| |
| |
| |
De oudste Middelnederlandsche Oorkonden voor onderwijs en eigen studie verzameld en naar het oorspronkelijk uitgegeven
door H. Obreen en A. van Loey
Dr. in de Geschiedenis. Dr. in de Germaansche Philologie.
Inleiding.
Het zal geen uitgebreid betoog vereischen, dat voor de nadere kennis van het mnl. de geschriften van niet-literairen aard van groot belang zijn. De kennis toch, die wij van de mnl. grammatica hebben, steunt grootendeels op de taal, zooals zij ons is overgeleverd in letterkundige werken. Deze bronnen zijn met scherpe kritiek te gebruiken wat betreft de reconstructie van de taal, niet alleen wegens de onvastheid van de spelling, doch ook en vooral omdat geen gelijktijdige handschriften ter beschikking zijn, maar meestal slechts afschriften, soms een eeuw en meer jonger dan het oorspronkelijk. Die afschriften vertoonen per se gewichtige afwijkingen van het origineel, in spelling en woordgebruik, zoodat men soms, of geheel omgewerkte teksten, of in een zelfden tekst verschillende taallagen voor zich heeft.
‘Daarnaast - merkt prof. de Vooys terecht op - kunnen we beschikken over een andere groep bronnen, die zonder letterkundige bedoeling samengesteld zijn: oorkonden, rekeningen, kronieken, enz. Deze geschriften hebben het voordeel, dat ze vaak authentiek zijn, terwijl de datum en de plaats van afkomst vaststaat. Daarom heeft men wel gemeend dat de plaatselike taal hier met stelligheid te benaderen viel.... Ondanks de voorsprong die deze bronnen hebben op de vaak onbetrouwbare
| |
| |
afschriften van letterkundig werk, blijft een voorzichtige kritiek noodzakelik. Het waren soms dezelfde “clercken” die de oorkonden schreven en de ridderromans of de leerdichten bewerkten. De afstand tussen de taal der litteratuur en der zakelike geschriften behoeft niet zo groot geweest te zijn. Verder is rekening te houden met de niet altijd bekende afkomst van de schrijvers op kanselarijen of stadhuizen, met de schrijfscholen waaruit ze voortkomen, met de mogelikheid van mengtalen, van traditie, van vreemde voorbeelden. Niet zonder meer mag men dus aannemen dat dergelijke dokumenten een zuivere afspiegeling geven van de plaatselike taal.’Ga naar voetnoot(1). Maar toch, althans bij origineelen, vertoonen zij met een vrij grooten graad van betrouwbaarheid, de spelgewoonten en de taal van de streek en van den tijd, waarin zij ontstaan zijn. Een vergelijking tusschen een Brugsche, een Gentsche en een Brabantsche oorkonde van ca. 1265 is in dit opzicht sprekend.
De oudste der hier bedoelde geschriften zijn uitsluitend oorkonden, dat wil zeggen stukken, waarbij de een of andere rechtshandeling om de vereischte rechtskracht te verkrijgen op schrift werd gesteld. Voor de kennis onzer oude taal werd tot nu toe aan deze gedenkstukken, op een paar uitzonderingen na, niet die aandacht geschonken, waarop ze bij de philologen aanspraak mochten maken. Dit gemis vond hoofdzakelijk wel zijn oorsprong in de omstandigheid, dat vele dezer oorkonden heren derwaarts zijn verspreid en dan nog meestal gebrekkig uitgegeven, of wel - nog onbenut - in de archieven zijn blijven rusten. De philoloog kan met deze gebrekkige teksten niets aanvangen en loopt de kans, wanneer hij ze gebruikt, tot onjuiste gevolgtrekkingen te komenGa naar voetnoot(2); anderzijds is het werk hem vreemd om op de uitgaven kritiek te oefenen en het materiaal uit boeken, tijdschriften en archieven bijeen te garen. Dit laatste is meer het werk van den historicus. Bij de voortdurend verder doorgevoerde specialiseering der wetenschap, welke zich ook op universitair terrein doet gelden, heeft het den samenstellers van dezen bundel dan ook toegeschenen, dat slechts een samenwerking van den geschiedkundige met den taalkundige zou kunnen leiden tot het doel, dat zij zich voor oogen gesteld hadden. Dit doel is, om aan onze philologen een verzameling ter beschikking te stellen
| |
| |
der oudste middelnederlandsche oorkonden, waarin zij een materiaal zouden vinden voor de nadere bestudeering van het mnl.
Een zoodanige verzameling behoort voor het Nederlandsch taalgebied nog tot de vrome wenschenGa naar voetnoot(1); in Frankrijk en in Duitschland is reeds werk van dien aard verrichtGa naar voetnoot(2).
Wij zullen dus wat nadere verklaring moeten geven van de wijze, waarop wij deze taak meenden te moeten opvatten en ten uitvoer brengen.
In de eerste plaats zijn in onze verzameling uitsluitend stukken opgenomen, waarvan het oorspronkelijk nog aanwezig is. Afschriften, zelfs bijna gelijktijdigeGa naar voetnoot(3), zijn door ons beslist terzijde gelaten, omdat deze ons nooit zekerheid kunnen geven omtrent de juiste overlevering van den tekst; de afschrijver kan hier vergissingen begaan hebben, spellingswijzigingen hebben ingevoerd, die maken dat het stuk alle waarde verliest voor den philoloog, al behoudt het die, vanzelfsprekend, ten volle voor den geschiedkundige.
De plaatselijke grenzen onzer verzameling waren niet moeilijk te bepalen: zij omvat het geheel mnl. taalgebied. Anders was het gesteld met de vraag der begrenzing in den tijd. Aan een uitgave van alle oorkonden tot op het tijdperk, waarop in die oorkonden een algemeen mnl. zich begint baan te breken, kon niet gedacht worden, wegens den buitengewonen omvang dien het werk dan zou aannemen. Reeds na 1280 begint het aantal der in de landstaal gestelde stukken zoo talrijk te worden, dat wij dezen einddatum oorspronkelijk in het oog vatten. Evenwel besloten wij, na overleg, deze begrenzing op 1270 te stellen, omdat wij het samenbrengen en het bewerken dezer verzameling eigenlijk
| |
| |
als een proeve beschouwen, welke wij aan het oordeel der deskundigen willen voorleggen. Mocht onze onderneming bijval hebben en aan een gevoelde behoefte, gelijk wij hopen en meenen, voldoen, dan zullen wij deze later altijd kunnen uitbreiden.
De hier opgenomen oorkonden zijn door ons alle, ook als zij reeds vroeger waren uitgegevenGa naar voetnoot(1), naar de oorspronkelijke perkamenten afgeschreven, zoodat wij voor de juistheid van den tekst kunnen instaanGa naar voetnoot(2).
Evenwel hebben wij, omdat onze uitgave voor philologen bestemd is, gemeend in den tekst niet die veranderingen te mogen aanbrengen, welke toegepast worden bij uitgaven, voor geschiedkundigen bestemd. Wij hebben dus hoofdletters en interpunctie van het origineel, evenals de aaneengeschreven woorden, u voor v, i voor j, enz., behouden. Niet met het denkbeeldige doel om een diplomatisch nauwkeurige reproductie van het oorspronkelijk te geven, maar om de elementen, welke juist uit philologisch oogpunt van belang zouden kunnen zijn, te bewaren. Eenige typographische moeilijkheid heeft dit opgeleverd, zoodat wij de middeleeuwsche schriftteekens voor en en een half met & en ½ hebben weergegeven. Gemakshalve is elke regel van het oorspronkelijk genummerd, omdat daardoor in de registers en het glossarium een hoogst eenvoudige methode van verwijzing mogelijk wordt. Om den tekst niet te overladen, hebben wij deze nummers niet, zooals strikt genomen volgens de gebruikelijke regels behoorde, tusschen < > geplaatst, daar eenieder toch aanstonds begrijpt, dat zij niet in den oorspronkelijken tekst hebben gestaan.
Zooals in een oorkondenpublicatie gebruikelijk is, hebben wij elk stuk doen voorafgaan van een korte inhoudsopgave (regest), benevens van den datum, herleid naar den tegenwoordigen kalender. Bij deze herleiding is rekening gehouden met de verschillende jaarstijlen, welke in de 13de eeuw in onze gewesten werden toegepast; verandert hierdoor de jaartelling, dan is dit door het aanbrengen van de letters n.s. (nieuwe stijl), tusschen haakjes achter de tegenwoordige dateering, aangegeven.
| |
| |
Voorts wordt elke oorkonde gevolgd door:
met letters aangegeven noten, welke uitsluitend betrekking hebben op de juiste lezing van den tekst;
een opgave van de vindplaatsen (archiefverzamelingen, waar het oorspronkelijke berust, en eventueel, de vroegere uitgaven);
met cijfers genummerde noten, welke verklaringen bevatten, die den gebruiker bij de eerste lezing der oorkonde van nut kunnen zijn;
een philologische aanteekening, welke bedoelt op diplomatische gronden de oorkonden gewestelijk of plaatselijk te localiseeren, opdat de gebruiker onzer verzameling reeds terstond een aanwijzing in dezen zin zou hebben. Verder zijn echter deze aanteekeningen zoo sober mogelijk gehouden, want onze teksten bedoelen juist materiaal ter studie te geven en niet de studie daarvan overbodig te maken;
een geschiedkundige aanteekening, welke is opgenomen om den philoloog, die met deze materie niet vertrouwd is, een kort inzicht te geven in aard en strekking der besproken oorkonde; alles wat hem - naast zijn studievak - daarbij van nut kan zijn, wordt daarin aangeroerd, om hem te vergunnen een nauwkeurig begrip te krijgen van het behandelde stuk; daardoor meenden wij hieraan eenige uitbreiding te mogen geven.
Een calendarium, een naamregister en een glossarium voltooien het werk.
De philologische aanteekeningen en het glossarium zijn van de hand van Dr. Van Loey, de geschiedkundige aanteekeningen, het naamregister en het calendarium van Dr. Obreen. Voor het overige komt de geheele arbeid op gezamenlijke rekening der beide medewerkers.
Het is ons een aangename plicht allen te bedanken, die bij de samenstelling van dit werk ons met raad en daad zijn behulpzaam geweest. Niet alleen heeft Rijksarchivaris-Generaal J. Cuvelier ons het raadplegen van archiefstukken vergemakkelijkt, maar ook de rijksarchivarissen J. De Smet (Brugge) en L. van Werveke (Gent) hebben ons aan zich verplicht. Bijzonderen dank zijn wij verschuldigd aan Ridder van de Walle, conservator der Musea en Kunstschatten te Brugge, die ons de toelating verleende het rijke archieffonds van den Openbaren Onderstand te Brugge, onder de bevoegde en vriendelijke leiding van den afdeelingsoverste, den Heer De Vliegher, te raadplegen; aan den Heer Parmentier, stadsarchivaris te Brugge, aan E. Heer Kanunnik
| |
| |
Van den Gheyn, archivaris der Sint-Baafskerk te Gent, en aan de bedienden van het stadsarchief te Gent. De Heer Nelis, conservator aan het Rijksarchief te Brussel, wees ons, dank zij zijn uitgebreide eruditie, op twee ons nog onbekende oorkonden (nos 18 en 28). Ook de Professoren H. Pirenne, J. Mansion, R. Verdeyen, F.L. Ganshof en H. Van Werveke waren zoo vriendelijk ons met kwistige hand allerlei raadgevingen en suggesties aan de hand te doen.
Eindelijk - last not least - verdient een bescheiden werkster, wij mogen haast zeggen medewerkster, een woord van lof en dank: Mevrouw Dr. G. Van Loey-Crab, die ons met raad en daad trouw heeft bijgestaan.
Westerloo, } November 933
Oudergem, } November 933
H. Obreen.
A. Van Loey
| |
| |
| |
Lijst der verkort aangehaalde werken.
Beekman. Zeeland. - Dr. A.A. Beekman. Geschiedkundige atlas van Nederland: Holland, Zeeland, Westfriesland in 1300. III. Zeeland. 's Gravenhage, 1921.
v.d. Bergh. Oork. Holl. - L.Ph.C. van den Bergh. Oorkondenboek van Holland en Zeeland. 2 deelen. 's Gravenhage, 1866-1873.
de Blécourt. Kort begrip. - A.S. de Blécourt. Kort Begrip van het Oud-Vaderlandsch Burgerlijk Recht. 3e uitg. Groningen, 1932.
Bijdr. Hist. Gen. - Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht. Utrecht (en Amsterdam) sedert 1878.
v. Duyse. Invent. - P. van Duyse et De Busscher. Inventaire analytique des chartes et documents appartenant aux Archives de la Ville de Gand. Gand, 1867.
Fockema Andreae. - S.J. Fockema Andreae. Het Oud-Nederlandsch Burgerlijk Recht. 2 deelen. Haarlem, 1906.
Franck. Mnl. Gr. - J. Franck. Mittelniederländische Grammatik. 2e uitg. Leipzig, 1910.
Ganshof. Recherches. - F.L. Ganshof. Recherches sur les tribunaux de châtellenie en Flandre avant le milieu du 13me siècle. Antwerpen-Paris. 1932. (Univ. Gent; Werken, uitg. door de Faculteit der Wijsbegeerte en Letteren, no 66).
v. Ginneken. Handboek. - J. van Ginneken. Handboek der Nederlandsche Taal. 's Hertogenbosch, 1928.
Gosses. Rechterl. Organisatie. - I.H. Gosses. De Rechterlijke Organisatie van Zeeland in de Middeleeuwen. Groningen, 1917.
v. Lokeren, Chartes. - A. van Lokeren. Chartes et Documents de l'Abbaye de St. Pierre a Gand. 2 vol. Gand, 1868-1871.
Mansion. OGN. - J. Mansion. Oud-Gentsche Naamkunde, 's Gravenhage, 1924.
M.W. - E. Verwijs & J. Verdam. Middelnederlandsch Woordenboek. 's Gravenhage, 1882 en volgg.
NGN. - Nomina Geographica Neerlandica, uitg. der Kon. Akademie te Amsterdam, sedert 1885.
PBB. - Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur, herausgegeben von H. Paul und W. Braune. Halle a/S., sedert 1874.
| |
| |
Top. Dial. - Handelingen van de (sedert 1930 Koninklijke) Commissie voor Toponymie en Dialectologie, Brussel, sedert 1927.
Ts. Leiden. - Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Leiden, sedert 1881.
Warnkönig. SRG. - L.A. Warnkönig. Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte bis zum Jahre 1300. 3 deelen. Tübingen, 1835-1842.
Warnk. Gheld. - A. Gheldolf. Histoire de la Flandre et de ses institutions civiles et politiques jusqu'à l'année 1305. 5 deelen. Bruxelles, 1835-1864.
v. Werveke. Krit. Stud. - Hans van Werveke. Kritische Studiën betreffende de Oudste Geschiedenis van de stad Gent. Antwerpen - Paris - Amsterdam, 1933 (Univ. Gent; Werken, uitg. door de Faculteit der Wijsbegeerte en Letteren, no 69).
Wilhelm. Corpus. - Fr. Wilhelm. Corpus der altdeutschen Originalurkunden bis zum Jahre 1300. Lahr (Baden), 1929 en vlgg.
Winkler. - Johan Winkler. De Nederlandsche Geslachtsnamen in Oorsprong, Geschiedenis en Beteekenis. Goedkoope uitgaaf. Haarlem z.j. (1885).
| |
| |
| |
1
Schepenen van Bochoute bij Velzeke oorkonden, dat Boidin Mol(e)niser van Dallen aan heer Hendrik van den Putte, poorter van Gent, een land verkocht heeft, hetwelk eerstgenoemde daarop in erfpacht terug ontving.
Mei 1249.
Ga naar eind1.Descepenen van bochouta quedden alle degene die dese lettren sien selenGa naar voetnoot(a) in onsen here.' Si maken bekentGa naar eind2. die nu sien ende die wesen selen.' Ende den scepenen van velseke teuoirstGa naar voetnoot(b) dat der boidin molniser van dallen3 vercochte den hare henricke van den putte portere van ghint. ii ½. bunre lans de rode met .xx. voe-Ga naar eind4. ten.' dat lant leit tuschen den ghintwege ende sinen us op soe welc ende soet derhenric kisen wille'.Ga naar eind5.Ga naar eind5. datGa naar voetnoot(c) lant wercochte hii teuulre wet bi meier ende bi scepenen.' dat lant heft hij geloft tequiteneGa naar eind6.Ga naar eind6. met .i. halster euenen ende .ix. dGa naar voetnoot(d) bunre van alre quorelen sonder de godes tinde chegen alle die ghe-Ga naar eind7. ne die te dage ende te rechte willen comen.' Dat selue lant dat hijr genomet es dat heft hij boidine molen-Ga naar eind8. isere weder gegeuen terfleken pachte ombe .i. mudde tarwen ende ombe .ii. capone siars. die tarwe teghintGa naar eind9.Ga naar eind9. bennen den . iiii. porten teleuerne dar derhenric wille.bennen .ii. d debeste ende bi der mate van ghint. Dese tar-Ga naar eind10. we es hi sculdech alrehelegermesse ende ont hir ende metwintre vergouden tesine . gebrake hem hir af soe slogeGa naar eind11. derhenric sin hant ane lant ende hilt alse sin herue'. Dese rente die ute desen lande gaet die moet quiten der . b. endeGa naar eind12. sin afcomende ofte so wie so lant houdende es ouer den hare henricke soe
dast der henric negene scade enebbe no sinGa naar eind13.Ga naar eind13. afcomende'.
| |
| |
wi en hebben selue negenen segel. Scepenen van velseke van onsen ouede bidi dat wit vor hem bekendenGa naar eind14.Ga naar eind14. hebben si ons haren segel gelenet war si ne donre nemmeerGa naar voetnoot(e) toe. Dese voruuorde was gemaket anno domini mo cco xlo ixoGa naar eind15. in maio.
Oorspr.: Archief van den Openbaren Onderstand (vroeger Burgerlijke Godshuizen) te Oudenaarde, no 542.
Gedrukt: C.A. Serrure, Geschiedenis der Nederlandsche en Fransche letterkunde in het Graefschap Vlaenderen van de vroegste tijden tot aen het einde der regeering van het huis van Burgondië. Gent, 1855, blz. 88-89; (dit werk verscheen reeds in: Annales de la Société royale des Beaux-Arts et de Littérature de Gand, Gand, De Busscher, 1853-54, tome V, blz. 96).
F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis der Gemeenten van de Provincie Oost-Vlaanderen, 5e reeks, arrondissement Aalst, deel V, Gent, 1900, Velzeke-Ruddershove, blz. 17.
H. Pirenne, Album belge de diplomatique, Bruxelles, 1909, pl. XXVIII (H. Vander Linden).
Vlaanderen door de Eeuwen heen, Deel I, Amsterdam, 1912, blz. 214 (Vercoullie; met foto, maar met fouten in de transcriptie). 2e uitg. II. Amsterdam 1932, bl. 19 (Dr. L. Grootaers, met foto en fouten).
