Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1934
(1934)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taalgebruik in Vlaanderen en Brabant tijdens de middeleeuwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs minachtend het bestaan er van! Nu weten alle Vlamingen er toch wel iets van, dat ‘snobisme’ of zucht tot naäpen van de hoogere standen wel bestaat, onder den alledaagschen vorm van modezucht, of onder den verhevener vorm van taalgebruik of lectuur. De heer L. Willems komt tot het besluit, in tegenstelling met hetgeen de heer Pirenne beweert, dat er tusschen de tweetaligheid in Vlaanderen in vroegere tijden, en die van de XIXe eeuw, een kwalitatief en kwantitatief verschil bestond; en zoo was 't ook. Verder meent des Cressonnières, en hij keert er bijna aan het einde van elk hoofdstuk op weer, dat de uitbreiding van het gebruik van de Fransche taal in administratie en omgang, te wijten is aan het expansievermogen ‘dont la langue française possède l'inépuisable dépôt.’ Dat is mooi, maar toch niet heel en al waar. Onze vaste overtuiging is, dat buiten andere oorzaken om, de tweetaligheid van Vlaanderen, en later die van Brabant, een gevolg is van vreemde overheersching, van den invloed uitgaande van de vreemde dynastieën, met vreemd fonctionarisme en inwijking, een gevolg dus is van politieke buitenlandsche en binnenlandsche toestanden, die het verval der XVIIe en der XVIIIe eeuw veroorzaakten, ten nadeele, niet alleen van de Vlaamsche cultuur, maar ook van de Belgisch Fransche. Gedurende die vervalperiode, zonder nationaal temperament, leefden onze provinciën van uitheemsche cultuur, die alleen, om allerlei redenen, uit Frankrijk kon komen, en die meer vat had op onpersoonlijke gemoederen dan de verburgelijkte en protestantsche Hollandsche beschaving, waarvan we trouwens gescheiden waren door een vijandelijke grens. Voegen we daarbij dat tweetaligheid nooit en nergens spontaan ontstaan is: een volk spreekt maar één taal; alleen allerhande factoren, vreemd aan de gemeenschap, kunnen die tweetaligheid doen ontstaan en gedijen. De H. des Cressonnières beweert daarenboven, dat er vóór de negentiende eeuw geen Vlaamsche kwestie bestaan heeft; dat ook is niet heel juist: een taalkwestie heeft er hier altijd bestaan, en de schrijver zelf geeft er voorbeelden van in overvloed (1477)! Maar voor het volk, de groote massa, die alleen brood, kerk en spel kende, bestond ze niet. Weet de schrijver dan niet, dit in leuk verband met Vlaamsch imperialisme, dat Lodewijk XI (1423-1483) de stad Doornik aanraadde, tot Frankrijk over te komen, om aan het gevaar van vervlaamsching te ontsnappen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat het gebruik der talen steeds tot praktische voldoening van elkeen geschiedde, is al te vaag. We zijn het met den H. des Cressonnières, en met den H. Pirenne eens, dat de verfransching van Vlaanderen in de XVe eeuw niet heel en al moet ten laste gelegd worden van de bourgondische vorsten, die een bepaalden toestand aangetroffen hebben, en dat ze niet mogen verdacht worden van systematische vijandschap tegenover de Vlaamsche taal: ze waren vreemdelingen die bij hun inkomst een mentaliteit, een politiek programma meebrachten, waardoor in Vlaanderen eenigszins een vruchtbare grond lag, ten minste sedert Margareta van Constantinopel; het bestaan alleen van een totaal fransch centraliseerend vorstenhuis, met Fransche ambtenaren, en die waren de overgroote meerderheid, voor wie 's lands beheer alleen een vorstelijke aangelegenheid was, en niet, zooals in onze democratische XXe eeuw, bestond ten bate van 's rijks onderdanen, is voldoende om de verfransching in versneld tempo van de Bourgondiërs af, te verklarenGa naar voetnoot(1). Ze hebben het zoo niet gewild, maar hun optreden heeft het onvermijdelijk gemaakt. Spanjaarden noch Oostenrijkers hebben de verfransching tegengewerkt, daar ze meer dan hun handen vol hadden met andere dan nationale belangen; trouwens tot aan het Romantisme der XIXe eeuw werd toch ook maar weinig belang gehecht aan de taal als middel van geestelijk leven, afgezien van de Renaissance-vorsten, die we van uit ons land alleen aan den gezichteinder zagen. Het goede in onze literatuur van de XVe eeuw af tot enkele jaren geleden, danken we alleen aan ons volk, geenszins aan zijn ‘leiders’. Een woord nog over de bewering van den H. des Cressonnières, als zou de Vlaamsche taal haar achteruitgang te wijten hebben aan haar onmacht als draagster van groote ideeën, aan haar gebrek dus aan expansieve kracht; dat ze dus de taal niet kon worden van intellectueelen, van de elite, alleen kon blijven de taal van het gemoed, van den huiskring, van de intimiteit, en als zoodanig geëerd en beoefend werd. Die bewering kon alleen komen van een totaal aan Nederlandsche cultuur vervreemd intellectueel; antwoorden we enkel daarop, dat de meest verfranschte stand die niet is, die het meest dorst naar groote ideeën; zag de schrijver zonder vooroordeel in dat Holland ook geen taal spreekt met werelduitbreiding, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en die dezelfde is als die van Vlaamsch België, dan zou hij uit zijn betoog te rechte een paar mooie zinnen geweerd hebben! ‘Le flamand a de tous les temps été l'expression symbolique du particularisme régional et des libertés médiévales.’ Zoo dat waar is voor de middeleeuwen, dan heeft de H. des Cressonnières het ongelijk zijn bewering door stilzwijgend voorbehoud uit te breiden tot in onze dagen. Trouwens men zou wel gaan meenen dat alleen volken die een wereldtaal spreken, van middeleeuwsche sleur en slenter zijn verlost! Men kan het eindelijk den schrijver niet ten kwade duiden met voorliefde over het idealisme en de onbaatzuchtigheid van de Luiksche sociale geschiedenis te schrijven, en het vreedzaam prestige van de prinsbisschoppelijke stad in de oogen van de omliggende steden en dorpen, te stellen tegenover de soms bloedige afgunst van de drie Vlaamsche ‘Zustersteden’. Daarop alleen het volgende: in het Luiksche bestond één groote stad, in een beter georganiseerden en centraliseerenden staat, met onbeduidende steden en dorpen als politieke machten; in Vlaanderen bestonden er ten minste drie steden van gelijk industrieel, sociaal en politiek belang: andere verhoudingen dus, die afgunst en conflicten onvermijdelijk maakten. Laten we uit de geschiedenis van ons land en uit de practische (theorieën kende men toen niet) oplossing die door onze voorvaderen aan de taalkwestie werd gebracht, niet te veel les halen voor de XXe eeuw. Er bestonden vroeger zooveel toestanden en misbruiken die in een hedendaagschen democratischen staat door niemand zouden geduld worden.Ga naar voetnoot(1) Andere heeren, andere wetten! Wat bewijst het uitblijven van klachten? Niemand klaagt minder dan die 't meest te klagen heeft: een volk zonder ontwikkeling, een ongeletterd en bekrompen volk zooals het onze was vóór de XIXe eeuw, voelt niets voor een taal. 