| |
| |
| |
Vergadering van 18 Juli 1934.
Zijn aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Van Puyvelde, bestuurder; F.V. Toussaint van Boelaere, onderbestuurder; en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren Kan. Am. Joos, Fr. Lateur, Prof. Dr. J. Mansion, Omer Wattez, Dr. L. Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, Prof. Dr. M. Sabbe; Herman Teirlinck, Prof. Salsmans; Prof. Dr. Bellefroid, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. J. Van Mierlo, Dr. J. Cuvelier, Prof. Dr. R. Verdeyen, werkende leden;
de heeren Dr. Fl. Prims, Prof. Dr. L. Grootaers, Prof. Dr. Cornette, Eerw. J. Eeckhout, Em. De Bom.
Laten zich verontschuldigen de heeren Dr. L. Simons, Dr. Fr. Van Cauwelaert, Prof. Dr. Fr. Daels, werkende leden;
de heeren Lode Baekelmans en De Man, briefwisselende leden.
* * *
Het verslag van de voorgaande zitting wordt goedgekeurd.
* * *
Afsterven van Dr. Isidoor Teirlinck, werkend lid der Academie. - Op Woensdag 27 Juni l.l., overleed te Brussel Dr. Isidoor Teirlinck, werkend lid der Academie. Het afsterven van onzen Collega werd per speciaal bericht aan al de leden kenbaar gemaakt, en tot teeken van rouw werd onmiddellijk de nationale vlag op het Academiegebouw halfstok geheschen. De teraardebestelling greep plaats op Zaterdag, 30 Juni, te Sint-Jans-Molenbeek.
Het bestuur en een aantal leden der Academie woonden de uitvaart bij. Op uitdrukkelijk verzoek van de familie werden geen redevoeringen uitgesproken. Doch, bij den aanvang van de Juli-zitting, nam de heer Bestuurder, L. Van Puyvelde, voor de rechtstaande vergadering het woord
| |
| |
om den betreurden afgestorvene uit naam der Academie een laatste hulde te brengen.
Hij sprak in dezer voege:
Zeer Geachte Collega's,
Het was een droeve mare, die op Woensdag 27 Juni rondliep: Isidoor Teirlinck is uit het leven gescheiden. Hij is zacht overleden. Hij is weggegaan zooals hij was en zooals hij geleefd heeft: bescheiden en stil. Ook zijn begrafenis gebeurde in zijn geest: wij stonden er, zijn talrijke vrienden en bewonderaars, en mochten niet spreken, maar dachten allen: ‘dit is het eerste leed dat Isidoor Teirlinck ons aandoet: hij gaat te vroeg weg.’
Hoe schoon en hoe zuiver blijft zijn figuur voor ons staan!
Een figuur, die adel bracht in Vlaanderen.
Zijn ranke gestalte, verscherpt door den wijdschen puntbaard, zijn hooge voorhoofd, zijn stralende en toch goedige oogen, zijn diepe ernst, zijn rustige zekerheid, zijn kalme overtuigingskracht, zijn vernuftig woord: het sprak alles van het geestelijk gehalte van zijn personaliteit.
Er was een schoone eenheid in de persoonlijkheid van dezen edelen Vlaming. Deze eenheid kwam niet voort uit een steeds vasthouden aan dezelfde uitingen van zijn geest, dezelfde strevingen van zijn hart, dezelfde verschijningen van zijn wezen. Aldoor hetzelfde willen en hetzelfde doen, een leven lang, is eerder een eigenschap van zwakke naturen en enge geesten. En iemand, die als Isidoor Teirlinck, opgegroeid is van kleinen buitenjongen tot onderwijzer, tot leeraar aan de Normaalscholen der hoofdstad, die het bracht van schetsenschrijver tot romanschrijver, van liefhebber en zanter op folkloristisch en taalkundig gebied tot wetenschappelijken zoeker en kenner, moet veel gewisseld hebben in de ontwikkeling die hij doormaakte.
De wisselingen zijn slechts bijkomstige verschijnselen. Bij iemand, die steeds in dezelfde richting gaat en die naar buiten leeft, is het levensverhaal gauw opgemaakt; bij iemand, die, als Teirlinck, een innerlijk schoon leven had, moet men dieper peilen, om de eenheid van zijn wezen te vatten.
Wat de eenheid van zijn persoonlijkheid uitmaakte is dat zijn handelingen en zijn uitingen steeds uitgingen van éénzelfden kern.
In den kern van dit wezen lagen besloten onbeperkte krachten van beschaafdheid, van eerlijkheid, van goedheid, van werkzaamheid.
| |
| |
Zijn heele leven was doordrongen met den teeren geur van beschaafdheid die de bloem was van zijn schranderen geest. Teirlinck was heel en al verfijnde voornaamheid in zijn omgang, in zijn woorden, in zijn daden. Hij kon stevige overtuigingen uiten; maar deed het niet met de verzengende drift, die andersdenkenden en andersvoelenden kwetsen kan; hij deed het met een kalme waardigheid, die eerbied afdwong.
