Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1935
(1935)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||
De ‘Emblemata Horatiana’ van Otto van Veen
| |||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||
In de Antwerpsche officina en in haar Leidsche filiale werden door Plantin en zijn opvolgers, de Moretussen en de Van Ravelingen's, bij ons weten, ruim vijf en twintig volledige Horatiussen uitgegeven, tusschen 1564 en 1708. Daar waren er zeer belangrijke onder wegens de tekstvarianten en de aanteekeningen bezorgd door geleerden als Jan Sambucus uit Tyrnau in Hongarije; Theodoor Poelman, den volder-philoloog en trouwen vriend van Plantin; Jan Cruquius uit Meesen, leeraar te Brugge; Thomas Treterus, Poolsch Kardinaal; Jan Dousa, heer van Noordwijk; Laevinus Torrentius, bisschop van Antwerpen; Petrus Nannius en Daniel Heinsius. Vooral de uitgave van Cruquius wekt nog heden de belangstelling der deskundigen. Hij was inderdaad de eenige, die de zeer oude Horatiushandschriften van den Mons Blandinus te Gent had kunnen raadplegen. Men beschuldigde hem destijds deze handschriften, die sedertdien door de beeldstormers vernield werden, op fantastische wijze te hebben weergegeven, doch later werd zijn nauwgezetheid door anderen geprezen.Ga naar voetnoot(1) Ook het groot aantal Nederlandsche Horatius-vertalingen is bijzonder welsprekend. Tusschen Vondel en Dautzenberg in, staan er een gansche reeks dichters, die de fijne vernuftigheid van den zanger van het Carmen Saeculare in onze taal zochten te benaderen. C. van Ghistele, Antonides v.d. Goes, Jan van Hout, Coornhert, B. Huydecoper, J. Hemelaer, Orlers, De Decker, Hoofman, Van der Haar, Bakker, Bilderdijk, Strick van Linschoten, Perponcher, Dorn Seiffen, H.C. van Hall, P. van Winter, H.G. Oosterdijk en anderen nog hebben zich allen daaraan gewaagd in vrije dichtmaat, in proza of zelfs in het oorspronkelijke Latijnsche metrum (Strick van Linschoten, Dorn Seiffen en Dautzenberg).Ga naar voetnoot(2) Hoe, vooral in het classicistische tijdperk, de Ars Poetica in haar bewerking van A. Pels en bespreking van J. Oudaen op den Nederlandschen litterairen smaak heeft ingewerkt, is te zeer bekend om er hier nog met veel nadruk op te wijzen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||
Het komt ons echter voor, dat het de moeite loonen kan om onder de vele Horatiana, die in den loop van dit jaar allerwegen zullen verschijnen, een plaatsje op te vorderen voor een bescheiden mededeeling over een boek, dat een sprekend voorbeeld is van de Horatiusvereering onzer voorouders in de 17e eeuw, en tevens onder verschillende vormen heeft bijgedragen om die vereering ook in het buitenland te helpen onderhouden. Wij bedoelen de Emblemata Horatiana van Otto Venius, die voor de eerste maal verschenen te Antwerpen bij H. Verdussen in 1607. De schilder-plaatsnijder, leermeester van Rubens, deed in het werk van den Venusijnschen zanger een ruime keus van gevleugelde woorden, afzonderlijke verzen en soms heele strophen, waarvan hij de wijsheid en den treffenden vorm bewonderde.Ga naar voetnoot(1) Bij al deze kernspreuken heeft hij dan honderd en drie zinnebeeldige prenten geteekend en gegraveerd, gedeeltelijk door Horatius ingegeven, gedeeltelijk op zijn woorden toepasselijk. Waar b.v. uit Ode IV (Boek IV) de passus wordt geciteerd over de opvoeding, die de ingeboren kracht ontwikkelt, en over het beoefenen van het goede, dat kracht aan de ziel geeft, illustreert Otto Venius dit met de voorstelling van de allegorische figuur der Natuur, die haar kind aan Minerva aanbeveelt. Epistel II (Boek I) zegt, dat het vat lang den geur bewaart van het eerste vocht, waarmede het gevuld werd. Daarbij teekent Venius een groep vrouwen druk bezig met de vaten te reinigen, waarin zij hun beste dranken gaan bergen. Ter verduidelijking van de zedelijke bedoeling wordt aan den wand een schilderij vertoond, die een klas voorstelt. In hetzelfde gedicht wordt verder gezegd, dat wanneer het vat niet zindelijk is, alles wat men er in giet gemakkelijk zuur wordt. Dit geeft Venius gelegenheid om mannen in een kelder de wijnvaten zorgvuldig te laten onderzoeken en spoelen opdat de wijn niet bederven zou. Voor de koningen sidderen de volkeren, als gehoorzame, onderworpen kudden, schrijft Horatius in Ode I (Boek III), | |||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||