't Bovenstaande alleen om te bewijzen dat een paar harmonieuse volzinnen niet volstaan om de taaltoestanden in onze geschiedenis te verklaren: de zaak is meer ingewikkeld dan men zou meenen. 't Zou eens voor goed uit moeten zijn met argumenten als b.v. het uitwisselen van kinderen om een vreemde taal aan te leeren, of het toekennen van een lijfrente door een Bourgondisch vorst aan een Vlaamsch rederijker, om te bewijzen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat tweetaligheid bestond en dat Philips de Stoute niet Vlaamschvijandig was. We stellen hier een andere vraag: waren de in een andere dan de volkstaal geschreven akten altijd verstaanbaar zelfs door den belanghebbende? Tot in de XVIe eeuw werden te Brussel testamenten opgesteld in het latijn, dat zoo wat de taal was gebleven voor al wat betrekking had op kerk, ziel, dood, hemel en hel; of die testamenten verstaanbaar waren voor de erfgenamen betwijfelen we sterk. Waarom is Vlaanderen tweetalig geworden? Waarom bleef Brabant langer eentalig? Ziedaar het problema dat we zullen trachten op te lossen in de volgende bladzijden. Onzes inziens was het politiek statuut van Vlaanderen, en later dat van de zuidelijke Nederlanden, de voornaamste factor die de verfransching van onze gewesten in de hand heeft gewerkt.Ga naar voetnoot(1) Politiek is toch eerst en vooral administratie. De administratie in Vlaanderen was eerst Latijn, daarna Fransch tot aan Lodewijk van Male, daarna twee- of meertalig. De Vlaamsche invloed groeide met de opkomst der democratie, stierf uit met den groei van de centraliseerende grafelijke macht, wier hoogtepunt bereikt werd tijdens de regeering van Philips den Goede.Ga naar voetnoot(2) De onbetwistbare tweetaligheid van Vlaanderen is deels het werk van de graven geweest, wier hoven heel en gansch op fransche leest geschoeid waren. De tweetaligheid van Brabant was in den beginne een heel andere: ze was territoriaal, met sterke overheersching van het Vlaamsche element. We hebben dan ook de administratieve stukken onderzocht: oorkonden en rekeningen; daarbij ook de zegels, die natuurlijk minder en langzamer den invloed ondergingen van het taalgebruik, maar waarvan we toch enkele eigenaardigheden konden aanmerken, om er soms voorzichtige conclusies uit te trekken, o.m. ten opzichte van het gebruik der spreektaal bij hoogeren en lageren adel. Onzes inziens mogen niet uitsluitend de persoon der prinsen en hun afkomst ter verantwoording worden geroepen. Wie eenigzins vertrouwd is met de gebruiken der kanselarijen, weet heel goed dat het gebruik der talen - Latijn of volkstaal, soms | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan verklaard worden door heel andere oorzaken dan de spreektaal van graaf of hertog. Ten gevolge van het toenemend belang der steden en van het platteland, dat democratie beteekent, economische en sociale vorderingen, en achteruitgang van de exclusieve macht van den vorst; ten gevolge ook van het opkomend belang van de geschreven akten, waarvan wordt gevergd ‘que le communs peuple les pourra plus légièrement conchevoir et entendre’, dagteekent het indringen van de volkstaal in de officieele akten, in de Nederlanden van het midden der XIIIe eeuw, voor de schepenakten in Vlaanderen van 1249, in Brabant wat later, in 1266Ga naar voetnoot(1). De grafelijke en hertogelijke oorkonden in volkstaal verschijnen later - voor Veurne een Fransche oorkonde van Gwijde van Dampierre, van 1266; vroeger ook in Vlaanderen dan in Brabant. Gent heeft Vlaamsche stadrekeningen sedert 1280; Ieper, Fransche sedert 1276, dan, afwisselend, na Latijnsche, Fransche en Vlaamsche, volgens de politieke kleur der stadsregenten. In Vlaamsch Brabant is er van Fransche stadsrekeningen geen sprakeGa naar voetnoot(2); te Brussel wordt vermoedelijk omstreeks het midden der XIVe eeuw het Latijn vervangen door de volkstaal, te Leuven ook. Juiste datums zijn niet te bepalen, omdat er hier te veel rekeningen en oorkonden verbrand werden of zoek zijn geraakt. Men zou trouwens geneigd zijn te meenen dat het gebruik en het in eere stellen van de volkstaal uit het Zuiden naar het Noorden overgekomen is. Dat is maar alleen in een zekeren zin juist; in de Nederlanden hebben de Waalsche vorstendommen een voorsprong op de Vlaamsche, zoo o.m. zijn de rekeningen der Naamsche graven reeds in de tweede helft der XIIIe eeuw Fransch, wanneer de Vlaamsche rekeningen uit Vlaanderen en Brabant nog uiterst zeldzaam zijn; de Nijvelsche baljuwrekeningen worden in 't Fransch opgesteld sedert 1282. Holland, met Zeeland, zijn misschien voor. (Floris V; stadskeure van Middelburg van 11 Maart 1254. We moeten tot de XXe eeuw wachten eer het eenig gezonde principe: streektaal-bestuurstaal, in onze wetgeving doorgedrongen is. In de middeleeuwen, vooral in Brabant, hebben, na het verdwijnen of het afnemen van het Latijn, onze vorsten hetzelfde principe gehuldigd, zonder daarom aan ideologie te doen, in een staat waar het gebied van de wetgevende macht trouwens daarvoor te beperkt was: het volk moest de bevelen verstaan; zoo volstond het. Maar practisch als die menschen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren, hebben ze talrijke afwijkingen van den algemeenen regel toegelaten; voeg daarbij politieke omstandigheden vooral, het het feit dat de hoogere burgerij als ambtenarenwereld naar grafelijk voorbeeld Fransch kende, en eindelijk dat die ambtenaarswereld ten dienste stond, niet van het eentalige volk, maar van den verfranschten prins of zijn raad. Al te kordaat afwijken van de gezonde regels verwekte niettemin meermalen hevig protest, zoo in 1404, zoo in 1477, zoo ook in 1496. Hier willen we nagaan in welke gevallen, na het verdwijnen van het Latijn, van den algemeenen regel: de taal van het bestuur is de taal van de streek, afgeweken werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Onder de voornaamste oorzaken die de bestuurstaal in onze gewesten hebben bepaald, zeggen we sedert 1250, noemen we eerst en vooral het politiek regime van de stad of van het land: na den dood van Karel den Stoute in 1477, treedt, met het opnieuw ontwaken van de macht van de steden, een reactie in tegen het verfranscht regime van de Bourgondiërs. Verder is het voorbeeld van Ieper kenschetsend: democratie beteekent er Vlaamsche bestuurstaal, reactie: Fransche.Ga naar voetnoot(1) Deze taal is er in gebruik sedert 1276, gelijktijdig met het Latijn, tot 1325; met het democratisch regime van Zanneken van 1325 tot 1328, Vlaamsch; van 1329 tot 1380; Fransch, daarna Vlaamsch, met het voorbeeld van Ieper, ook dat van Mechelen, waar de bestuurstaal, die der Berthout's, heeren der stad, afwisseld met de suzereiniteit over hun leen. Maar de stadsrekeningen van Brugge, Gent, Brussel, Leuven en Antwerpen werden zonder twijfel, na de verdwijning van het Latijn, in het Vlaamsch opgesteld; te betreuren valt dat ze voor Brussel alleen over zijn sedert 1485, voor Antwerpen sedert 1398; voor de andere steden uit Vlaanderen, sinds de laatste helft der XIVe eeuw, alle zonder uitzondering in het Vlaamsch. Het zïj hier terloops gezegd dat in meer algemeenen zin het trouwens een welbekend feit is dat sneller politiek en economisch geëvolueerde streken, als 't Noorden van Frankrijk en Vlaanderen, vroeger dan andere streken de spreektaal gebruikten voor hun officiëele en private akten; met nochtans dit voorbehoud dat b.v. voor Italië en Provence andere elementen in aanmerking komen: voor 't eerste land de overwegende rol van de pauselijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kanselarij, die een al te vroeg optreden van de volkstaal belette; voor Provence de bizondere cultuurtoestanden: sedert het jaar 1100 werd er het provençaalsch gebruikt als bestuurstaal, om dan, daar ook! rondom 1300 verdrongen te worden door het Fransch.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Een tweede oorzaak die de taal van de bestuursakten bepaalt, is de personaliteit van den prins en bijgevolg van zijn administratie. We beschouwen hier natuurlijk alleen de akten uitgaande van hooger ambtenaren: baljuws, algemeene rentmeesters, enz. die onmiddellijk in betrekking stonden met den graaf. Het voorbeeld van vier opeenvolgende Vlaamsche graven is weer heel klaar: Gwijde van Dampière (1238-1305), Lodewijk van Nevers (1322-1346), Lodewijk van Male (1346-1384), Philips de Stoute (1384-1404), de eerste twee bepaald Vlaamschonkundig, Lodewijk van Male niet. Hier dienden vooral onderzocht te worden de zeer onvolledige rolrekeningen aan het Rijksarchief te Brussel, want het zijn vooral de rekeningen van de hooger ambtenaren van den prins, in dezes onmiddellijken werkkring: wat leeren ze ons?Ga naar voetnoot(2) 1. Algemeene ontvangsten: van 1309 af, Fransch. 2. Domeinrekeningen: tot 1384, Vlaamsch, daarna Fransch; sedert ± 1290 Latijn vervangen door Fransch; rondom 1360-1375, alleen in 't Vlaamsch. 3. Cijns- en rentenrekeningen; 1301-1321, Fransch, daarna Latijn; in 1351, Fransch; 1354-1384, Latijn (te Brugge en in 't Vrijë: Vlaamsch; in Waasland: 1362-1368, Fransch; 1367-1383, Vlaamsch; te Veurne. 1368-1385, Vlaamsch; van 1385-1391, Fransch, met nochtans denzelfden rentmeester! - te Ieper, Fransch tot 1330, daarna Vlaamsch tot 1385 op enkele uitzonderingen na - talrijke leemten, zijn ze overal in 't Vlaamsch opgemaakt tot 1384, daarna in 't Fransch.Ga naar voetnoot(3) 4. Polders, moeren, enz.: sedert 1295, Fransch; sedert 1350, Vlaamsch. 5. Muntmeestersrekeningen, uitsluitend Fransch in de XIVe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw: de muntmeesters waren immers meest Italianen en Franschen. 6. Baljuwrekeningen: soms uitsluitend Fransch als die der opperbaljuws, soms afwisselend: van 1305 tot 1331, Fransch; van 1367 tot 1384, Vlaamsch; te Damme, Monnikenrede, enz.: van 1306 tot 1308, Fransch, van 1364 tot 1384, Vlaamsch, daarna Fransch; te Eekloo: van 1368 tot 1380, Vlaamsch, van 1385 tot 1429, Fransch; te Veurne, van 1304 tot 1336, Fransch, van 1364 tot 1385, Vlaamsch; te Gent, van 1291 tot 1336, Fransch; van 1352 tot 1388, Vlaamsch; in 't Land van Waas: van 1305 tot 1308, Fransch; van 1379 tot 1385, Vlaamsch, daarna Fransch. 7. Leenverheffen: Aalst en Geeraardsbergen; 1366-1380, Vlaamsch; 1382-1435, Fransch; idem Brugge, Kortrijk, Veurne; Gent: 1331, Fransch, 1366-1372, Vlaamsch; 1380-1432, Fransch; idem voor het Land van Waas. De andere rekeningen vertoonen te veel leemten om er een besluit uit te trekken; die van de steden, kastelenijen en ambachten zijn Vlaamsch sedert hun bestaan, ± 1385, enkele uitzonderingen niet te na gesproken: waar de invloed van vorst en administratie zich minder doet gevoelen, treedt eentaligheid in. Niemand zal nu nog beweren dat de herkomst van de graven van geen beteekenis geweest is voor de verfransching van Vlaanderen, die ingezet werd door die heele reeks vreemde graven, in versneld tempo toenam met Margareta van Constantinopel, Gwijde van Dampierre, Robrecht van Bethune, Lodewijk van Nevers, en beslist, maar onbewust wellicht, voortgezet door Philips den Stoute en zijn opvolgersGa naar voetnoot(1). We zouden wel eens willen weten welk procent inlandsche dignitarissen aan het hof van de bourgondische vorsten werkzaam zijn geweest! Philips de Goede stelde in 1446 zijn Grooten Raad in, zonder bepaalden zetel: van de veertien raadsleden is er een enkele Vlaming: Jan van Halewijn, vroeger voorzitter van den Raad van Holland! Luister verder: vier referenten: Léonard des Pottes, Stolpaért d'Amerongen, Jean de Jenly et Antoine Corneille; procureur-generaal: Jean de la Bouverie; substituut procureur-generaal: Jean du Bois; audiencier: Jean le Gros; controleur de l'Audience: Jean de Molesmes; oordeel nu. Onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de secretarissen waren er enkele Vlamingen (of Hollanders of Brabanders). Voeg daarbij het actief deel dat de hertog nam aan de vergaderingen van den Raad; dat al de kanseliers Bourgondiërs waren; dat al die vreemdelingen door de hertogen begunstigd werden ten nadeele van de inlanders; alleen het leger bleef het bezit van de nationale aristocratie, maar zonder verregaanden invloed. Van den toestand van den adel in de vijftiende eeuw weet men trouwens dat hij heel en al onder den invloed