. Dit jaar is het ook zonder tooneel verloopen. We noteeren het indringen van de Fransche taal in de keuze van de prijsboeken. Op enkele Latijnsche en Vlaamsche na zijn de prijsboeken Fransch. Het zijn bekende werken zooals Principes de littérature van Batteux, Histoire de France van Legendre, Les vies des hommes illustres de Plutarque, in 12 boekdeelen... Enkele jaren later is het college voor altijd gesloten geworden.
We mogen besluiten. Naast het oorspronkelijke Latijnsch tooneel, ingevoerd als oefening in de oudere letteren en in de kennis der klassieke oudheid, treedt een Vlaamsch tooneel eerder schuchter naar voren. Men is er toe gekomen niet meer ter wille der oefening, nog minder ter wille van de Vlaamsche taal, maar ter wille van het groot publiek dat men nu eenmaal ter feestzitting kreeg. Dit Vlaamsche collegetooneel, evenals later het Fransche, is als een inbreuk ter wille van het publiek dat men verlangt te dienen, op den geest der studiën. Terloops weze hier bemerkt dat we tot in 1790 van niet ap | ||||||||
[pagina 249]
| ||||||||
minste verfransching mogen spreken. Deze zal eerst veel later, inslaan. Omtrent de literaire waarde van dit Vlaamsch collegetooneel is er, gezien het karige materiaal, nog geen uitspraak te doen. Maar het is toch reeds mogelijk te wijzen op de ontwikkeling, hoe men van het stichtende en van de symboliek naar het realistische opgaat, en het oorspronkelijke doel vergeet, ter wille van de verlustiging. De evolutie van de klucht geschiedt naar dezelfde lijnen. Teekenend voor den tijdsgeest is ten slotte ook dit verdwijnen van het tooneel, ten bate van exercitationes en schoolkampen, van af 1778. Het is de terugkeer tot het natuurlijke, tot het simpele, het is de reactie op alle Barokvormen, op alle versiering. Zooals men in O.L.V. kerk de heerlijk-geschilderde muren witkalkt, zooals men naar een eenvoudige onversierde lettertype terugkomt, zooals men huizen optrekt waarbij alle ornament wordt vermeden, enz., zoo verdwijnt nu ook het tooneel uit de prijsuitdeeling, - en het lijkt als een vrij onverwachte en vrij onschuldige inzet van de groote beeldstormerij welke de volgende jaren zou woeden over de beschaving.Ga naar voetnoot(1) |
|