op hun beurt beven de vorsten voor Jupiter, die met één oogwenk de wereld kan ontwrichten. Daarbij vertoont de prent een koning op zijn troon, met zijn onderdanig volk vóór zich, doch zelf vol schrik voor Jupiter, die hem uit een wolk met bliksems bedreigt. Ode IV (Boek III) leert dat kracht zonder voorzichtigheid onder zijn eigen gewicht bezwijkt, doch door wijsheid getemperd, dagelijks grooter wordt. Die gedachte wordt aangevuld door een citaat uit de Ode III (Boek I), waarin gezegd wordt, dat de stervelingen in hun waanzin zelfs den hemel durven bestormen en zoo menigvuldige misdaden begaan, dat Jupiter den tijd niet vindt om zijn bliksems neder te leggen. De prent stelt sterke mannenfiguren voor, die zware rotsblokken tegen den hemel optillen en door de goden verpletterd worden. En in dien trant gaat het voort. Bijzonder vernuftig zijn de vondsten van den plaatsnijder niet. Bij het bekende Beatus ille qui procul negotiis worden een vreedzaam ploegende boer en een wijnkweeker, die zijn druivelaar verzorgt, in tegenstelling geplaatst met legertroepen, die zich tot moord en vernieling bereiden. Waar de plaat ons Damocles voorstelt, de oogen vol angst gevestigd op het zwaard dat boven zijn hoofd hangt, en onverschillig voor de lekkere dranken en spijzen, voor den zang van een vogel in een kooi, en voor de muziek van harp en vedel, dan weten wij zeker dat hier een verbeelding bedoeld is van de passage uit Odi profanum vulgus, waar gezegd wordt, dat voor wie het zwaard boven zijn hoofd ziet, de lekkere spijzen van Sicilië hun zoeten smaak verloren hebben en dat de zang der vogels noch de accoorden der lier hem den slaap zullen terug geven. Deze voorbeelden geven den toon van het gansche boek aan. Het plaatwerk op zich zelf is koel, strak, zeker niet van aard om ons met groote bewondering te vervullen, en zoo er uit dit werk iets op Rubens is overgegaan, dan is het geenszins de stijl, hoogstens iets van de ideographie en de allegorie, die Venius hier gebruikt. En toch zijn die Emblemata Horatiana een succesboek geworden. Er zijn weinig Antwerpsche plaatboeken uit de 17e eeuw, die zoo algemeen verspreid werden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||
WürzbachGa naar voetnoot(1) geeft er vier uitgaven van op. A.G.C. De VriesGa naar voetnoot(2) vermeldt er negen, en nog beperkt hij zich tot de uitgaven, waarin Nederlandsche teksten voorkomen. Er zijn er echter veel meer. Wij vonden er ruim twintig zoowel te onzent als in het buitenland, en wij zijn niet zeker, dat er niet nog meer zijn. Deze uitgaven vertoonen allerlei varianten. De formaten zijn verschillend. De platen werden immers gecopiëerd en verkleind. Soms is ook de titel verschillend. Maar de echte bestanddeelen van de eerste uitgaaf, de kernspreuken van Horatius en de emblematische prenten van Otto Venius, blijven het onveranderlijke, wezenlijke deel van al de latere uitgaven, op een paar uitzonderingen na, die de prenten niet bevatten.. Reeds in de tweede uitgaaf in 1612 zijn er bij de verzen van Horatius berijmde paraphrasen in verschillende levende talen gevoegd. Voortdurend worden die teksten gewijzigd. Eenigen tijd later voegt Marin Le Roi de Gomberville, een van de eerste leden der Fransche Academie, een uitlegging in proza bij elke prent, en meent daardoor het recht te hebben verkregen om het werk onder een anderen titel in de wereld te zenden. Na de Gomberville deden nog anderen hetzelfde. Doch laat het boek nu Emblemata Horatiana, Doctrine des Moeurs of Théâtre moral de la vie humaine heeten, toch blijft het in den grond altijd het zelfde werk. Horatius en Otto Venius zijn er de basis van. Wij volgen hier de ons bekende uitgaven in hun verschillende gedaanteverwisselingen. 1607. I. - Ziehier den volledigen titel van de eerste uitgave: Q. Horati Flacci Emblemata. Imaginibus in aes incisis, notisque illustrata, studio Othonis Vaeni Batavolugdunensis. Antverpiae, Ex officina Hieronymi Verdussen, Auctoris aere & cura. M.DC.VII. Het werk, in 4o (2 fol., pp. 5 tot 213), bevat niets anders dan de verzen van Horatius en de 103 platen van Venius. Het is opgedragen aan zijn Doorluchtigheid Aartshertog Albert. De Approbatio censoris is van 15 Maart 1607. (Exemplaar in het Museum Plantin-Moretus: A. 4179). | |||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||
