Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1935
(1935)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 997]
| |
Faraday's lichte juk
| |
[pagina 998]
| |
Electromagnetische inductie.Op 29 Augustus 1831 ontdekte de 40-jarige Faraday, de electromagnetische inductie; twee draden, van elkander onafhankelijk, waren om een ijzeren ring gedraaid; een van de draden was in betrekking met een electrisch element, de andere met een galvanometer: de naald bewoog zich, omdat een stroom was ontstaan. De ontdekking van de magnetische inductie wordt kenbaar gemaakt door deze eenvoudige woordenGa naar voetnoot(3): ‘The results which I had by this time obtained with magnets led me to believe that the battery current through one wire, did, in reality, induce a similar currant through the other wire, but that it continued for an instant only... and therefore might magnetise a steel needle, although it scarcely affected the galvanometer. Aldus was een derde soort electriciteit tot stand gebracht, de electromagnetische inductie, naast de twee andere reeds ontdekte soorten, deze die ontstaat door wrijving van het glas, en deze die langs chemischen weg ons door Volta werd geschonken. Uit de inductie van Faraday zijn de inductiestroomen, de zelfinductie, de extrastroomen ontstaan; uit de inductie van Faraday werden de electrische werktuigen van Clark, Pixii, Rhumkorff, met sterke stroomen geboren, ook de dynamos en de transformatoren die energie op afstand verspreiden onder den vorm van warmte, chemische werking, licht, mechanischen arbeid, ook de telegrafie en de telefonie met en zonder draad. | |
[pagina 999]
| |
Zonder mathesis stelde Faraday de theorie op der krachtlijnen, het uitgangspunt van de merkwaardige beginselen van de electromagnetische trillingen van Maxwell: evenals bij het licht verspreiden zich de trillingen loodrecht en met dezelfde snelheid op de lijn van de overplanting; de lichtaether is ook de electromagnetische aether. Coulomb had zich uitgesproken voor het bestaan van twee magneetstoffen. Ampère veronderstelde zwakke electrische stroomen die de kleinste deeltjes van het ijzer omgeven. In het beginsel van Faraday, door hem in 1852 uitgedrukt, omgeven de magnetische krachtlijnen elk magnetisch lichaam. Aan Faraday komt de verdienste toe, zegt van ReesGa naar voetnoot(4), dat hij de eigenschappen der krachtlijnen nauwkeuriger heeft nagespoord, dan vroeger was geschied; bepaaldelijk heeft hij de grondwet der magnetoinductie onder een aanschouwelijken vorm voorgesteld, welke hare toepassing in vele gevallen eenvoudiger heeft gemaakt en nieuwe gezichtspunten heeft geopend. De gevolgen waren al de moderne toepassingen van de electriciteit: het verzenden van bewegingskracht op alle afstanden, de electrische tractie, de electrochemie, het verlichten van de vuurtorens, het verlichten van de verstgelegen dorpkens, het verkrijgen van hooge temperaturen die Moissan in de mogelijkheid stelden het calciumcarbide te bereiden, de grondstof van het acetyleengas en van het calciumcyaanamide. De eenvoudige ontdekking van 1831 dat een electrische stroom door een draad geleid een magnetisch veld doet ontstaan, waardoor in een anderen draad een electrische stroom vloeit, - het beginsel van de electromagnetische inductie van 1852, dat de inductiestroom evenredig is met de snelheid waarmede de geleider in het veld met een gelijkvormige beweging zich verplaatst, - dat ander beginsel dat de hoeveelheid inductieelectriciteit evenredig is met het getal doorgeloopen krachtlijnen; dit heeft William BraggGa naar voetnoot(5) toegelaten het werk van Faraday af te schilderen: ‘We see and hear electric trams, mo- | |
[pagina 1000]
| |
tors in factories, cranes in movement, all operated by the electrical energy which Faraday's discovery has enabled us to produce on a large scale’. Faraday heeft ook het algemeen magnetisme ontdekt: alle lichamen, in vasten, vloeibaren of gasvormigen toestand, dus niet alleen het ijzer en het bismuth, trekken aan of stuiten weg, als zij onder den invloed zijn van een magnetisch veld. Dit verschijnsel is zoo universeel dat, volgens de bewering van Tyndall, moest een mensch horizontaal tusschen de polen van een sterk electromagneet hangen, hij in de equatoriale richting zou worden gericht, loodrecht op de krachtlijnen van het electromagnetisch veld. Terwijl Davy slechts een gering begrip had wat de gelijkheid van de electrische en de chemische kracht betreft, stelde Faraday in 1833 de theorie vast van de electrochemie: de hoeveelheid electriciteit die 9 gr. water ontbindt en 1 gr. waterstof in vrijheid stelt, kan ook 32 gr. koper, 59 gr. tin, 104 gr. lood, 108 gr. zilver in vrijheid stellen. Eens te meer komt de kwantitatieve wetenschap, evenals de kwantitatieve chemie van Lavoisier, het belang van de vaststelling door de proef volgens Descartes, bevestigen. In 1845 vond Faraday de betrekking tusschen licht en magnetisme: een stuk loodborosilicaat, tusschen de polen van een sterk electromagneet gehouden, polariseert het licht: de hoekige afwijking is evenredig met den weg door het licht in het glas afgelegd. Dat wordt de grond voor de latere ontdekkingen van Verdet, Pouillet, Edmond Becquerel, Kerr. Het nummer van 21 September 1931 van de Times was de Faraday number, met een volledig relaas van de Faraday celebrations 1931. Michaël Faraday by his discovery of electro-magnetic induction in 1831 brought electricity into the service of man. In 1831 had Faraday al de deuren wijd geopend voor al de toepassingen van de electriciteit. Van 23 September tot 3 October 1931 werd te Londen in de Royal Albert Hall de Faraday-Centenary-Exhibition gehouden waar de uitslagen van de proef van 29 Augustus 1831 werden vereenigd. De Société française des électriciens heeft in 1932, als hulde ter herinnering van de ontdekking van de electromagnetische | |
[pagina 1001]
| |
inductie op 29 Augustus 1831 een bijzonder nummerGa naar voetnoot(6) laten verschijnen met verhandelingen van geleerden uit verscheidene landen, die door het Engelsch blad The Times op 1931, in een nummer van 13 blzz. verzameld zijn, in het Fransch werden vertaald. Dat boek bevat, na het bericht dat de Institution of Electrical Engineers tusschen 21 en 26 September 1931 te Londen Faraday hadden herdacht, een portret van Faraday. Daarna de volgende opstellen:
H. Chaumat, over het leven en het werk van Faraday; Faraday, inleiding; Faraday, een nederige zoeker naar waarheid door R. Appleyard; Bericht der feesten van de honderdjarige hulde in Albert Hall, van 22 tot 25 September 1931; de vorming van den geleerde door W. Ostwald; het aanleeren van de wetenschap door C.E.S. Phillips; Over verstand en godsdienst door H. Marryat; De prins der onderzoekers door Rutherford; Magnetisme en electriciteit door W. Bragg; Het werk van Joseph Henry en de Smithsonian Institution door W.F. Magie; Mathesis en physica door J.J. Thomson; De opvolgers van Faraday door W.M. Thornton; Het magnetisch veld en het licht door Oliver Lodge; De geschiedenis van een onderzoek door Thomas Martin; Staal en legeeringen door Robert Hadfield; De Royal Institution door William Bragg; Wat de nijverheid aan de wetenschap verschuldigd is door Ambroze Fleming; De omzetting van de energie door W.W. Lackie; De dielectrische constante door P. Debye; De ontwikkeling van de verbindingen zonder draad door Marconi; De nijverheid door de wetenschap gesteund door R. Gregory; Het bedrijf van den electrischen bouw door Hugo Hirst; Het vloeibaar maken van gassen, van het chloor tot het helium door Mac Lennan; Het verzenden van de energie door A. Roger; Telegraaf en telefoon door Thomas Purves; Het verkrijgen van electriciteit door R.H. Parsons; De electrische verlichting door R.E. Crompton; De verspreiding van de electriciteit door W.A. Vignoles; De ontwikkeling van het dynamo door Miles Walker; Bedrijf en controle door P.V. Hunter; De ontdekking van het benzeen door R. Robertson; De polarisatie van het licht door P. Zeeman; Het diamagnetisme door E.V. Appleton; Radiogramophoon door W.H. Eccles; De beginselen van de electrolyse door F.G. Donnan; Het electrisch vervoer door S. Parker Smith; De inductieovens door R. Hadfield; De electriciteit in het woonhuis door Caroline Haslett.