Dr. C.P.F. Lecoutere. Inleiding tot de Taalkunde en tot de Geschiedenis van het Nederlandsch. 3e verbeterde en vermeerderde druk, bewerkt door Dr. L. Grootaers. Heverlee - Leuven en Groningen, (1926), bl. 306 (niet volledig en onnauwkeurig afgedrukt).
Fr. Wilhelm, Corpus der altdeutschen Originalurkunden bis zum Jahre 1300. Lahr (Baden), 1929, no 11, blz. 24 (streng diplomatische uitgave).
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Deze oorkonde is reeds sedert lang bekend als de oudste, welke in de landstaal is gesteld. Er is onlangs een kleine studie aan gewijd door H. Nélis in de Mélanges d'histoire offerts à Henri Pirenne, I - Bruxelles, 1926 - blz. 327 en volgg. Deze schrijver wijst op de overeenkomst van deze oorkonde met drie stukken, uitgegaan van schepenen van Velzeke in 1254, 1257 en 1267, waarvan laatstgenoemde (de beide andere zijn niet meer in het oorspronkelijk aanwezig, doch alleen in afschriften in cartularia) door ons als no 20 is opgenomen.
| |
| |
De opmerking van den heer H. Nelis (t.a.p. blz. 330), ook te vinden bij H. Pirenne, Histoire de Belgique, I, 5de uitg. (Brux. 1929), blz. 344-345, dat Brabant in dezen bij Vlaanderen ten achter staat, omdat de eerste mnl. oorkonde van het hertogdom uit 1267 dagteekent (ons no 18), is niet juist. Een reglement toch van het ambacht der smeden te Mechelen, van 1254, werd door H. Van der Linden, naar een nu verloren gegaan origineel, uitgegeven (zie blz. 332, n. 2).
De onbeholpen, stroef aandoende stijl van deze oorkonde is te vergelijken met dien van no 20 en te wijten aan de onervarenheid van den klerk; die stijl laat zich kenmerken door afwezigheid van samengestelde zinnen en een reeks van op eenzelfde type gebouwde enkelvoudige zinnen, die telkens met hetzelfde zinsdeel beginnen (zie Dr. Van Loey, Stylistische studie... in: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1934, te verschijnen in een der volgende afleveringen).
De spelling is die van een Vlaming (us, ebbe, etc.); ook sommige formules schijnen eerder in Vlaanderen in gebruik te zijn: te vulre wet bijv. wordt in de XIIIde eeuw in Brabant niet aangetroffen.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Deze oorkonde betreft den in de Middeleeuwen zeer veel voorkomenden rentekoop, den toenmaals gebruikelijken vorm om zich bijv. bedrijfskapitaal te verschaffen. Men verkocht een onroerenden eigendom en nam hem daarna van den kooper in pacht tegen een cijns, jaarlijks in geld of veelal (zooals hier), in natura, te voldoen, welke verplichting op den rechtverkrijgende (erfgenaam) van den cijnsplichtige overging (erfpacht, zie reg. 8: terfleken pachte). Deze omslachtige wijze van doen werd in den loop der tijden vereenvoudigd tot de vestiging eener rente zonder koop; eenigszins te vergelijken met de tegenwoordige hypotheek. Wilde echter de rentekoop rechtskracht hebben, dan moest hij, evenals iedere vermangeling van onroerend goed, bij contract geschieden, en daarom zien wij hier meier en schepenen van Bochoute (reg. 5) onder wier jurisdictie het goed, waarvan sprake, moet gelegen hebben; deze overheidspersonen treden dan op ratione loci (vgl. Ganshof, Recherches, blz. 63). Men zie over dit alles: S.J. Fockema Andreae, II, blz. 45 vlgg.; de Blécourt, Kort Begrip, blz. 233 vlgg. In onze stukken vinden wij den rentekoop nog bij no 5, 19 en 20. De geschiedkundige aanteekening bij no 5 is met het bovenstaande te vergelijken.
| |
| |
| |
2
Uitspraak van zegslieden in den twist, welke ontstaan was tusschen de St. Baafs-abdij te Gent en haar schout, in zake hun wederzijdsche rechten en verplichtingen.
17 Maart 1253. n.s.
Ga naar eind1. Ombe tuist die was tusschen den gotshuse van sente baues & Gilise den scoutete van sente Baues te beuelne & ombe dat elc wilde weten sin recht . so ghingensis bede up mins ser willems seggen van maldengem & mins ser huges seggen2 van steenlant . & up volcouts meiers seggen van sente Baues . & si hebben elkerlijcs recht ondersceden also alse hier es gescreuen . jn de name suader & soens & shelechs gheests . Ende si hebben gheseit . Dat de scoutete es sculdech scepenenGa naar eind3. te maenne in allen steden daer mense sculdech es te maenne . Ende Dabt es sculdech daer te hebbene sinen bode . Ende daer te wesene alse here . Ende dingere jof hi wille . Ende also ghelike uan den eeden te stauene . Newaer de scoutete en4 mach deede niet stauen also alse hi wille . Newaer also alse scepenen recht dinct . Also ghelike uan zekerheden tontfane . Newaer alse sulke sekerhede alse den abt genoeget moet den scoutete genoegen van onghewijsden dingen behoudenGa naar eind5. sinen rechte . Dat recht es . worde mesdaet gewiset an dien man . dat Dabt den scoutete antworde dies mans jof sins deels uan der mesdaet . Ende de scoutete en mach niemene borgen no laten gaen die hem wert gewiset te houdene bi wette6 uan ongewisden dingen . sonder sabbets orlof . het ne ware uan hauen . Ende de scoutete nes sculdech te houdene negenen man dien Dabt
vaet bi heereden . jof bi manne vonnesse . Ware in eregherstede Dabt jof sin bode ende scepenen . daer7 de scoutete niet ne ware . zo mochte Dabt jof sin bode maken enen maenre up die wile met scepenen . behouden scouteten rechte . Ende waert uan onversinliken dingen so soudemen soeken den scoutete jof sinen bode . thenen hus dat hiGa naar eind8. core int dorp . Ende dat hus moet hi nomen van jare te jare . Ende waert ombe sake die gheboden ware ter kerken up nameliken dach met scepenen daer ombe en soudemen den scoutete niet soeken . newaer maken enen maenreGa naar eind9. alse vorseit es . Ende worde tuist jof de scoutete gesocht ware jof ne ware . so soudet de bode nemen up sinen eet jof hine sochte . sonder meer toe te doene . Dabt mach maken leedsman van sinen héére wien so hi wille . ende de10 scoutete moet mede varen alse scoutete
| |
| |
ende hebben ghelijc andren mannen . Van manne te ontliuene jof lijctekin te makene dat es sculdech de scoutete te doene jof sin bode . Ende ware iemen gewiset te ontliuene jof lijc11 tekin te makene . dat mach Dabt quite laten sonder den scoutete . het ne ware jof dabt ghelt der af name . name dabt ghelt der af . so ware de scoutete sculdech te hebbene sin derdendeel uan der mesdaet . Bleue enech man12 in hachten met den scoutete bi wisdome uan scepenen van dien man es de scoutete sculdech te hebbene .xii. d. elx dages ende niet meer . ende daer ombe moet hi hem gheuen redenlike behoefte . negheen ghebot es de scoutete sculdech13 te ghebiedene . sonder den abt . jof sinen bode . ende sonder sin gheheet . het ne ware loke te scouwene ende waterlaet . daer mach dabt hebben sinen bode wilhi te siene jof men recht doet . ende ‘moet de scoutete’Ga naar voetnoot(a) gebieden ende scou14 wen up die tijt dat het den scepenen nutte dinct . Ende lant te gebiedene . ende pande te uerbiedene . Ende ten derden ghebode uan den panden . eiset de scoutete sculdech te latene weten den abt jof sinen bode . ombe te sieneGa naar eind15. jof de pande iet beter sin dane tgelt daer mense ouer heft . van allen mesdaden van .iii. sol. die scepenen wisen jof hoe so si uallen es de scoutete sculdech te hebbene den derden penninc ende niet meer . sonder van loken te16 scouwene ende waterlate . ende uan hachtingen ende van pandingen ende . dat daer af scepenen wisen dat es scouteten allene tote . iii . sol Ende van
allen meerren saken es de derde penninc scouteten . Ende also ghelike van allen goe17 de dat men vint . Ende worde leuende beeste uonden die soudemen houden met gemenen rade der heerscepe ende der scepenen metten minsten coste . tote dien datter wet mede ware gedaen . loke te scouwene ende waterlaet18 dat es scouteten recht up doude ende niet vorder . ende dabt mach daer hebben sinen bode wilhi . Ende gevielt dat men vorder scouwen soude loke jof waterlaet . so waer het scouteten recht . ende niemens el . gelijc den ouden teGa naar eind19. scouwene . Neghene hachtinge mach de scoutete doen sonder scepenen ende sabbets bode . jof hire wesen wille . het ne ware uan vremden . ende uan vluchtegen . jof die tuist hadde gemaect . daer mach de scoutete hant ane slaen .20 sonder scepenen ende sabbets bode . ende die moet hi bringhen uoruoets uor scepenen ende sabbets bode . alse wet mede te doene . Ende sabbets bode moet de scoutete soeken ter kemenaden . ende vondemen sabbets bode
| |
| |
niet . jof en wilde hiGa naar eind21. niet comen . so mach de scoutete die hachtinge wel doen bi maningen van scepenen . sonder sabbets bode . ende worde tuist ombe tsoeken . dat soude de bode nemen up sinen eet dat hine daer sochte . sonder meer toe te doene .Ga naar eind22. Negene pandinge mach de scoutete doen sonder scepenen ende sabbets bode jof hire wesen wille . ende dien bode moet de scoutete eeschen ter kemenaden . ende ne vondemene niet jof en wilde hi niet comen . so mach de scoutete panden met scepe23 nen sonder sabbets bode. Vp goet uan der costrijen . jof uan der kelrien . jof der fermerien ne mach de scoutete niet panden het ne ware ombe gewisede mesdaet . jof ombe dinc die men cuerde bi gemenen rade van scepenen . no24 hachtinge doen het ne ware uan vluchtegen goede . ende dat uremder liede ware . jof uan tujste . Alse men ghebiet gedeel daer es sculdech te wesene de scoutete ende scepenen ende sabbets bode up dien dach . jof hire wesen wille . Ende25 daer af es men den scoutete ende scepenen sculdech te voedene . i . mael redenleke of sijt nemen willen . ende el niet . In allen desen steden die hier uornoemt sin so ne mach de scoutete setten sinen bode bi wette . te doene gelijc hem seluenGa naar eind26. Alle deghene die behoren te sente Bauen te . ii . d jaerlix ende geboren sin binnen der vogedien ende wonen der inne dat es scouteten recht van dien . ii . d
jaerlix . vi . d alsi huwen . & . xii . d alsi steruen . Alle deghene die staen ten besten hoefstoele dat es27 scouteten recht alsi steruen . ii . sol an den besten hoefstoel sonder uan den genen die stonden ten besten hoefstoele eer dabt alle sine dienst liede sette ten besten hoefstoele . Van den maendach lande ende van den wede lande dat es scouteten recht . i . d28in wittendonres dage uan den bunre . Ende . i . d. uan . iii . bunren in mei dage . Ende . i . d . in sente Martinsdage uan den bunre . Van desen es sculdech te scoutete . viii . sol in wittendonresdage . Ende . viii . sol in sente martins dage. den abt . Van elker29 balchfart es scouteten recht . ii . sol ende daer ombe moet hi sitten bi den ontfangere met scepenen ende kiesen tgelt . ende name hit ongaue hi eist sculdech goet te doene . Van den groten chense es scouteten recht . iiii . sol ende . i . gans metten ghero30 ue ende . i . virdale wins . ende . ii . heren brot . ende daer ombe moet hi sitten bi den ontfangere met scepenen ende kiesen tgelt ende doen tgoet waert ongaue . an de vetteme es scouteteten recht . iiii . sol alse lange alse mense neemt . ende ljeteseGa naar eind31. dabt quite so ne haddere de scoutete niet an . jn kermes dage es scouteten recht tetene upt Gast hus met . ii . cnapen ende niet meer Ende alse sulke spise alse men andren
| |
| |
cnapen geuet . an de scutterie van mendonc no van sente Baues so ne32 heft de scoutete geen recht . Ende lant heft de scoutete te lene van den Gotshuse alse uele alse hi bi wette mach betogen . Wi vinderen die hier uornoemt sin seggen dat dit dat hier gescreuen es . es scouteten leen . & wi seggen dat hit al dus alset hier gescreuen33 staet es sculdech te houdene . & ginghire jegen dat moeste hi boeten en betren also alse den mannen recht dochte bi gemaenden eede. In orconscepe van al desen so hebict willem here uan maldengem & ic huge die men heet here van steenlant riddren . & icGa naar eind34. segere deken van ghent bi volcouts meiers bede van sente Baues ombe dat hi negenen segel heft besegelt met onsen segelen . & dit was besegelt & besceden int jaer uan den carnatione m . cc . & tuende viftech . smanendages na reminiscere35 & ombe de meerre vastheden heuet tcoevent & dabt van sente baues besegelt met haren segelen.
Oorspr.: Staatsarchief te Gent, charters der St. Baafsabdij, Serrure no 269.
Opm. Deze oorkonde is een chirograaf; het deel met de varianten, waarvan Serrure, o.c., melding maakt, is door ons niet weergevonden.
Gedrukt: C.P. Serrure, Cartulaire de Saint-Bavon à Gand, (zonder titel, noch omslag, verschenen tusschen 1836 en 1840), no 269, bl. 256-259, met onjuisten datum: 6 Mei 1252, omdat door hem de vijfde Zondag na Paschen, welke is Rogationum, verward wordt met den vijfden Zondag voor Paschen, welke is Reminiscere.
J.H. Halbertsma, Aanteekeningen op het vierde deel van den Spiegel Historiael van Jacop van Maerlant. Uitgegeven door de Tweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten. Deventer, 1851, bl. 134-138, met commentaar bl. 138-167.
Vertaald door D. Berten in: D. Berten, Coutumes des Pays et Comté de Flandre. Quartier de Gand. Tome XIV. Coutumes de la Seigneurie de St. Bavon lez Gand. Bruxelles, 1907, bl. CCXLIV-CCLXVIII (Recueil des Anciennes Coutumes de la Belgique).
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Heel waarschijnlijk te Gent geschreven, geeft deze oorkonde toch niet het Oostvlaamsch dialect zuiver weer, ondanks vormen zonder h en met ê voor ei. Deze tekst is vooral interessant in semantisch opzicht: veel termen moeten door de rechtsgeschiedenis belicht worden, of hebben een verschillende beteegenis volgens den samenhang. Ook wat de syntaxis betreft, verdient hij wel een studie en een vergelijking met no 1.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In de Middeleeuwen, wanneer het recht nog niet volledig, zooals heden ten dage, beschreven (gecodificeerd) is, zijn conflicten omtrent rechtsgebied aan de orde van den dag. Wij kennen verschillende oorkonden, waarbij, na langdurige twisten, de wederzijdsche rechten van de abten van St. Bavo en van St. PieterGa naar voetnoot(1) te Gent en hunner ondergeschikte ambtenaren, schouten, meiers, e.a. worden afgebakend. Dit gebeurt, evenals in bovenstaande oorkonde, gewoonlijk door gekozen scheidsrechters (arbitri, zegsmannen, vinders, keersmannen).
Eigenaardig is wel, dat een der ambtenaren van den abt, de meier (zie: Glossarium), hier onder de arbiters zitting heeft, want juist met dezen ambtenaar hadden de abten ook veel te stellen; zie voor een kwestie tusschen den abt van St. Bavo en een zijner meiers, in 1214 beslecht: Warnkoenig, SRG. III, 2de stuk. Urk. Nachtrag, bl. 8, no CLVII.
Over de ambtenaren der abdijen en hunne rechtskringen ontbreekt ons nog een studie, welke zeer gewenscht zou zijn; hetgeen Warnkoenig, a. w. III, iste stuk, bl. 138 vlgg., daarover mededeelt, is verward en met omzichtigheid te gebruiken. Voor de
| |
| |
juiste beteekenis van het woord schout (scoutete) in deze oorkonde, zie men vooral het Glossarium.
Tot de zegslieden worden gemeenlijk gekozen geestelijken of aanzienlijke wereldlijke heeren; hier zijn het ridders uit de bekende Vlaamsche geslachten van Maldegem (ten N.W. van Eekloo) en van Steenland (in Boechouter-Ambacht, nu verdronken, in den Braakman), terwijl de derde arbiter, de meier der abdij van St. Bavo, welke zegt geen zegel te hebben, aan den deken van Gent verzoekt om in zijn plaats het stuk met zijn zegel te willen bekrachtigen.
| |
3.
Willem II, graaf van Holland, Roomsch koning, vernieuwt en vermeerdert het stadsrecht van Middelburg.
Dordrecht, 11 Maart 1254. n.s.
Ga naar eind1.Jn de name des vaders . ende des soens . ende des heleghes Ghests . Willem bi der gratien gods koning van Rome ende altoes August . Ende graue van holland. Alle den ghenen die desen brief anesien; sine gratie ende al goed. Omme zonderlanghe vrienschepeGa naar eind2. dar wi bi minnen de portres van middelburg . gheuen wi hem dese choere ende dit recht dat in desen brief ghescreuen staed . Sowar dat hem die portres van middelburg porren: nemen wi hem ende hare goed in onsen ghelede. Wi ghebieden alle den ghenen die in middelburg . comen vasten vreide . Sowie datGa naar eind3. eneghen mensche zowane dat hi si binne middelburg . doet slaet: hi sal ne ghelden . xc . lb. zoending penninghe . alsulker penninghe alsmen mede [z]oe[nd] bin middelburg [ende bin]ne walchre . ende met desen paimente sal men ghelden al de boeten die in desen brief gheschreuen sijn. Sowie zo eneghen mensche menkt4 toter helt van enen doetsleghenen man: hi beterd hem . xlv . lb. Sowie so eneghen mensche menkt toten vierendele: hi sald hem betren . xx . ii½ lb. ende hi sal z[oeken] des heren ghenaden . Sowie dat eneghen mensche bin middelburg wond: hi sal den here boeten . iij . lb. ende der port . x . sol . ende den ghewonden van
elker5 inken . x . sol . ende op de hand ende int ansichte . tvischatte. Sowie dat in middelburg ghewond word . ende den schepenen sine wonden toeghd: zo moet hise.... ende moet se [bri]nghen vp den ghenen die hise thied met viue zire maghe up den heleghen. Mach hi das niet ghedoen: hi sal betren sine
| |
| |
wonde den here ende6 der port. Sowie dat die chore brekt an eneghen mensche: hi sald hem betren . x . sol. Sowie dat ieghen den andren harraept . of met stocke . of met vuste sl[a]ed . of gramleke ieghen den andren stekt . of werpt . of grijpt: hi sald den here betren . x . sol . ende der port . v . sol. Sowie dat eneghen portre van7 middelburg buter port wond . menkt . of doet slaed: hi sald hem betren also als oft in middelburg ware ghedaen . hen si dat es met laghen . of met mordwapenen . of bin den [vre]de. In desen pointen moet ment betren vierscatte . Sowie dat bin middelburg draecht . knijf . priem . turcoise colue . lomdards mes . of anderGa naar eind8. morwapene: hi sal den here betren . x . lb. ende der port . i . lb. Sowie dat met desen wapen iemene wond: hi uerboerd de hand. Sowie zo met desen wapen iemene [do]ed slaed: hi verboerd dat hoefd: hen ware in ghemenen stride. Ende van sinen goede die daed doet: sal ment boeten vierschatte . ende9 dat dar bouen blijfd datGa naar voetnoot(a) sal wesen in des heren ghenaden . behouden sinen wiue de helt uan alden goede . Sowie zo iemene binne middelburg . of enen portre binnen of buten met laghen doet slaed: hi verboerd dat hoefd . Ende van sinen goede sal menne ghelden vierschatte.' ende dat der bouen blijft: dat es in des he10 ren ghenaden. Sowie dat hem te helpen coemd.' of den ghenen sterket die de [da] et doet.' hi sal met hem ghelden die bcete . ende sine mesdaed es ints heren ghenaden. Si dat sake dat . iij . man of me vechten ieghen een .' ende de ghene om hem te verwerne brekt de chore an hemleden.' hi sal hem allen betren11 ene boete . ende den here ene . ende der port ene . hen si dat hi iemene wond. Wie dat iemene ter erden werpd. ende hijs verwonnen word.' hi sald betren den here . i . lb. ende den ghenen die hit doet . i . lb. ende der port . x . sol . Sowar dat tve schepene ende en portre varde eschen . deghene die den varde ontseght12 sald boeten den here . v . lb. der port . i . lb. ende elken van den ghenen die se eschen . i . lb. Sowie met dulre tale den varde belette.' hi sal den here ghelden . i . lb. ende der port . x . sol. Sowie zo in middelburg met sire hand varde ghefd . ende selue den varde brekd.' hi sald betren den here . x . lb. ende den ghenen13 dar hine vp brekt . x . lb. ende der port . i . lb. word hijs verwunnen van . iij . schepenen.