1607. II. - Er bestaan van dezelfde uitgave ook exemplaren, waarin zich onder de Latijnsche teksten, tegenover de prenten, vierregelige Nederlandsche en Fransche versjes bevinden met een vertaling, of beter een paraphrase van de aangehaalde Horatiaansche verzen. De Nederlandsche kwatrijnen zijn van G.A. Bredero. Zij komen immers onder zijn naam terug in de Nederduytsche Rymen uitgegeven bij Cornelis Lodewyksz. Van der Plasse (Amsterdam 1620). Wij spreken daar verder over. (Exemplaar op de Universiteitsbibliotheek te Gent). 1612. - Een nieuwe uitgave van het werk werd gedrukt door David Mertens (Martinius) voor Philips Lisaert, te Antwerpen in 1612. Hier komen er een aantal liminariagedichten voor van S. Venius, H. Grotius, J. van Haecht, Daniel Heinsius en Max Vrientius, alle ter eere van Otto Venius. De teksten van Horatius zijn hier vergezeld van een paraphrase in het Spaansch, het Italiaansch, het Fransch en het Nederlandsch. In de voorrede tot den lezer vernemen wij wie de schrijvers van die verschillende lezingen zijn. De Spaansche tekst is van D. Didaco de Barreda, licenciaat in de godgeleerdheid te Antwerpen. De twee Fransche teksten zijn, deze in acht verzen, van Leo de Meyer, provoost van St. Veerlekerk te Gent, schrijver van de Prosopopée d'Anvers, en deze in vier verzen van Claude de Cordenoy. Geen van beide komt overeen met die uit de uitgave van 1607. De Italiaansche tekst is van Petrus Benedetti uit Genua. De auteur van den Nederlandschen tekst wordt niet bekend gemaakt. Het is een andere tekst dan die van Bredero, verschenen in de uitgave van 1607. In de handschriftenverzameling van het Museum Plantin-Moretus (M. 96) hebben wij de hier gebruikte Spaansche verzen teruggevonden zonder vermelding van auteursnaam. Uit de inleiding tot de uitgave van 1612 weten wij dus dat zij het werk zijn van D. Didaco de Barreda. (Ex. in het Museum Plantin-Moretus, A. 3818). 1620. - In 1620, twee jaar na Bredero's dood, verschijnen zijn Nederlandsche paraphrasen van de Horatiaansche verzen, zonder de prenten van O. Venius. Wij vinden ze, zooals wij reeds zegden, in Nederduytsche | |||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||
Rymen, uitgegeven bij Cornelis Lodewyksz. Van der Plasse (Amsterdam, 1620) onder de hoofding: De Vaersen op de sinnebeelden van Horatius.Ga naar voetnoot(1) Prof. J. te WinkelGa naar voetnoot(2) schrijft, dat Bredero's verzen een ‘vertaling zijn uit het Latijn door bemiddeling van het Fransch.’ Dit laat onderstellen, dat Bredero zou gewerkt hebben naar een Fransche Horatius-vertaling. Prof. J. ten BrinkGa naar voetnoot(3) schrijft het nog veel duidelijker: ‘Hij (Bredero) kent eene vertaling van Horatius, anders zou hij De Vaersen op de Sinne-beelden van Horatius in zijne Nederduytsche Rijmen niet hebben kunnen opnemen.’ Die voorstelling is verkeerd. Bredero heeft eenvoudig de Fransche paraphrase-rijmpjes uit de uitgave van 1607 (II) vertaald, en deze rijmpjes zijn geen vertalingen van Horatius, maar zeer vrije omschrijvingen van enkele der door Horatius ontwikkelde gedachten. De Nederlandsche paraphraserijmpjes, die in de Ph. Lisaertuitgave van 1612 voorkomen, zijn niet die van Bredero, wij zegden het reeds. Zij tellen 8 verzen, die van Bredero slechts vier. Nochtans is het duidelijk, dat de schrijver van de rijmpjes uit de Lisaertuitgave de versjes van Bredero kende. Hij volgt ze soms slaafs na. Wij geven daar een voorbeeld van: Bij plaat 23 (Blz. 52. Uitgave 1607) schrijft Bredero het volgende: De wijse vlijtigh is, en vroeg met goed opset,
Voor dat den dagh verschijnt, beghint een dagh-werck prijslijck,
Eer sulcks de snoode lust oft nydigheydt belet.
Die 't quaedt door 't goedt voor-comt, doet wel, en leeft seer wijslijck.
Zijn navolger schrijft bij dezelfde plaat (Blz. 52, Uitgave 1612)
| |||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||
.... Maer voor den dach met goet opset
Beghinnen wilt een daghwerck prijslijck
So wert de quade lust belet.
Die 't quaet door 't goet voorcomt doet wijslijck.