Thornton noemt als opvolgers van Faraday op bet gebied | |
[pagina 1002]
| |
van electromagnetische inductie: William Thomson (lord Kelvin) met zijn onderzeesche telegraaf, James Clark Maxwell met zijn wiskundige formules, James Prescott Joule met zijne onderzoekingen over warmte en electriciteit, John William Strutt (baron Rayleigh) met zijne electrische eenheden van stroom (ampere), weerstand (ohm) en spanning (volt), Charles Wheatstone met zijn electrisch alphabet, Latiner Clark met zijn kwikzilverelement, David Edward Hughes met zijne radiozending, Joseph Wilson Swan en Edison met de gloeiende koollamp, Pixii en Siemens met de magneto-werktuigen, John Hopkinson met zijne studie over de dynamos, Ziani de Ferranti met zijne werktuigen met wisselende stroomen, Marconi met zijn telegraaf zonder draad. Uit de electrochemische ontdekking van Faraday zijn de ionendissociatie van Arrhenius, de werken van Kohlrausch, Ostwald, van 't Hoff, het electron van Thomson, het proton van Rutherford geboren. Het eerste begrip van katalyse is ingesloten in de vaststelling dat platina-electroden waterstof en zuurstof aan de oppervlakte vasthouden, een verlies in de gassenontwikkelingGa naar voetnoot(7). Aldus komt Faraday ons voor als de vader van al de ontdekkingen op electrisch, magnetisch en physico-chemisch gebied. Wij kunnen ook zeggen dat hij de grootvader is van vele Nobelprijzen-winners. | |
Het vloeibaarmaken van gassen.De eerste poging om een gas vloeibaar te maken schijnt deze van van Marum in 1787. Door drukking van het ammoniakgas verkreeg hij echter geen vloeibaar ammoniak, maar wel eene oplossing van ammoniak in water: de waterdamp van het vochtig gas was vloeibaar geworden, en het ammoniak had zich in dat water opgelost. In 1823 verwarmde Faraday in een gebogen buis het hydraat van het chloor, en door eigen drukking werd het chloorgas vloeibaar; sedert dien tijd gebruikt men de buis van Faraday om in het klein een aantal gassen in vloeibaren toestand door zelfdrukking | |
[pagina 1003]
| |
te bekomen. Daarna werden het ammoniak, het zwavelwaterstofzuur, het zoutzuur, het kooldioxyde aan dezelfde proef onderworpen. In 1844, met een sterke drukking en eene afkoelingop - 125o C. door een mengsel van vast kooldioxyde en aether in het luchtledig uitgedampt, had Faraday de sleutel gevonden om de meeste gassen vloeibaar te maken; alleen de zeven zoogenoemde permanente gassen, waterstof, zuurstof, stikstof, stikstofoxyde, koolmonoxyde, methaan, bleven onverstaanbare uitzonderingen. In zijn mededeeling van 1823 handelt Faraday over zwaveldioxyde, kooldioxyde, chloor, stikstofoxydule, cyanogeen, ammoniak, zoutzuur. On fluid chlorine; and on the condensation of several gases into liquids. By Mr. Michael Faraday, chemical assistant in the Royal Institution. From the Philosophical Transactions. London: Printed by William Nicol, Cleveland-Row, St-James's. 1823. In een latere verhandeling, in 1845 verschenen, beschrijft hij de vloeistoffen ethyleen, ioodwaterstofzuur, broomwaterstofzuur, siliciumtetrafluoride, phosphamine, arsenamine, boorfluoride, zoutzuur, en de vaste stoffen zwaveldioxyde, kooldioxyde, chloor, zwavelwaterstof, ammoniak, cyanogeen, salperigzuuranhydride. Hij gaat zelfs tot het voorspellen dat bij een voldoende lage temperatuur, de permanente gassen eens tot den vloeibaren en tot den vasten toestand zullen gebracht worden. On the liquefaction and solidification of bodies generally existing as gases. By Michael Faraday, Esq. D.C.L., F.R.S., Fullerian Prof. Chem. Royal Institution, Foreign Associate of the Acad. Sciences Paris, Cor. Memb., Royal and Imp. Acad. of Sciences, Petersburgh, Florence, Copenhagen, Berlin, Göttingen, Modena, Stockholm, &, &. From the Philosophical Transactions. Part I for 1845. London: Printed by R. and J.E. Taylor, Red lion court, Fleetstreet. 1845. In het groot konden weldra Thilorier vloeibaar kooldioxyde, Bussy vloeibaar zwaveldioxyde, Dumas vloeibaar stikstofoxyde, Carré vloeibaar ammoniak bekomen. Na de ontdekking van de kritische temperatuur door Thomas Andrews in 1861 hadden de permanente gassen opgehouden te bestaan; door de ontspanning van afgekoelde gedrukte gassen verkreeg Olszewski in 1883 vloeibare zuurstof, in 1885 vloeibare stikstof en vloeibaar kool- | |
[pagina 1004]
| |
monoxyde, in 1892 vloeibare waterstof. In 1908 kon Kamerlingh Onnes het helion vloeibaar maken en aldus eene temperatuur van - 268o C bereiken; onlangs verkreeg Keesom met vloeibaar helion eene temperatuur van - 272o,3 C., slechts een halve graad hooger dan absoluut nul. Thans is vloeibare lucht een gewoon handelsproduct, waarmede onder meer grondboringen gemakkelijk worden uitgevoerd; thans wordt algemeen ammoniak in de koelbedrijven, brouwerijen, koelkamers voor het bewaren van vleesch, eieren, melk, visch, bloemen, groenten, benuttigd. TellierGa naar voetnoot(8) die de koelbedrijven praktisch tot stand bracht, werd op het internationaal Congres van de Koude in 1908 de Vader van de Koude genoemd. Faraday, dien dag vergeten, is de Grootvader van de Koude. Van Faraday kan gezegd worden dat eene proef die in het begin onbeduidend schijnt, tot de belangrijkste ontdekkingen leiden kan. Vele menschen uit het onderwijs, vele gestichten tot | |
[pagina 1005]
| |
het verleenen van subsidies, kennen die typische voorbeelden van Faraday, Pasteur, Moissan, en zooveel andere natuurvorschers niet. Zij eischen een werkplan op voorhand; zij durven vragen welk nut eene proef kan hebben. De overlevering en de onwetendheid willen het genie aan den toom leiden, wakkere, vlijtige geesten onderwerpen, om ten slotte het onbaatzuchtig wetenschappelijk onderzoek te onderdrukken, te ontmoedigen en te vernietigen. Lavoisier droomde eens de lucht vloeibaar te zien: ‘Si la terre était suffisamment refroidie, l'air même qui l'entoure pourrait se liquéfier.... Il en résulterait de nouveaux liquides dont nous n'avons aucune idée.’ Dwaze menschen zullen in den tijd van Lavoisier om zulke droomerij hebben gelachen. De droomerij van Lavoisier is werkelijkheid geworden: dank zij Faraday. De ontdekking van Faraday op het gebied van het vloeibaar maken van gassen, evenals op het gebied van de electriciteit heeft omwentelingen voortgebracht, honderd maal belangrijker dan politieke omwentelingen, die gewoonlijk geen ander gevolg hebben dan het geld van de menschen A te doen overgaan naar de menschen B, om gemakkelijker te heerschen en met nieuwe methoden te onderdrukken. | |
De ontdekking van het benzeen.In 1825, bij eene proef over het vloeibaar maken van gassen, kwam het benzeen onder de oogen van Faraday te voorschijn. De Portable Gas Company te London bereidde eene soort lichtgas door walvischolie en vischtraan te verhitten, en het gas in sterke vaten onder eene drukking van dertig atmosferen tot het verlichten van openbare gebouwen en private woningen ter beschikking te stellen. Bij het drukken van het gas was eene vloeistof ontstaan waaruit Faraday benzeen en butyleen trok.Ga naar voetnoot(9) Faraday vertelt de ontdekking als volgt: ‘During the operations (distillation) I had occasion to remark, that the boiling point was more constant at, or between 176o and 190o than at any other temperature; large quantities of fluid distilling over without any change in the degree; whilst in other parts of the series it was constantly | |
[pagina 1006]
| |