Sowie uan sinen maghen die varde gaf desen varde brekt of van sinen vrienden: hi sal ghelden de selue boete word hijs verwunnen van drien schepenen dat hi dit ghedaen hefd omme den strijd diere teuoren was. Ende die dar14 die chore erst brekt.' hi sald betren
| |
| |
van vardebrekene: word hijs verwunnen van . iij . schepenen . Sowie bin den vreide iemene quetst of mesdoet: hi sal de mesdaet ghelden vierschatte. Sowie so bin den vreide iemen doet slaed: hi verboerd dat hoefd: ende den versleghenen gheld men vierschatte van sinen goede. Dat dar15 bouen blifd: dat es ints heren ghenaden. Sowie so schepenen die varde eschen met worden lachter doet: hi sal elken van dien schepenen boeten . i . lb. Sowat mesdaden den schepenen dar geschien .' dat salmen betren vierschatte . Niemene ne mach portre wesen in middelburg . hi ne woene van karsdage16 tot sinte marie lichtmesse ende van half meie tot sint ians messe bin der port. Alle de huwen der portre van middelburg de buter port woenen in hare [woning]hen: sijn inder seluer vriheden dar die portres in sijn. Man die buten woend ne mach ghen portre worden sonder bi schepenen . ende dat17moet zijn ter vierscharne. Alle de portren van middelburg . horen tenen rechte. ende sijn schuldech ieghelik andren te doene scependoem. Gheen portre ne [mac]h den andren beclaghen van schulde: sonder in de virscharne. Portre die van den andren wille hebben schependoem: hi salt es18 chen ter vierscharne. Es de ghene dar men up claeg[d] binne walchren: so sal mene daghen up den nasten dinghedach te rechte te stane. Comt hi . ende te rechte niet ne staed . of coemt hi niet: men salne te banne doen . ende hi sal bliuen in den ban tote dien dat recht hefd ghedaen . ende den19 claghere zullen die rechtere ende die schepene bewisen
alsoue[l]e van des goed die te banne es alse hi eschende es. Mar hi moet zeker doen dat goed gheheel tehoudene: tot dien dat hem recht es ghedaen. Ende die te banne es moet bin den nasten . viij . daghen dat men recht mach doen den cla20 ghere te rechte staen als hi coemt tote hus. Doet hi das niet: den claghere blijfd dat hem es bewijst. Sowilthijd dat die rechtere ende schepene eneghen claghere schependoems warnen: si ne moeghen ghen vonnesse segghen tote dien dat die claghere schependoem heft. Sowat manne te middelburgGa naar eind21. te banne word ghedaen omme ghesekerde schoud of omme roef: wi sone hust . of hofd . of houd bin sinen ambochte tusche masemude ende hedinsee buten middelburg . nadien dat hem cond word ghedaen van drien . iij .Ga naar voetnoot(a) schepenen: hi sal boeten den here . x . lb. der port . i . lb. ende ghelden des banlinghs schuld .Ga naar eind22. word hijs verwunnen uan . iij . schepenen. Sowie zo bin middelburg iemene houd die te banne es ghedaen om ghesekerde schoud in den huse dar hi in woend . etende drinkende of slapende: hi sal
ghelden des banlings schoud .
| |
| |
ende den here .x. lb. ende der port .i. lb. word hijs verwunnen van .iij. schepenen . ende die23 banlink sal bliuen des mans banling ouer al die schade die hi nemd bi hem. Tve schepene ende en portre moghen aresteren haren banling bin der port. Sowie zo eneghen banling starkt weder den rechtere of den schepenen . warbi dat hi ontgae: hi sal ghelden de selue boete ende die schoud.Ga naar eind24. Sowar so tve schepene ende een portre ghaen om der port recht: zowat mesdade zo dar gheschiet ieghen hem: darof moeghen si selue orkonde draghen. Jn zowat herschepe den portres van middelburg buten graueschepe van holland onrecht word ghedaen: die portres moghen sowien zotes ute dien herschepe25die comt int graueschep van holland mets grauen rechtere aresteren . tote dien dat hem recht es ghedaen. Sowat portre die ghaed te landsmans stride buter port om hem te helpene zonder ghemenen raed van der port: hie moet zonder des heren ghenaden niet weder keren bin der port . ende hi sald26 betren der port .i. lb. word hijs verwunnen van .iij. schepenen. Sowat portre die gaed te portres stride die vecht weder land[man] buter port: h[i] sald betr[en] also als ofd in de port ware gheschied. Sowat portre die men onrecht doet van sinen goede buter port ende den schepenen es kond: hi moet wel27 gaen met sinen vriende . ghewapend zijn goed te verwerne. Ende wat tviste dat dar gheschied: dat moet men betren also als [o]ft in
middelburg ware geschied. Sowie dat bin middelburg te tviste ghewapend comd zonder ghemenen raed: hi sald boeten den here .x. sol. ende der port .v. sol. Wie dat bin der port28 bi nachte wapene draghd strideleke zonder ghemenen raed: hi sald betren tviuoud me danne bi daghe. Wat manne die wapene draechd bin middelburg dar wanconst of es: hi sald betren den here .x. sol. ende der port .v. sol. Sow[i]e so portre zoekt ten huse dar hi woend . strideleke . ende ant hus vecht met sla29 ne of met stekene . of met werpene . of met schietene . of hem lachter doet bin sin[e]n huse of smarte . of iemene van sinen huwen: hi sald hem betren .x. lb. ende den here .vi. lb. ende der port .i. lb. Wat manne die ghezocht word tanders mans hus strideleke . die dat doet hi zal den man dien hi zoekt30 boeten . v. lb. den w[er]d .v. lb. den here .vi. lb. ende der port .i. lb.: word hijs verwunnen van .iii. schepenen. So[w]ie dat in des hus soekers helpe strideleke comd hi sal boeten den here .iij. lb. ende der port .i. lb. Die schade die men van buten inward doet: salmen betren tvischatte ende van binnen vtward:31 enschatte. Wat manne van buten enen p[o]rtre te banne doet so hu dat es: die ban ende die schoud ne moeghen niet mersen . ende als hi sinen ban
| |
| |
met sinen schepenen ter vierscharne te middelburg heied ghetoghet: so sal die schuthete ende die schepene van der port hem doen ghelden den ban ende die schoud32 van des banlings goede. Neghen man ne mach der portre goed van middelburg wech gheuen . sonder des heren rechte bede: hen si bi haren wil[len] [A]lle die schoutheten sijn schoudech te doene rechte rekeninghe den portres van middelburg van den coste van haren lande . doe si das niet men ne sal hem niet ghe33 uen tot dien dat si de rechte rekeninghe hebben ghedaen ter [vi]ersch[arn]e van middelburg. Sowar dat de schouthete de schepene maend bi haren ede [die] de m[ani]nghe wederseghd: hi boet den schepenen .x. lb. den here .iij. lb. ende der port .i. lb. word hijs verwunnen van .iij. schepenen . ende die schepene oeghenen. Wie soGa naar eind34.Ga naar eind34. schepene binne ghebanre vierscharne buter maninghe lachter [me]t
worden. ende die schepene toghd . ende hijs verwunnen word med .iij. schepenen: hi sald betren den schepene .iij. lb. den here .x. sol. ende der port .v. sol. Alse schepene ghebanre vierscharne enen portre lachter sprekt . ende de ghene toeght words die35schepene verwunnen van .iij. schepenen: hi beterd den portre .i. lb. den here .x. sol. ende der port .v. sol. Sowie dat de chore brekt an enen schepene in ghebanre vierscharne zonder des schepens schuld word hijs verwunnen van .iij. schepenen: hi sald betren den schepene .x. lb. den here .iij. lb. ende der port .i. lb. Braek oek en36 schepene weder en andren man de chore zonder mans schoud in ghebanre vierscharne: hi zoud hem betren .v. lb. den here .i. lb. ende de[r] port .x. sol. word hijs [verwu] nnen van .iij. schepenen. Alse uechtinghe tuschen enen schepene ende en andren man ter vierscharne gheschied: die den strijd erst beghinnet gheschiet37 hem euel: men sald hem betren ghelik oft buter uierscharne war[e] gheschied. Sowat mesdade gheschied ter uierscharne: die sal men bet[r]en vierschatte. Sowie dat eneghen schepene doet slaet: hi salne ghelden vierschatte. Wat manne den andren lachter sprekt ter vierscharne: hi sald betren den man .x. sol. den here38 .x. sol. ende der port .v. sol. word hijs verwunnen. Wat mesdade die men mesdoet weder den borghmeister: men salse betren als oft enen s[ch]epene ware ghedaen. Sowat tviste so binne middelburg gheschied dat de schouthete berechten mach dat moet hi berechten bin der maend na dien dat
gheschied es hi bin den lande. Doet39 hi das niet: so ne mach hise niet berechten: hi ne oechent van viertien nachten te viertien nachten. Sowat so lieden van buten belouen of zekeren den po[rtr]e van middelburg vor scepenen van middelburg: dat mach men vp hem bedinghen ghelik of si portres waren. Moeghen oek
| |
| |
die schouthete ende die schepenen die lieden niet bedvin40 ghen: de here salse bedvinghen te sire naster comst: dat si recht doen den portren. Wat portre dat onghesekerde schoud escht van man van buten met tven schepenen en met enen portre: die man van buten mach hem seluen clarsen met sinen ede. Ghied hi oek der schoud: so moet hi bliuen ints grauen steen: toter wile dat hi den41 portre ghenoech heuet ghedaen. Wilde oek die man met [cra]chte ontgaen: de naste portre die men dar toe riepe moestene helpen houden. Daden sijs niet elk van hem[le]den zoude boeten den here .i. lb. ende der port .x. sol. Sowar so portre van middelburg eneghen man vind bin dengraueschepe van holland die hem schoud schuldech es:42 hi maghen aresteren mets grauen rechtere tot dien dat hem ghenoech es ghedaen. Sowie dat vercoept wyn die ghevalschet es met watre of met andre vulnessen ende darof verwunnen word van schepenen hi zald boeten den here .iii. lb. ende der port .i. lb. Uechten portres van middelburg onderlanghe buter port . ende si versoenen onderGa naar eind43. langhe ersi comen in de port: zone verboren si niet van desen stride. Neghen portre ne mach camp nemen weder: en andren: ne man van buten wed[e]r portre. Sowat so gheschied bin arne . of up den dijk . of ene roede bin den dike: dat sal men berechten bin middelburg ende bi der chore van middelburg Sowie zo woend tusche maseGa naar eind44. mude ende hedinzee slaed of roefd portre buter port: men salne daghen te
rechte testane bin middelburg vp den darden dach. Comt hi: hi moet setten enen portre te [bor]ghen: comt hi niet men salne te banne doen ende hou[d]ene in den ban vor den here Sowat manne die buten woend . die te banne word ghedaen om portres claghe van middelburgGa naar eind45. dien sal de here beweldighen te sire naster comst recht te doene Man die buten woend ende vp portre claghed: men sal hem recht doen ter vierscharne: e[nde d]andre zald h[em] wedre doen beclaechd hi hem. Doed das die portre niet men salne tebanne doen . ende houdene in den ban tot dien dat hi den claghere recht hefd ghedaen. Alle dieGa naar eind46. ding die gheschien bin der chore die de rechtere ende die schepene berechten niet ne moeghen . coemt die claghe vor den here hi sald berechten bi si[nre] warede [ende] die warede s[al] hi nemen bi den schepenen van middelburg Neghen man van buten ne mach met schepenen van buten of mets grauen man enech vonnesse segghen van portre van47 middelburg zonder in dien pointe dart hem gheorlofd es. Drie portren moeghen orkonde draghen van roue van enen ponde. Es die roef mere: dat moeten schepene orkonden. Schouthete ende schepenen . moeghen rechten te hare vierscharne van roue van .xxii. ponden. Sowie verwunnen word van roue:
| |
| |
hi zald boeten den here .i. lb.48 ende der port .x. sol. Wat portre dat men roefd zijn goede de rouere zald hem ghelden vierschatte. Roef die men doed bouen .xxii. lb. zal me[n] re[cht]en v[oer de]n here: ende die de[n r]oef doet: sijn goed es ints heren ghenadenGa naar voetnoot(a). War dat .iij. wetachtighe man enighe ding zien: ende dat segghen bi haren ede: dat moeten schepenen orkonden. DinGa naar eind49.ghe die gheschien bi nachte sal men orkonden bi uereschene. Man die ghen hus ne ghen land ne heuet in middelburg ende in den schotbrief nie[t] ne st[a]ed ne mach ghen orkon[de] zegghen. Niemene ne mach hebben weesekins goed: hi ne doets hem zeker bin middelburg. Neghen portre ne mach gheuen ghichte van lande: zonder vor de sche50pene van middelburg. Al dat land dat leghd bin der chore van middelburg: zal men gheuen vor schepene
van middelburg. Landman ne mach ghenen portre g[hi]fte gheuen van lande van buten: zonder vor de schepene van buten. Wat stride portren van middelburg hebben weder die van buten omme land: dat sal de here scheden bi der wareden der schepenen51 van middelburg. Niemene ne moet erue copen in middelburg: hine hore ten schependome van middelburg Neghen man van buten ne moet maken of copen steen hus bin middelburg. Alle de steenhuse zal men delen onder deruenamen: ende men ne zalse niet breken. Jn zo wat manieren enen man van buter port van middelburg en steenhus en of52 deel van enen steenhuse anecoemt hi moet vercopen bin enen iare na dien dat hem an es comen den nasten eruename die portre es of enen andren portre wild s[ine] eruenamen niet: hi ne wille zelue portre zijn. Wild oek niemene copen: zo sald hem de port ghelden na dien dat schepene zegghen dat ward es. Sowie53 van zeland dor middelburg ghewapent wille gaen: hi moet nemen enen portre te sinen ghelede. Gaed hi zonder ghelede de rechtere ende die schepene zullen hand an h[em] slaen . ende eschen hem des heren recht ende der port Dat es den here .iij. lb. ende der port .i. lb. Wie zo vremderlieder wapene houd in sijn hus: hi sald betren54 den here .x. sol. ende der port . v. sol. Wat portre leend man van buten wapene med te vechtene bin middelburg hi boet den here .i. lb. ende der port .x. sol. Wie zo bin z[el]and enen portre quetst . of de portre en anderen dat zal men betren bi der schepene vonnesse van
middelburg Sowie uan buter port vecht weder portre55 bin middelburg: dar sullen gaen schepene ende eschen varde den ghenen van buten: ende des heren recht ende der port . alsulk alse schepene wisen. Wi[lli] das niet doen: schepene
| |
| |
[sul]len gaen ter v[iere]scharne med den rechtere of zonder den rechtere ende doen slaen de clocke met ghemenen rade om de portres te vergadrene: dat men56 bi hem denghenen bedvinghe den here recht te doene ende der port. Ontgaed die mesdadighe men zalne daghen te rech[te] te stane up [den] dar[de]n dagh ter vier[scar]ne v[an middelburg] uan den str[ide] die hi ghedaen hefd. Word hi ghedaghd ende niet ne comt men salne te banne doen . ende nochtanne zal men zine mesdaetGa naar eind57. bedinghen bin der naster maend na dien dat gheschied e[nde] doe[t] men das niet: men sald vord oechen van viertien nachten te viertien nachten . of men ne [m]aechd niet bedingh[en ende me]n sal dien banling houden in dien ban vor den here . ende dat sal de here berechten te sire naster coemst. Came die mesdade58ghe vor des heren comst in middelburg: men soudene houden ouer zine mesdaed. ende ouer des heren recht ende der port. Striden landlieden onderlanghe bin der port men sal ze alzo bedvinghen a[l]s hier voren gheschreuen es van den landman die strijd weder portre bin der port. Sowie dat de clocke slaed zonder ghe59menen raed: hi betred den here .iii. lb. ende der port .i. lb. Wie dat ten clockeslaghe niet ne comd hi sald betren den here .x. sol. ende der port .v. sol. Neghen man ne mach portres goed van middelburg veruechten of verboren: portre ne verbord zelue of veruechte met zire hant Wat portre zin erue vercoept: bin .xl. daghen60 na dien dat hi de ghifte gheuet: moecht zine aneborden hebben om dat zelue gheld dat si vercoft es. Waren daneborden buten lande binne . xl . daghen na dien dat si int land comen moegh zi die erue lossen . ende de vercopre zal sveren zin aneborden hu diere dat land es vercoft. Nadien .xl. daghen ne hebbenGa naar eind61. die aneborden gheen talen an die erue. Heuet die copre die penninghe vergouden: men zalse hem wedergheuen med alsulker vromen . alse schepenen redene dinkt. Broeder kind ende zuster kind
ende narre: die zijn aneborden. Wat mesdade die gheschied bin middelburg als de here es tusche bornisse ende hedinsee62 dat zal men betren tvischatte Sowat mesdade binne middelburg gheschiet: die ne salmen niet hogher betren dan vierschatte: het ne zi reroef dien men betret neghenschatte. Niemene ne moet aresteren ne panden portre uan middelburg bin den graueschepe van holland zonder om zyn eghine schoud. Sowat63 portre dat ambocht hefd hi mach dat ambocht ende de lieden dier in woenen veruogheden: als of hi zelue int ambocht woende. Sowat zo schepenen van middelburg ende portres die sire toe nemen maken bi ghemanden ede ter port nutschepe dat in die chore niet ne staed: dat moet bliuen ghestade. Sowat manne
| |
| |
van64 buten walcheren die recht wille hebben van onghesekerder schoud van portre van middelburg binne middelburg de rechtere ende die schepene zoelen hem recht doen hebben up den andren dach na dien dat hijt escht Schepene van middelburg met den schouthete of met den boerchmeistre moeghen ghiselen hare portres dar si tvist65 vp vermoeden of die tvist hebben ghedaen: ende die ghisele sal men legghen dar schepenen goed dinkt . ende die die ghiselinghe wederzecht: of der ut gaed het ne zi bi schepenen.' hi uerbord .x. lb. ieghe den here ende .i. lb. ieghe de porto Sowat mesdade die loept ant vierendeel van enen man of darbouen dat sal de here beGa naar eind66. rechten . of deghene die rechtere es ouer al zeland . of die ghemene rechter es bewester scheld Sowat zo schepene gheschied in ghemenen stride dar hi zelue stridere es: dat sal men betren ghelijk ofd en andren portre ware gheschied Omme dat dese chore stade bliue ende ewelike.' zo hebben wi ze ghe67daen beseghelen med onsen konegheleken zeghele. Ende verbieden dat bi onser koninghleker gheweld ende onser graueleker gheweld dat niemene weder dese chore ne doe . ende die dat
dade hi soude hebben onsen evelenmoed. Behouden in allen sticken . onser koninghleker ere ende rechtGa naar eind68. ende onser graueleker. Dese brief word ghegheuen ende ghezegheld tot dordrecht in zinte gregorys auende die was in ons heren dusentechste iaer ende tve hondertechste . ende drie ende vichtechste . ende tvelefste indictie.