was geraakt van het hof; dat daar de Henegouwsche heeren een allereerste plaats bekleedden, maar er toch nog dikwijls overvleugeld worden door de Bourgondische jonkers. Vóór het optreden van de Bourgondische vorsten was de toestand iet wat anders voor den Vlaamschen adel: hij leefdə heelemaal aan het hof van de Vlaamsche graven, maar zijn opvoeding werd hun gegeven aan het hof der Fransche koningen: dat was het geval voor de aanzienlijksten onder hen: de Gavere's, de Lichtervelde's, enz. De verfransching van het graafschap Vlaanderen en van den Bourgondischen Staat is dus niet op de eerste plaats een cultureel verschijnsel, maar een politiek, hoe de heer des Cressonnières er ook over denke. Bovendien heeft een soort van verfransching alle landen aangetast van de XIIIe eeuw af, Engeland, Spanje, Duitschland, 't Zuiden van Italië, en zelfs 't Oosten. We staan hier voor een aspect van het Fransch politiek expansievermogen, drager van cultureele veroveringen, door middel van de onderscheidene vorstenhuizen, Fransch of van Fransche afkomst, in ieder geval verfranscht. Hoe zou Vlaanderen, Fransch leen gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het koninklijk kroonland, aan die besmetting hebben kunnen ontsnappen: de verfransching bleef er zelf dieper wortelen schieten, daar de oorzaak bleef bestaan tot 1814! Voor Brabant geldt natuurlijk bet bovenstaande niet in dezelfde maat. Zoo daar voor het Waalsch gedeelte Fransche rekeningen voorkomen sedert 1282, wordt er voor het Dietsch gedeelte het Latijn rondom 1330 vervangen door de streektaal, Een uitzondering dient er alleen onthouden te worden voor de muntrekeningen aan het einde der XIVe eeuw, meest in 't Fransch opgesteld, zooals overigens in Vlaanderen: een verschijnsel dat wellicht in verband te brengen is met den overheerschenden invloed der vreemde zakenlieden en financiers, meest Lombarden en Cahorsijnen, na 't verval van Brugge en van den Hanzehandel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en vóór den bloei van AntwerpenGa naar voetnoot(1). Heel treffend is wat er in deze stad gebeurde toen ze in de tweede helft der XIVe eeuw, bij het graafschap Vlaanderen werd gevoegd, onder Lodewijk van Male en Philips den Stoute. De E.H. Prims vestigde er in een onlangs verschenen artikel de aandacht op: het gebruik van de Fransche taal in de rekeningen dagteekent uit dien tijd, vooral sedert Philips den Stoute; hetzelfde geldt, met enkele wijzingen, voor Mechelen, eveneens aan Vlaanderen verbondenGa naar voetnoot(2). Volledigheidshalve geven we hier nog een overzicht van enkele rekeningen uit Vlaanderen en Brabant, en de taal waarin ze opgesteld werden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voegen we daarbij dat, onzes inziens, de taal van al die bescheiden een onwederroepelijk bewijs zijn van de vorderingen der verfransching, voornamelijk in Vlaanderen, van meer belang zijn dan de karige wetteksten uit den tijd der Bourgondische vorsten, die de taal van administratie regelden of wilden regelen; 't zou ons ook geenszins verwonderen dat er ook voor die taalregelingen een breede afstand bestond tusschen bevelen en uitvoeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.In niet mindere mate dan de voorgaande oorzaken moet er voor het verklaren van de keus der talen in de akten, belang gehecht worden aan den invloed uitgaande van de kanselarijen; er dient vooral rekening gehouden te worden met het feit dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet noodzakelijkerwijze een bepaalde akte, uitgaande van een vorst, stad of private persoon, door dezer kanselarijen opgesteld of overgeschreven werden; heel dikwijls werd er daar alleen een zegel aangehangen. Dat weet elkeen die ietwat vertrouwd is met kanselarijgebruiken. Één feit staat vast: groote kanselarijen, met volledig personeel, waaronder meest altijd bedienden behoorende tot den clerus, hebben langer vastgehouden aan het gebruik van het Latijn, dan kleinere, zij het die van private personen, heel zelden natuurlijk, van gemeenten of van kleinere steden, waarin de spreektaal - Latijn werd nooit gesproken - binnendrong rondom het midden der XIIIe eeuw. In verband daarmee moet dan ook de vraag gesteld worden: in welke kringen, uit maatschappij of politiek, is de spreektaal, in casu het Vlaamsch, voor 't eerst gebruikt als administratieve taal? Vóór enkele maanden verscheen er van de hand van den E.H. Prims, een hoogst interessant artikel, waarin hij op die vraag een antwoord geeft, dat geldt voor Brabant en meer speciaal voor AntwerpenGa naar voetnoot(1). Gaan we over 't algemeen akkoord met den schrijver, dan mogen we toch voorzeker doen aanmerken dat de zaak meer ingewikkeld is dan ze op 't eerste oog schijnt, om verscheidene redenen, en niet het minst omdat het hier een eeuw geldt waarover we feitelijk maar weinig weten bij gebrek aan archiefmateriaal, en omdat we zoo op de Nederlanden maar niet mogen toepassen wat voor elders (Duitschland) waar werd ‘bevonden.’ We meenen ook dat bij die ontstentenis van bronnen, niet te veel belang mag gehecht worden aan details, om het gevaar van nuttelooze discussie's te vermijden. Aan de hand van vermelde studie dan hier enkele beschouwingen. De E.H. Prims meent dat het de adel is die voor 't eerst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruik maakte van de spreektaal in haar akten; Merkel ook was tot dat besluit gekomen. Het gebruik van de Vlaamsche taal in gerechtelijke en administratieve stukken is geen alleenstaand feit: het is een internationaal verschijnsel, gelijk ook de E.H. Prims terecht doet opmerken; rond het midden der XIIIe eeuw dringt de volkstaal overal in het bestuur binnen, hier wat vroeger, daar wat later: 't is een uiting van democratischen, anti-kerkelijken zin, of van verburgerlijking. Of het nu de steden zijn, of privaatpersonen of de aristocratie, doet, uit cultuurhistorisch oogpunt beschouwd, weinig ter zake; de Fransche literatuur, ten minste van de 13de eeuw af, is aristocratisch; de Vlaamsche, afgezien van Veldeke, is burgerlijk of geestelijk: ze zijn gelijktijdig, waaruit moet geconcludeerd worden dat alle standen uit de 13de eeuw onweerstaanbaar de volkstaal wilden in eer herstellen. We meenen ook dat de oorkonden in de landstaal te weinig talrijk zijn, dan dat we uit hun bestaan hier en daar een definitief besluit zouden kunnen trekken; het staat trouwens