rising. This induced me to search in the products obtained between these points for some definite substance, and I ultimately succeeded in separating a new compound of carbon and hydrogen, which I may by anticipation distinguish as bicarburet of hydrogen.’ Faraday noemde de vloeistof waterstofdicarbide; Laurent gebruikte in 1834, voor de eerste maal, het woord benzeen. Het benzeen van Faraday is zonder twijfel de belangrijkste onder de organische koolstofverbindingen. Onder de 250000 gekende chemische verbindingen, treft men duizenden benzeenafstammelingen · alleen noem ik de tallooze pharmaceutische producten die ons lichaamslijden verzachten, die onze slapelooze nachten verdraaglijk maken. Dat alles is aan Faraday te danken. De mensch, die een antipyretisch middel gebruikt, weet dat niet. Maar helaas, er zweven boven de aarde tallooze oorlogsvliegtuigen, met moord- en brandbommen beladen, waarmede geldzuchtige heerschers woningen, vrouwen, kinderen, ziekenhuizen, onschuldige lijders vernielen. De ontdekking van Faraday werd tot moordtuigen omgezet, met benzeenproducten in beweging gebracht en beladen! Faraday heeft het chloor met het butyleen verbonden en verscheidene verbindingen verkregen van dezelfde samenstelling. Hij zegt duidelijk, dat lichamen van dezelfde centesimale samenstelling verschillende eigenschappen kunnen vertoonen. Daarna zet Wöhler het ammoniumcyanaat om in ureum en Berzelius brengt in de wetenschap het begrip isomerie. De isomerie is de kleindochter van Faraday. Intusschen is het geniaal benzeen van Faraday het afschuwelijk benzeen geworden van het menschdom. Vooruitgang en beschaving! | |
Het zwaar glas.In 1824 werd Faraday door de Royal Society belast met een onderzoek om bijzonder glas voor optische werktuigen, vooral telescopen, te vervaardigen. Faraday moest het chemisch werk | |
[pagina 1007]
| |
verrichten, Herschel de physische proeven, de instrumentmaker Dollond het slijpen der glassoorten. Aldus bereidde Faraday een zware glassoort uit loodborosilicaat; in 1829 verscheen daarover eene mededeeling in de Philosophical Transactions, en in 1830 begon de toepassing op het vervaardigen der telescopen. Toen echter Faraday verzocht werd de proeven voort te zetten, vooral in het groot, voor algemeen gebruik, en met bedrijfsdoeleinden, dan weigerde hij eerbiedig en bepaald. Zijn wetenschappelijke geest stond boven eene handelszaak; voor hem was het wetenschappelijk onderzoek een edel begrip, dat niet door practische bekommeringen kon worden verlaagd. Heden bereidt men allerlei glassoorten. Faraday heeft den weg gewezen. | |
De legeeringen.Tusschen de jaren 1820 en 1822, met de medewerking van den werktuigkundige Stodart, bestudeerde Faraday de bereidingen van legeeringen, vooral van staal. Faraday had de verkregen monsters in een houten kistje verzameld, dat nog bestaat. Onlangs bekwam Robert Hadfield van de Royal Institution de toelating om de legeeringen van Faraday te onderzoeken. Het kistje bevatte 79 monsters waarop Hadfield 428 chemische onderzoekingen deed, en een groot aantal physische en mechanische proeven nam. Het grootste monster woog 140,1 gr. en 66 monsters hadden een gemiddeld gewicht van 31 gr. Het waren vooral legeeringen van ijzer met chroom, koper, goud, platina, rhodium, silicium, zilver, zwavel; zonderling genoeg, geen enkel der monsters hielden meer dan 0.04 tot 0.07 percent mangaan in; Faraday heeft dit element in zijne legeeringen niet gebruikt. Het werk over de legeeringen was vooral van practisch belang; James Stodart overleed in 1823 in den leeftijd van 63 jaren, en na het verdwijnen van zijn medewerker die als werktuigkundige talrijke werktuigen voor de wetenschappen en voor de heelkunde vervaardigde, bekommerde Faraday zich met zijne legeeringen niet meer. De monsters werden in het kistje ingesloten, waarop Faraday schreef: ‘Steel and Alloys. Dit insluiten mag zeker als eene begrafenis van eerste klas | |
[pagina 1008]
| |
worden beschouwd: de onderzoekingen schenen Faraday van gering belang; Bence Jones heeft hun waarde ook niet begrepen; voor Faraday waren zij wellicht inlichtingen voor Stodart. Robert Hadfield, de vader van de moderne staalsoorten, heeft aan het houten kistje zijn echte waarde geschonken. Wij lezen nl. in het Journal of Chemical Education (1931, p. 2430): ‘Michael Faraday was a pioneer of modern alloy steels, and his metallurgical researches one hondred and seven years ago anticipated in a remarkable manner the facts and principles on which the present enormous development of alloy steels is based. Sir Robert Hadfield, himself the father of modern alloy steels, revealed at the Faraday centenary celebration... analyses of seventy nine small specimens of steels and alloys, discovered during the rebuilding of the Royal Institution, in a small box labeled in Faraday's own handwriting. This forgotten cache, examined by modern metallurgical methods, shows that Faraday alloyed thirteen metallic elements... By adding chromium and nickel, Faraday anticipated present post-world-war developments of stainless steel.’ Faraday is de grootvader van de moderne staalalliages. | |
Colloïden.Volgens J. DuclauxGa naar voetnoot(10) werd de colloïdentheorie opgebouwd door de werken van Graham tusschen 1861 en 1864, van Bemmelen tusschen 1881 en 1900, Picton en Linder tusschen 1892 en 1905, Jordis tusschen 1904 en 1910, Duclaux tusschen 1904 en 1913, Malfitano tusschen 1904 en 1910, Lottermoser tusschen 1905 en 1910, en Svedberg tusschen 1906 en 1913.
Maar Leonardo da Vinci en Bernard de Palissy hadden reeds begrepen dat de materie in sterk verdeelden toestand eigenaardige eigenschappen vertoont. Na Hahnemann, Berzelius, Selmi, na de alchemisten, maar vóór Graham, die als de stichter van de colloïdenleer wordt beschouwd, verkreeg Faraday colloïdaal goud door reductie met phosphor. Verder bereidde hij purpergekleurde colloïdale oplossingen van goud uit goudchloride opgelost in water en phosphor opgelost in aether. Hij was de eerste om een schutcolloïde, zooals gelatine, te gebruiken, om de goud- | |
[pagina 1009]
| |
dispersies in hunne labiliteit bestendiger te maken. De goudoplossingen van Faraday werden met zulke behendigheid bereid, dat de monsters, bewaard door de Royal Institution, nog heden onbeschadigd gebleven zijn. Het gebruik van schutcolloïden is voor de colloïdenleer van allerhoogste belang. | |
Verhandelingen en boeken.Het eerste werk van Faraday was, in 1816, eene mededeeling betreffende een analyse van bijtende kalk. Zijn laatste mededeeling, op 12 Maart 1862, handelt over de werking van het magnetisch veld op den weg van een lichtstraal. De bibliotheek van de Royal Institution bewaart zijn dagboek van 1820 tot 1862, een handschrift met de beschrijving van al zijne onderzoekingen: zeven boekdeelen, met meer dan 16000 genummerde aanteekeningen, zullen dit kostbaar stuk in eenieder's bereik brengen.
De 6 eerste boekdeelen zijn reeds verschenen: Faraday's diary. Edited by Thomas Martin. London, Bell (£12, 12 S. for 7 vol.): Vol I, 1932, 1820-1832, 430 pp.; vol. II, 1932, 1832-1836, 467 pp.; vol. III, 1933, 1836-1839, 466 pp.; vol. IV, 1933, 1839-1847, 448 pp.;vol. V, 1934, 416 pp.; vol. VI, 1935, 495 pp.
De meeste werken van Faraday verschenen in de handelingen van de Royal Institution en van de Royal Society, in de Quarterly Journal of Science, de Philosophical magazine. Alleen bespreek ik hier de uitgaven die afzonderlijk het licht zagen.
1817 Faraday. Some observations on the means of obtaining knowledge. London, 1817 in 8 (Brit. Mus.).
[1839 Faraday] Experimental Researches in Electricity. By Michael Faraday, D.C.L.F.R.S. Fullerian professor of chemistry in the Royal Institution. Corresponding member, etc., of the Royal and Imperial Academies of science of Paris, Petersburgh, Florence, Copenhagen, Berlin, Göttingen, Modena, Stockholm, Palermo, etc., etc. Reprinted from the Philosophical Transactions of 1931-1838. London: Richard and John Edward Taylor, Printers and publishers tot the University of London, Red lion court, Fleet street. 1839. (22.2 × 13.7 cm., VIII + 574 pp., 8 platen, Kon. Bibl. Brussel II, 41902). Dit boekdeel bevat 14 mededeelingen verschenen in de | |
[pagina 1010]
| |
Philosophical Transactions en gelezen op 24 Nov. 1831, 12 Jan. 1832, 10 et 17 Jan. 1833, April 1833, 20 Juni 1833, 11 Jan. 1834, 23 Jan. en 6 en 13 Febr. 1834, 5 Juni 1834, 29 Jan. 1835, 18 Juni 1835, 21 Dec. 1837, 8 Febr. 1838, 15 Maart 1838, 21 Juni 1838, betrekking hebbende op inductie, electrochemie en electrische krachten.