Oorspr.: Gemeentearchief te Middelburg, zegel verloren.
Gedrukt: 1) v.d. Bergh, Oork. Holl. I, no 590.
2) W.S. Unger, Bronnen tot de Geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd. deel I, 's Gravenhage, 1923, blz. 7-23, no 2 (Rijksgesch. Publicatiën 54).
3) Wilhelm, Corpus. no 30, blz. 56-61.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Deze is de oudste Noordnederlandsche, in de landstaal gestelde, oorkonde (zie geschiedk. aant.); de latijnsche keur van 1217 (v.d. Bergh, I, no 261) biedt goed vergelijkingsmateriaal voor den Mnl. tekst.
Ofschoon te Middelburg opgesteld, vertoont deze tekst bitter weinig Zeeuwsche kenmerken. De taal is algemeen Mnl. De invloed van Vlaanderen toch deed zich in de XIIIde eeuw ook in Zeeland krachtig gevoelen (zie bijv. J. Mansion, in: Top. Dial. VI - 1932 - blz. 60-62). Taalkundig is in dit opzicht een vergelijking zeer leerzaam tusschen deze ‘kleurlooze’ taal en kenmerken van het Middelzeeuwsch, die men kan vinden in
| |
| |
volgende literatuur: 1. De taal van Melis Stoke, door Mej. S. Hofker, Groningen, 1908 (vgl. de beoordeeling door N. van Wijk in De Nieuwe Taalgids, II, p. 313); - 2. Over de beteekenis van Middelnederlandse handschriften voor de studie van de dialekten, door N. van Wijk, in Nieuwe Taalgids, VII, blz. 137, inz. p. 146; - 3. er / ar: N. van Wijk, in: Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterk., Leiden, 30 - 1911 - blz. 109-110; - 4. Een Oudwestnederfrankies ae-dialekt: N. van Wijk, ibid., blz. 161-189; - 5. Oe-relikten in Zeeland: M. Schönfeld, in: Med. Kon. Akad. v. Wet., Amsterdam, Afd. Ltk., dl. 71 - 1931 - Serie A, no 4, blz. 65-97; - 6. Oe-relicten in Holland en Zeeland?: W. de Vries, in: Ts. Leiden, 52 - 1933 - blz. 18-39 (antwoord op Schönfeld, no 5); - 7. Twee Zeeuwsche kerke-namen: J. Mansion, in: N.G.N., VI - 1928 - blz. 88-93; - zie ook: 8. J. Mansion, in: Top. Dial. VI - 1932 - blz. 49 vlgg.; ook wel: 9. Dr. C.G.N. de Vooys, Geschiedenis der Nederlandse Taal, in hoofdtrekken geschetst, Groningen, 1931, § 13, blz. 35. 10. Over Frieschen invloed: C.B. van Haeringen, Friese elementen in het Hollands, Nieuwe Taalgids, XVII, blz. 1 vlgg., Sporen van Fries buiten Friesland. Ts. Leiden, XL, blz. 269. 11. Het deel over Het Zeeuwsch, dat Dr. H.C. Ghijsen moet behandelen in de serie De
Nederlandsche dialecten in den loop der eeuwen. Een verzameling van historische dialectbloemlezingen, onder leiding van Dr. J. Van Ginneken, hoogleeraar te Nijmegen, is op dit oogenblik nog niet verschenen.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Dit stadsrecht, aan Middelburg gegeven door Willem II, graaf van Holland, Roomsch-Koning, is een herhaling en uitbreiding van het Latijnsche stadsrecht van 1217 (gedrukt: van den Bergh, Oork. Holl. I, bl. 150-152, no 261).
De echtheid dezer oorkonde is betwijfeld, doch op ondeugdelijke gronden; zie: H. Obreen, in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis. XIII, bl. 81, Haarlem 1934.
Over de Noord-Nederlandsche stadsrechten: B.J.L. de Geer, in Nieuwe Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en wetgeving, nieuwe reeks, X, (Amsterdam, 1885), bl. 1 vlg. en 313 vlg.; over stadsrechten in het algemeen, doch veel over Vlaanderen: H. Pirenne, Les villes du Moyen Age (Bruxelles, 1927), bl. 149 vlg.
Een afzonderlijke studie over de Vlaamsche en Brabantsche stadsrechten ontbreekt nog.
| |
| |
| |
4.
Overeenkomst in zake eener bedijking te Saaftinge, gesloten tusschen den vertegenwoordiger van de abdij ter Does en inwonenden van evengenoemd dorp.
3 Maart 1260. n.s.
Ga naar eind1.Dit es de vorwarde Tusken broder willeme Ende den ghenen die sullen diken in tscauetinghe 'Dat si sul2len gheuen van elken ghemete iii . s. jarlich te sainte martinsmesse na den ersten oust die men dar vp.3 saiet . sonder van weghen ende van waterganghe ne si si schuldech enghenen cens. Ne war4 scluse ende waterganghe te makene ende te deluene sulsi maken op ghemenen cost'. Ghemet5 ghemete gheliec. Alle setene van strome in den waterganc die sullen wesen tseren van den lande6 Ende alle andre vischerie behort der ghemeenten van den lande' Ghemet ghemete gheliec. al onlentGa naar eind7. dat leghet binnen dire vorseider dikinghen. Dat sal men maken lansch wert. bi prise van minen herGa naar eind8. woutren
den groten riddre . van jhanne van leffinghe . van mester van der grode . van broder hughen9 bruninghe . broder willem bruninghe . Boidin schellart . vlaming cortals . woutren ver Ghertruden sone10 Ende van enen dien die van Gent der to sullen nemen. Ende ware tuist an hemlieden' dars de mer11 re meneghe ouer . en droghe dat saude men doen bi ghe suornen ede. Ende dit vorseide lant ne salmen nietGa naar eind12. vorder meten ten zedike wart dane iiii vote in den dicdilf. Ende alle erde. Ende alle saden die ter13 dikinghen betamen die mach men nemen buten der dikinghen also alst scepenen redene dinct die14 ter dikinghen behoren. Dat gers buten dike ghemene wede tote dir stont dat ment binnen diket15 van elker name die sal staen in den erf brief van desen vorseiden lande so salmen ghelden van der16 name te cope . te wissele ende ter versteruenessen . iiii . d. si ende hare ofcomende ende numer .17 Ende war dat sake dat dit vorseide lant vte brake des got verden moete sone souden de18 censers van den lande ne ghenen cens ghelden tote dir stont dat het in ware ghedaen en19de si vrome namen van dien nasten ouste . ware dat sake dat de here van den lande wilde20 weder diken dat lant so ware men schuldech . iii . sondaghe te ghebiedene in de pro21chie dar dat lant leghet al de ghene dire erfachtech of sin dat si quamen diken22 harlant. Ende ware dat sake datter cost an ware
gheleit bi der weet van den lan23de ombe dat lant te bedikene dat mosten ghelden de ervers van den vor- | |
| |
seiden lande24 ghemet' ghemeth ghelike. Ende ware dat sake dat dese .iii. sondaghe leden ende de erste25 dach dar naer. Ende dese vorseide liede of man van haren haluen niet ne quamen ter26 dikinghen van den lande te done alse vele alse weet wisede van den lande' so mochtere de27 here van den lande sinen wille medeGa naar voetnoot(a) doen'. van desen vorseiden lande dar si of ghelden . iii . s. jars28 van den ghemete so es hem de here van den lande schuldech warscepe te done na de weet29 van den lande. Elc man nemach nemer delven in sin lant darinc ende sel sin lant neGa naar eind30. moet wert bliuen den here sinen cens te gheldene. Ende sinen cost van aller dikin31 ghen. Ende dit bi scepenen. Ende alle andre saken die in desen brief niet ne sin bescreuen32 van more ende van andren saken' die moet men verclaren bi den Baillu van gent33 Broder willeme. Minen her woutren den groten . ende Jhanne van leffinghe' sonGa naar eind34.Ga naar eind34. der van der keure van den lande . des bliue si vp mire wrowen dat so hem also sul35 ke keure gheue alst hare
nuttelec es ende den lande. Ende van desen vorseiden lanGa naar eind36.de ne sulsi enghenen eens gheuen tes andir stont wrows dat sis juen chartre hebben37 ende mins heren tsgrauen . Dese vorewarden waren bescreuen dies wenesdaghes na38 sainte mathis dach . m .cc. lix.
Oorspr.: Groot Seminarie te Brugge, invent. no 908.
Gedrukt: 1) C.P. Serrure: Vaderlandsch Museum, III, (Gent, 1859-1860), pp. 62-63, door C.P. Serrure.
2) Wilhelm, Corpus, no 48, p. 76-77.
Vermeld: Inventaire des Chartes, Bulles Pontificales et Documents divers, de la Bibliothèque du Séminaire épiscopal de Bruges, (Bruges, 1857), blz. 45, no 908.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening;
Deze oorkonde werd waarschijnlijk te Ter Does (gem. Lissewege, prov. West-Vlaanderen) opgesteld, dus aan de kust. Let op eigenaardigheden als o voor oe (vote), u voor o (up), het woord oust; vreemde spellingen als gheliec, gemeth, jarlich, die o.m. in de XIIIde eeuw ook in Brabant veelvuldig voorkomen. Over den merkwaardigen vorm weet (reg. 12, 22, 26 = wet), taalwettig uit onfr. witut, got. witôp ontstaan, - of rekking uit wet?, zie van Helten, Middelnederl. Spraakkunst, § 4, b, blz. 8; die vorm weet is blijkens M.W. IX, 2363, ook nagewezen in den Sydrac, in Ruusbroec, in den Lekenspiegel; zie verder gloss. s.v. wet. Wat den Frieschen vorm sade (reg. 12, = zode) betreft, zie M.W.
Over het Westvlaamsch raadplege men: 1. Dr. J. Jacobs, Het Westvlaamsch van de oudste tijden tot heden, Groningen, 1927, (recencies: Dr. R. Verdeyen, Revue belge de Philologie et d'Histoire, VIII - 1929 - no 1, blz. 359-366; Dr. J.W. Muller, Nieuwe Taalgids, XXI - 1928 - blz. 182 vlgg.); - 2. Dezelfde. Vergelijkende Klank- en Vormleer der Middelvlaamsche Dialecten, Gent, 1911, I (uitgave Kon. Vl. Acad.); - 3. Dezelfde, De Westvlaamsche spreek- en schrijftaal vóór 1250, in Verslagen en Mededeelingen Kon. Vlaamsche Acad., Sept. 1928; Over de dateering van het Oudwestvlaamsch Herbarium, in Versl. en Med. K. Vl. Ac., Maart 1931, blz. 213 vlgg.; - 4. uit J. Franck's Mnl. Gr., §§ 5, 3 (blz. 5), 20 (blz. 20 v.b.), 25-26, 49, 72, 73, 77 (deze lijst is daarom nog niet volledig); - 5. Dr. C.G.N. De Vooys, Geschiedenis Nederl. Taal (zie oork. 3), § 13, blz. 34-35; - 6. de bij oork. 3, sub 4, en inz. 8 (phil. aant.) aangehaalde werken, met de aldaar opgegeven literatuur; - 7. over den Z.-W. hoek: A. Dassonville, Navorschingen over de Klankveranderingen voorkomende in de Westnederfrankische Eigennamen der Chartes de St-Bertin. Philologische Bijdragen. Bijblad van het Belfort Gent, 1893, 3de jaar, no 1 en Jan. 1894, blz. 3-9 en 19-24; - 8. O.G.N. blz. 114 volgg.; - 9. Top. Dial. I (1927), blz. 161-181, passim (over -ide, hide in
| |
| |
plaatsnamen, zie nu ook Dr. J. Mansion, in: Verslagen en Mededeel. Kon. Vl. Ac., Feb.-Maart, 1933); - 10. M. Schönfeld, Historiese Grammatika van het Nederlands, Zutphen, 1932, 3de druk, §§ VII, VIII, IX en blz. XLV-XLVI; ook, samenvattend, het bibliographisch artikel van Dr. A. Van Loey: L'etude de la grammaire historique du Néerlandais, in Revue b. Phil. Hist. 1934 te verschijnen.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Talrijk zijn de oorkonden, welke het oude dijkwezen regelen.
De overeenkomst heeft plaats tusschen Broeder Willem, waarschijnlijk een monnik van Ter Does, in wien wij den opzichter van het te ondernemen werk mogen zien, en de toekomstige bewoners van de voorgenomen inpoldering, landbouwers uit den omtrek van Saaftinge (in Hulsterambacht, ten N.O. van Hulst, aan de Honte; de plaats werd in 1583 door de zee verzwolgen).
Het is bekend, dat de groote Vlaamsche abdij Duins en hare dochterabdij Ter Does, beide van de Cisterciënser-orde (Bernardieten), voornamelijk in de Vier-Ambachten en in Zuid-Beveland talrijke gronden hebben ingepolderd. Zij stichtten dan een hoeve (curtis, uithof), als centraal punt van beheer te midden der nieuwe polders gelegen, waar de beheerende monnik den titel van meester (magister) voerde. Zulk een uithof bezat Ter Does te Groede (tusschen Hulst en Saaftinge, nu: Grauw; niet: Groede in westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, ten Z.W. van Breskens), vandaar dat in ons stuk de mester van der groede genoemd wordt (reg. 8). In 1264 vinden wij een frater Johannes magister de Groede genoemd: Bijdr. Hist. Gen., deel XLVII, bl. 205, no XIV. Over het leven der conversen op zulk een uithof vindt men eigenaardige gegevens: Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. V, kol. 647; over de andere bezittingen van Ter Does in deze streken: Bijdr. a.w. bl. 182. Aangezien de Vier-Ambachten, waarvan Hulsterambacht er een was, in twijfelachtige gevallen hun recht haalden (te hoof gingen) te Gent, en dan ook deel uitmaakten van het rechtsdistrict (kastelnij, baljuwschap) van Gent, wordt in reg. 10 bepaald, dat deze stad een der taxateurs (prisers) zal benoemen, en in reg. 52, dat de baljuw van deze stad met enkele andere heeren beslissen zal over die gevallen, welke in de bepalingen der oorkonde niet nauwkeurig beschreven zijn, behalve, wordt er bijgevoegd, in zaken, welke den landsheer raken. Deze keur, die der Vier-Ambachten, werd door de Gravin van Vlaanderen in 1242 verleend; zij is te
| |
| |
vinden: Warnkoenig, SRG. II, 2de stuk, Urk. bl. 186 vlgg. no CCXXII, en heeft in hare § XXIII belangwekkende bepalingen over het dijkrecht.
Omtrent de in deze oorkonde genoemde personen kan het volgende worden aangeteekend: Jan van Leffinghe ontleende zijn naam aan het gelijknamige dorp, gelegen ten Z.W. van Oostende; de bijnaam Cort(h)als komt in dezen tijd ook in Zeeland (Zuid-Holland) voor.
Voor de gang van zaken bij eene inpoldering, zie men: H. Obreen. De bedijking der Hincline op Zuid-Beveland (1263-1269) in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis XI (Haarlem, 1931), bl. 56 vlg.
| |
5.
Gerard van Rode en zijne vrouw verkoopen 28 bunder woesten grond aan Jan de Juede, poorter van Gent, doch behouden daarop eene jaarlijksche rente.
Maart 1260. n.s.
Ga naar eind1.Allen dengheenen die dese lettre sien zullen ende horen lesen / Gheraerd van Rode / oudste soene mijns hereGa naar eind2. Gheraerds van rode sridders / ende mabelie vrouwe van wiendeke/mijn lieue wijf saluit kenne vweGa naar eind3.Ga naar eind3. onderscedecheit dat bi ghemeenen assente ende bi wille / bi vonnesse van onsen scepenen van derGa naar eind4.Ga naar eind4. wede hebben vercocht wettelike / onsen vriend janne gheseid den juede poertre in ghend / omme5 gherechten / ende sekeren prijs alsoet behoerde tusschen ons van den gheseiden janne gheheellike6 vergolden ende in onse ghemeene vsage bekeert nuttelike / achte ende twintich bunre woestinen lettel meerGa naar eind7. ofte min ligghende vp sceldeuelt in steden die men seid wulfzeke / onder jaerliken tschens van eenengpe8 negheGa naar voetnoot(a) vlaemsschere munten van elken bunre / ons / ende onsen hoire na ons iaerlijcs / ter gheboernessen ons he9 ren van den gheseiden janne / ende van sinen hoire na hem de possessie te gheldene vri ende quite. Het es oec te10 wetene vp dat de gheseide jan / ofte siin hoir na hem zoude willen vercoepen namaels tgheseide land ofte11 verwisselen / de coeper van dien lande es ons / ende onsen hoire ghehouden in doublen schense in den12 name van kennessen / ende alsoe de successeur van den
| |
| |
successeur van siere doot sinen vorsate zal ons scul13 dech siin ende onsen hoire na ons in doublen schense / ende nemmeer in den name van relieue ende van kennessen14 wij gheloefden oec den gheseiden janne / ouer ons ende onse hoir dien janne ende sinen hoire na hem tgheGa naar eind15. seide land onder den tschens vorss. alse here euwelike te warandeerne jeghen elken recht ende wet hou16 dende . jn kenlijcheden van desen dinghen / hebben wij dese jeghenwoerdeghe lettren met onsen se17ghelen ghegheuen roborert /. Ghedaen jnt jaer ons heren / m. cco. lixo. jn de maent van maerte.