vast dat de archiefstukken van groote steden en abdijen beter bewaard zijn gebleven dan die van de kleine steden, schepenbanken van dorpen, of van privaatpersonen. Overigens of er nu van sommige organismen of standen of personen een Vlaamsche akte enkele maanden of zelfs enkele jaren vroeger zal bekend zijn of worden, zal niets af doen aan onze algemeene conclusie. De oudst bekende oorkonde in het Vlaamsch gaat uit, in Vlaanderen, van een kleine schepenbank, in Brabant, van private personen; we zouden dus geneigd zijn in die feiten een staving te vinden van de bewering van den Antwerpschen archivaris, als zou, ten minste wat Brabant aangaat, het gebruik van de spreektaal het eerst binnengedrongen zijn in de administratieve stukken van den adel of van de privaatpersonen, die dus de groote steden en de vorsten vóór zouden zijn geweest. Betreden we een ander terrein, dat van de literatuur, om er, bij gebrek aan oorkonden, enkele aanwijzingen te vinden betreffende het gebruik van de taal voor gedichten en vrome werken, dan constateeren we daar in Brabant dat de literatuur er het monopolie is van de kloosters, meer speciaal de vrouwenkloosters, onrechtstreeks dus van de burgerij. Verwijzen we hier ook naar hetgeen verder zal gezegd worden over de zegels. Het volsta ons hier voorloopig en voorwaardelijk, tegen den E.H. Prims in, aan te merken dat, we geven trouwens toe dat het hier ook uitzonderingen geldt, de stad Maubeuge een zegel had met Fransche legende in 1293, de stad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arguel (Picardië) in 1230, Sarlat (Périgord) in 1223, Compiègne in 1254, Senlis in 1257, Caylus (Montauban) in 1243, Montcucq (Cahors) in 1243, Villeneuve (Rouergue) in 1243. En hier te lande? Brussel had reeds een Vlaamsch stadszegel in 1244 (misschien wel reeds in 1239; Vlaamsche schepenbrieven van ± 1300 af). Nota dat het Noorden van Frankrijk niet ten achteren staat bij het Zuiden; we hebben hier in ieder geval te doen met een van de talrijke cultuurverschijnselen waarvan ons de juiste oorzaak per slot van rekening grootendeels ontsnapt. Daarmee wilden we alleen de aandacht vestigen op een ingewikkeld cultureel en sociaal verschijnsel, dat moet beschouwd worden in een algemeen licht, daar Vlaamsche schepenakten als die van Bouchaute en Velzike-Ruddersvoorde alleenstaande feiten zijnGa naar voetnoot(1). We mogen alleen met zekerheid vaststellen dat de kleine kanselarijen, stedelijke of private, waarin het gebruik der volkstaal zijn intrede gelijktijdig doet, de groote vóór zijn: in Frankrijk een halve eeuw vroeger dan elders; die halve eeuw is trouwens van weinig beteekenis voor een historische periode van onbeweeglijkheid en trage wisselwerking der onderscheiden landen op elkaar. We wachten in ieder geval met ongeduld op de publicatie, door de H.H. Obreen en Van Loey, van de vroegste Vlaamsche oorkonden. Wat Brabant betreft, zouden we geneigd zijn den E.H. Prims gelijk te geven: de aristocratie of, zeggen we liever de kleine adel en de private personen, hebben er het voorbeeld gegeven voor het gebruik der landstaal: dadelijk werden ze daarin gevolgd door de landelijke gemeenten of schepenbanken; het bestaan van een Vlaamsch schepenzegel te Brussel willen we wel aanzien voor een uitzondering, een alleenstaand feit, dat niet nagevolgd werd. De Brabantsche schepenakten worden al meer en meer in 't Vlaamsch opgesteld sedert 1275, en zelfs enkele jaren voegerGa naar voetnoot(2). Voor Brussel, zooals we hierboven deden aanmerken, klimmen de Vlaamsche schepenakten niet hooger op dan omstreeks 1295; degene die voorkomen in Cartularia zijn meest vertalingenGa naar voetnoot(3). Een Vlaamsche schepenakte van Meldert uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren 1270, gevidimeerd door de Schepenen van Tienen van 14 Januari 1290Ga naar voetnoot(1). Wat de groote kanselarijen aangaat: de koningen en prinsen, de hoogere adel, de hoven van justitie, de hoogere ambtenaren, en natuurlijk ook de bisschoppelijke kanselarijen en de abdijen, hebben lang het hoofd geboden aan het gebruik van de volkstaal, ten deele omdat ze over Latijnsch geschoolde klerken beschikten, ten deele ook omdat ze minder in betrekking stonden met het gewone publiek; het geregeld gebruik van de volkstaal wordt er langer uitgesteldGa naar voetnoot(2). De hertogelijke kanselarij van Brabant heeft van de volkstaal gebruik gemaakt sedert de jaren 1280. Treffend geldt het hier verscheidene akten van den hertog tegen voordeele van graaf Floris V van Holland, zoodat onze conclusie ietwat moet gewijzigd worden, daar die akten waarschijnlijk in Holland werden opgesteld, waar we trouwens grafelijke akten in de landstaal geschreven, aantreffen sedert 1268Ga naar voetnoot(3). In Vlaanderen is de toestand meer ingewikkeld: de politieke en economische ontvoogding, de sociale verhoudingen en de Fransche invloed die zich daar meer dan elders deed gevoelen, hebben er de spreektaal, Vlaamsch of Fransch, vroeger recht doen wedervaren, door burgerij en kleinen adel, minder door de hooge aristocratie, voor het Vlaamsch nooit door graven en hun omgeving. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Zoo het gebruik der volkstaal door de kanselarijen opklimt tot ongeveer 1250, blijft het Latijn toch in zwang tot laat in de Middeleeuwen; waarom? Omdat kerken, abdijen en kloosters een voornaam element bleven in de maatschappij; omdat zeer dikwijls voor vreemden van die taal werd gebruik gemaakt; omdat aan gewichtige akten als vredestractaten, een wereldtaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwen luister bijzette; omdat grafelijke en vooral hertogelijke oorkonden nog lang in de abdijen werden geschreven, maar ook in zekere mate omdat die van oudsher gebruikte taal een taai bestaan had: formulieren bleven tot laat in gebruik, de gemakzucht of de graad van ontwikkeling van den klerk schijnen soms doorslaand te zijn geweest voor het gebruik van de taal in oorkonden en rekeningen. We wezen er reeds op dat het gebruik van de volkstaal vroeger doordrong in de nonnenkloosters, dan in die van mannen; gebrek aan kennis van de Latijnsche taalGa naar voetnoot(1). Nog als bewijs daarvan dat in de rekeningen in Vlaanderen de taal soms verandert met den ambtenaar, nu Fransch, dan Vlaamsch, dan weer Latijn; heel eigenaardig ook dat een zelfde ambtenaar wel eens zijn rekening opstelt soms in 't Vlaamsch, dan