[1844 Faraday] Experimental Researches in Electricity. By Michael Faraday, D.C.L.F.R.S. Fullerian professor of chemistry in the Royal Institution. Corresponding member, etc. of the Royal and Imperial Academies of science of Paris, Petersburgh, Florence, Copenhagen, Berlin, Göttingen, Modena, Stockholm, Palermo, etc., etc. Reprinted from the Philosophical Transactions of 1838-1843. With other Electrical Papers From the Philosophical Transactions of 1838-1843. With other Electrical Papers From the Quarterly Journal of science and Philosophical Magazine. London: Richard and John Edward Taylor, Printers and Publishers to the University of London, Red lion court, Fleet street. 1844 (VIII + 302 pp., 5 platen). Dit 2e stuk bevat 3 reeksen mededeelingen in de Philosophical Transactions verschenen en gelezen op 6 Dec. 1838, 6 Febr. 1840, 2 Febr. 1843. En van af p. 127, 26 aanteekeningen uit de Quarterly Journal of Science, Philosophical magazine, enz. te beginnen van Oct. 1821 tot Jan. 1844. Onder die aanteekeningen treft men stukken briefwisseling.
[1855 Faraday] Experimental Researches in Electricity. By Michael Faraday, D.C.L.F.R.S. Fullerian professor of chemistry in the Royal Institution. Foreign Associate of the Acad. Sciences, Paris, Ord. Boruss. pour le merite eq., memb. royal and imperial Acadd. of sciences Petersburgh, Florence, Copenhagen, Berlin, Göttingen, Modena, Stockholm, Munich, Bruxelles, Vienna, Bologna, etc. etc. Reprinted from the Philosophical Transactions of 1846-1852. With other Electrical Papers from the Proceedings of the Royal Institution and Philosophical Magazine. Vol. III. London: Richard Taylor and William Francis, Printers and publishers to the University of London. Red lion court, Fleet street. 1855. (VIII + 588 pp., 4 platen). In het 3e stuk vindt men de mededeelingen die in de Royal Society werden gelezen op 20 Nov. 1845, 18 Dec. 1845, 8 Jan. 1846, 7 Dec. 1848, 7 en 14 Dec. 1850, 28 Nov. 1850, 27 Nov. en 11 Dec. 1851, 25 Maart en 1 April 1852; daarna 16 verhandelingen uit andere tijdschriften, namelijk Proceedings of the Royal Institution, Philosophical magazine. Daar wordt gehandeld over de verhoudingen tusschen licht en magnetisme, kristallenpola- | |
[pagina 1011]
| |
risatie, atmospherische magnetisme, magnetisme en inductie. In 1896 verscheen van de drie boekdeelen een Duitsche vertaling door A.J. Van Oettingen.
1827 Faraday. Chemical manipulations; being instructions to students in chemistry on the methods of performing experiments of demonstraton or of research with accuracy and success. London, 1827 in 8 (Brit. Museum). 1830 Faraday. Ibid. New edition. London, Murray 1830 in 8 (Brit. Museum); 3e uitgave in 1842. [1842 Faraday. Chemical manipulations: being instructions to students in chemistry on the methods of performing experiments of demonstration or research, with accuracy and success. By Michael Faraday, D.C.L.F.R.S.F.G.S.M.R.I. Third edition, revised. London: John Murray, Albemarle-street. MDCCCXLII. (22 × 13.9 cm.; XIII + 664 pp., Kon. Bibl. Brussel II 19906). Met de grootste nauwkeurigheid beschrijft Faraday al de bewerkingen in het chemisch laboratorium, en geeft daar het bewijs van zijn hooge kennis en van zijn practisch verstand op chemisch gebied. Lang wijdt hij uit over bewerkingen met gassen. Allerlei practische wenken, b.v. over kurk, glazen buizen, schoonmaken, worden in den tekst verspreid. Merkwaardig is de wijze waarop Faraday het laboratorium in zijn tijd denkt te moeten inrichten. Na gezeid te hebben: ‘Chemistry is necessarily an experimental science’, geeft hij de volgende inlichtingen: Het Laboratotium is de plaats waar de chemicus het grootste deel van zijn tijd moet doorbrengen. Dat laboratorium kan eventueel ook een aangenaam verblijf zijn. In een openbaar instituut, bestemd tot het onderwijs en tot den vooruitgang van de wetenschap, moet het laboratorium groot zijn, ten einde talrijke onderzoekingen van allen aard mogelijk te maken. Trekschouwen zijn in overvloed onontbeerlijk; de verlichting moet doelmatig zijn. Het opbouwen van het fornuis eischt de grootste zorgen. Vele tafels, een waterafloopbak, kasten, boorden, de chemische werktuigen, allerlei werktuigen, moeten op een normale plaats aanwezig zijn. De balans heeft ook hare belangrijke rol te vervullen: ‘A chemist cannot do without a delicate balance’. Ik moet hier twee opmerkingen in het midden brengen over de opvattingen van Faraday: 1o Heden is de chemie, alhoewel nog een proefondervindelijke wetenschap, grootendeels een | |
[pagina 1012]
| |
wiskundige wetenschap geworden. 2o Ik ken zeer talrijke chemici die in het laboratorium zoo weinig mogelijk verblijven, omdat zij... wat anders te doen hebben.
(1827 Faraday). Manipulations chimiques, par Faraday, professeur de chimie à l'Institut royal de Londres; traduit de l'anglais par M. Maiseau, traducteur de l'enquête du parlement anglais sur l'industrie, et revu pour la partie technique par M. Bussy, professeur de chimie à l'Ecole de pharmacie de Paris, etc, etc Tome I, Paris A Sautelet et Cie, libraires, Place de la Bourse. MDCCCXXVII (19.5 × 12.6 cm., XXIV + 428 pp., Bibl. Univ. Gent chim. 348, Kon. Bibl. Brussel II 9720).
Ibid. Tome II (364 pp.). De Fransche vertaling geeft de overeenstemming onder de maten en gewichten in Engeland en Frankrijk gebruikt.
1893 Faraday. The liquefaction of gases. Papers 1823-1845. With an appendix consisting of papers by Thomas Northmore on the compression of gases 1805-1806. Edinburgh, Alembic Club, 1893.
[1904 Faraday]. Alembic Club Reprints. No 12. The liquefaction of gases. Papers by Michael Faraday, F.R.S. (1823-1845). Edinburgh 1904, 79 pp. (Bibl. handb. Hoogeschool Gent). In zijne mededeeling On fluid chlorine (read march 13, 1823, in Philosophical Transactions for 1823 (vol. 113, pp. 160-165) verschenen, beschrijft Faraday hoe het chloor door hem werd vloeibaar gemaakt, als volgt: ‘Some hydrate of chlorine was prepared, and being dried as well as could be by pressure in bibulous paper, was introduced, into a scaled glass tube, the upper end of which was then hermetically closed. Being placed in water at 60o, it underwent, no change; but when put into water at 100o, the substance fused, the tube became filled with a bright yellow atmosphere, and, on examination, was found to contain two fluid substances: the one, about three-fourths of the whole, was of a faint yellow colour, having very much the appearance of water; the remaining fourth was a heavy bright yellow fluid, lying at the bottom of the former, without any apparent tendency to mix with it. As the tube cooled, the yellow atmosphere condented into more of the yellow fluid, which floated in a film on the pale fluid, looking very like chloride of nitrogen.’ In de mededeeling gelezen 10 April 1823, On the condensation of several gases into liquids (Phil. Trans. for 1823, 113, 189-198) wordt het vloeibaar maken besproken van zwaveligzuur anhydride, zwavelwaterstof, kooldioxyde, hypochloride, | |
[pagina 1013]
| |
stikstofoxydule, cyanogeen, ammoniak en zoutzuur. Dat Faraday met ontploffingen te kampen had bij zijne onderzoekingen blijkt uit hetgeen hij schrijft: ‘the precautions of glass masks, goggles, which are at all times necessary in pursuing these experiments, are particularly so with carbonic acid.’ De verhandeling Historical statement respecting the liquefaction of gasesGa naar voetnoot(11) geeft een belangrijk overzicht der pogingen die vóór Faraday werden gedaan om gassen tot vloeistoffen te doen overgaan: Rumford in 1797, Cagniard de la Tour over kooldioxyde; Thomson, Henry, Accum, Murray, Thenard, Fourcroy, Vauquelin, Guyton de Morveau, Davy over ammoniak; Monge, Clouet, Thomson, Henry, Accum, Aikin, Nicholson, Murray, Fourcroy over ammoniak; de Morveau, Northmore over chloor; Stromeyer in 1805 voor arsenikwaterstofzuur; Northmore over zoutzuur; Northmore, Monge, Clouet, Murray over zwaveligzuur; Babbage in 1813 over kooldioxyde; Gordon over oliegas; Perkins in 1823 over de lucht. In 1845 komt Faraday naar zijn vroegere onderzoekingen terug: On the liquefaction and solidification of bodies generally existing as gasesGa naar voetnoot(12), waar hij de meer uitgebreide proeven van ThilorierGa naar voetnoot(13), alsook de nieuwe buizen met sterke metalen kranen beschrijft; buiten de vroegere gassen werden nu ethyleen, iodiumwaterstofzuur, broomwaterstofzuur, siliciumfluoride, phosphamine, boorfluoride vloeibaar gemaakt.