Oorspr.: Stadsarchief te Gent, no 79/41.
Vermeld: V. Duyse. Invent. no 79.
Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Te Gent of te Schelderode (kastelnij Aalst) geschreven? In ieder geval in Oost-Vlaanderen. Deze oorkonde en de volgende zijn merkwaardig door de er in voorkomende Fransche woorden. Zie hierover Dr. C.G.N. de Vooys, Gesch. N. Taal, § 9, blz. 27-28 en blz. 194-195 (met literatuur aldaar); ook: Dr. J. Vercoullie, De Taal der Vlamingen, Brugge, 1925 (Cultuur en Wetenschap, no 3), blz. 48-52.
Wat Jan gheseid de Juede, poorter van Gent, betreft, heeft
| |
| |
Dr. F. Prims er op gewezen (Gesch. v. Antwerpen, II, 1ste boek, Antwerpen, 1929, blz. 133), dat de bijnaam de Jode niet noodzakelijk op Israëlitische afkomst wijst, zooals tot nu toe werd aangenomen. Z. Eerw. vond nl. een Johannes Judaeus, in 1275 priester genoemd. Een nader onderzoek hieromtrent zou de moeite loonen.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In bovenstaande oorkonde hebben we wederom met een geval van rentekoop bij contract voor schepenen (vgl. no 1 en de geschiedkundige aanteekening aldaar), doch hier zijn niet dezen, doch de verkoopers, de uitgevers der oorkonde. Bovendien is het formulier van deze oorkonde veel vollediger en bevat, behalve de ‘levering’, al de noodzakelijke elementen van zulk een overeenkomst. De acte vermeldt nl. 1o de verkoopers; 2o de vermelding van het feit, dat de transactie voor schepenen heeft plaats gehad; 3o den kooper; 4o het feit, dat de koopsom betaald (dit alleen nog in no 22), waarbij valt op te merken, dat het bedrag der som niet genoemd wordt, hetgeen trouwens meestentijds in zulke stukken het geval is; 5o grootte en ligging van het onroerend goed, dat object van den verkoop is; 6o grootte van den jaarcijns en termijn van betaling; 7o erfelijkheid van den cijns; 8o de som, welke telkens in den name van relieve ende van kennessen (reg. 12, 13) bij overgang op een nieuwen eigenaar zal betaald worden; 9o de garantie, de waring, in het rustig bezit, welke nog versterkt wordt door de volgende oorkonde. Over deze laatste verplichting, van elken verkoop onafscheidelijk, zie: Fockema Andreae, II, bl. 38; de Blécourt. Kort Begrip, bl. 357. Het onroerend goed, dat hier verkocht wordt, bestaat uit 28 bunders woesten grond, gelegen onder het rechtsgebied (in het ambacht) van Ter Weede (? in de kastelnij van Oudenaarde: H. Nowé, Les baillis comtaux de Flandre, Bruxelles, 1929, bl. 162, no 3), waarvan de schepenen ratione loci optreden, vgl. de aant. op no 1.
| |
6.
Heer Gerard van Rode, ridder, belooft den in de vorige oorkonde bedoelden kooper in zijn koop te zullen handhaven.
Maart 1260. n.s.
1Allen den gheenen die dese jeghenwoerdeghe lettren sien zullen / gheraerd van Roden riddre saluit . kenne vwe2 onder- | |
| |
scedecheit / dat Gherard onse gheminde houdste soene / ende joncfrouwe mabilie vrouwe van wiendeke sijn3 gheminde wijf / vercochten wettelike onsen gheminden janne gheheten juede poertre in ghend / achte ende twintich4 bunre siere woestinen . ligghende vp sceldeuelt in eene stede die men seidt wulfzeke / lettel meer ofte min / onder5 jaerliken schens van eenen vlaemsscen peneghe van elken bunre jaerlijx te gheldene te ons heren ghebuernesse6 quite ende vri te possideerne / quame oec den gheseiden janne ofte siin hoire vp den vorseiden coep ende in docki7 soen van dien lande eeneghe molestie ofte verzwaringhe wij zullen houden janne ende siin hoir scadeloos van8 der gheseiden molesteringhen ende verzwaringhen / nochtan zoude de ghezeide vercoepinghe bliue goed vast9 ende ghestaede / Jn kenlijcheden van desen presenten lettren gheroborert met onsen zeghelen. Ghegheuen jnt jaer10 ons heren / Mo / CC.LIX jn de maent van maerte.
Oospr.: Stadsarchief te Gent, no 79/41.
Vermeld.: V. Duyse. Invent. no 41.
Opm.: Oorkonden no 5 en 6 werden door dezelfde hand geschreven.
| |
Philologische aanteekening.
Zie no 5.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
De waring van het verkochte goed, reeds door Gherard van Rode in de vorige oorkonde (reg. 14-15) beloofd, wordt hier nog versterkt door diens vader, bij afzonderlijke acte. Zie verder het bij de vorige oorkonde aangeteekende.
| |
7.
Gift van land aan den abt van Sint-Andries bij Brugge, ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
November 1262.
1Dat weten allen die ghone die dese lettren sullen zien dat uor woutren den weuel jhan denGa naar eind2. weuel ende jhan den bruen vrie scepene weita die pape ende weitkin sijn zoene gauen ghifteGa naar eind3. den
| |
| |
abt uan zente andries van sessen ghemeten lands ende ene line die ligghen in suenkercaGa naar eind4. jn marlantGa naar voetnoot(a) . ende si beloueden alle die andre kinder te brinkene te ghiften uan den zeluen5 lande al si sullen sijn beiaert Dese dinc te uulcomene walewein. Gillis urese lammekin6 pape . wouter ghosins soene si weddeden elc ouer al up .xx. lib. scoelscats den abdt vanGa naar eind7.Ga naar eind7. sente andries jof sys niene wlcamen. Dit was ghedaenGa naar voetnoot(b) in den cloesterGa naar eind8. van sent donaes vore uele goeder lieden . dit kennen wie....Ga naar voetnoot(c) scepene met onsen zeghelen9 anno domini mo cco lxo secundo mense nouembri.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charter van het Vrije, no blauw 7430. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
De oorkonde werd te Brugge opgesteld. Voor den stijl, vgl. oorkonde no 1 en het aldaar aangehaalde. In dit stuk komt het woord klooster voor met een in M.W. niet opgeteekende beteekenis (zie Gloss.).
| |
| |
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Wij hebben hier, in onze reeks stukken, voor het eerst, een schenking van goed, welke weder, om rechtsgeldig te zijn, moest plaats hebben voor schepenen van het gebied, waarin het goed gelegen was, in casu voor schepenen van het Vrije van Brugge. Omdat dit college in onze stukken zoo herhaaldelijk voorkomt, worden er hier enkele algemeene opmerkingen aan gewijd, welke wij ontleenen aan de merkwaardige studie van Prof. F.L. Ganshof: Recherches sur les tribunaux de châtellenie en Flandre avant le milieu du XIIIe siecle (Gand-Paris, 1932), waarnaar wij hem die iets naders over dit onderwerp zou willen weten, verwijzen. De kastelnij van Brugge bezat oudtijds als rechterlijk bestuur een college van schepenen (judices Brugenses, scabini de Brugis, scepene van Brugambocht, etc.), welke in den loop van de 13de eeuw, toen de kastelnij het Vrije van Brugge genoemd werd, den naam voerden van scabini franci, vri scepenen, schepenen van den Vrien, etc. Deze schepenen behoorden tot den adel, zij waren veeltijds ridders, en werden steeds genomen onder de leenmannen van den graaf van Vlaanderen, door wien zij hoogstwaarschijnlijk benoemd werden. Zij schijnen in den tijd, waaruit onze stukken stammen, nog geen vast schepenhuis te hebben, doch op verschillende plaatsen te vergaderen, bijv. in den cloester van sent Donaes (deze oorkonde), int borechgraven porte (1263, no 9), in de borg te Brigghe (1267, no 22) en in raethus (1273). Het Vrijambacht van Brugge omvatte een groote
uitgestrektheid, waarvoor men kan raadplegen de bij het evengenoemde werk van Prof. Ganshof gevoegde kaart.
De gift van land wordt in bovenstaande acte gedaan, aan de abdij van Sint-Andries bij Brugge, door een vader en diens meerderjarigen zoon, met de toevoeging, dat zij de nog minderjarige kinderen er later toe zouden brengen deze gift goed te keuren. Ter meerdere zekerheid (ter garantie, ter waring) van dit laatste stellen zij borgen, welke beloven den abt bij niet-voldoen dezer verplichting een zekere som, als schadeloosstelling (scoelscat), te betalen. In andere gevallen van soortgelijken aard wordt soms door den schenker een pand gegeven, in plaats van borgen gesteld (bijv. hier no 8 en nog een oork. van 1248, Bijdr. Hist. Gen., XLIX, bl. 238, no XXV.)
| |
| |
| |
8.
Verkoop van land aan het hospitaal van St. Jan te Gent.
April 1263.
Ga naar eind1.Wi die berechtersGa naar voetnoot(a) sin van sente jans huse van Ghent wi doen te verstane & kenGa naar eind2. lijc al den ghenen die nu sin & hier na wesen sullen dat Euerdei dullart & aue3 sin wif vercochten wettenleke onsen gotshuse .i. stic lants liggende jnGa naar eind4. zaemslacht .xvi. gemete .i. vierendeel min . & jan van den boengar5 de & aue sin wif uercochten oec wetteleke desen seluen gotshuse .iii.6 gemete & .i. vierendeel liggende an dese vorseide .xvi. gemete . & oemGa naar eind7. waerscepe te doene van desen .iii. gemeten dat de coep vast & gestade sal bli8 uen so sette dese vorseide jan te pande .iiii ½. gemete lants die hi haddeGa naar eind9. liggende jn
Otene ane spapen sois gracht & oec daer toe dat hi vronGa naar eind10. auen kinder sire sueger soude eruen jn alscGa naar voetnoot(b) goede .iij. gemete lants....Ga naar voetnoot(c)Ga naar eind11. dese vorseide .iij. gemete sin . welken tiit dat vro aue sin sueger datGa naar eind12. ware . & dit uorseide gotshus en hadde jegen vron auen geen lant gecochtGa naar eind13. daer jan up was gedaen jn wetteleken huweleke hi ne hadde desen vorGa naar eind14. seiden pant geset te pande also alse hier vorseit es . ouer dese uorworGa naar eind15. den waren scouteten & meieren & scepenen van den lande . & dit gotsGa naar eind16. hus heuets goede lettren & machse wel betogen waer soes te doene17 es . & jn orconde van al desen hebben wi dit gescrifte besegelt met18ten segele des gotshus . & hebbent
besegelt jnt jaer van den carna19 tione .m.cc. & lxiij. jn den april.
Oorspr.: Stadsarchief te Gent, no 85.
Vermeld: V. Duyse. Invent. no 85. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Plaats van uitvaardiging: Gent.
De overlevering van dezen tekst is niet overal duidelijk.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Het is eigenaardig dat de koop hier door den kooper (berechters van St. Janshuis te Gent) beoorkond werd en niet door de overheidspersonen der ambachten, waarin de gekochte en verpande goederen gelegen waren, hoewel deze wel aanwezig waren (regels 14 & 15).
Op te merken valt nog, dat voor de waring in het rustig bezit van het gekochte (vergel. de aant. bij no 5) een der koopers (Jan van den Boengarde) 4 ½ gemeten te pand geeft om waarschap te doen (reg. 7) van 3 1/4 gemeten; dit zakelijk pand moet ook nog dienen voor een ander doel (reg. 9 en vlg.), dat echter niet duidelijk is.
De oudste bronnen der geschiedenis van Zaamslag zijn nog te weinig onderzocht om een nauwkeurig onderscheid toe te laten van de genoemde overheidspersonen: schout, meier, schepenen (reg. 15). - Voor latere tijden: A. de Mul. Oorkondenboek van het hospitaal... te Zaamslag, 1338-1596, in: Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’, Jaarboek 1932 (Hulst, 1932).
| |
| |
| |
9.
Verkoop van land voor schepenen van het Vrije van Brugge.
7 December 1263.
Ga naar eind1. min here . roedjar van ghistelle . en min here woutre van coekellare . ende min hereGa naar eind2. woutre scarlaken . ende gillis . f heins . ende johan van kleihem . ende diederic van ra-Ga naar eind3. suwale ende johan de weuel . ende tierin van score scepen van den vrien doen te4 verstane ollen den goenen die dese lettren sullen horen ende sien dat cam vorGa naar eind5. ons leden . heenGa naar voetnoot(a) seghere loef . ende hanne sin zone . ende margriete sin dochter . endeGa naar eind6.Ga naar eind6. michil hare man . ende gauen vp tewetteliker ghifte . woutren f gillis te hereGa naar eind7.
marien boef weitins touwers dochter. v ½ himete lants. helc himet omme. v ½. marcGa naar eind8. ende dat lant leghet in tambocht van dudsele. Dese ghifte was ghegheuenGa naar eind9. vrindaghes na sinte niclaus daghe intborechgrauen porte . jnt . jar ons heren ols10 men scrift sin incarnasion. mo. cco. lxiij.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no blauw 2217. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Opgesteld te Brugge, bevat deze oorkonde eigenaardige pei soonsnamen, die dialectischen invloed verraden.
Zoo is in Roedjar (= Roger, oork. No 17, reg. 4), het eerst lid Roed- (*hrôÞ-, ‘roem’) zuiver Nederlandsch (cf. OGN. oe blz. 201, d: blz. 277, alwaar reeds vormen als Chrodgarius, Hroa garius, Rodgerus, voorkomen). Het tweede lid: -jar = gee ‘speer’, vertoont overgang van g > j (als anlaut in OGN. nie nagewezen, blz. 270), die Frieschen invloed verraadt (G.E Boekenoogen, Zaansche Volkstaal, Leiden, 1897, § 88, blz. XXXVIII; W. Heusler, Altfriesisches Lesebuch - Heidelberg 1903 - blz. 22; W. Steller, A briss der altfriesischen Grammatik - Halle, 1928 - § 44, blz. 33). Het is te vergelijken met West vlaamsch gi -> ji- > i-: ydaen. Zie ook Schönfeld, Hist. Gramm. - Zutphen, 1932 - § 74, en blz. 276).
Over -ar, veeleer uit -er, dan met Friesche â uit Oudwest germ. ai, zie gloss, i.v. -ar + cons.; a > e; -a.
Tierin (reg. 3) = Thiert (zie lijst persoonsnamen) en Thirin = Diederik (ibid.). De t of th, voor d, laat zich in bakernamer verklaren (OGN. blz. 249); vgl. intusschen de Friesche eigen namen Tjarda, Thiarda, Tjeerda, van: Tjaard, Tjeerd, Thiadart Thiodwart = Dietwert, aangehaald door J. Winkler (Vrije Fries XIII, 1887, blz. 248).
Tierin, met een in-suffiks, als in Weitin (reg. 7), van Weite (= Weitkin; vgl. oork. 7, reg. 2) is gevormd van den naan Diederik, waarbij het eerste lid verkort wordt, doordat de slot medeklinker (met daarop volgenden klinker) wegvalt, terwijl van het tweede lid alleen de aanvangsmedeklinker overblijft; zie M. Schönfeld. Ts. Leiden, 30 - 1911 - p. 239; W. Stark Wiener Sitzungsberichte, LIII - 1856 - p. 441 volgg.
Westvlaamschen invloed is te bespeuren in ollen, ols, heer en here (lidwoord).
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Hoewel men uit de uitdrukking, in regel 8 gebruikt (Dese ghifte was ghegheuen), zou opmaken, dat hier van een schenking van land sprake is, zoo moet men veeleer in deze oorkonde
| |
| |
een verkoop zien; immers de 5 ½ mark per gemet (reg. 7) komen overeen met ± 8 ponden Vlaamsch, een som, die te hoog is om als jaarrente te kunnen worden aangenomen, doch den koopprijs aanduidt.
Deze verkoop heeft dan plaats voor schepenen van het Vrije, omdat het verkochte goed in dit rechtsgebied, en wel in het ambacht van Dudzele, gelegen is, en schepenen dus, evenals bij andere wijzen van overdracht van onroerend goed, hier ratione loci optreden; vgl. de geschiedk. aant. bij no 1.
In deze oorkonde wordt voor het eerst uitdrukkelijk melding gemaakt van de levering van het gekochte (reg. 6: gauen up te wetteliker ghifte); in de Middeleeuwen was namelijk bij een verkoop de verkooper verplicht de verkochte zaak werkelijk aan den kooper te leveren; hij kon niet volstaan met het geven van schadevergoeding, als hij dit verkoos. Men vindt over dit alles nadere gegevens bij S.J. Fockema Andreae, Oud-Ned. Burg. recht, II, blz. 33 volg. - De levering wordt nog in vele onzer oorkonden bepaaldelijk genoemd, doch in andere stilzwijgend voorbijgegaan.
| |
10.
Gift van land ten overstaan van schepenen van den Vrije van Brugge.
18 December 1263.
Ga naar eind1. Diederic van rasuwale . & gillis f heins . & hughe storm f domini alards & diederic .f.Ga naar eind2. storms . & woutre van caedsant & boidin broekere . & johan van kleihem . scepen3 van den vrien doen te verstane ollen den gonen die dese lettren sullen horen ende4 sien dat cam vor ons leden . willem f trisen . ende anese sin wijf . f. wouters wi5 den . ende gaven vp tewetteliker ghifte daniele van der anghele .ij. himete6 lants ende xxj .roeden . dar gosin van buddyc vp wonde . ende dit lant ghelt . x solGa naar eind7. jars tesuenkerca in de monster den armen . dese ghifte was ghegheuen saterdaGa naar eind8. ghes vor sint domaes daghe int jar ons heren ols men scrift sin incarnasion .mo9 .cc. lxiij.
| |
| |
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no 23.
Gedrukt.: La Flandre, Revue des monuments d' histoire et d'antiquités, no IX, Brugge, 1878, p. 367.
| |
Philologische aanteekening.
Zonder twijfel te Brugge opgesteld, vertoont deze oorkonde, evenals no 9, 11 en 13, een paar Westvl. eigenaardigheden als ollen, ols; den gonen.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Evenals in no 7, hebben wij in deze oorkonde te doen met een schenking van onroerend goed, welke, evenals de verkoop (zie no 1), om rechtsgeldig te zijn, voor de overheden moest plaats hebben. Daar de handeling hier voor schepenen van het Vrije van Brugge geschiedt, moet het goed binnen hun rechtsgebied gelegen hebben, doch de ligging daarvan nader te bepalen is niet wel mogelijk, daar noch de namen der partijen, noch de naam van den vorigen bewoner (reg. 6: gosin van buddyc; dit laatste onbekend) ons daartoe een aanwijzing geven, tenzij men het feit, dat Daniel van der Anghele in 1271 als schepen van Sijsele voorkomt, in aanmerking zou willen nemen.