in 't Fransch, daarna weer in 't Latijn; hoe zou men zulke afwisseling anders kunnen verklaren dan door de gemakzucht of de onbeholpenheid van den ambtenaar, of door de keus van den klerk. We meenen ook dat er, buiten de hierboven aangehaalde redenen, geen andere verklaring moet gezocht worden van het veelvuldig bestaan van niet alleen Fransche rekeningen in Vlaanderen, te Mechelen of te Antwerpen, maar ook van Vlaamsche te Aarlen, Diedenhoven, Virton, Namen, enz. (o.m. legerrekeningen). Het geldt daar alleen een kwestie van ambtenaren en bedienden, die handelen met hun oversten of met den volst, niet met het volk of zijn vertegenwoordigers. Daaruit besluiten we, natuurlijk voor Vlaanderen alleen, dat het gebruik der talen vrij bleef binnen de perken van het vorstelijk gezag, of zoolang de hooger ambtenaren, belast met het afnemen der rekeningen, bij machte waren de beide landstalen te verstaan, d.w.z. zoolang ze gezetenen waren; toen ze meestal plaats hadden gemaakt voor vreemdelingen, zooals het geval was van Philips den Stoute af, werd het Fransch meer en meer de officieele taal. De vrijheid in de keuze van de taal voor bestuurszaken, was het gevolg dus van allerhande oorzaken die zich reeds hadden doen gelden ook vóór het optreden der Bourgondische vorsten. In Brabant was er vóór de Bourgondiërs maar één taal mogelijk, buiten het Latijn: de Vlaamsche, omdat er hier de vóór-bourgondische oorzaken niet bestonden, namelijk de suzereiniteit van de Fransche koningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.De H.H. Pirenne en des Cressonnières beweren dat de taal der diplomatie Latijn of Fransch was. Laten we eens even onderzoeken of dat werkelijk zoo was. Ofwel worden door die diplomatische documenten verstaan vredestactaten, onderhandelingen, verbonden, overeenkomsten. enz., briefwisseling met vreemde souvereinen als de koningen van Frankrijk en Engeland, den Duitschen keizer, enz. Dan moeten we beslist op de vraag bevestigend antwoorden: daarvoor werd nooit de Vlaamsche taal gebruikt. Dat feit is overigens geen bewijs van tweetaligheid. Werd het Fransch voor die soort van documenten gebruikt sedert 1278, toch bleef het Latijn de diplomatische taal bij voorkeur. Tusschen Frankrijk en Vlaanderen, eng aan elkaar verbonden door politieke banden, kan er natuurlijk geen spraak zijn van Vlaamsche bescheiden; J.F. Willems heeft gemeend dat van de koninklijke kanselarij soms wel Vlaamsche akten uitgingen; en omdat hij dat zoo bevreemdend, maar tevens glorievol vond, heeft hij er zelfs overgedrukt, namelijk een van November 1385Ga naar voetnoot(1), waardoor Karel VI vrijgeleide schonk aan de afgevaardigden der stad Gent naar Doornik; bij nader onderzoek blijkt het echter dat de brieven werden geschreven in de grafelijke kanselarij van Vlaanderen, en alleen bezegeld werden te Parijs. Trouwens al de akten uitgaande van Plilips den Stoute of van zijn raden (uitgez. enkele van 1385), zijn Fransch, alsook die van de Vlaamsche steden aan hun graaf; men weet ook dat Philips alleen Vlaamsch antwoord ‘toeliet’ op Vlaamsche rekwesten: dus om twee redenen zullen Vlaamsche antwoorden uiterst zeldzaam zijn geweest. Het Latijn voor de betrekkingen met Frankrijk werd uitzondering; vermelden we hier alleen dat nog in October 1354, een accoord tusschen Brugge en Bayonne in die taal werd geacteerd. Welke taal werd gebruikt voor de betrekkingen met Engeland? Van de hertogen van Brabant werd geen enkel Vlaamsch document aangetroffen in de Engelsche archiefdepotsGa naar voetnoot(2). En voor de handelsbetrekkingen? Te Brugge bevindt zich een Vlaamsche akte van 29 Augustus 1348; de andere, zooals die van Gent en elders, zijn eerst in 't Latijn, dan van ± 1300 af, in 't Latijn of in 't Fransch; zelfs in 1412 nog in 't Latijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tusschen Brugge en de Hanzesteden was het Vlaamsch de gebruikelijke taal; zelfs klachten van de Duitschers werden omstreeks 1359 in 't Vlaamsch te boek gesteld; tot aan het einde der XIVe eeuw, onder Philips den Stoute, schrijven de kooplieden van Hamburg in het Latijn aan die van Brugge, en van GentGa naar voetnoot(1); een scheidsrechterlijke uitspraak van de Schepenen van Gent, tusschen graaf Albrecht van Holland en Henegouwen, en de kooplieden van Hamburg, van 9 October 1403, werd in 't Vlaamsch opgesteld: een oorspronkelijk exemplaar daarvan te vinden op het Stadsarchief te Gent. Voor de betrekkingen met Italiaansche bankiers en Spaansche kooplieden, werd het Latijn of het Fransch gebruikt. Daar alleen waar het gold lang in Vlaanderen metterwoon gevestigde kooplieden werd van het Vlaamsch gebruik gemaakt. Voor overeenkomsten van allerlei aard, tusschen Vlaamsche en Brabantsche steden, was het Vlaamsch, op enkele uitzonderingen na, de aangewezen taal, zoo b.v. voor het verbond van 3 December 1339, en voor het verbond Brussel-Gent van 22 Mei 1274. Soms echter ook bediende men zich van het Fransch, wat in de meeste gevallen moeilijk te verklaren is: zoo schrijft in 1356 Lodewijk van Male in 't Vlaamsch aan den heer van Breda, en in 't Fransch aan Brugge, Leuven en Antwerpen!Ga naar voetnoot(2) zoo ook het accoord van 27 April 1267 tusschen Diederik van Beveren, kastelein van Diksmuide, en Walther Berthout, heer van Mechelen, over de rechten der inwoners van Kalloo en Kieldrecht; het trof ons trouwens dat de Berthouts van Mechelen op onverklaarbare wijze het gebruik van de Vlaamsche taal afwisselden met dat van het Fransch. Die toestand is, zooals we reeds zeiden, misschien in verband te brengen met de beroerde geschiedenis van de stad Mechelen in de XIIIe en XIVe eeuwGa naar voetnoot(3). Heel typisch is het geval van Rogier van Gistel, maarschalk van Vlaanderen onder Gwijde van Dampierre, dus omstreeks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1300: al zijn akten, kwijtschriften, enz., stelde hij in het Fransch op, wat overigens het geval was met al de hoogere ambtenaren van dien graaf; in 1302 trok die heer partij voor den koning van Frankrijk, maar zijn bezit werd door de stad Brugge verbeurd verklaard! We willen hier nogmaals den nadruk leggen op twee punten die nooit over 't hoofd mogen gezien worden, wil men een juist begrip hebben van de redenen die het gebruik van de landstalen bepaalden: namelijk de kanselarij waarvan de akten uitgingen, of, zoo er geen kanselarij bestond, de persoon die schreef of