1833 Faraday. On the practical prevention of dry rotin timber, London 1833 in 8 (Brit. Mus.). 1836 Faraday. Ibid. London 1836 in 8 (Brit. Mus.). 1853 Faraday. The subject matter of a course of six lectures on the non metallic elements, arranged by J. Scoffern London 1853 in 8 (Brit. Mus.). 1855 Faraday. Observations on mental education, 1855 in 8 (Brit. Mus.). 1859 Faraday. Experimental researches in chemistry and physics. Reprinted from the Philosophical Transactions of 1821-1857, the Journal | |
[pagina 1014]
| |
of the Royal Institution and their publications. London 1859 in 8 (Brit. Mus.). 1860 Faraday. A course of six lectures on the various forces of matter. Edited by W. Crookes. London and Glasgow 1860 in 8 (Brit. Mus.).
[1874 Faraday] On the various forces of nature and their relations to each other: A course of lectures delivered before a juvenile audience at the Royal Institution. By Michael Faraday, D.C.L., F.R.S. Edited by William Crookes, F.C.S. With numerous illustrations. London: Chatto and Windus, Publishers. (Successors to John Camden Hotten.). (17.7 × 11.8 cm., 200 pp., Kon. Bibl. Brussel II 46085). Volgens een boekenlijst van de uitgevers Chatto en Windus, gedagteekend April 1874, moeten wij aannemen dat dit boekje in 1874 het licht zag. De catalogus van het British Museum geeft echter als inlichting: London, Glasgow 1873 in 8. W. Crookes in de voorrede bepaalt als volgt Faraday als lesgever: ‘... his extreme dexterity as an operator: with him we had no chance of apologies for an unsuccessful experiment - no hanging fire in the midst of a series of brilliant demonstrations, producing that depressing tendency akin to the pain felt by an audience at a false note from a vocalist. All was a sparkling stream of eloquence and experimental illustration. We would have defied a chemist loving his science, no matter how often he might himself have repeated an experiment, to feel unterested when seeing it done by Faraday.’ De voordrachten werden gegeven, vooral voor de jeugd, en behandelen de volgende onderwerpen: zwaartekracht, zwaartekracht en cohesie, cohesie en chemische affiniteit, chemische affiniteit en warmte, magnetisme en electriciteit, samenhang van de physische krachten, electrisch licht. Alleen voor deze laatste voordracht wordt de dagteekening aangeduid, namelijk 9 Maart 1860. 1861 Faraday. A course of six lectures on the chemical history of a candle; to which is added a lecture on platinum. London, 1861 in 8 (Brit. Mus.). 1873 Faraday. Ibid. London and Glasgow, 1873 in 8 (Brit. Mus.). 1865 Faraday. Histoire d'une chandelle. Avec une notice biographique et des notes par H. Sainte Claire Deville. Trad. par W. Hughes. Paris 1865 in 12 (Brit. Mus.). 1884 Faraday. Die Naturgeschichte einer Kerze. Berlin 1884. | |
[pagina 1015]
| |
1867 Faraday. Observations on the education of the judgment. 1867 in 8 (Brit. Mus.). | |
Faraday als mensch.Michaël Faraday werd geboren te Newington-Butts, een gemeente die thans deel uitmaakt van Groot-London, op 22 September 1791: het jaar 1791, toen de verhandeling van Galvani over de electrische kracht het licht zag: De viribus electricitatis in moto musculari commentarius. Zijn vader, James Faraday, was ijzersmid, zijn moeder, de dochter van een klein landbouwer. Een der zonen, Robert, werd zooals de vader ijzersmid, en daarna gaswerker, in de pas ingerichte gasbedrijvenGa naar voetnoot(14). Van zijn 13e jaar af was Michaël knecht bij den boek- en papierhandelaar Ribau; aldus leerde hij boekbinden, hetgeen voor hem eene gelegenheid was om veel te lezen. Daar hij tot 20 jaar zonder salaris werken moest, was het leven in het midden van de boeken eene soort vergelding: de weg van de wetenschap werd hem aldus geopend, en weldra begon hij over natuurkunde en chemie te onderzoeken. Het waren ook de boeken die voor Benjamin FranklinGa naar voetnoot(15) de wegwijzers waren van het leven, toen hij als jonge gast in de drukkerij werkte. Na een voordracht van Humphry DavyGa naar voetnoot(16) gehoord te hebben, werd hij met zulke hevige geestdrift naar de proefneming geleid, dat hij een studiekring vormde van jongelingen die aan zelfstudie wenschten te doen; weldra gaf hij zijn eerste voordracht met proeven; de gehoorzaal was de keuken van Abbott. In 1813, op 22 jarigen leeftijd, geraakte Faraday in kennis met Davy in persoon, die hem echter den raad gaf boekbinder te blijven, omdat de wetenschap een ondankbare minnares is, die niets anders dan ontberingen eischt van dezen die zich | |
[pagina 1016]
| |
voor haar opofferen. Door aandringen werd hij toch op 1 Maart 1813 als hulppraeparator in het laboratorium van de Royal Institution opgenomen met een salaris van 25 schelling per week. De Royal Institution, gelegen in de Albemarle street te London, werd gesticht door graaf Rumford in 1799, nadat hij een vlugschrift had verspreid, getiteld: ‘Proposals for forming by subscription in the metropolis of the Britsch Empire A Public Institution for diffusing the knowledge and facilitating the general introduction of useful mechanical inventions and improvements, and for teaching. By courses of Philosophical Lectures and Experiments, the application of Science to the common Purposes of Life.’ De Earl of Winchilsea was voor de eerste maal voorzitter, en Thomas Young werd in Juli 1801 tot professor van ‘natural philosophy, editeur van de Journals, en superintendant van de Institution’ benoemd. Humphry Davy was professor in de chemie tusschen 1802 en 1813, en werd opgevolgd door William Thomas Brande; deze bleef dit ambt waarnemen tot 1852. Michael Faraday werd assistent in 1813, superintendant in 1821, directeur van het chemisch laboratorium in 1825, en Fullerian professor in de chemie in 1833 tot het einde van zijn leven. John Tyndall was professor of natural philosophy tusschen 1853 en 1887, en in 1867 volgde hij Faraday op als superintendant. Lord Rayleigh (John William Strutt), James Dewar, William Bragg, Rutherford, Joseph John Thomson, John B.S. Haldane werden later in de Institution als professoren benoemd. Aan Pepys, een der stichters van de Royal Institution, gaf Davy den raad Faraday voorwaardelijk als praeparator te aanvaarden: ‘Hem glazen en schalen te laten reinigen; indien hij tot iets goed is, zal hij dadelijk en zeker aannemen; weigert hij, dan is hij tot niets bekwaam.’ Michaël Faraday aanvaarde kuischknecht te worden. Van knecht werd hij assistent, van assistent superintendant, laboratoriumleider en professor, en van professor-superintendant een groote mensch, wellicht de grootste. Het leven was voor hem echter in het begin niet altijd rooskleurig. Wel mocht Faraday met Davy aan eene reis van twee jaren door Europa deelnemen, hetgeen hem de gelegenheid gaf met Ampère, Clément, Desormes, Chevreul, Humboldt, Volta, Murichini, Saussure, de la Rive, te spreken en ook te werken. Maar Davy was een hoogmoedig mensch; al had hij den genialen geest ontdekt van zijn jongen medewerker, toch had hij nooit voor hem de achting die vereischt wordt voor een mensch die zich volledig aan de wetenschap overlevert en zich in het beoe- | |
[pagina 1017]
| |
fenen van de wetenschap onderscheidt. Davy was die meening toegedaan dat die jonge leerlingen aan oude meesters, vol van zoogezegde ervaring moeten verslaafd blijven, dat zij als nederige gehoorzame medewerkers, ja als knechts moeten leven. ‘Reste de barbarie, zegt DumasGa naar voetnoot(17), qui ne trouve pas même son excuse dans le régime d'égalité.’ Fred. Banting ontdekte met den student Charlie Best het isletine, waarmede de diabeteszieken kunnen worden gered. Hij werd assistent van John Mac Leod, den beroemden hoogleeraar van Toronto. En Paul De KruifGa naar voetnoot(18) vertelt dat John Mac Leod zijn assistent ontdekte, van de benaming isletine het woord insuline maakte, en dat op eene zitting van den Amerikaanschen geneeskundigen kring Woodyatt het volgende zeide: ‘Ik heb de eer voor te stellen, dat wij ons verheffen van onze zetels, om staande hulde te brengen aan Dr. Mac Leod en zijn helpers, om onze waardeering voor hetgeen zij hebben bereikt tot uitdrukking te brengen’. Daarna kwam Allen aan het woord: ‘Ik maak mij ongetwijfeld tot tolk van onzen geheelen kring als ik Dr. Mac Leod en zijn medewerkers gelukwensch met hun miraculeus succes.’ De meerkol is geen zeldzame vogel; ik ken er zelfs in mijn nauwste omgeving; daartoe moet men niets anders hebben dan een paar goed kijkende oogen. Maar Davy reisde in gezelschap van zijn vrouw; het is trouwens een gewoon misbruik een officieële zending te ondernemen, in gezelschap van zijn familie. De goede mevrouw Davy beschouwde Faraday als de knecht, die de koffertjes moest dragen, de boodschappen op bevel uitvoeren: de hoogvaardige mevrouw Davy en haar geniale knecht. Wat moest de geest lijden onder den ijdelen hoogmoed! Toen Faraday lid werd van de Royal SocietyGa naar voetnoot(19), verzette zich Davy, die voorzitter was, met hevigheid tegen de candidatuur van Faraday; bij de verkiezing werd een enkel zwart bolletje in de stembus gevonden, wellicht dit van Davy. Het ge- | |
[pagina 1018]
| |
beurt nog dat in geleerde kringen waardeloozen boven verdienstelijken worden verkozen. Faraday was een te sterk schitterende ster; hij heeft zich gewroken... door de goedheid en den eenvoud; hij weigerde in 1857 voorzitter te worden van de Royal Society; hij weigerde ook een adeltitel. Dit gebouw maakt U niet beroemd,
O Euripedes.