Niemand kan hier twijfelen aan navolging en dergelijke voorbeelden kunnen in groot aantal gegeven worden. 1646. - Nu is het aan de beurt van De Gomberville om gebruik te maken van Venius' werk. Te Parijs, bij Louis Sevestre, verschijnt in 1646: La Doctrine des Moeurs, tirée de la philosophie des stoïques, représentée en cent tableaux, et expliquée par De Gomberville. In werkelijkheid is dit een nieuwe uitgave van de Emblemata Horatiana. De kenspreuken uit Horatius door Otto Venius gekozen en de platen, die hij er voor teekende en sneed, zijn de grond van het werk. De Gomberville deed niets anders dan een proza-commentaar bij elke plaat voegen. Het is een prachtwerk in groot in folio-formaat. Er komt een opdracht in voor aan de Koningin-Moeder, Anna van Oostenrijk, die sedert den dood van Lodewijk XIII, regentes van Frankrijk was (14 Mei 1643), voor haar zoontje, Lodewijk XIV, nauwelijks vier en half jaar oud toen zijn vader stierf. De Gomberville drukt de hoop uit, dat zijn werk zal dienen voor de opvoeding van den jongen koning. Een tweede opdracht is gericht tot Mazarin, die als opvoeder van den koning wordt aangesproken en over wien De Gomberville een dithyrambische lofrede geeft. Het denkbeeld om La Doctrine des Moeurs voor te stellen als geschikt om bij de opvoeding van den jongen vorst gebruikt te worden, maakt wel een vreemden indruk. Zekere platen stellen namelijk weinig stichtende tooneelen voor. Een gehuwde vrouw die haar minnaar in een koffer verbergt als haar man hem gaat verrassen; en de minnaar, die ten slotte gaat vluchten bij een andere vrouw en daarbij door het venster binnen gelaten wordt; zijn naar onze opvattingen toch geen voorbeelden om ter overweging aan een knaap van acht jaren voor te leggen. Maar laten wij hier, ter verontschuldiging van De Gomberville, bijvoegen, dat andere boeken, die in de 16e en 17e eeuwen voor de jeugd bestemd waren, soms nog heel wat gewaagder onderwerpen behandelen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||
Na de dubbele opdracht komt de Préface. Zij begint met den lof der schilderkunst en beschrijft dan de reeks schilderijen, die de philosoof Zenon destijds bezat, en verloren ging. Gelukkig, schrijft De Gomberville, heeft een ‘voyageur sçavant et curieux’ de ‘lames de bronze gravées’ die er de herinnering aan bewaarden, terug gevonden. De Gomberville geeft er de afdrukken van in zijn boek en zal als gids optreden bij het bezichtigen van die verzameling. Die ‘lames de bronze’ zijn eenvoudig de honderd en drie platen van Otto Venius, door Pierre Daret gecopiëerd. In het privilegie voor de Doctrine des Moeurs, gedagteekend van 31 December 1645, wordt gezegd, dat Pierre Daret sedert tien jaren bezig was. ‘à graver et faire graver en tailles douces un livre in folio, composé de près de six-vingts tableaux’. Dezelfde P. Daret, ‘graveur ordinaire du roy’, maakte ook het portret van de Gomberville, dat in de Doctrine des Moeurs voorkomt, gedagteekend 1643. Verder bevinden zich in de liminaria een gedicht, getiteld La Vertu au Roy, en een sonnet van Tristan (L'Hermite). Onder elke prent staat een berijmde paraphrase van de Horatius-citaten, die op het tegenovergestelde blad voorkomen, onder de uitleggingen der prent in proza door de Gomberville (Exemplaar in de Bibliothèque nationale te Parijs). 1669. - De Emblemata Horatiana krijgen nu een eerste Spaansche uitgave. Francisco Foppens, de bekende Brusselsche drukker zendt ze in het licht onder den titel: Theatro moral de toda la Philosophia de los antiguos y modernos, con el enchiridion de Epitecto, & Obra propria para ensenanza de Reyes y Principes. De drukker draagt zijn pracht-in folio op A la Magestad catholica La Reyna Regente, in de hoop dat de jonge koning er ontspanning en leering zal in vinden (para servir de juguete y divertimiento a la inocente infancia del Rey mi Señor (que Dios guarde). Sinds den dood van Philips IV van Spanje (1665) was zijn weduwe Maria-Anna van Oostenrijk koningin regentes. De koning was Karel II, hun destijds achtjarige zoon. In deze opdracht volgt Foppens dus De Gomberville na. Hij schijnt ook niet ingezien te hebben, dat zijn uitgave platen en zinspelingen bevatte die voor de ‘kinderlijke onschuld’ van den Spaanschen vorstelijken knaap al even weinig pasten als voor die van den even jeugdigen Franschen koning. | |||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||