dicteerde; we komen daar later op terug; en ten tweede het belang van oorspronkelijke teksten, voor ons onderwerp in breeden zin opgevat: soms hebben afschriften, bezegeld of niet, met of zonder de eigenschappen van origineele stukken, voor ons veel waarde, zoo ze natuurlijk geen kopieën zijn dateerende uit een paar eeuwen na de oorspronkelijke; vertalingen hebben daarenboven heel dikwijls rechtskundige waarde. Oorkonden, uitgaande van Vlaamsche steden, zonder tusschenkomst van den graaf, werden dán alleen in 't Fransch of in het Latijn opgesteld wanneer er vreemdelingen of vreemde steden bij betrokken waren, uitgez. de Duitsche steden. Eigenaardig ook dat die Fransche akten haast zonder uitzondering, voorzien zijn van een op den rand geschreven Vlaamsche résumé! De kennis van het Fransch blijkt dus niet zoo uitgebreid te zijn geweest; dit echter onder voorbehoudGa naar voetnoot(1). Daarbij dat er van de oorspronkelijke Fransche charters zoo vaak officieele vertalingen werden gegeven, zoo o.m. van de keure van Gent van 1296. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Andere elementen konden het gebruik van de taal in de openbare documenten bepalen; we denken hier o.a. aan het belang van den bestemmeling, zij het private personen, steden of landen, en aan dat van de intervenienten of partijen. De achterstand van het hertogdom Brabant op het graafschap Vlaanderen vindt in zekere mate zijn verklaring in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laattijdige organiseeren der hertogelijke kanselarij, misschien niet voor het midden der XIIIe eeuw; vóór die organisatie, zooals trouwens in Vlaanderen vóór 1089, werden de akten opgesteld in de abdijen, en in de meeste gevallen door den bestemmeling, wat trouwens nog lang het geval zou blijven; de grafelijke kanselarij van Vlaanderen was reeds vóór de XIIIe eeuw in handen van leeken, die bij voorkeur gebruik maakten van de spreektaal voor hun bescheidenGa naar voetnoot(1). Daarbij dan ook, nogmaals, dat van sommige oorkonden van groot belang, naar de taal van den bestemmeling, authentieke afschriften werden geleverd. De keus van de taal volgens den bestemmeling der oorkonde, uit een ander spraakgebied, is alleen toepasselijk op de Vlaamsche taalstreek; in het Waalsch gedeelte van het land werd er niet dan heel zelden gebruik gemaakt van een andere taal, de Vlaamsche; een uitzondering geldt alleen maar voor de stad Luik, waar soms wel de stadsmagistraat Vlaamsche brieven schreef: de territoriale tweetaligheid van het prinsbisdom, met het complex van rechterlijke, administratieve en politieke verhoudingen, is daar wel de oorzaak van. Enkele voorbeelden nu. De kastelein van Doornik schonk in April 1288 vrijdom van tolrechten op de brug van Wendin, aan de stad Brugge; die akte werd in het Fransch gesteld niettegenstaande de bestemmelingen Vlamingen waren; 't is waar dat Gwijde van Dampierre zijn zegel aan de oorkonde deed hangen, en deze dus misschien wel in zijn kanselarij werd opgesteld!Ga naar voetnoot(2) - Lodewijk van Male gaf den 10 Juni 1369 opdracht aan zijn afgevaardigden, uit zijn naam bezit te nemen van de stedeu Rijsel, Douaai en Orchies; hij deed het in het FranschGa naar voetnoot(3). - Koning Philips de Schoone schrijft meest in het Latijn aan de Gentenaren; zijn opvolgers in het Fransch soms, en veel in het Latijn tot in de late XIIIe eeuw; men kan ook maar moeilijk aannemen dat ze in het Vlaamsch zouden geschreven hebben zonder tusschenkomst van de graven! - In 1256, 5 Mei, verklaart de hertog van Brabant, van den heer van Edingen, het kasteel aldaar te leen te houden: die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verklaring werd natuurlijk ook in 't Fransch te schrift gesteldGa naar voetnoot(1). Voor het jaar 1271 bezitten we een Fransche akte van den hertog van Brabrant voor de Luikenaren, enz. En eindelijk nog een typischer voorbeeld: dat van het oudste charter van de stad Maastricht, van 1284, waarvan twee officieele teksten werden opgesteld: één bestemd voor de stad zelf, in 't Vlaamsch; een tweede, voor den hertog in het Fransch; en een kopie, in 't FranschGa naar voetnoot(2). Onnoodig uit te wijden over het belang van de intervenienten voor het gebruik der talen; in meer algemeene zin is het aan dat belang grootendeels te wijten, dat de verfransching van Vlaanderen met zoo snelle schreden vooruitging, daar de voornaamste belanghebbenden, de graven, Vlaamschonkundig waren. Meer bepaaldelijk werden akten, waarbij Franschsprekenden bemoeid waren, in 't Fransch opgesteld; waarbij abdijen intervenienten waren, dikwijls in het Latijn. 't Is dus niet waar dat akten van lokaal belang, uitsluitend in de taal der streek werden opgesteld, zooals de H. des Cressonnières beweert: er zijn heel veel uitzonderingen op dien regel. Een accoord tusschen Hertog Jan I van Brabant, de kerk van Nijvel en Arnold, heer van Wezemaal, van October 1268, wordt in het Fransch opgesteld, misschien te Nijvel zelf. Zoo ook een verklaring van Geert, heer van Jauche, van het jaar 1269Ga naar voetnoot(3). Echter 't meest bekende voorbeeld zijn de ‘Walsche charters’ van 12 Juli 1314, ter gelegenheid van het huwelijk van de dochter van den graaf van Évreux met hertog Jan III van Brabant: de aanzienlijkste intervenient in de onderhandelingen, die leidden tot het op geschrift stellen van de overeenkomst met de steden, was de graaf van Évreux zelf; trouwens van de twee Fransche officieele exemplaren werd zelfs geen gelijktijdige Vlaamsche vertaling gegeven, al waren de Brabantsche steden er in betrokkenGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.We hebben reeds hierboven een paar woorden geschreven over de rol van de ambtenaren. Bij den aanvang dezer bladzijden hebben we ook de aandacht gevestigd op het verschil, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor wat het gebruik der talen aanging, tusschen den ambtenaar van het oud regime, en den ambtenaar van onze democratische staten: toen stond hij ten dienste van onzen vorst, daar de heele staatsorganisatie, vooral sedert het Bourgondische Huis, gericht was op het belang van dien vorst; nu, op het belang van het volk. Daaruit vloeit voort dat de ambtenaar vrij bleef in de keuze van de taal, van het oogenblik af dat zijn taal verstaanbaar was of voor den prins of voor dezes vertegenwoordigers. Voegen we daarbij dat het gebruik van redactieregels en formulieren