Maar gij maakt dit gebouw beroemd.
De goedheid van Faraday heeft DumasGa naar voetnoot(20) afgeschilderd als volgt: ‘Il avait un assistant, Anderson, le fidèle Anderson, tellement identifié avec son maître, qu'on aurait dit deux hommes mus par une seule volonté, agissant d'accord sans s'être concertés et n'ayant plus besoin de parler pour se comprendre. Pour Anderson, ébloui de ses découvertes et reconnaissant de sa cordialité, Faraday n'était plus un homme, n'était plus un professeur: c'était Faraday, l'astre de l'Angleterre, dont il était heureux et fier de rester toujours l'humble satellite. Quel heureux don que la bonté!’
In 1815 was Faraday assistent geworden in de Royal Institution met een salaris van 30 shellings per week. Hij was een kunstenaar geworden op het gebied der waarnemingen en der onderzoekingen; alleen in 1825 werd hij laboratoriumleider, hij die sedert 1823 het chloor had vloeibaar gemaakt en Dalton opgevolgd als briefwisselend lid van de Academie des Sciences te Parijs. Gedurende zijn verblijf te Parijs, hadden daar de geleerden van Davy en van den knecht van mijnheer en mevrouw Davy gezeid: ‘Nous avons admiré Davy, mais nous avons aimé Faraday.’ Gedurende de jaren 1816 tot 1830 studeerde Faraday als in eene periode van bereiding tot de beroemdheid; en van het gebied der chemie ging hij over naar de natuurkunde. In 1831 had hij reeds 60 mededeelingen in het licht gezonden; hij was beroemd als voordrachtgever, als leeraar, als geleerde. In 1829 werd hij leeraar in de chemie in de Academie te Woolwich, en bleef in deze betrekking tot 1849; in 1832 werd hij tot doctor van de Universiteit Oxford geslagen. | |
[pagina 1019]
| |
Als opvolger van Davy in de Royal Institution werd een onbeduidend mensch, Brande genoemd; aldus moest Faraday, als laboratoriumleider, dikwijls Brande helpen in zijn onderwijs. In de Jardin du Roi te Parijs was Bourdelot de waanwijze leeraar, ex cathedra sprekend, onbereikbaar en waardeloos. De geniale demonstrateur was de eenvoudige Rouelle, de leermeester van Lavoisier. Faraday werkte niettemin vlijtig en vroolijk voort; gaarne zelfs gaf hij aan een eenvoudige vrouw den titel van ‘zijn eerste leerares in de chemie’; het was haar boek dat hem als zijn eerste leerboek in handen viel. Madame Marcet, de vrouw van een medicus-scheikundige had nl. een boekje geschreven: Marcet Jane. Conversations on chemistry, in which the elements of that science are familiarly explained, and illustrated by experiments. 2 vol. 1806 in 12. 4e uitgave 1812 in 12, 5e in 1817 in 12, 9e in 1824 in 12, 16e in 1853 in 8. Fransche vertaling in 1809 in 12.
Het volgend Fransch werkje schijnt een latere uitgave te zijn van het boek van Jane Marcet: [1825 Marcet]. La chimie enseignée en 26 leçons, contenant le developpement des theories de cette science, mises à la portée des gens du monde, et à chaque leçon des expériences chimiques et des applications aux arts. Ouvrage traduit de l'anglais, sur la 12e édition, orné de douze planches; Par M. Payen, l'un des auteurs du traité des réactifs chimiques, du dictionnaire technologique, etc. Bruxelles, P.J. De Mat, A la Librairie française et étrangère, Grande place, n. 88. MDCCCXXV (16.5 × 9.7 cm., 442 pp., 12 platen, Bibl. Univ. Gent med. 4709).
Die Fransche vertaling van 1825 vond ik in de bibliographie bij Marcet niet, wellicht omdat die naam niet wordt vermeld. Men zal opmerken dat Payen zelf bekent, dat zijn werk eene vertaling is uit het Engelsch; ook dat plaat 4 den naam van Marcet draagt. De mijnwerkerslamp van Davy wordt beschreven op pp. 116-118 en op plaat 9.
Had hij Jane Marcet als leermeesteres, zoo mocht Faraday met fierheid Tyndall zijn leerling en zijn opvolger noemen; hij heeft geen school gevormd. Faraday beschouwde zijn wetenschappelijk werk als een persoonlijke zaak; hij moest zelf de toestellen behandelen, alles met eigen oogen vaststellen. Hij weigerde steeds als deskundige geld te winnen; dit was voor hem de | |
[pagina 1020]
| |
wetenschap verlagen en zijn vrijheid verminderen; hij had als leus: mijn tijd is mijn eenige rijkdom. Zijne eerlijkheid, zijn wantrouwen tegenover zich zelf blijken duidelijk in deze woorden van een zijner geschriften in 1837: ‘Ten slotte ben ik zoo vrij te zeggen, dat ik mijne bijzondere opvatting uitspreek met een zekere aarzeling. Ik vrees dat die opvatting moeilijk aan een algemeene grondige discussie zal kunnen weerstaan; is zij niet nauwkeurig genoeg, dan zal zij schadelijk zijn voor den vooruitgang van de electrische wetenschap. Langen tijd heeft zij mijn geest bekommerd; ik aarzelde echter die zienswijze te laten kennen; ik deed het alleen toen ik steeds meer tot de overtuiging kwam, dat zij goed met al de gekende feiten overeenkwam, en dat zij de uitlegging gaf van de betrekkingen tusschen de verschijnselen die van verschillenden aard schijnen te zijn. Dan meende ik, dat ik deze mededeeling schrijven mocht. Tot nu toe heb ik geen tegenstrijdigheid ontdekt tusschen mijne opvatting en de feiten; wel integendeel; ik denk dat zij veel licht werpt op de feiten. In mijne toekomstige mededeelingen zal ik een overzicht maken over de verschijnselen van geleidbaarheid, electrolyse, stroom, magnetisme, lading, ontlading, en ik zal de toepassing van mijne opvattingen op deze verschijnselen verder bespreken.’ Dit was de argelooze redeneering van den eenvoudigen man, wiens genie den vasten grond had gelegd van het electromagnetisme op theoretisch en op practisch gebied. Maar daarenboven de grootste geestdrift, met een behoefte tot vroolijke uiterlijke uitdrukking. Lyman C. NewellGa naar voetnoot(21) geeft eene teekening terug, hoe, in den voormiddag van kerstdag 1821, Faraday zijne ontdekking over het electromagnetisch draaiingstoestel aan zijn vrouw mededeelde, te bewonderen staat. Plücker van Bonn, die aanwezig was bij de ontdekking van den Voltaïschen boog, in het luchtledige zich rond een magneet bewegende, vertelt dat Faraday zijne vreugde niet kon overmeesteren: hij begon rondom de tafel te springen, als een kind; op een zeker oogenblik riep hij uit: ‘spijtig dat men niet eeuwig leven kan, in het midden van zulke dingen.’ En Dumas voegt er bij: ‘Lorsqu'il réussit pour la première fois sa glorieuse expérience de la rotation de la lumière polarisée (1845) sa joie fut celle d'un enfant; il se frottait les mains et sa face était rayonnante’. Dat kunnen zelfs eenvoudige beoefenaren der wetenschap | |
[pagina 1021]
| |
begrijpen, die ook de zeldzame oogenblikken van het wellukken van een onderzoek hebben beleefd. Op 12 Juni 1821 trad Faraday in het huwelijk met Sarah Barnard, de dochter van een juwelier van het zelfde godsdienstig geloof als hij. Zij bracht haar echtgenoot, den vrede en het geluk, door al de bekommeringen van het materieel leven zelf te dragen. Sarah Faraday moest op de lijst gebracht worden van die schoone uitzonderingen, die alhoewel zij misschien de uitgestrektheid van het werk van hare echtgenoten of vaders niet hebben kunnen bepalen, toch op voorbeeldige wijze den geest van den hardnekkigen en geestdriftigen onderzoeker hebben begrepen. Sarah Faraday was voor haar man eene echtgenoote van dezelfde soort als de vrouwen van Pasteur, Berthelot, Lavoisier, Kamerlingh Onnes...; zij was even groot als Maria, de dochter van Anthony van Leeuwenhoek, als Milton's dochter die schreef wat haar blinde vader haar dicteerde. In 1839 werd Faraday erg ziek, en gedurende 4 jaren was hij verplicht een volledige rust te nemen; dank zij de goede zorgen van zijn getrouwe gezellin kon hij van de zware ziekte genezen en den leeftijd bereiken van 76 jaren. Het huwelijk, anders zoo gelukkig, bleef kinderloos; een nichtje, ook Sarah genoemd, werd als kind aangenomen, en bracht in het huis de frissche vroolijkheid van hare jeugd. Zijn gansche leven heeft Faraday moeten lijden onder het hevig gebrek aan geheugen: enkele uren na eene proefneming kon hij niet meer zeggen of het resultaat positief of negatief was. Maar zijne aanteekeningen waren met de grootste zorgen opgesteld; zij zijn allen bewaard en genummerd; de laatste draagt nr 16044.