Op de opdracht aan de koningin -regentes volgt een voorrede, waarin de geest van het werk wordt omschreven en tevens de levensbeschrijving van den auteur wordt gegeven (Proemio desta obra y la Vida del Author.) Eigenaardig genoeg wordt de auteur in deze biographie niet genoemd. Hij was afkomstig uit Madrid, had bij de Paters der Societeit Jesu gestudeerd, in het College van het Escuriaal; had rechtsleergangen gevolgd te Salamanca en was dan in dienst getreden in de legers van Spinola, die oorlog voerden in Vlaanderen en elders. Deze levensbeschrijving heeft heel het karakter van een biecht. Zij drukt inderdaad op de voornaamste zonden, die de auteur beging, en op de middelen om ze te doen vergeven. In zijn opdracht aan de koningin-regentes had de drukker reeds medegedeeld dat de schrijver zich niet te Brussel bevond toen men zijn werk drukte. Hij was in den vreemde in dienst van zijne Majesteit. Voor dezen bundel graveerde Paul Pontius een mooi portret van Otto Venius, naar diens geschilderd portret door zijn dochter Geertruida. Onder het portret bevinden zich verzen van Erycius Puteanus, ter eere van Otto Venius. Waarschijnlijk werden voor deze uitgaaf de oorspronkelijke koperplaten gebruikt, die, zoo wij Arthur DinauxGa naar voetnoot(1) mogen vertrouwen, door F. Foppens van de erven Otto Venius werden afgekocht. Bij elk van de 103 prenten van Otto Venius bevinden zich twee paraphrasen van Horatius' kernspreuken in Spaansche verzen. Eén van deze beide reeksen is het werk van D. Didaco de Barreda, voor de eerste maal verschenen in de Lisaert-uitgave van 1612. De naamlooze auteur verklaart overigens in zijn voorrede dat deze verzen niet van hem zijn. (Y para no usurparme lo que es ageno, declaro desde ahora, que los versos Castellanos, que siguen al Latin no son mios...). Van alles wat in dezen bundel voorkomt kan de naamlooze auteur voor zich zelf alleen de uitleggingen in proza opvorderen, die den zin van elk emblema verduidelijken. Dit werk is wel van hem. Het is niet, zooals GraesseGa naar voetnoot(2) het schijnt te | |||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||
denken, een vertaling van de uitleggingen van De Gomberville. De Approbatio Ecclesiastica is van 1668. (Exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel). 1672. I. - Een tweede Spaansche uitgave verschijnt in 1672, te Brussel bij den zelfden Francisco Foppens: Theatro moral de la Vida humana, en cien emblemas; con el Enchiridion de Epicteto, y la Tabla de Cebes, philosopho platonicoGa naar voetnoot(1), Het is eenvoudig de druk van 1669 met een verjongden titel. In de beide uitgaven werd op blz. 81 dezelfde fout overplakt met strookjes papier, die de verbeteringen dragen. De titel van het Enchiridion heeft in de twee uitgaven het jaartal M.DC.LXIX, en die van La Tabla de Cebes draagt bij vergissing de datum M.DC.LXXIII, die moest zijn M.DC.LXVIII. (Exemplaar in de bibl. van M.J.F. Peeters-Fontainas te Leuven). 1672. II. - Volgens GraesseGa naar voetnoot(2) verscheen te Brussel in 1672 en 1678: Théâtre moral de la vie humaine, représentée en plus de 100 tableaux, tirés d'Horace par Otho Venius, expliqués par Gomberville avec la table de Cébes. De tekst van dit werk is een herdruk, zegt Graesse, van de Doctrine des Moeurs te Parijs uitgegeven in 1646. De uitgave van 1672 hebben wij niet onder oogen gekregen, wèl die van 1678. Wij mogen op gezag van Graesse aannemen, dat beide uitgaven met elkander geheel overeenstemmen. Zonder jaartal. Waarschijnlijk tusschen 1652 en 1673. Een tiental platen uit de Emblemata Horatiana van Otto Vaenius werden in verkleind formaat (10 cm. 7 mm. × 7 cm. 2 mm.) gecopieërd door Wenzel Hollar, die ze uitgaf zonder den oor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||
spronkelijken graveur te noemen. Ziehier den titel van dezen kleinen bundel.: Elblemata nova omne tulit punctum qui miscuit utile dulci. W. Hollar Bohemus aquaforti expressit (London, printed and sould by P. Stent at the Crowne in Gilt - spur - street nere Newgate). Het werkje draagt geen datum, maar werd vermoedelijk uitgegeven tusschen 1652, het jaar in hetwelk W. Hollar Antwerpen verliet om zich voor de tweede maal te Londen te vestigen, en 1673, datum waarop hij in het Noorden van Engeland ging wonen. Wij weten dat Hollar in deze periode veel gewerkt heeft voor Londensche uitgevers. In zijn beschrijvenden catalogus van het prentwerk van W. HollarGa naar voetnoot(1), vermeldt Gustave Parthey de Emblemata nova. Het verwondert ons echter, dat hij nergens laat blijken, dat deze tien prenten aan Hollar toegeschreven, slechts copieën zijn naar Venius. Hollar gebruikt dezelfde titels, die Venius reeds in de uitgave van 1607 bij de prenten voegde. In plaats van al de Horatiuscitaten te geven, die door Venius gekozen werden, geeft Hollar er maar één per gravuur. Ziehier de lijst van de tien prenten uit de Emblemata nova met aanwijzing van hun model in de Emblemata Horatiana van 1607.