het taai bestaan van het Latijn tot laat in de middeleeuwen in zekere mate verklaart; dat het opkomen van de volkstaal werd tegengewerkt door klerken die dikwijls monniken waren en dus Latijnsch geschoold; dat voor Italië, om een voorbeeld in het buitenland te nemen, de nabuurschap van de pauselijke kanselarij met haar uitsluitend gebruik van het Latijn, het gebruik van de volkstaal in prinselijke en stedelijke secretaries deed uitstellen. De ambtenaar gebruikte dus de taal dikwijls naar eigen goeddunken, uit traditie, uit geschooldheid, volgens zijn kundigheden. Om die reden treffen we, niet alleen voor Vlaanderen, waar zulks meer gebeurde, maar ook voor andere provinciën, rekeningen aan, opgesteld in een taal die niet die was van de streek, bv. Vlaamsche garnizoensrekeningen te Namen, Aarlen, Diedenhoven, Virton, Durbuy, enz. door Vlamingen opgemaakt: Jan van Schoonvorst en Hendrik van WalkenhuizenGa naar voetnoot(1). Soms maakte een zelfde ambtenaar zijn rekening op dan in 't Latijn, dan in 't Fransch, dan in 't VlaamschGa naar voetnoot(2): zoo bv. de rekeningen van het grafelijke goed van Male, door denzelfden rentmeester, in 1384-1385 Vlaamsch, 1385-1387 en verder Fransch, de baljuwrekeningen van Oudeneem (Nieppe): 1384-1385 Fransch; en Vlaamsch, daarna Fransch; de rentenrekening van Asper en Zingen, van 1367 tot 1380 Vlaamsch, van 1380 af Fransch; de polder- en moerrekeningen, beurtelings Fransch en Vlaamsch; voor den burg van Dendermonde, voor het jaar 1382, bezitten we twee rekeningen, van denzelfden rentmeester: eene in 't Fransch, de andere in 't Vlaamsch; de domeinrekeningen van dezelfde stad, afwisselend in beide talen; de schoutrekeningen van Antwerpen in de tweede helft der XIV eeuw, idem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oorkonden van Lodewijk van Male voor Brugge zijn tot ± 1360 om de beurt in 't Fransch en in 't Vlaamsch opgesteld! Bij de hierboven vermelde garnizoensrekeningen van Aarlen, Virton en Durbuy, dienen nog gevoegd te worden Vlaamsche vestingrekeningen te Namen, Givet, Douai en ValencynGa naar voetnoot(1), over 't algemeen ook de levensmiddelenrekeningen onder Keizer Karel en ook onder Philips II, waar de grootste willekeur heerscht. Sommige rekeningen worden bij voorkeur in een bepaalde taal opgesteld, o.m. de vlootrekeningen in 't Vlaamsch, wijl door het personeel 't meest uit Vlamingen bestond; de munitierekeningen in 't Fransch; de vestingrekeningen van Antwerpen van 1393 tot 1397 werden in 't Fransch opgemaakt, zooals ook de Vlaamsche vestingrekeningen voor Vlaanderen een uitzondering blevenGa naar voetnoot(2). Buiten de vroeger vermelde oorzaken kan van die wispelturigheid in het gebruik der talen geen andere verklaring gegeven worden dan het goeddunken van den ambtenaar, of de keus van den dienst of van den klerk met het opmaken belast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IXEnkele aanmerkingen nog bij het gebruik van de volkstaal op de zegels, door koningen, prinsen, bisschoppen, hoven, adel, privaatpersonenGa naar voetnoot(3). De koningen behielden Latijnsche randschriften soms tot in de XIXe eeuw; de Fransche koningen tot aan Lodewijk XV. Alleen in Navarra vindt men soms, zelfs bij het begin van de XIIIe eeuw, Fransche spreuken op zegels, namelijk op dat van Blanche van Navarra, in 1210; Thibaut IV van Champagne voert dezelfde Fransche spreuk in 1226Ga naar voetnoot(4). Beiden behooren tot hetzelfde vorstenhuis. Dat de hooge dignitarissen, de hooge aristocratie en de gerechtshoven, langer getrouw bleven aan de plechtige Latijnsche legenden, behoeft geen betoog meer. Voor den lageren Franschen adel klimmen de Fransche zegels op tot het einde der XIIe eeuw, zoo b.v. heeft Eustache d'Orville (bij Parijs) een Fransch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zegel sedert 1194Ga naar voetnoot(1). Dat blijft echter een uitzondering: de Fransche zegels komen eerst in veelvuldig gebruik sedert omstreeks 1220, niet alleen in het Zuiden (Languedoc) maar ook in 't Noorden (Ile de France, Brie, Picardië, Champagne, enz.). Alleen het centrum blijft ten achteren, In Engeland, voor zoover we het hebben kunnen onderzoeken, bestaan er Fransche zegels - van Engelsche kan er vooralsnog geen sprake zijn, sedert ± 1300, en nog bij uitzondering, zoools dat van prins Edward in 1299Ga naar voetnoot(2). In Spanje, buiten Navarra, Spaansche zegels sedert 1225, veelvuldig sedert 1250; de steden echter niet vóór ongeveer 1500: Granada, Toledo, enz. In Vlaanderen verschijnen eerst rond 1250 (of 1240) de Fransche zegels, enkele jaren later, tegen het einde der XIIIe eeuw, de Vlaamsche: de hoogere ambtenaren en de hooge adel liefst Fransche zegels (naast Latijnsche) zooals oppermaarschalken, kamerheeren, de heeren van Liedekerke, van Lichtervelde, enz.; enkele uitzonderingen; de lagere adel volgt natuurlijk, maar veel later; rond 1350 heeft in Fransch Vlaanderen de landadel Vlaamsche zegels; de hoogere burgerij, met de stadsoverheden, meest Vlaamsche zegels; te Geeraardsbergen hebben al de burgers die de akte van 1380 bezegelden, Vlaamsche randschriften; te Kortrijk hebben veel burgers in 1295 een Fransch zegel echter; een vermoeden te meer dat het Latijn eerst plaats maakte voor het Fransch (XIIIe eeuw), daarna meer en meer voor het Vlaamsch (XIVe eeuw). De ambachten bezitten sedert de XVe eeuw een Vlaamsch zegel, sommige ook een Latijnsch, nooit echter een Fransch. Jacoba van Beieren, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland, heeft een Vlaamsch zegel in 1433Ga naar voetnoot(3). Brabant staat hier erg ten achteren op Vlaanderen. We besluiten uit het voorgaande: dat de volkstaal voor 't eerst binnendrong op de zegels in het Zuiden en in het Noorden van Frankrijk, daarna in Vlaanderen, het Fransch sedert 1250, het Vlaamsch sedert 1300; dat de hoogere adel in Vlaanderen bij voorkeur de Fransche taal gebruikte op zijn zegels; eindelijk dat de burgerij integendeel Vlaamsche zegels had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X.Omstreeks 1200 doen de volkstalen hun intrede in de onmisbaar en meer en meer talrijk geworden geschreven getuigenissen: in Vlaanderen verwierf alras de Fransche taal een eereplaats; in Brabant veel later; waarom? We hebben getracht in de voorgaande bladzijden die vraag te beantwoorden; daaruit in korte trekken, het volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud.
|
|