Op 25 Augustus 1867, 76 jaar oud geworden, overleed hij zacht en zonder lijden, in zijn zetel, in de armen van de twee Sarah's, zijn echtgenoote en zijn pleegdochter, te Hampton Court, in het huis door koningin Victoria te zijner beschikking gesteld. In allen eenvoud, zooals het voor een groot man past, werd hij op het kerkhof van Highgate begraven. Het lichaam heeft toch geen beteekenis tegenover den geest die onsterfelijk is. In 1931 zegde Chaumet van hem: ‘Ce fut une grande âme | |
[pagina 1022]
| |
simple; son génie éclatant ne fut dépassé que par sa valeur morale et son désintéressement.’
Davy koesterde voor Faraday geen vriendschappelijke gevoelens; uit afgunst, weigerde hij zelf het genie te helpen dat onder zijn oogen vlug aan het rijpen ging; meer nog, hij beproefde het te dwarsboomen. Faraday had niettemin vele vrienden; onder dezen noemt H.G. WaylingGa naar voetnoot(22): Joseph Banks de nestor of de Engelsche wetenschap, William Nicholson die met Carlisle het water electrolytisch voor de eerste maal heeft ontbonden, Wollaston die het platina bestudeerde, Charles Babbage die de rekenmachine heeft ontdekt, de mineraloog Charles Hatchett, W.T. Brande die Davy opvolgde in de Royal Institution, Mevr. Marcet die door haar boek Conversations on Chemistry Faraday op den weg der chemie had gebracht, de chemicus en menschenvriend William Allen, de werktuigkundige W.H. Pepys, J.F. Daniell die het Voltaelement opbouwde. De biograaph van Davy, J.A. Paris, kwam ook veel Faraday in zijn laboratorium bezoeken; eens maakte Paris de opmerking, dat sommige buizen vuil schenen te zijn. Den volgenden dag zond Faraday hem deze woorden, buitengewoon scherp in hun eenvoud: ‘The oil you noticed yesterday turns out to be liquid chlorine’. In dat vuil lag de ontdekking van het vloeibaar maken van de gassen. Faraday was ten slotte de afgod geworden van de beoefenaren der wetenschap. Hij wordt genoemd een genie, een toonbeeld van een werker, een toonbeeld van een mensch. John TyndallGa naar voetnoot(23) zegt van hem: ‘The experimental researches of Faraday are so voluminous, their descriptions are so detailed, and their wealth of illustration is so great, as to render it a heavy labour to master them... This land of England contained no truer gentleman than he. Not half his greatness was incorporate in his science, for science could not reveal the bravery and delicacy of his heart.’ Rutherford voegt daarbij: ‘Het leven en het werk van Faraday leeren ons een mensch kennen die | |
[pagina 1023]
| |
met een zuiver karakter en een hoog ideaal van den eenvoudigsten stand tot den grootsten ontdekker van zijn tijd wist te stijgen, maar ook een voorbeeld van de buitengewone gevolgen die uit de geduldige studie van de natuur in den vrede van het laboratorium, verre van de gisting der zaken en van het veroveren van practische doeleinden. Weinig menschen, - hij staat misschien alleen, - hebben zooveel gedaan voor den vooruitgang van de wetenschap en van het menschdom. In alle landen is de bewondering van de geleerden even hoog als in Groot Brittanje. Laat ons alleen deze stemmen herhalen van dela Rive, Ostwald en Dumas. de la Rive: ‘Niets kan een gedacht geven van de bekoorlijkheid en van het leven van zijne lessen en van zijne voordrachten. Na zijne toehoorders omhoog gebracht te hebben naar de mysterieuse gebieden der wetenschap, eindigde hij gewoonlijk zijne redenen met de hoogste bespiegelingen. Dan overmeesterde hij de materie, de ruimte, den tijd en hij verspreidde rond hem eene geestdrift zonder grenzen.’ Ostwald: ‘Met al de mogelijke voorzorgen, verzamelde hij den noodigen voorraad energie, om een werk uit te voeren; daarna voerde hij dat werk uit tot dat zijne hersenen, volstrekt afgemat, hem elken dienst bepaald weigerden, en hem tot het schorsen van zijn taak dwongen.’ Dumas: ‘Werken, voleindigen, mededeelen: zoo was de onveranderlijke inrichting van zijn leven. Alles publiceeren wat men als nieuw en waar beschouwt, dat is voor den geleerde een plicht; in het licht brengen de begrippen van eene methode of den invloed van een grooten ontdekker, dat is de eenige plicht van den geschiedkundige.’ ‘Ik weet niet of er in de wereld ooit een geleerde heeft bestaan die bij zijn dood een werk heeft achtergelaten, gelijkend op het werk dat Faraday aan het menschdom heeft geschonken. Ik ben echter zeker dat al deze die hem hebben gekend nooit tot deze moreele volmaaktheid zouden geraakt zijn, welke hij zonder moeite heeft bereikt. Het was bij hem als een natuurlijke bekoring, die van hem kon maken een vuurvollen leeraar in de verspreiding van de waarheid, een onvermoeibaren kunstenaar, opgewekt en vroolijk in zijn laboratorium, den besten en den zachtsten man in den schoot van zijne familie, den fijnst bezielden predikant in het midden van de nederige kudde wier godsdienstig geloof hij leidde.’ ‘Wat hem het meest verwonderde, was de hardnekkigheid van de meeste geleerden om den vooruitgang door een blind vertrouwen in de theorie tegen te werken; zij zaten volgens hem op een troon met leemen voeten; zoo lang de troon recht staat, verspert hij den weg; als hij omver valt, vult hij volledig den weg. Op het gebied der wetenschappen, ken ik geen vrijeren, geen meer onafhankelijken, geen stouteren geest: hij is een product van de proefondervindelijke methode. Hij geloofde zelf niet in het bestaan van de ma- | |
[pagina 1024]
| |
terie. Hij zag in het heelal slechts eene kracht, aan een enkelen wil gehoorzamend. Wat men materie noemt was voor hem slechts eene vereeniging van middelpunten van kracht. Zonderlinge zienswijze.’ | |
Het lichte juk.De familie Faraday behoorde tot een kleine secte, door Glass en Sandeman rond 1730 gesticht, van de Schotsche presbyteriaansche kerk afgescheurd. Die zeer eenvoudige godsdienst, zooals deze van de eerste Christenen, bestond in een onbeperkt geloof in het oorspronkelijk ongewijzigd woord van Jezus. Met de strengste zeden en de hoogste menschlievendheid, beschouwden de aanhangers er van als de grootste zonden het ophoopen van kapitaal en het leenen op interest. Geen priesters, alleen oudere leden van de gemeente, waren de leiders: eene gemeente zonder materieele behoeften, zonder begrooting noch financieele lasten. De familie Faraday was eene familie van brave menschen; zij waren niet rijk, zij leefden van hun eigen werk; daarom juist waren zij braaf. In de jaren 1802 en 1803 hadden zij de diepste armoede gekend. De prijs van het graan was verdriedubbeld om eenige handelaars te begunstigen; de prijs van den arbeid had, naar gewoonte, de duurte van het leven niet gevolgd. Het was de tijd van Napoleons oorlogen, zoo heerlijk voor de boeken en de geschiedenis, zoo verschrikkelijk voor de volkeren: moord, diefstal, brand, duur leven, armoede, ziekten. In dat midden van eerlijke menschen is Michaël Faraday geboren en getogen: het gemakkelijke, luilekkere leven was daar onbekend. De dagen gingen er voorbij, in eenvoud, met hard werken; en er bleef ook nog wel tijd over om na te denken, en de vrijheid en waardigheid van den mensch boven rijkdom en genot te stellen. In 1840 werd Faraday tot leider van zijn godsdienstige gemeente en tot 1864 vertolkte hij regelmatig vóór zijn genoten de leer van God. Zóó deed die chemicus, die natuurvorscher, die laboratoriumzwoeger. Zijn eerste rede ging over een tekst van Matheeus, XI, 28-30: ‘Venite ad me omnes, qui laboratis et onerati estis, et ego reficiam vos. Tollite jugum meum super vos, et discite a me, quia mitis sum, et humilis corde: et invenietis requiem animabus vestris. Jugum enim meum suave est, et onus meum leve.’ | |
[pagina 1025]
| |
Het was de gedragslijn van zijn gansche leven: kom tot mij, ik zal U helpen, draag mijn juk dat zacht en licht is.