(Exemplaar op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel). | |||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||
1678. - De uitgever is F. Foppens. De volledige titel luidt: Le théâtre moral de la vie humaine, représenté en plus de cent tableaux divers, tirez du poëte Horace, par le sieur Otho Venius; et expliquez en autant de discours moraux par le sieur de Gomberville, avec la table du Philosophe Cebes. In folio. Graesse heeft niet heelemaal gelijk wanneer hij zegt, dat deze uitgaaf een herdruk is van die van 1646. De opdrachten aan de koningin-moeder van Frankrijk en aan Mazarin alsook het gedicht La Vertu au Roy ontbreken in de uitgaven van Foppens. Het portret van De Gomberville door P. Daret is bij Foppens vervangen door het portret van Otto Venius, overgenomen uit zijn Spaansche uitgaaf van 1669. Voor het overige komen de uitgaven van 1646 en 1678 overeen wat den tekst betreft. (Exemplaar op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel). 1681. - In dat jaar komt de eerste uitgaaf in verkleind formaat (in 12o) en in twee deelen: La Doctrine des Moeurs, où sont representés en cent tableaux la différence des Passions, qui enseignent la manière de parvenir à la Sagesse universelle. Par Monsieur de Gomberville, de l'Academie Française. Au Palais chez A. Soubron, Libraire de la Reine à l'entrée de la Gallerie des Prisonniers à l'Image Notre-Dame. M.DC.LXXXI. De tekst bevat de Préface van 1646, het sonnet van Tristan en de uitleggingen van De Gomberville. De citaten uit Horatius zijn hier weggelaten. De prenten werden gecopiëerd in tegenovergestelden zin op een formaat van 9 cm. × 7 cm., daar waar al de vorige 17,5 cm. × 14 cm. hadden. (Exempl. Koninklijke Bibliotheek te Brussel). 1682. - Te Amsterdam verscheen bij Albert Magnus, in 1682, een nieuwe uitgave van de Horatiaansche gevleugelde woorden met een Nederlandsche paraphrase, onder den titel: Bijgedichten op Otto Vaenius Zinnebeelden uit Horatius. Deze Nederlandsche verzen worden voorgesteld als het gemeenschappelijk werk van de leden van het bekende dichtgenootschap Nil volentibus Arduum. In een opdracht aan den heer Dirk Bas, schepen en raadsheer der stad Amsterdam, verklaren de schrijvers, dat zij zich aan het werk hebben gesteld op verzoek van den Brusselschen drukker F. Foppens. | |||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||
Moeten wij onderstellen dat Foppens geen Brusselsch vertaler naar zijn smaak vond en zich daarom tot Amsterdam wendde, ofwel dat hij een Hollandsche bewerking verkoos daar hij zijn werk in Holland wilde verspreiden? Wat er ook van zij de leden van Nil Volentibus Arduum hebben de uitgave van Foppens' werk niet afgewacht, ze hebben hun verzen afzonderlijk laten verschijnen in de reeks hunner gewone uitgaven. Deze Bijgedichten bevatten de platen van Otto Venius niet; ze worden door A.G.C. De Vries niet opgegeven. (Ex. in het Museum Plantin-Moretus). 1683. I. - De Foppens-uitgave waaraan Nil volentibus Arduum moest medewerken verscheen in het jaar 1683, te Brussel (In folio). Zij is opgedragen aan J.B. Christijn, lid van den Hoogen Raad voor de Nederlandsche Zaken, gevolmachtigde bij het Congres te Nijmegen (1678) en historicus van beteekenis. Het werk is versierd met een beeltenis van Otto VeniusGa naar voetnoot(1), ditmaal gegraveerd door De Larmessin, naar het bekende geschilderde portret van Venius' dochter. Onder dit beeld staan eenige Latijnsche verzen van Daniel Heinsius ter eere van Otto Venius en zijn dochter. De Horatius-citaten zijn hier alle terug te vinden en ze zijn vergezeld van Italiaansche, Nederlandsche en Fransche paraphrasen. De Italiaansche verzen zijn die van Petrus Benedetti die reeds in de uitgave van 1612 voorkomen. De twee Fransche teksten zijn nieuw. Ze komen niet voor in een der vroegere uitgaven. De Nederlandsche verzen zijn die van Nil volentibus arduum. De 103 prenten zijn hier ook alle aanwezig. Van dit werk bestaan er enkele exemplaren, waarvan de prenten prachtig gekleurd en met verguldsel opgesmukt zijn. (Ex. Koninklijke Bibliotheek te Brussel). 1683. II. - Bij Justus Dankerts, Konstkaert-, en Boekverkooper, in de Kalverstraat, in de Dankbaerheyt, te Amsterdam verscheen in 1683 een nieuwe uitgave van de Zinnebeelden getrokken uit Horatius Flaccus, naar de geestrijke vinding van Otto van Veen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||
Er is een opdracht aan Guilelmus Koning. De Latijnsche verzen van Horatius zijn vergezeld van Nederlandsche en Fransche verzen, die in geen der vroegere uitgaven voorkomen. De Nederlandsche verzen zijn het werk van Antoni Jansen van Ter Goes. De platen zijn op enkele uitzonderingen na in tegenovergestelde richting van die der eerste uitgave nagegraveerd. (Exemplaar in de Gentsche Universiteitsbibliotheek).
1684. I. - De in-12o uitgave van 1681 werd getrouw herdrukt in 1684 door A. Soubron te Parijs. Titel, tekst, verkleind formaat en rangschikking der platen komen overeen. Volgens Brunet bevat deze uitgave een portret van De Gomberville. In het exemplaar, dat wij in handen kregen, staat het portret niet. (Ex. Koninklijke Bibliotheek te Brussel).
