kunstenaarsvereeniging, die thans het predicaat ‘Koninklijke’ mag voeren.
‘Het eerste bestuur bestond uit de kunstenaars Rich. Hal, Heinze, Nicolaï, Meyroos en Stumpf. Dadelijk werd den Vlaamschen Meester Benoit uitgenoodigd om als correspondeerend lid toe te treden, die ook oogenblikkelijk met warmte zijn steun toezegde. Zoo begon genoemd bestuur met groote activiteit zijn rijke taak.’
Tot zoover v. Milligen; ik voeg daar nog bij, dat Joh. Verhulst, een der aanzienlijkste Nederlandsche musici (eertijds vriend van Mendelssohn en Schumann), zich tegenover het nieuwe streven koel-afzijdig hield; daarentegen toonde Benoit groote belangstelling en sympathie voor het werken der stamverwante kunstbroeders in Nederland.
Treffen wij in de programma's der Ned. Toonk. Ver. reeds in 1876 en 77, naast werken der beste Nederlanders, Vlaamsche compisities van Gevaert, Huberti en Leo van Gheluwe aan, in 1878 kwam de groote Benoit zelf naar Holland. Op 1 Maart leidde hij te Amsterdam in een feest-concert zijn ‘Lucifer’, verder fragmenten uit ‘Charlotte Corday’ en uit het lyrisch drama ‘Isa’. Door de Nederlandsche musici werden deze werken met enthousiasme begroet.
Het verband tusschen Benoit en de Ned. Toonk. Ver., zijn vriendschap met hare voornaamste leden, werden door de persoonlijke aanraking thans nog inniger en hechter.
Herhaaldelijk bleef de Meester naar Holland komen om aldaar ook zijn andere werken: o.a. ‘de Rubenscantate’, ‘De Oorlog’, ‘Joncfrou Katelyne’ en ‘de Rijn’ te dirigeeren.
Zijne belangstelling voor de Toonkunst in Nederland was groot en blijvend. Uit zijne brieven en geschriften van dien tijd blijkt herhaaldelijk, dat hij een sterk verband met de noordelijke Kunstbroeders zocht en dit noodig achtte, om de gemeenschappelijke artistieke rechten te handhaven en te doen eerbiedigen.
De vervulling van dit ideaal noemde hij: ‘een heerlijk vooruitzicht!’
Welnu, dit heerlijk vooruitzicht heeft de Meester, tijdens zijn leven, nog bewaardheid gezien.
In een kwart-eeuw is bereikt, dat, zoowel in België als in Holland, de waarde der inheemsche kunstenaars, zoowel op scheppend als op uitvoerend gebied erkend werd. En het staat vast, dat Benoit's devies: ‘Eigen Kunst is eigen leven’ krachtig daarin heeft medegewerkt.