Zijn persoonlijke bijbel, die heden zorgvuldig wordt bewaard, is een boek te Oxford in 1776 gedrukt, door hem zelf gebonden, waarvan vele bladen door het gebruik zijn versleten, doch tevens zoo zorgvuldig behandeld dat de bladen zonder gebroken hoeken gebleven zijn. Talrijke aanteekeningen van zijn hand in dat boek geven den indruk, dat hij veel zocht te begrijpen, dat hij ook veel heeft getwijfeld. Een geest met zoekend geloof. Propaganda was voor hem vernederend: zijn gevoel van moreele verantwoordelijkheid stond te hoog om zijn geloof aan iemand op te dringen, zorgen om iemand naar zijn geloof te krijgen. Zijn invloed beperkte zich tot enkele brave menschen, die met hem en door hem geestelijk naar omhoog gebracht werden, die met hem zuiver, eenvoudig en gelukkig leefden. Faraday bewoog zich in twee vakken, van elkander gansch onafhankelijk: ‘een vak waarin mijn verstand de natuur onderzoekt, zegt hij, en een ander vak, het vak van het geloof, waarin mijn verstand nooit binnendringt.’ Aldus gingen bij hem wetenschap en godsdienst naast elkaar als goede maats en levensgezellen. Met zijn vrienden en zijn kennissen sprak hij, buiten de vergaderingen van de kleine gemeente nooit over geloof, hij had afkeer van godsdienstige en politieke redeneeringen die hij als oorzaken van onheil beschouwde. In een brief aan Lady Lovelace schrijft hij: ‘Ik meen, dat het volledig overbodig is de studie der natuurlijke wetenschappen in betrekking te brengen met den godsdienst; in al mijne betrekkingen met de menschen, heb ik steeds onverbiddelijk gescheiden wat tot het godsdienstig geloof behoort, en wat deel uitmaakt van de studie der natuur.’ En Tyndall voegde er dan bij: ‘als hij de deur open deed van zijn laboratorium, dan sloot hij zorgvuldig de deur van de kapel’. Hoeveel strijd en marteling, hoeveel oorlogen waren vermeden geworden, hoeveel bloed bespaard was Michaël Faraday's geest levend in al de menschen?
Tusschen 22 en 25 September 1931 werd de Faraday-ten- | |
[pagina 1026]
| |
toonstelling in de Albert-Hall te London gehouden. Daar werden de talrijke herinneringen over het voorbeeldig leven van den voorbeeldigen mensch verzameld; daar kon men de vrucht van het leven van Faraday bewonderen, de vrucht van 't leven eens werkers, die wist dat niets zonder inspanning en wilskracht kan bekomen worden, voor wien uitstellen, vertragen onbestaande begrippen waren, die streefde naar waarheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid en vrijheid. Daar lag het toestelletje van 1831 van den inductiestroom, dat Helmholtz zoo erg had verbaasd, omdat het getal draden die voor de proef hadden gediend zoo gering was. Thans wordt de stroom door millioenen kilometers draden overal geleid en verspreid. Daar lag het doosje met de 70 kleine monsters staal en andere legeeringen, de kern van de talrijke soorten metalendispersies, waarmede thans honderde bruggen, duizende voer- en vaartuigen, millioenen motoren en werktuigen worden vervaardigd. Daar lag het buisje waarin eens het eerste vloeibaar chloor was ontstaan, de kiem van de reusachtige compressoren waarin ammoniak en lucht tallooze koelbedrijven in het leven houden. Dat chloor dat eens een vuile olie werd genoemd en waarover Faraday aan Paris had geschreven: ‘Dr. Paris. The oil you noticed yesterday turns out to be liquid chlorine. Yours faith fully. M. Faraday.’ Daar lag het eerste benzeen uit het koolgas, waarmede thans duizende chemische verbindingen worden gesynthetiseerd, geneesmiddelen, kleurstoffen, reukstoffen bedrijfsvoortbrengselen. Daar lag het colloïdaal goud, sedert 1857 labiel gemaakt, met zooveel kunst bereid, dat het nog heden onveranderd is gebleven, om als het ware het bewijs te leveren dat in de eeuwigheid geen verschil bestaat tusschen 78 jaren en 78 minuten. De dierbare relikwieën van hem wiens eerste rede tot zijne geloofsgenooten handelde over het onderwerp: ‘Kom tot mij, gij die werkt en die geladen zijt, en ik zal u helpen. Draag mijn juk, zoo licht, op uwe schouders, en verneem dat ik zacht en eenvoudig ben.’ Faraday heeft den mensch een lichte juk op de schouders willen plaatsen, de zuivere vrucht van zijn zuiver leven. Met de beste luim heeft hij de inductiedraden omgerold; hij geraakte in gelukkigste bewondering toen hij het chloor zag vloeibaar | |
[pagina 1027]
| |
worden, het benzeen zichtbaar, de legeeringen homogeen. Met zijn eenvoudige, zachtmoedige wetenschap wilde hij den mensch dienen en gelukkiger maken; hij was zelf verbaasd dat met zoo weinig zooveel kon verricht worden; zijn juk was eerlijk en licht. De mensch heeft zijne wetenschap tot een zwaar weefsel van bedrog en leugen misvormd; de wetenschap, eens zoo edel en zoo onbaatzuchtig in zijne handen, wordt thans tot de laagste doeleinden misbruikt; zij heeft een ingewikkelde samenleving geschapen, waarin de onrechtvaardigheid stelselmatig overheerscht. De wetenschap, zooals het Aldous Huxley beweert, wordt een openbaar gevaar; elke ontdekking is een potentiëel gevaar. De wetenschap zou onder contrôle moeten gesteld zijn; maar hoe bevoegde ambtenaars te vinden om controle uit te oefenen! De waarheid ligt in de boeien: de kunstenaars, de schrijvers moeten liegen of zwijgen; de beoefenaren der wetenschap moeten moordenaarswerk verrichten. Intusschen versterken de heerschers hun materieël vermogen. De inductiestroom moet duizenden tonnen metaal voorbereiden; met het benzeen en met het vloeibaar chloor moeten honderden tonnen ontplofbare en giftige producten worden vervaardigd. Aldus kan de mensch vlug, raak en laf, den mensch en de beschaving vernietigen. Het lichte juk tot een afschuwelijk gedrocht omgezet! De mensch loopt verdrukt onder de zwaarste lasten, en de middelen die worden toegepast om het te verhelpen zijn ondoeltreffend. Van tijd tot tijd zoekt de mensch die onderdrukking te ontvluchten. Hij loopt naar een bosch, naar de zee, naar de heide, ver van de misvormde beschaving. Als een wilde geniet hij van de vrijheid in de wijde natuur. Maar na enkele seconden geluk, moet hij weder naar de centralisatie, de ophooping, de zware atmosferen met kunstmatige verluchting, de zonarme reuzengebouwen met de electrische verlichting en de besmettende lucht. Door het kunstmatig leven wordt hij weder zonder genade opgeslorpt.
Faraday heeft den mensch willen helpen, maar de mensch heeft diens hoop verijdeld; Faraday had een licht juk geschonken, de mensch heeft daarmede moordtuigen gemaakt en crisis- | |
[pagina 1028]
| |
toestanden geschapen. Baco voelde spijt zooveel gewerkt te hebben in het belang van de wetenschap. Faraday zou oneindig droevig zijn, moest hij thans vaststellen wat de mensch met zijn lichte juk heeft gedaan. In 1868 had Dumas geschreven: ‘Jusqu'ici personne n'a vu l'air liquéfié! Qu'arriverait-il si nous pouvions atteindre 2000 degrés au dessous de zéro? Nous ne le savons pas.’ Thans heeft de proef van Faraday aanleiding gegeven tot het vloeibaar helion, waarmede Kamerlingh Onnes en Keesom 0.5 boven absoluut nul hebben bereikt. Maar de vloeibare lucht zal eens moeten dienen om eene beschaving van bedrog, leugen, onrechtvaardigheid en oneerlijkheid te onderhouden.
Meirelbeke-Heide, 14 October 1935. |
|