1684. II. - In dat jaar verschijnt bij Hendrik Wetstein te Amsterdam: Othonis Vaeni Emblemata Horatiana imaginibus in aes incisis atque Latino, Germanico, Gallico et Belgico carmine illustrata (In 4o). De drukker draagt zijn werk op aan Andries Burcardus uit Basel en aan Petrus Raillardus uit Florence. De tekst van Horatius is vergezeld, zooals de titel het aankondigt, van berijmde paraphrasen in het Duitsch, Fransch en Nederlandsch. De Fransche tekst komt overeen met een van de twee Fransche teksten uit den druk van 1683 (Foppens). De Nederlandsche tekst (dezelfde van 1683-II) is van Antoni Jansen van Ter Goes die zulks meedeelt in een voorrede vol lof voor Otto Venius. Ook de Duitsche tekst schijnt van hem te zijn. Voor deze uitgaaf werd een titelprent gemaakt door G. Lairesse. De gravures zijn alle op verkleind formaat 7 cm. × 9 cm. (Exemplaar Koninklijke Bibliotheek Brussel).
Zonder jaartal, doch tusschen 1684 en 1750. I. - Bij Jacob van Royen, boekverkooper in de Kalverstraat, bij de Kapel, in den Vrede, te Amsterdam, verscheen zonder jaartal: De Leermeester der Zeden, vertoont in Horatius zinnebeelden, | |||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||
Lierzangen, enz. Het lof van 't Landleven, in Bespiegelingen op 't Leven der Menschen, verbeelt in de 4 getijden des Jaars. Hier worden 26 Horatius-emblemata-platen van Otto Vaenius gegeven met de Nederlandsche verzen uit de uitgave van 1684 (II). Verscheidene platen hebben echter aanmerkelijke wijzigingen ondergaan. Het laatste vers is onderteekend: Antoni Jansen van Ter Goes. De bundel wordt aangevuld met lierzangen van Horatius e.a., Het Lof van 't Landleven, Bespiegelingen op 's Menschen Leven enz. met 4 prentjes (de jaargetijden) en 1 groote prent (het laatste oordeel). (Beschreven bij A.G.C. De Vries, nr 40). II. - Dit werk werd herhaaldelijk herdrukt. A.G.C. De Vries maakt melding van een vierde uitgave, zonder jaartal, bij Gerrit Bos, in de Kalverstraat, bij de Kapel, in den Vrede, te Amsterdam. Dit exemplaar is juist gelijk aan het even hiervoren besprokene. (Beschreven bij A.G.C. De Vries, nr 41). 1701. - In dat jaar worden de Emblemata Horatiana nog eens in het Spaansch herdrukt te Antwerpen voor Hendrik en Cornelis Verdussen: Theatro moral de la Vida humana, en cien emblemas; con el enchiridion de Epitecto, y la Tabla de Cebes, philosopho platonico (In folio). Deze uitgaven is in alle opzichten overeenkomstig met die van 1683 (Antwerpen, Wwe H. Verdussen). (Exempl. Bibliotheek van J.F. Peeters, te Leuven). 1721. - Ook Engeland is niet vreemd gebleven aan deze algemeene belangstelling voor Otto Venius' Emblemata Horatiana. Zij zijn er echter eerst bekend geworden door de bewerking van De Gomberville. Een consortium van uitgevers vereenigde zich om te Londen in 1721 de Doctrine des Moeurs, door Thomas Manington Gibbs in het Engelsch vertaald, uit te geven. Ziehier de opgave van het titelblad, dat alle gewenschte uitleggingen geeft: The Doctrine of Morality; or A View of human Life, according to the stoick Philosophy. Exemplify'd in One Hundred and Three Copper-Plates, done by the celebrated Monsieur Daret, Engraver to the Late French King. With an Explanation | |||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||
of each Plate: Written originally in French by Monsieur De Gomberville, for the use of the said Prince. Translated into English by T.M. Gibbs, late of Hart-Hall, Oxon. - London, Printed for E. Bell, J. Darby, A. Bettesworth, F. Fagram, J. Remberton, J. Hooke, C. Rivington, F. Clay, J. Batley, and E. Symon. M. DCC.XXI. (In folio). Het werk wordt hier in twee bundels gegeven. Op den titel volgt in het eerste deel het portret van de Gomberville door Daret gemaakt voor de uitgave van 1646. Dan komen nog een opdracht aan de hertogin van Ormond, onderteekend door Penelope Aubin, die na den dood van den vertaler het werk in eigendom had tot aan de uitgaaf; een voorrede van den vertaler; een vertaling van de voorrede van De Gomberville; en zestig platen met de vertaalde uitleggingen van De Gomberville en de citaten uit Horatius e.a. Het tweede deel bevat de drie en veertig overige platen. (Exemplaar in het British Museum, London).
