soms, en daarom juist, de vox humana van 't brooze riet ons te roeren weet...
Broos zal intusschen wel het minst-passend epitheton zijn bij 't werk van Piet Schepens over August Strindberg.
De eerste opzet voorzag drie lijvige deelen, de uitkomst beperkte zich bij twee. Een opus dat getuigt van taaie werkkracht en ongemeene belezenheid. Niet alleen werd de heele Strindberg in 't oorspronkelijke uitgeplozen, maar daarbij nog de veeltalige literatuur over deze uiterst-representatieve figuur. Leven en werken worden dan ook in hun bewogenheid breedvoerig behandeld, te breedvoerig eigenlijk. Al kan men niet dan ingenomen zijn met een nauwgezetheid, die nergens meer beweert dan kan verantwoord, toch wenscht men meermalen de al te lange verantwoording eenvoudig over te slaan. Wat al elementen kon 's schrijvers zelfs analytische methode hier gerust prijs geven!
Alle kunst berust op keus; geen steviger dan het essay: een streng-synthetische greep uit een elementen-massa. Deze was hier van zeer verscheiden aard. Weinigen immers stonden zoo schel in 't licht van hun tijd als Strindberg. Op alle invloeden heeft deze uiterst-ontvankelijke op persoonlijke wijze gereageerd. Vandaar zijn europeesche beteekenis. Een psychologisch portret kon dan ook niet dan welkom zijn. Wij hadden er echter een gewenscht, niet in den trant van Ludwig's Goethe, noch zelfs van Curtius' Balzac, maar veeleer in dezen van Brunetière's Balzac, - een meesterstuk van het essayistisch, essentieelfransch, genre.
Bij een tweede en laatste schifting kwamen alleen nog in aanmerking: ‘Kerubijn en Mens’ door Albe, en ‘August Strindberg’ door Piet Schepens.
De leden van de jury, overwegend dat ook het essay in de Vlaamsche letterkunde dient aangemoedigd, en, oordeelend dat het hun voorgelegde type, al vertoont het een gemis aan dieperen, synthetischen kijk, toch kwaliteiten bezit, die de moeilijksten bevredigen kunnen, gaat over tot de bekroning van het werk, getiteld August Strindberg, door Piet Schepens.