Zijn leven was ook schoon door ongekrenkte eerlijkheid. Deze eerlijkheid doorstraalde zijn handelingen en betrekkingen. Men wist wat men aan hem had, waar hij heen wilde, hoe hij er komen zou, en nooit zou hij iemand hebben gekrenkt.
Hij wilde deugen, vooral door één deugd: de goedheid. Van zijn vaderlijke mildheid getuigen zijn leerlingen, van zijn zachtmoedigheid en zijn inschikkelijkheid weten zijn collega's, weten wij hier allen te spreken, en zijn volk heeft zijn voordeel gedaan met de gulle goedheid van zijn hart en zijn geest. Uit zijn gevoel van meewarigheid met zijn volk ontstond het Arm Vlaanderen van Teirlinck-Styns, en zoovele andere romans, uit zijn liefde voor zijn volk groeiden ook zijn talrijke studiewerken: zij zijn haast alle werken, waarin hij bijeenbracht wat hij bij het Vlaamsche volk belangrijks vinden kon.
En dit is dan nog een kernkracht van zijn wezen: zijn werkzaamheid. Hij werkte zijn leven lang, tot in zijn jeugdige grijsheid, en op velerlei gebied.
Hij was schrijver, en zijn schetsen, verhalen en romans behooren onder het beste van hun tijd: hun realisme is doorademd met poëzie.
Hij was een bekwaam natuurkundige, en schreef uitstekende studiewerken over planten en dieren.
Hij was een noeste arbeider op het gebied van de dialectstudie, en zijn monumentaal Zuid-Oostvlaandersch Idioticon is een mijn vol schatten.
Hij was een speurder en zoeker op het terrein der middelnederlandsche literatuur en werd een felle Reinaert-vorscher: zijn Toponymie van den Reinaert blijft een standaardwerk.
Hij verzamelde uit den mond van zijn volk spreuken, en sagen, en wijsheid over planten; hij beschreef uitvoerig met Alfons de Cock, het Kinderspel en de Kinderlust in Zuid-Nederland, en werd een van onze beste folkloristen.
De Vlaamsche Academie was fier op dezen ernstigen werker en de universiteit van Brussel vereerde, terecht, dezen oud-onderwijzer met den doctorstitel.
Bij zijn verscheiden liet hij ons één troost: hij gaf ons zijn
| |
| |
zoon Herman, waarover hij zoo terecht fier was, en waarin het beste van hem voortleeft en voortwerkt.
Wij zullen den diepbetreurden collega in eerbied blijven gedenken en wij zijn overtuigd dat een subtiele ziel, die zoozeer naar het hoogere streefde en zoozeer voor haar eigen zelfveredeling heeft geijverd, voor Vlaanderen niet vergaan kan.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o Lidmaatschap der K.V. Academie. - Bij brieven van 26 Juni, danken de heeren Willem Kloos en Prof. G. Brom voor hun benoeming tot Buitenlandsch eerelid der Academie.
Zoo ook, bij bireve van 16 Juli, Dr. J. Grauls, voor zijn benoeming tot briefwisselend lid.
2o Te Deum bij gelegenheid van den verjaardag der inhuldiging van den Doorluchtigen stichter van het Vorstenhuis. - De heeren Gouverneurs van Brabant en van Oost-Vlaanderen, beiden bij brieven van 10 Juli, noodigen de Academieleden uit tot het bijwonen der plechtigheid welke respectievelijk. Te Brussel en te Gent zal plaats grijpen op 21 Juli.
3o Academische onderscheiding. - De heer J. Cuvelier, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, werd benoemd tot lid van de Academia Asiatica van Teheran (Perzië).
De heer Bestuurder wenscht den heer Cuvelier geluk met die nieuwe onderscheiding, den geleerden Algemeenen Rijksarchivaris van wege het Buitenland te beurt gevallen.
4o Afsterven van den Vlaamschen romanschrijver Edw. Vermeulen.
De hr. Bestuurder spreekt ook een woord van herdenking
| |
| |
uit over den betreurden schrijver. ‘Eens, zegt hij, hebben wij in zijn verschijnen het opkomen begroet van een nieuwen Conscience. Een kunstschrijver is hij niet geworden, wel een volksschrijver van beteekenis, die met vele gaven en vol toewijding over en voor breede lagen van het Vlaamsche volk heeft geschreven. Weinig schrijvers van heden hebben zooveel liefde over gehad voor hun volk, en weinigen werden er zoozeer voor beloond met de liefde van hun volk, als Warden Oom’.
| |
Verslagen namens de commissies.
Io Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - E.H. Dr. Fl. Prims, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Van Puyvelde, voorzitter; Prof. Dr. J. Van Mierlo, ondervoorzitter; Dr. L. Willems, Prof. Dr. M. Sabbe, Dr. J. Cuvelier, F.V. Toussaint van Boelaere, leden, en Dr. Fl. Prims, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o Benoeming van een lid ter vervanging van Dr. Is. Teirlinck, overleden.