1733. - Voor de Wwe van Hendrik Verdussen te Antwerpen verschijnt in 1733 een nieuwe Spaansche uitgaaf: Theatro moral de la vida humana, en cien emblemas; con al enchiridion de Epictete, y la Tabla de Cebes, philosofo platonico (In folio). Deze uitgave komt geheel overeen met die van Foppens van 1669. Alleen de opdracht aan de koningin moeder, Anna van Oostenrijk ontbreekt. (Exemplaar Museum Plantin-Moretus). 1750. - Een vijfde uitgave van den Leermeester der Zeden (Z.j. tusschen 1684 en 1750), kwam in 1750 van de persen der drukkerij Van Damme, voor de uitgevers Gerrit Bos en Cornelis Wilt, boekverkoopers in de Kalverstraat, te Amsterdam. Wat de Horatius-emblemata betreft komt dit werk in hoofdzaak overeen met de twee andere die den zelfden titel dragen. (Exempl. beschreven bij A.G.C. De Vries, nr 42.).
1755. - De Emblemata Horatiana verschijnen opnieuw bij Jan van Duren te 's Gravenhage, in 1755. De titel, is weer gewijzigd: Le Spectacle de la Vie humaine; ou Leçons de Sagesse, exprimés avec art en 103 tableaux en taille douce, dont les sujets sont tirés d'Horace par l'ingénieux Othon Vaenius: accompagnés | |||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||
non seulement des principales maximes de la morale, en vers François, Hollandois, Latins & Allemands, mais encore par des Explications très belles sur chaque tableau par feu le savant & très célèbre Jean le Clerc. Deze titel wordt herhaald in het Nederlandsch. Tweetalig is ook het Bericht van den Uitgever, dat vooral nadruk legt op de zedelijke en didactische waarde van het werk en lof brengt aan Otto Venius en Jean le Clerc. Uit dit Bericht blijkt alweer eens, dat de Emblemata Horatiana, hoe vreemd het ons moge schijnen, te dien tijde een zekere gunst genoten als lectuur voor de jeugd. De uitgever beveelt ze aan als prijsboek! ‘Comme ce livre est composé surtout pour l'usage des Écoles, ou des Familles, pour faciliter l'Éducation de la jeunesse, on a trouvé à propos d'en faire une Édition qui par son extérieur puisse flatter les yeux, & servir de Prix ou de Récompense pour les Enfants qui auront fait leur devoir.’ De prenten hebben hier ook het formaat 7 cm. × 9 cm. Het aandeel van Jean le Clerc, ‘savant et très célèbre’, is echter zeer gering, wat de uitgever er ook van zeggen moge. De berijmde paraphrasen in het Duitsch, Fransch en Nederlandsch zijn ontleend aan de uitgaaf van 1684 (Amsterdam, H. Wetstein). Zelfs de uitleggingen bij de platen zijn niet geheel van Jean le Clerc. Ze zijn voor een ruim deel van De Gomberville overgenomen. (Exempl. Koninklijke Bibliotheek te Brussel). 1777. - Er bestaat nog een andere gedeeltelijke uitgave van de Emblemata Horatiana. Zij bevat slechts twintig van de prenten, tamelijk onhandig nagemaakt door Stefaan Mulinari, en werd door hem in 1777 te Florence met Latijnsche en Italiaansche teksten uitgegeven. Ziehier den tweetaligen titel van dit werk: Q. Horati Flacci Emblemata imaginibus in aes incisis notisque illustrata studio Othoni Vaeni Batavolugdunensis, Nunc cura et opera Stephani Mulinari iterum in lucem edita. Florentiae MD MDCCLXXVII. Emblemi di Q. Orazio Flacco adorni di figure incise in rame ed illustrati con note da Ottone Venio di Leida, Ora di nuovo dati in luce da Stefano Mulinari. Firence MDCCLXXVII. | |||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||
Dit boek is opgedragen aan Jan Luca Pallavicini, patriciër te Genua; het bevat een voorrede van Mulinarius tot den lezer; en herdrukt nog na honderd en zeventig jaren de opdracht aan Aartshertog Albrecht uit de eerste uitgave van 1607, alsook het voorwoord van Otto Venius tot den lezer. De Italiaansche paraphrasen van de Horatiaansche verzen zijn niet deze, die reeds voor vroegere uitgaven gebruikt werden. (Exempl. Koninklijke Bibliotheek te Brussel). Otto Venius heeft nog verscheidene andere bundels met Emblemata uitgegeven. Daar zijn b.v. de Amorum emblemata (1608) en de Amoris divini emblemata (1615), gemaakt op verzoek der Aartshertogin Isabella, heelemaal in denzelfden geest opgevat, met citaten uit Latijnsche schrijvers en berijmde paraphrasen in verscheidene moderne talen. Ook die verzamelingen beleefden ettelijke uitgaven, doch geen enkel schijnt zoo zeer in den smaak te zijn gevallen, en onder allerlei gedaanten zoo herhaaldelijk opnieuw te zijn uitgegeven als de Emblemata Horatiana. Onze bibliographische bijdrage over dit boek, zal niet alleen aantoonen hoezeer Otto Venius' zinnebeelden in den smaak vielen, maar tevens hoe algemeen de Horatiaansche wijsheid in de 17e en nog in de 18e eeuw werd gewaardeerd. |
|