Uitdrukkelijk wordt nog in de oorkonde vermeld, dat het onderhavige goed belast is met een jaarlijksche rente, gevestigd ten behoeve der armen van Zuienkerke en aldaar in de kerk (monster, reg. 7) te voldoen. Deze vermelding, een verplichte rechtshandeling, het vrijen genoemd (Fockema Andreae, Oud-Ned. Burg. recht, II, bl. 40-41), geschiedt, omdat deze last nu overgaat op een nieuwen eigenaar en deze niet zal kunnen beweren daarvan onkundig te zijn, hetgeen tot benadeeling der armen zou leiden; vgl. bij no 11.
| |
| |
| |
11.
Verkoop van land ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
8 Maart 1264. n.s.
Ga naar eind1. min here woutre van catsant . ende mon sot ende hughe storm f domini alards ende hughe2 soen ende diederic f storms . ende hughe f willards . ende woutre f daens & gillis .f.Ga naar eind3. heins . & tierin de score . & woutre dictus catsant . & johan van kleihem scepen van den4 vrien doen te verstane ollen den gonen die dese lettren sullen horen ende sien datGa naar eind5. cam vor ons bedenGa naar voetnoot(a) . riquard van sedelghem . ende bouden sin broeder gillis kinder vanGa naar eind6. zedelghem . ende vercohten daniele van der anghele . portre in Brugghe . iiii . himeteGa naar eind7. lants lictelic min jof me dit lant leghet intambocht van suenkerca suidwestGa naar eind8. van dat hare vader wonde . ende dat lant hetet coppins stic ende stic dat dar naest9 leghet . ende dit vorseide lant ghelt van enen jarhitide .ii. sol. ter does jars . endeGa naar eind10. dit lant hebben si hem ghewet wel ende wettelike teghewarne met ol
sulkerGa naar eind11. sculd olsere vp staed . ols met desen .ij. sol. jars. ende hene of so hebben si hem gheghe12 ven wettelike ghifte ende vor dese wet . dit was ghedaen saterdaghes vor grote .13 vastenawnt . int jar ons heren ols men scrift sinincarnasion . mo.cco.lxotercio.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no 24.
Gedrukt: La Flandre, Revue des monuments d'histoire et d'antiquités, no IX, Brugge, 1878, blz. 367-368.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge geschreven, zie ook no 9 & 10. Deze oorkonde bevat een paar oude spellingen, als h en c voor ch; w = vu; let ook op den merkwaardigen vorm hene of = hiervan, en cf. M.W. III - 327 & 329.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Hier is wederom sprake van een verkoop met waring, waarover men zie het aangeteekende bij no 8.
Er wordt uitdrukkelijk vermeld, dat het goed belast is met een jaarrente ten behoeve der bekende Vlaamsche Cisterciënser-abdij van Ter Does, bij Lissewege; vgl. over dit vrijen de gesch. aant. bij de hier voorafgaande oorkonde.
| |
12.
Gift van land, belast met vruchtgebruik, na afstand der vruchtgebruikster, ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
30 Juli 1264.
1 Moene zot storem cher alards soen .ende diederic .f. storems 2 vrie scepen van den bruxen ambochte wi doen te verstaene 3 hem allen die dese litteren sullen lesen ende horen . dat kam 4 vor hons . harsdangs ende harswillen' ende onbeduonghen5 ver ghertrud heinemans wedue: ende dat soe quitescalthGa naar eind6. ende harehalmede die bilevinghe die soe hilt van haren7 man jeghen hare kinder.' jn tue jmete lants lichte8 liich meer jof min die lichghen . binder prochiGa naar voetnoot(a)Ga naar eind9. van der niewerkerct inde groede . wilke lant . hetetGa naar eind10. heinemans hofstede'. ande wilke hofstede . hebben die timpelGa naar eind11. laers lichghende lant of osthalf daer an . ende12 andeGa naar voetnoot(b) nortzide. loeph een waterghanch. ende of westhalf13 ende of zuethalf. heuet die selue Gertrued lantGa naar voetnoot(c)'.Ga naar eind14. ende dat scalsce quite ende almetshare . tarren kinderGa naar eind15. boeves. . Vort doen wi teuerstate
| |
| |
Ga naar voetnoot(c1) . dat . heineman bela16 darGa naar voetnoot(d) Gertruden kinder . ende pouwel der belen17 man . kamen voer ons . & Gaven . dat selue lantGa naar eind18. hughemanne vergertruden soene up. Ende almetshemGa naar voetnoot(e)Ga naar eind19. lieden dats hughemans behoef voer hons nader20 wet van den lande . ende ghauen hem up dat lant21 over quite lant ende vrilant . up ende of tevaerne22 ende sinen wille mede te doene. Ende omdat dat23 dese dinch vast soude blieuen ende jstade: so seghelden24 wi dese littren mit onsen seghele . dit was25 ydaen wondsdaghes voer jnghanghende oest26 int jaer ons here almen scrivet sin jncarnasioen27 mo.cco.lxiiijo.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no blauw 3168.
Gedrukt: J. Jacobs, Het Westvlaamsch van de oudste tijden tot heden. Groningen, 1927, blz. 68-69.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge opgesteld. Eigenaardige oorkonde: bevat veel voorbeelden van h-epenthese en -aphaerese. Let op de spellingen scalsce (14), tarren (14), almetshem, nog gevolgd door dat, (19); op vormen als here (26, n-apocope), almen (26), loeph (12), wondsdaghes (25), -liich (8), waterghanch (12), dinch (23, ch = k of g), blieven (23, zie gloss.). Blijkbare fouten zijn: boeves (15), teuerstate (15).
| |
| |
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In deze oorkonde doet, voor schepenen van het Vrije van Brugge, een weduwe op plechtige wijze (met halm, zie gloss.) afstand van haar weduwegoed (bilevinghe, zie gloss.) aan hare kinderen, welke het goed, dat aldus is vrijgekomen, aan een derde persoon overdragen (door koop of schenking, dit blijkt niet nader).
| |
13.
Gift van land ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
29 November 1264.
1 min here woutre van Catsant . ende moen sot scepen van2 den vrien doen te verstane ollen den gonen die dese lettre3 sullen horen ende sien dat cam vor ons leden lammekin . fGa naar eind4. caens ende gaf vp marien .f. weitins touwers ene line5 lants te wetteliker ghifte die leghet int ambocht vanGa naar eind6. dudsele ende xv . roeden dese gifte was ghegheuen in7 sinte andris awinde int jar ons heren ols men scrift sin8 incarnasion . mo . cco . lx quarto.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no 21.
Gedrukt: La Flandre, IX (Brugge, 1878), blz. 368.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge geschreven; vgl. no 9, 10, 11. De spelling awinde zal wel voor awnde (= avund, avond, cf. no 11, reg. 13), staan, met bij de n een streepje te veel. Over den korten naam Caen (reg. 4), die zeldzaam is, cf. Cana in OGN. blz. 32, 34, 53, 143, en Förstemann, Altdeutsches Namenbuch, Personennamen (2de uitg.), kol. 358.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Deze beoorkonding van een gift is blijkbaar zeer in haast geschreven, en daardoor onvolledig en verward. Merk op, dat
| |
| |
eerst gezegd wordt, dat het overgedragen goed ‘ene line’ groot is, en er later wordt bijgevoegd ‘ende xv roeden’.
| |
14.
Het huis van St. Maria Magdalena bij Brugge ruilt land met de abdij van St. Andries bij Brugge, ten overstaan van schepenen van den Vrije.
6 November 1266.
1 Alle die goene die dese lettren sullen sien jc jan coepman . Ende ic martin van essen porters van brueghe endeGa naar eind2. meesters ghecoren ende gheset bi scepen van brucghe van den hus van sente marien magdalenen bi brucghe doen3 te verstane dat wie bi den rade der broeders van den seluen sente marien magdelenen huse ende biden ascente ende4 biden wille der scepen van brucghe hebben ghewysselt .xvij. mete .&. ½. & xxij Roeden .&. ½. lands van sente marien magdaleGa naar eind5. nen lande dat leghet jndie prochie van houthawe biden houe der moneke van sent andries bi brucghe . tuilc6 lant bi sticken heet aldus. Die slede ende berous nimmarsGa naar voetnoot(a) hoefstede dat hout vij . mete .&. ½. mete & xxiiij Roeden Echter die7 zompe iiij . mete & xi Roeden & bider hoefstede dar jan bicghe woende .ij ½ mete ende .ij. Roeden of ost alf der moneke gracht .j8 stic dat hout i ½ mete ende .v. Roeden & .ij. stringheline die licghen of suud alf ser gosins walle die houden .½. mete & xxviij9 Roeden & .½. mete ende xxviij. Roeden bi cladkins licghende an der moneke lant te noert ende van haren stringhe. Ende .½. mete & iiij ½. Roeden10 dat strecket ostward van den stringhe tote cladkins oefstede . Ende lxx Roeden .&. ½ die licghen of ost alf an hare lant dat11 gabbard was hebben ghewijsselt jeghen den abt ende jeghen coeuent van sent andries bi brucghe omme xvij12 .mete lands &. ½. & . xxij ½. Roeden van der moneke lande dat leghet jn die prochie van houthawe. bi onsen hus. bi sticken. tuilc13 lant
heet aldus. Coesters lant dat hout . iij. mete ende. xxxij ½ . Roeden Echter bertolfs lant dat hout . v. mete ende . j. line & xx. Roeden 14 Echter watermeet die hout vij . linen & xxiij . Roeden Ende of suudhalf der watermeet .lxxiiij. Roeden Echter vj . mete ende
| |
| |
.j. linen endeGa naar eind15. xxiij. Roeden die licghen weest ouer den wech bi onsen huse die streckenGa naar voetnoot(a) na den weghe die gaet te wendunen16 ward. Ende wie bekennen dat wie dit lant van sente marien magdalenen . die xvij . mete lands & . ½. & xxij ½ Roeden die te voren17 zijn gheseit hebben vp ghegheuen vore vrie scepen van den brucscen ambochte te wlre wet den abt enten18 coeuenteGa naar voetnoot(b) van sent andries bi brucghe. En tabt biden consente van sinen coeuente gaf ons wedre vor wrie sce19pen te wlre wet die vorseide .xvij½. mete ende xxij ½ Roeden hars lants dat te voren es ghenoment. Ende wie be20loueden den abt enten coeuente van sent andries bi brucghe ende si ons wedre vogheden ende bruders van sente21 marien magdalenen huse bi sekerheden dat wie onse lant dat dar te voren ghenoment es hem lieden houden sullen 22 quite ende vri sonder cens ende calaenge ewelike. Ende dat selue hebben ons gheloeft die abt ent coe-23 uent van sent andries bi brucghe hijr toe omme elc lant te
makene euen goet waren woutre . hannins soene24 ende hannekin bicghe prochiane van houthawe vinders ghecoren an beden siden. Ende si wijsden den abt enten coeuente25 die vorseit sijn ene somme redenlic van peneghen te gheuene onsen hus van sente marien magdalenen omme dat on-26 se lant was ghewiset beter dant hare ent die somme van den peneghen hebben ons die vorseide abt ent coeuent 27 van sent andries bi brucghe al vergouden. Deise vorworde ende dese wissel van den lande die tevoren ghe-28 noment sijn hebben ghelouet die partien an beden siden vast ende ghestade te houdenne bi sekerheden an beden29 siden. Ende wie in die orconscepe van desen dinghe jc jan coepman. Ende jc martin van essen meesters ende30 wie broeders van sent marien magdalenen huse hebben ghehanghen onse zeghelen an dese lettren. Dit was ghe-31 daen jnt jar van ons heren ghebornesse al men scriuet. mo.cco.lxo secto. Jn de maent van nouembre saterdaghesGa naar eind32. na alre helghen messe jn die kerke van sent donaes na vespren.Ga naar voetnoot(c)
Oorspr.: Staatsarch. Brugge, charters van het Vrije, no blauw 7434. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Plaats van uitvaardiging: Brugge. Die oorkonde bevat sommige Westvlaamsche eigenaardigheden, die ook elders voorkomen: tuilc enz. (zie gloss. s.v. ě > i); hier voor 't eerst uu ter verbeelding van u in huus enz. Een paar appellatieven kunnen reeds duidelijk als plaatsnamen opgevat worden: stringhe (9 en 10); zomp (7, en vgl. hierbij ook M.W. VII-1535); meet (watermeet: 14, en vgl. M.W. IV - 1332). Over Berous (reg. 6), d.i. Berouds (cf. oork. no 15, reg. 9), vgl. Beroud, ao 1225, Baroud ao 1279, 1328, 1449 etc. in J. Jacobs, Het Westvlaamsch, blz. 23 (= * bero-wald; cf. E. Förstemann, Altd. Namenbuch, Personennamen (2de uitg.), kol. 265.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Deze oorkonde en no 15 betreffen een ruil van goederen, waarvan beide partijen elk een acte geven; de eene oorkonde is dan de zoogenaamde reversbrief van de andere.
Partijen zijn: het huis (leprozenhuis) van St. Maria Magdalena, op het Zand (waar nu het station ligt) buiten Brugge gelegen, vertegenwoordigd door twee poorters van Brugge, door schepenen dier stad tot bestuurderen (meesters) van dit huis aangewezen, en anderzijds de abdij van St. Andries bij Brugge, waarover men zie het aangeteekende bij 7. 5.
Deze ruil geschiedt voor schepenen van het Vrije, binnen wier gebied (te Houtave) de goederen gelegen zijn.
| |
15.
De abdij van Sint-Andries bij Brugge beoorkondt de in de vorige oorkonde beschreven overeenkomst.
6 November 1266.
1 Alle die goene de deise lettren sullen sien wie Lambert abt van sent andries bi brughe ende onse conuent do2 en teuerstane
| |
| |
dat wie .xvij. mete lands .&. ½. mete . & xxij ½. Roeden van onsen lande dat wie hebben in die prochie van hou3thawe licghende bi onsen hove ende bi sticken heten al dus . Costers lant dat hout .iij. mete . & xxxij . Roeden . &. ½. Bertolfs4 lant dat hout .v. mete . &.i. line & .xx. Roeden watermeet die hout .vij. linen .&.xxiij. Roeden ende of suedtalf der watermeet .lxx5 .iiij. Roeden Echter .vi. mete . &.i. line ende xxiiij . Roeden die licghen west ouerden wech . bider sieker lieden houe die strecken na den6 weghe die gaet te wendunen waert hebben ghewilleltGa naar voetnoot(a) jeghen thus van sente marien magdalene . bi brughe ende 7 jeghen die broeders van den hus. Ende jeghen den here Janne coepmanne. Ende jeghen den here martine van8 essen meesters van den voer seiden huse . omme. xvij . mete .&. ½. & xxij. Roeden . &. ½. van haren Lande dat leghet9 in die prochie van houthawe bi onsen houe. Tuilc lant heet aldus. Die slede ende Berouds nunnards hoefstede10 dat houd .vij. mete .&. ½. mete. & xxiij. Roeden Echter die zompe . die houd .iiij. mete. & xi.
Roeden Echter bider hoefstede11 dat Jan bicghe woende .ij. ½. mete . & ii½. Roeden Echter of hoestalf an onse gracht .i. stic . dat .i½. mete. &.v. Roeden. Echter12 .ij. stringheline die legghen of suud alf ser gosins walle die houden . ½. mete. &. xxviij . Roeden Echter . ½. mete. & xxviij. Roeden. bi cladkin13 ligghende an onse lant te norrd ende . van . j. stringhe. Echter . ½ .mete. & iiij. Roeden dat strecket van den stringhe ost ward14 tote cladkins hoefstede. Echter lxx. Roeden .&. ½. Roeden die lechghen of oestalf an onse lant dat gobbards was. Ende wie bekennen dat15 wie onse lant die xvij . mete. lands .&. ½. mete. & xxij. Roeden & . ½. die te voren sijn gheseit hebben vp ghegheuen voer vrie scepen van16 den brucscen ambochte te wlre weet den here Janne coepmanne . ende den here martine van essen meesters van sente17 marien magdalenenhuse. Ende die selue meesters gauen ons weder vore vrie scepen te wlre wet die voerseide .xvij. mete. &.½. xxij18 Roeden .&. ½. hars lants dat te voren es ghenoment. Ende wie beloueden den vogheden van sente marien magdalenen huse ende sie ons19 weder . bi sekerheden dat wie onse lant dat daer te voren
ghenomet es hem leden houden sullen quite ende vri sonder cens20 ende sonder calaenge ewelike. Ende dat selue hebben si ons gheloft die meesters ende die broeders van sente marien magdalenen . hus21 Hier toe omme elc lant te makene euen goet waren woutre hannins soene ende hannekin biclghe prochiane van houtha22we
| |
| |
vinders ghecoren an beden siden . ende sie wijsden den abt enten conuente die voer seit sijn ene redenlike somme23 van peneghen den huse van sente marien magdalenen . omme dat onse Lant was ghewijst argher dan thare24 Ende dese somme van peneghen hebben wie hem al vergouden . Deise voerworde ende dese wyssel van den lan25 de die te voren ghenoment sijn hebben gheloeft die partien an beden siden vast ende ghestade te houdene26 bi sekerheden an beden siden. Ende wie jn die orconscepe van desen dinghen hebben ghehanghen onseGa naar voetnoot(a)27 zeghele an dese lettren. Dit was ghedaen jnt jar van ons heren ghebornesse. Mo. CCo. lxo. sexto. Jn die28 maen van nouembre tsaderdaghes na alhelghen messe. Jn de kerke van sent donaes na vespers.
Oorspr.: Archief van den Openbaren Onderstand te Brugge, Fonds der Madeleine, no 56. - Onuitgegeven.
Voor alles wat deze oorkonde betreft, zie de bij de vorige geplaatste aanteekeningen.
| |
16.
Floris V, graaf van Holland, geeft den poorters van Delft algeheelen tolvrijdom.
14 Januari 1267. n.s.
Ga naar eind1. Jc florens graue van holland doe cont allen den ghenen die dese l[etteren sien omme]Ga naar voetnoot(b)2 dat m[in]e l[i]eue ghetrouwe portren van Delf . jnderinge ende lettenesse [hebben gehad van dien]3 dat si hare goterGa naar voetnoot(c) waren ghewoene te bringhene binnen harre v[ryheden souden si daer]4 af sien [t]oelne vri. so ebbic bi rade mire hogher manne . ende Om [dat ic se altois]5 g[ar]ne wille vordren . eb ic hem ghegheuen . die gratie ende die [vriheit so wane dat]6 si [co]men met aren goede of wareward so sire mede willen . h[etsy in of het sy]7 v[orbi] up [wat] bodeme
| |
| |
dat hare goet leghet dat si vri [ende quite sijn over alGa naar eind8. in minen] lande van tolne ende van toelne gheliec. [ende van alle moye]9 nes[se des tolna]rs. Ende jc ghebiede minen toelnars [soe war sy wonen]Ga naar eind10. jn minen [lande] bi mire hulde dat si mine ghetrouw[e porteren van Delff]11 houer di[t.....] ne moyen ofte letten Ende omme dat [ick wille dat dit]12 vaste ende gh[e]stade bliue so ebic dese lettren [ghegheven ende be]13 seghelt m[e]t minen seghele. Dese lettren sien ghe[e] ghe[even van ons heren]14 ghebornesse Ducent jaer tueondert jaer ende [VI ende LX]15 jn sente ponsiaens daghe.