E.P. Salsmans wordt met algemeene stemmen verkozen.
2o Het Zuidnederlandsch dialectgebied van Overmaas..., door Dr. Langohr. Verslag door E.H. Jacobs. De verslaggever stelt voor de ingeleverde studie in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. De tweede commissaris, Dr. L. Goemans, verklaart het eens te zijn met den heer Jacobs.
3o De Vlaamsche polyphonische koraalliederen van Willem Messaus. - Lezing door Dr. Leonard Willems, werkend lid.
Messaüs is een Antwerpsche musicus, geboren in 1589, overleden in 1640. Hij werd Koster en Kapelmeester van St.
| |
| |
Walburgis. Tal van liederen van hem verschenen in druk, en hij blijkt wel een onzer beste musici te zijn. Messaus werkte herhaaldelijk op Nederlandsche teksten. Ongelukkiglijk hebben wij zelden de volledige verzameling der onderscheiden stemmen voor de Messaus-liederen. Dr. Willems schreef te Londen uit de Laudes Vespertinae de Nederlandsche liederen over met de muziek.
Dr. Willems deelt ons een tweede nota mede, handelende over een esbatement, voorkomend in het Prims-handschrift, waarin hij reeds een Elkerlick-tekst vond, het esbatement van God den ‘voesterere’ dat hij vergelijkt met oudere teksten van hetzelfde stuk, waaronder een protestantsche omwerking. Het nieuw-gevonden fragment behelst ongeveer de helft van het stuk; het is een klein meesterstukje dat veel hooger staat dan de omwerking; het is ontegensprekelijk Brabantsch en schijnt ouder dan de tijd der rederijkers; het heeft als model gediend voor het Amsterdamsch esbatement waarvan de kopij 2551 gedagteekend is.
De commissie stelt voor dat beide lezingen in de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen.
IIo Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - E.H.J. Jacobs, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Prof. Dr. M. Sabbe, voorzitter; Prof. Dr. L. Van Puyvelde, ondervoorzitter; Kan. Am. Joos, Dr. L. Goemans, O. Wattez, Prof. Dr. A.J.J. Vande Velde, leden, en E.H. Salsmans, hospiteerend lid.
De secretaris, E.H. Jacobs, afwezig zijnde, wordt vervangen door den heer O. Wattez.
Aan de dagorde staat:
1o Over de betrekkelijke voornaamwoorden. - Lezing door Kan. Am. Joos, werkend lid.
De Eerw. hr. Kanunnik Joos houdt een lezing over twee punten betreffende de betrekkelijke voornaamwoorden:
1o De benaming betrekkelijk, die hij afkeurt en vervangen wil door het woord verbindend dat klaar en waar is.
| |
| |
2o De plaats van de bijvoeglijke zinnen die door betrekkelijke voornaamwoorden ingeleid worden. Daar de bijvoeglijke zin gewoonlijk onmiddellijk na het bepaalde woord komt, dient de hoofdzin dikwijls gesplitst. En door die splitsing, onbehendig gedaan, krijgt men dikwijls volzinnen die verscheidene gebreken hebben, namelijk zeer wanluidend zijn en moeilijk te lezen.
Kan. Joos geeft er veel voorbeelden van en duidt tevens het middel aan om die gebreken te ontwijken.
2o Blijft niet vaak ‘Gramarie d'eerste zake’ bij letterkundige ontleding in de Humaniora? - Lezing door E.H. Joris Eeckhout, briefwisselend lid.
De lezing van E.H. Eeckhout wordt uitgesteld tot de naaste vergadering.
| |
Dagorde.
1o Wedstrijden Aug. Beernaert en Nestor De Tière.
a) Beernaert-wedstrijd. - 11e tijdvak: 1932-1933. - De prijs werd toegekend aan den heer Piet Schepens, voor zijn werk: August Strindberg.
(Zie Verslag, blz. 609 en vv.).
b) Nestor De Tière-wedstrijd. - 1e tijdvak: 1932-1933.
De prijs werd toegekend aan den heer Raymond Brulez, voor zijn werk: De Schoone Slaapster.
(Zie Verslag, blz. 609 en vv.).
2o Lidmaatschap der Koninklijk Vlaamsche Academie. Verkiezing. - Openstaande plaats:
Een plaats van werkend lid ter vervanging van den heer Isidoor Teirlinck, overleden.
Worden door de vergadering tot stemopnemers aangewezen: de heeren A. Carnoy en L. Willems.
Wordt verkozen: de heer A. Cornette, briefwisselend lid.
| |
| |
3o Commissie tot voorstelling van de prijsvragen voor het jaar 1937. - Worden benoemd om samen met het Bestuur in die Commissie te zetelen: de heeren Mansion, Sabbe, Van Mierlo, Vermeylen.
4o De aangekondigde lezing van den heer J. Muls werd uitgesteld wegens onverwacht belet van den spreker.
|
|