waarvan de titel schalt als een blij bevel: De Wereld in! Geen ouderdom of Benoit vond de passende klanken voor vreugde en leed. Zijn muziek doet denken aan het ouderlijk huis, aan vader en moeder die haar zongen. Ja, zelfs de dooden heeft hij doen verrijzen om Vlaanderen op te roepen tot nieuwe levensblijken!
De bedrijvige, levensblije kunstenaar kon vernuft en daad verheerlijken met een hartverheffende opgewektheid, - veel van zijn zangen doen denken aan die allegorieën uit de groote Baroktijd, waar letteren en scheepvaart, kunst en handel elkaar broederlijk de hand reiken. Al onze gemeenschappelijke ontroeringen heeft hij verklankt, alles wat geschakeerd ligt tusschen de blijheid die hij uitzingt met forsche mannelijkheid, en den rouw waarvoor hij aangrijpende klanken heeft gevonden, - zooals de treurzang voor Conscience op de edele woorden van Victor Dela Montagne.
Tot zelfs onze beweeglijkheid wordt bij Benoit muziek, want, heeft hij zijn volk leeren zingen, hij heeft het ook in dichte vendels met trommen en klaroenen leeren stappen op den rhythmus van zijn hart.
Worden wij door kinderlijke piëteit tot den goeden Meester gedreven, dan is het nog omdat hij onze steden en dorpen, akkers en rivieren, beemden en bosschen en de schoone wolkige luchten heeft gezet in een glorieus licht; omdat hij, niet minder dan onze schrijvers, ook onze taal heeft doen heropleven door zijn onvermoeibaren strijd voor haar recht, de woorden onzer dichters een tweede maal heeft bezield, de schrijvers zelf heeft bezongen of betreurd, van den armen liereman tot den heroïschen Conscience, en onze kunst heeft begiftigd met dat innig bevend gebed, zooals geen volk er een bezit, Mijn Moederspraak.
Gansch zijn werk is geschraagd door den complexen samenhang dien hij vond in de eigenschappen van onzen Vlaamschen, meer nog, van onzen Antwerpschen aard. Het volksgemoed wordt gestreeld in zijn smaak voor rumoerigen luister, zijn liefde voor schittering, zijn drang naar feesten, uiterlijken pathos en de staatsielijke praal der Landjuweelen. Zijn muziek bevredigt onze behoefte aan gemoedelijkheid. Zij bevestigt ons besef van een roemrijk verleden en de vurigheid van onze begeerten voor de toekomst. Zij is ongedwongen en voornaam. Zij jubelt en klaagt, kermt en schettert, maar voelt aldoor den pols van het volk, en treft met diepe intuitie den populairen toon. Zij heeft daarbij de ronde welsprekendheid der Rederijkers, het sterk,