Oorspr.: Gemeente-archief te Delft.
Gedrukt: 1) van den Bergh. Oork. Holl., II. no 147 (met onjuiste dagteekening: 19 November 1266).
2) Wilhelm, Corpus no 101 (datum als v.d. Bergh).
| |
Philologische aanteekening.
Waarschijnlijk in de kanselarij van Graaf Floris V geschreven. Nochtans ziet er de taal veeleer algemeen Mnl. uit dan Hollandsch. Let op de aphaerese der h (2, 4, 5, 6, 12, 14), prothese (11); op sien = zijn (4).
| |
17.
Gift, ten overstaan van schepenen van den Vrije van Brugge, van land, dat in erfcijns aan den schenker terugkomt.
18 Februari 1267. n.s.
Ga naar eind1. Wie riquard van straten .wo. van catsant. hugo storem rudders . Johan van CleyhemGa naar eind2. thiert van score . mon zod riquard van stenkete scepene van den vrien van brugham3 bocht orconden & doen tauerstanenGa naar voetnoot(a) allen den ghoenen die dese lettren sullen sien jof horenGa naar eind4. dat cam . vor honsleden . roger sit lans . in metkerca & lisabetta sin wief & gauen5 wechtelicGa naar voetnoot(a) ghifte. eren lisabetten f. jacops ...b doyters debeghine . van . iij jmete
| |
| |
lants6 lichzelicGa naar voetnoot(a) min of .....Ga naar voetnoot(b) welk lant leghet in die prochie van mekerca nort van der7 kerke . & welk lant es ghééten . mudelstic & nortmaet . & dit lant hebben ghelo8uet dese roger & lisabetta sin wief deser lisabetten der beghinen te wet9 te tewaren ieghen elken mensche . wech & lant. vrien lant quite lant & son10der scout. & te haere vrieneghindome . Vort heift ghenomen dese . roger11 van lisabetta deser beghine dit vorseit lant teruelic cense omme xl solGa naar eind12. elx jars tegheldene sinte marien lichtmesse . & één pont pepers coep & versterGa naar eind13. uenesse & elu... ghenGa naar voetnoot(c) coep & omme dat dese ghifte . vast bliue & ghestade &Ga naar eind14. aldus wettelic juaren heift & wle hierover stonden als scepene soe heb15ben wie dese lettren beseghelt met honsen seghelen dit was ghedaen vorGa naar eind16. hons tsurindaghes vor sinte pieters daghe coudermesse jnt jaer hons17 heren als men scrijft sin jncarnation .mo.cco. lxo. sexto.
Oorspr.: Archief van den Openbaren Onderstand, Brugge, Fonds der Madeleine no 57. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Deze oorkonde, uitgaande van schepenen van het Vrije en dus wel te Brugge geschreven, is nochtans in gewoon mnl. vervat, d.w.z. bevat geen dialectische eigenaardigheden. De lezer weze op zijn hoede voor een paar rare vormen als lich- | |
| |
zelic (reg. 6), wle (14), die wellicht niet meer dan spel- of schrijffouten zijn; in tauerstanen (3) is de a te verklaren door het in het glossarium s.v. -a verzamelde materiaal; in wechtelic (5) en doyter (5) - cf. doihcter, no 28, reg. 1 - dient evenwel opgemerkt, dat tusschen beklemtoonde korte vocaal (e en o) en t, een gutturaal op een onduidelijke wijze behandeld wordt. Let op de éé(7 & 12), zie gloss. s.v.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Voor schepenen van het Vrije heeft hier een schenking plaats van een goed gelegen te Meetkerke.
Evenals bij de schenkingen in no 7, 27, 29 en 31, wordt uitdrukkelijk de waring genoemd (reg. 8-9: te wette te waren ieghen eiken mensche). De schenker krijgt evenwel van den ontvanger het geschonkene tegen jaarcijns terug, waarbij tevens wordt bepaald het recht van overgang, bij elke mutatie (verkoop of vererving) te betalen (reg. 12: een pont pepers etc.).
| |
18.
Gift van land aan de abdij van Kortenberg, ten behoeve der armen in het gasthuis aldaar.
Kortenberg, Maart 1267. n.s.
Ga naar eind1....... den genen die dit willen horen ofte zien. Dat Jan die men hiet vanden horneke ende sien wijf vor gertrut quamen vor miren vrowen der abdessen ende vore alt couentGa naar eind2....... terade dat si wouden geuen al haer guet dor gode den armen intgasthus terporten van corthenberge ende daden also ende gauent op teshus behoef ende ter armen noetdorftGa naar eind3..... m..... heren daer af hilden haer erue ende druegent op teshus behoef dat vore genoemtGa naar voetnoot(a) es. ten jrsten vore shertogen rechtere van enen bunre brux lettel min ofte meer dat sij hildenGa naar eind4....n hertoge op... ellinghe tsens drie hellinghe min ende gauent opden hus ter armer behoef. Daer na quamense vore lambrechte van vmelengem van huse ende van houe dat sy hilden van hemeGa naar eind5..... twe scellinge tsiens ende op drie capune ende gauent op tes hus behoef ende terarmer. vort so quamen
| |
| |
si vorden rechtere sunte seruaes van enen half bunre lans lettel mjn ofte meer dat si hilden vansGa naar eind6.unte seruase op derdehaluen pinninc tsens ende gauent op ten hus . vor hennekene van lies quamen si oec van enen dachwande lans lettel min ofte meer dat si hilden van heme op enen pinninc tsens7ende .. twe ..or..e ende g[a]uent den .. vor .. vrowen der abdessen quamese dat .. int hus te corthenberge van onderhalf dachwant lans dat si hilden van hare op enen pinnincGa naar eind8. tsens ende gauent op den gasthuse. Jn al dit erue dat hir vore genoemt es dadense tgasthus ende sine montboren bi rnaninghe der heren ende der rechteresGa naar voetnoot(a) die vore genoemt sijn . bi vonnesseGa naar eind9. .....sdome der gerre dire doe te wilen sculdech waren over te wisene . enden vertegens bi maninghen der heren ende der rechteren ende bi vonnesse der late . ende waren daer vte virtech dage ende10........ en weder ende hurden dat erue van jare te jare ombe ene besprokene pinninghe te behoude te
haren liue. Voert gauense op den gasthuse dat jc v genoemt hebbe vore aldat11...... si hadden doe . ofte namaels souden vercrigen . bi voreworden dat si daer aue souden hebben hare noetdorft ten tijt dat si souden leuen. Gesciede oec die auenture dat sieGa naar eind12......... datsie nitne mochten pinen noch winnen gebrake hen aent haueleke guet . sie souden gegripen aent erue . ofte men s[ou]deGa naar voetnoot(b) hen geuen haer noetdorft vanden gastGa naar eind13........... lans die si hilden van sunte petere van louene op enen pinninc tseirsGa naar voetnoot(c) die gauensi oec int gasthus den armen . ware oec dat ter een storue alse het de14......... couent van cortenberge tjen scellinge jaerlix te petansien te houdene mede sien jaergetide . Ende also gelic van den andren alse hi doet es. OmbeGa naar eind15................. voren Gertruden.......... yf die vore gemomtGa naar voetnoot(c) syn so heft de prochgiaen van erpse ende . de pape van cortenberghe ende oec de pape van nossenghem16.............. sciede tote cortenberge. Anno dominj mo.cco. sexagesimo sexto . mense martij.
Oorspr.: Algemeen Rijksarchief te Brussel, Chartrier de Cortenberg, (Archives Ecclésiastiques du Brabant, no 5885); zeer beschadigde oorkonde. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Dit is de eenige Brabantsche oorkonde in onze verzameling, afgezien van de Bredaasche no 28. Ze is zonder twijfel de oudste waarvan ons het origineel is bewaard.
In 't opzicht van taal en spelling dringt zich een vergelijking met de Lubbeeksche oorkonde van 1267 op, naar een cartularium uit de XIIIde eeuw uitgegeven door Van Even in Versl. en Mededeel. Kon. Vl. Ac. 1889, blz. 78-82. Opvallende spellingen als guet (2, 12; Ts. Leiden, 30, 286 en 31, 316), druegent (3), brux (= broeks, 3) treffen we nog veelvuldig aan in dezen tijd; zoo, om slechts één voorbeeld te geven: druech oppe, in een oorkonde de ao 1299, van Lubbeek (prov. Brabant, België, Cartularium C/13, fol. 55 ro, op de Abdij Park, Heverlee/Leuven).
Verder zijn ie in hiet (1), th voor t (2 en 7) ook algemeen Brabantsch. Voor ie, zie o.a.J. Jacobs, Versl. Med. 1932, blz. 11 vlgg. Wat deze ie dus betreft, alsmede th, ai voor ae, u voor i, ft voor cht, mag ik reeds veilig beweren, dat deze vormen ook Brabantsch zijn, en niet alleen Hollandsch, zooals Franck meende (zie phil. aant. bij no 26). Andere kenmerken van 't Brabantsch zijn nog: e als umlaut van ā en â, (cf. ue voor oe in guet, brux. etc.); ch voor k (ausl., maar ook anl.); de in 't begin der XIVde eeuw wellicht reeds afgeloopen diftongeering van î tot ij en van u tot ui.
Over 't Brabantsch, waarvoor Dr. C.G.N. De Vooys bij
| |
| |
zijn meer vermelde § 13 van zijn reeds genoemd werk: Gesch. Ned. Taal geen bibliografie geeft, raadplege men: J. Jacobs, in Versl. Med. 1927, blz. 775 vlgg.; ib. 1932, blz. 11 vlgg.; J. Franck, Mnl. Gr., §§ 17 (blz. 16), 31 (blz. 36), 33 (blz. 38), 34, 132 (blz. 46), 73, 107, 112.6, 115.6, 146 enz.; ook R. Verdeyen in Esmoreit, ed. C.C. Kaakebeen en R. Verdeyen (serie Van Alle Tijden) - Groningen, 1931 - blz. 21-29; J.W. Muller, De taal en de herkomst der zoogenaamde ‘abele spelen’ en ‘sotterniën’, Ts. Leiden, 46, 292; J. Van Ginneken, Handboek, blz. 123-127; A. Van Loey, Historiese Lange-Vokaalverschuivingen in het Brussels Dialekt, in Top. Dial., 1933; dez.: Le dialecte bruxellois, in: Annales de la Société Royale d'Archéologie de Bruxelles, 1934 (nog te verschijnen). Ook: J. Van Ginneken, Onverwachte Oud-nederlandsche aansluitingen, in: Onze Taaltuin, Mei 1933.
| |
19.
Verkoop van land, ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
30 April 1267.
1 Clais f johannis ballings & heylsota sijn wijf vercochten 2 woutersoete scinkel achte linen lands die licgen in dieGa naar eind3. prochghie van lisseweghe daer die clais vp woent neven4 dies clais lene of oest alf . & gauen dienGa naar voetnoot(a) woutersoeten5 wetteliken ghifte van dien lande . & weddent hem te6 warne quite lant & vri lant te vrien heghindoeme7 Ende die woutersoete gaf weder dien claise & heylsoten8 sinen wiue dat selue lant omme viue end tuintich9 sceleghe jarlics teglieldene dien woutersoeten die ene10 helt te sinte bamesse & die andere helt te alfGa naar voetnoot(b)11 medewintre te erueliken cense & omme12 een pont was te cope & te verterfnessenGa naar voetnoot(c). Dit kennen13 scepenen van den vrien dart voren ghedaen was mijn14 here lambert die hamer ruddra . wouter de weuel . thiert15 f boudens . domaes die hont . boidin de brokere . hugo f wil16 lards & hughesoen . Dit was ghedaen jnt iaer ons heren17 als men scrijft siin incarnation
mo cco lxvii vp den18 saterdach vore meyedagh.
| |
| |
Oorspr.: Archief van het Groot Seminarie te Brugge, inv. no 1013 bis. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge opgesteld. Zooals andere soortgelijke oorkonden is deze geschreven in een algemeen mnl., waarin men alleen een paar Vlaamsche eigenaardigheden kan ontdekken, als heghindoeme (6), oest alf (4). Let ook op de n in wetteliken.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Evenals in de oorkonden nrs 1, 5 en 20, vinden wij hier een geval van rentekoop. Het bovenstaande stuk vermeldt evenwel een element, dat in voornoemde stukken ontbreekt, namelijk de levering van het verkochte (reg. 4/5: gauen... wetteliken ghifte van dien lande). Over het leveren zie het aangeteekende bij no 9.
Eigenaardig is, dat de aanwezigheid der schepenen hier in fine vermeld wordt en niet, zooals gewoonlijk, in den aanhef der oorkonde. Men vindt het weder bij no 21, welke een schenking van goed voor schepenen van het Vrije tot onderwerp heeft.
| |
20.
Schepenen van Velzeke verklaren, dat voor hen een land verkocht is tegen een jaarlijkschen tijns.
12 Juli 1267.
Ga naar eind1. Delantscepenen van velseke quedden alle de ghene die dese lettren selen zyen in onsen here2 Ende maken bekent alle den genen dye nu zyin ende wesen zelen dat iacop ver lenten soene cochte chegen3 den.....Ga naar voetnoot(a) folken sinen oem . ½. bunre tfirdendeel van enen dachwande min van sinen opstalle4 hir vore ane strate te wlre wet . din seluen opstal heft iacob weder gegheuen den hare folkenGa naar eind5. ombe .vij. halster rogds erfleke bennen
| |
| |
.ii. d den besten. Ende desen rogghe es men iarlike sculdechGa naar eind6. te gheldene bennen den vire paschdaghe iacoppe te velseke bi der maten van velseke ofte iacops oere7 Ende ne war dat koeren nit vergouden te din termpte soe sloghe iacob sin hant ane den vorgeseiden 8 opstal ofte sin oer . behouden sheren rechte . sone ne hadder der folke nit an no sin oer . Ombe dat9 dese vorworde vor ons was gemaket die lantscepene heten hebbe wit geseghelt met onsen segele de vorGa naar eind10. worde de vaster te houdene . Datum anno domini .mo.cco. lxo. viio. tercia ante diuisionem apostolorum.
Oorspr.: Staatsarchief te Gent (Abdij St. Pieters).
Gedrukt: van Lokeren. Chartes I, p. 361, no 817.
| |
Philologische aanteekening.
Deze oorkonde, te Velzeke opgesteld, werd heel waarschijnlijk door denzelfden klerk geschreven als die van no 1. Zie overigens oorkonde no 1.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Evenals in nrs 1, 5 en 19 betreft het hier een geval van rentekoop.
| |
21.
Opdracht van land in erfpacht, ten overstaan van schepenen van den Vrije.
8 October 1267.
1 margareta hannins wedue f reimbrecs . ende lambert hare soene . gauen wetlike gheifte . lammine .Ga naar eind2. vander mare . van lande . dat het . ostlant ende medekin . dat leghet in ambocht . van metkerke . ende .Ga naar eind3. die lammin van der mare . ende . sin wif. gauen . wederdiera . margrieten enda Lambert haren4 soene dat
| |
| |
vorseida lant the haruelike . scense . omme . xx sol. vlamscerpeneghe . helc jaers . ditGa naar eind5. kennen scepen . van den vrien . min here willem stenwardra Johan van varsennare . moene soetGa naar eind6. boidin brokera . diederic van rasewale . dit lant es grot . sesthalfline . Dese . gheifte . was .Ga naar eind7. ghedaen . saterdaecs . acter . sinte . baues messe . in jaer . als men scrif . ons heren . incarnation8 mo. ende .cco. ende .Lxvij.
Oorspr.: Archief Openbare Onderstand te Brugge, Fonds der Madeleine, no 57bis. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Uitgaande van schepenen van het Vrije ten behoeve van Westvlamingen, werd de oorkonde zeker te Brugge geschreven. De lange vocalen worden nog in gesloten syllabe door een enkel teeken weergegeven: het (2), ostlant (2), metkerke (2), wif (3), stenwardra (5), grot (6), scrif (7); de lange a daarentegen (zoowel a als â) door ae: jaer (4 en 7) ghedaen (7), saterdaecs (7); echter vlamsc (4). Van gheifte (1) is geen tweede voorbeeld nagewezen; doch vgl. met ei voor i: vergeiffenesse, sceip, weich, in W.L. van Helten, Middelnederlandsche Spraakkunst - Groningen, 1884-blz. 94 en 95, en vgl. ook den vorm geeft (variante bij gifte) in M.W. II, 1960, een Utrechtschen vorm van 1377; dan: gheilt in oorkonde no 29,6.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In bovenstaande oorkonde hebben wij geen rentekoop, doch gift van rente. Een weduwe en haar zoon schenken aan een derden persoon zeker land onder Meetkerke en krijgen het van dezen laatste en diens echtgenoote terug tegen een jaarlijkschen erfcijns; vgl. nrs 29 en 31.
| |
| |
Ook hier wordt van de schepenen van den Vrije, evenals in nr 19, eerst op het einde der oorkonde gewag gemaakt.
| |
22.
Verkoop voor schepenen van den Vrije, van land en rente aan de abdij van Sint-Andries bij Brugge.
November 1267.
Ga naar eind1. Jc Riquard van straten reddera . wouter weuel. Reinuert filius godeleue wouter f domini haketaGa naar eind2. Johannes weuel . Thirin damphoudra & thirin van scora wie vrie scepenne van brugghesGa naar eind3. amboute . doen te uerstane ende orcunden met honsen seghellen quod willem baraet et4 beatrix sinGa naar voetnoot(a) wif vercouten & gauen wettelike ghifte den here woutresote denGa naar eind5. monec van sin andries te sire kerke boef . dartiene ghemete lans lxxxx: roden6 min.. ende alle die hues ende bome die up dat lant staen . ende . xxv sceleghe preter i½ đ7 die heinric van waes haruelike sculdic was . dese rente & dat lant dat te vorenGa naar eind8. es gheseit legghen inde progghie van straten . ende die willem ende sin wif bekenden vorenGa naar eind9. ons dat si hadden ontfanghen alle die penninghe van die cope . Dat was ghedaen voren10 ons & voren den abbet ende den prior ende den here woutersoten den monec van sint andrisGa naar eind11. inde borg te brigghe Jn anno domini millesimo . cco . lxo septimo mense nouembri.
Oorspr.: Staatsarch. te Brugge, charters van het Vrije, no blauw 7438.-Onuitgegeven. Nota's ad no 22.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Deze oorkonde, door een klerk van de kanselarij van het Vrije, te Brugge, geschreven, bevat een paar eigenaardige vormen. Zoo: korte o + gutturaal + t wordt ou: amboute (3), vercouten (4); vgl. philol. aant. bij oork. no 17, wat betreft deze -cht- na vocaal; u voor o: zie gloss. Let ook op het gebruik van Latijnsche voegwoorden: quod (3), et (3), het voorzetsel preter (6); op den vorm Brigghe, zeker eigen aan de streek, en de spelling progghie, ter aanduiding der stemlooze gutturale spirans.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In deze oorkonde verkoopt een echtpaar aan de abdij van St-Andries bij Brugge een land, met de daarop reeds ten behoeve van een derden persoon gevestigde jaarrente. De levering wordt vermeld (4: gauen wettelike ghifte), waarover men zie de gesch. aant. bij no 19.
In deze en soortgelijke stukken wordt zelden van een koopprijs gewag gemaakt; hier (reg. 8-9) wordt, evenals in no 5, uitdrukkelijk gezegd dat de kooppenningen voldaan zijn.
| |
23.
Gift van land, belast met erfcijns, ten overstaan van schepenen van den Vrije van Brugge.
28 April 1268.
Ga naar eind1. mijn here Riquard van straten Ruddre Thideric damhoudere2 Ende woutre weuel schepenen vanden vrien Doen te verstane ende3 te wetene allen Dien dese lettren sullen horen ende zien Dat 4 Riquard hebs soene Ende maria sijn wijf Die ghegheven hadden 5 willekine lambrechts soene anderhalf ghemete lands preter6 viertiene Roeden lichtlic min jof lichtlic meer ligghendeGa naar eind7. jn straten Dat wilke land heet woutre gabbards land8 te arfliken cense omme neghene scheleghe siaers . al dat9 Recht Dat die vorseide Riquard hebs soene Ende maria sijn10 wijf hadden jn dat land quite scouden wetlike vore ons11 Ende Dat die vorseide willekin f lambrects van dien vorseiGa naar eind12. den lande gaf halme Ende wetlike ghifte Den here michielGa naar eind13. prochghiaen pape van sinte salua- | |
| |
tors Ende Dere michiel14 gaf dat selue land Dien vorseiden willekine lambrectssoene15 terveliken cense . omme .
neghene scheleghe siaers te gheldene16 dien cens elkes jaers sinte martins messe Ende wllen coep17 ende versterfnesse alse het gheuallet. Jn kennessen van18 desere dinc Ende jn Ewelikere vastnesse hebben wi dese lettren19 gheseghelt met onsen seghelen vthanghende Dit was ghe20 daen saterdaghes vore . meie . jnt jaer ons heren alsemen21 scriuet deincarnation . mo. cco . lxo . octauo.
Oorspr.: Staatsarch. te Brugge, charters van het Vrije, no blauw 7208. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Ook te Brugge geschreven, en wel door een klerk der schepenen van het Vrije. Vgl. soortgelijke oorkonden als no 9, 11, 12 enz. Let in deze op den nog vollen vorm desere (18) en alsemen (20), waarnaast men reeds in dien tijd den gecontraheerden derre en almen aantreft (zie gloss. s.v.); preter (5) ook in oork. no 22; in lambrect is de c voor ch nog traditioneele spelling; vgl. daarentegen: prochghiaen (13).
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Bij bovenstaande schenking is de juridische toestand ingewikkelder, dan in de meeste andere onzer oorkonden. Een echtpaar schenkt een land belast met een erfcijns in vollen eigendom aan den cijnshouder. Deze draagt op zijn beurt het goed over aan de kerk en ontvangt het daarvan wederom onder beding van een even grooten cijns terug.
| |
| |
| |
24.
Floris V, graaf van Holland, sluit een verdrag met zijn tante vrouw Aleyd, weduwe van heer Jan van Avesnes, in zake hare leengoederen.
Brugge, 24 October 1268.
Ga naar eind1. Wi florens Graue van holland ende van zeland makent cont alle den ghenen die dese lettren sullen sien ofte horen. Dat wi van allen dien tuiste dat wi hadden ieghen onserGa naar eind2. moyen vrowen aleyden van henengouwe ser..Ga naar voetnoot(a) johans wif van Avennis wilen was. van dien Erue dat hare toe comende soude wesen van haren vordren hebben gheeffent in derreGa naar eind3. maniren. Dat si ons heft ghegheuen dat goed te Coudenhoue dat si cochte ieghen didericke van wermonde sonder tuellef morghen die si dar af uercocht heft den moneken van bethlehem.4 Ende hare woninghe ter nuwer scie . ende al dat lant dat daer ghecocht heft in rechten eghendome. Hir bi so hebbe wi hare weder ghegheuen ouer dit voregheseghede lant ende woninGa naar eind5. ghe . ende ouer al dat recht / dat si ons eisscende was.' van haren erfnisse / dat hare toe comende was van haren vordren.' ende van heren florense onsen oem . ende van harre moyen joncvroGa naar eind6. we Ricarden' virehondert pont hollanscer peninghe ende virewerftuintech pont goet ende ghelt te nemenne in die tolle te niemensvrint te tuetiden binnen den jare . dat es te wetene te7 pascen naeste die comt tuehondert pont ende virtech hollansscer peninghe ende sente mar[tin]sGa naar voetnoot(b) misse dar naest in den herfst oec tuehondert pont ende virtech voregheseghder penninghe. Ende8 al dus vort ewelike si ende hare oer. Ende hir bi sal hare bode comen tesen voregheseghden daghen in dese voregheseghede tolle tontfane dit voregheseghde paiement in onsen coste . ende alsoeGa naar eind9. dat daer niemen iet ne sal in nemen sonder hare bode tote dien tiden dat si vergouden es . ende hir bi so moghewi loessen alse wi willen wi ende onse oer ieghen hare ende hare oer deGa naar eind10. helft van virehondert ponden ende virewerftuintech die hir voregheseghet sin.' om tuedusent pont hollanscer peninghe ende virehondert pont. Ende dander helft om al soe vele. Ende vmGa naar eind11. dat wi willen dat dese dinc si ghehouden ende ghestade 'so hebbe wi dit gheseghelt met onsen seghele. Ende ghebeden minen here Guiden graue van vlandren ende marchi van namur .Ga naar eind12. den Abbet van middelburgh . heren Raes van lide- | |
| |
kercke. Den heren van vorn herren alebrechte. Den heren van theilinghen herren diderike. Dern philippse van den poͤle . dern Boudewin Rufin13 dern Didericke van brederode ridders Ende anders onse man die alle hir ouer waren dat si hir ane hanghen hare seghelle metten onsen. Dese vorewerde was ghemaket ende be14 screuen te brugghe tscoensdachs na sente lukesdach ewangeliste van ons heren iaren dusent tuehondert ende achte ende sestech.
Oorspr.: Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage, charters der grafelijkheid van Holland.
Gedrukt: 1) van den Bergh, Oork. Holl. II, no 174.
2) Wilhelm, Corpus, no 115.
| |
Philologische aanteekening ad no 24 en 25.
De vraag doet zich voor of deze oorkonden, uitgegaan van den graaf van Holland, Floris V, terwijl deze te Brugge was, door een Hollandschen of door een Vlaamschen klerk zijn geschreven.
| |
| |
Paleografisch is dit niet uit te maken: de oorkonden zijn niet van dezelfde hand. Misschien zou een vergelijkend onderzoek met andere grafelijke, Hollandsche en Vlaamsche oorkonden uit dezen tijd, een verklaring of althans een aanduiding kunnen geven.
Gedeelten uit 24 (reg. 11 vlgg.) en 25 (reg. 13 vlgg.) zijn eensluidend, dus naar één voorbeeld geschreven.
Als on-hollandsche vormen stippen we aan: de samentrekking dern = den heren; ook ser (.242 & 25.3) blijkt eerder in Zuid-Nederland in gebruik te zijn.
Sco(e)nsdachs voor 's Goensdags ('s Woensdags) is ook wel on-Hollandsch: de g voor w is nog onverklaard; een poging hiertoe door J. Grimm: uit * Gwodensdag. Zie: M.W. II kol. 2025-26, IX kol. 2746 (afl. 24); verdere literatuur bij L. Grootaers en J. Grauls, Klankleer van het Hasseltsch Dialect - Leuven, 1930 (Kon. Vl. Ac.) - § 274. Ook F. Holthausen kon den vorm niet oplossen (P.B.B. X-600): hij denkt aan mogelijken invloed van den vorm God. Het woord komt ook in Brabant reeds vroeg voor: 1306, 1309, 1331 (Brussel en omstreken).
Verder is virewerftuintech (24.6) gewoon voor tachtig (M.W. VIII kol. 830 en IX kol. 471), doch weer niet-Hollandsch; de aanhaling M.W. VIII-830 uit van den Bergh betreft een Brabantsche oorkonde.
Over dien tuiste dat (24.1), zie F.A. Stoett, Middelnederl. Spraakk., Syntaxis2 - 's Gravenhage, 1909 - § 51. Let nog op vm dat (24.10).
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Vrouw Aleyd was de stichtster der stad Schiedam, waar zij het slot te Riviere bezat. Over deze stichting en over de rol, welke haar zoon Floris van Henegouwen in Holland speelde, zie nader: H. Obreen. Floris V - Gent, 1907 - hoofdstuk II, blz. 26 vlgg.
| |
25.
Floris V, graaf van Holland, geeft zijn neef Floris van Henegouwen zekere goederen.
Brugge, 24 October 1268.
Ga naar eind1. Wi Florens graue van holland / ende van zelant maken cont alle den ghenen die dese lettrenGa naar eind2. sullen sien ende horen / Dat wi
| |
| |
hebben ghegheuen Florense onsen neue onser moyen [sone]Ga naar voetnoot(a)Ga naar eind3. veren aleydis van henengowe / ser.. johans wif van Avennis wilen was / onse woninghe / [ter nuwer scie die]Ga naar eind4. hare was / ende al dat dat wi daer hebben ligghende tusscen der ouder scie / en[de]Ga naar eind5. nuwen sciedamme . hofstaden / ende al dat gherechte ende visscerie ende sluse / die ons t[oe]6 bestaen / dat hijt van ons hout te lene: ende in derre maniren dat gheuile dat floren[s]7 storue sonder kint dat het quame vp sinen ousten broeder naest hem / ende aldus so g[hae]Ga naar eind8. tet nederwert van brodere te brodere / ende ghebraket van desen / so quamet vp johanne....9 den ousten of hi leuende ware . ende hir bi so sal dese vorgheseght vrowe aleyd onse moye10 endeGa naar voetnoot(b) florens moeder besittende sin ende ghebrukende gheheilike al dit vorgheseghede goed11 met al den gherechte ende vroemen die dar toe bestaen also langhe alse si leuet / sond[er]12
eneghe calengiringhen van florense of van anders iemenne / Ende om dat wi [wil]13 len dat dese dinc si ghehouden ende ghestade so hebbe wi dit gheseghelGa naar voetnoot(c) met onsen s[eghe]Ga naar eind14. le: ende ghebeden minen here Guiden graue van vlandren / ende marchi van namur / den a[bbet]15 van middelburgh . heren Rase van lidekercke . den here van vorn . den here van telinghen.16 heren philipse van den poele . heren boudewin Rufin . heren dideric van brederode / ridders17 ende anders onse man van zelant die alle hir ouer waren; dat si hir ane hanghen hare18 seghele metten onsen / dit was ghemaket ende bescreuen / te brugghe van ons heren jaren.. Mo. CCo. achte ende sestech sconsdags na sente lukes dach ewangeliste.
Oorspr.: Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage, charters der grafelijkheid van Holland.
Gedrukt: 1) van den Bergh, Oork. Holl. II, no 175.
2) Wilhelm, Corpus, no 116.
| |
| |
| |
Philologische en Geschiedkundige aanteekeningen.
Zie bij de vorige oorkonde.
| |
26.
Floris V, graaf van Holland, voegt Oud-Delft bij de stad Delft en bepaalt onder welke voorwaarden dit geschiedt.
Haarlem, 30 November 1268.
Ga naar eind1. Jc Florens Graue van hollant doe cont alden ghenen die dese letteren sien. Dat ic bi minen vrihen wille ende bi rade mire manne hebbe gegeuen dor menere porte v[an dilf]Ga naar voetnoot(a)Ga naar eind2. die oude dilf van arnouts suemen brugghe toeter gaesthus brugghe . ende alse langhe als die hoefsteden sien . in als suilker vriheden als si hebben die niewe dilf van [den co]Ga naar eind3. ning willemme minen vader ende van mi. ende al hebbe ic hem ghegheuen die oude dilf hare port met themerne daer bi nesael niet gemerct wesen die [rente]4 die sie mi jarlics geuen . noech hare hereuart . noech gheen drints die sie mi sculdich sien the doene . oef minen nacomen . ende van desen dage voerewart meerGa naar eind5. alle die ghene arme ende rike die woennen vp die oude dilf sullen staen therechte vore die scepene ende voer dien rechtere van dilf . ende sullen met hem gelden6 als suilke sake als der port an comet . ende die hoefsteden van der ouder dilf sael me winnen the sulker winninghen als me winnet vp die niewe dilf [ende]7 voer scepen. Soe wien soe ane comet porters hureware van dilf het sie van coepe oef van besterfenessen oef van hiewelike oef hoe hethem ane [comet]8 die hureware sael euuelike scot ende alle sake gelden metter port van dilf . ware einig man die erue oef Goet hadde binder vriheden van [dilf]9 ende niet gelden newilde sin ongelt ghelich enen andren portre daer soutme den graue mede rekenen ende vp gelden ende die hoets[talle sael]10 die Graue jnnen bi
vonnesse van scepen . ende die scepene van dilf moeten scouwen metten gesu[oren] ouer als suilc hurelant als den [portren toe]11 hoert
| |
| |
van dilf. Dat ic wille dat dit vaste si andeGa naar voetnoot(a) ghestade soe hebbic desen brief doen bese[gele]n met minen segele. Dese brief waes [ghe]Ga naar eind12. gheuen tote herlem jnde jaren ons heren . dusentich . tuehondert ende oecten sestich sente andrijs daghe.
Oorspr.: Gemeente-archief te Delft.
Gedrukt: 1) van den Bergh, Oork. Holl. II, no 176.
2) Wilhelm, Corpus, no 117.
| |
Philologische aanteekening.
Te Haarlem uitgegeven (bezegeld) maar wel geschreven door een klerk van den graaf of van Delft, geeft deze oorkonde daarom nog niet het Hollandsch dialect weer. Toch vallen sommige vormen op: suilk (2 en 6; komt in Holl. oorkonden nog wel meer voor, maar zelden); sael (6), gaesthus (2), oef (7), welk laatste wel maar eenmaal is aangeteekend (zie oork. no 28), waes (11), oecten (12).
Deze oorkonde is te vergelijken met no 16; zie ook philol. aanteek. bij no 24.
Over 't Hollandsche dialect, zie: Dr. C.G.N. De Vooys, Geschiedenis Ned. Taal - Groningen, 1931 - § 13 en blz. 197; Dr. J. Van Ginneken, Handboek, blz. 87-90; Dr. G.G. Kloeke en Dr. L. Grootaers, Handleiding bij het N.- en Zuidnederl. dialectonderzoek - 's Gravenhage, 1926 - blz. 9; Franck, Mnl. gr. - §§ 42 (blz. 47), 107 Anm. (blz. 92), 126 (blz. 118), 207 (blz. 175), 217 (blz. 183) en 76 (met lit.); wat Franck echter over ai = ae etc. (§ 6), th = t (§ 8), u = i (§ 63), coft (§ 97), ie = ê (§ 75.3) zegt, geldt ook voor het Brabantsch (zie phil. aant. oork. 18).
Voor 't Oud-noordhollandsch, zie J. Gallée in Ts. Leiden, 1904, blz. 102 vlgg.
| |
| |
| |
Geschiedkundige aanteekening.
De graaf van Holland brengt hier de buurt Oud-Delft onder het rechtsgebied (poortrecht) van Delft, dat van zijn vader, den Roomsch-koning, graaf Willem II, stadsrecht had gekregen. Hij bepaalt tot welke verplichtingen de nieuwe poorters nog aan hem gebonden blijven en in hoeverre zij met de poorters zullen zijn gelijk gesteld.
Men staat hier voor een geval, waarbij huislieden gedeeltelijk poorters worden.
| |
27.
Gift van land en jaarrente, ten overstaan van schepenen van den Vrije van Brugge.
8 Februari 1269. n.s.
Ga naar eind1. Oliuier vander haghe - hughe vanden hove - weynin van varsenare - Riquard standardGa naar eind2. jan die zot - bouden f bouden - & jan van terrendyke wie scepenenGa naar voetnoot(a) vanden vrien doen3 te verstane allen den goenen die dese letteren sullen zien jof horen lesen. dat4 cam vor ons - jan coley - & marie sin wyf - & gauen vp te wetteliker ghifte5 hannine colpaerde - ene line lants lichtelic min jof me leghende bindenGa naar eind6. ambochte & binden prochie van zuenkerca of suudtalf mins here jans van cleyhem7 & sie weddents hem te wette te waerne wech & lant & quite lant te 8 sinen vrien eghindoeme . vort so cam die vorseide jan coley . & marie siin9 wyf & gauen vp dien vorseiden jan colpard. sestiene scelegen goeder vlamser penegen10 elkes jaers erfliker rente te cense die beset sin vp tve ymete lands11 legghenden binder vorseider prochie van suenkerca . & hetet verdebouds meed welke12 rente men ghelt die ene helt telken sinte jans messe - & dander helt13 telken sinte baues messe die daer naest comt . & omme dat wie scepenne14 vorseit stonden ouer dese vorworden & ouer dese sticken & wie willen dat sie15 bliuen vast & ghestade - so ebben wie dese letteren yseghelt met onsen16 zeghellen dit was ghedaen
vrindaghes vor grote . vastenauont anno domini 17 mo . cco . lx . viij.
Oorspr.: Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no blauw 3139. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge opgesteld. Evenals andere oorkonden van het Vrije, is ook deze niet in dialekt geschreven. Let nochtans op den vorm vlamser (9), waarin ausl. maar ook inl. sch reeds tot s is geworden.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Door deze oorkonde doet een echtpaar een tweeledige schenking: van een stuk land en van een jaarrente, gevestigd op een ander stuk grond, beide gelegen te Zuienkerke, zoodat de schepenen van het Vrije ratione loci optreden.
Bij de gift van het land wordt de waring vermeld (reg. 7), waarover men zie de geschiedk. aant. bij no 4.
| |
28.
Isabella (Elisabeth), vrouw van Breda, en haar man verkoopen een jaarrente.
1 Mei 1269.
Ga naar eind1. Jc yzenbele . vrouwe van Breda . wittechdeghe doihcter mins her henrics sheren van BredaGa naar eind2. ende mine heer Arnout van Louene . min witteghe man . here van Breda . ende min monbore.3 wi maken cont allen die nu sien . ende die noich wesen zolen . dat wi . ende die portere van4 Breda . dies oueren hebben ghedraghen . dat wi hebben vercoicht . dorde nohit . ende dor dorbereGa naar eind5. der kerken . van Breda . tirthiet doen men makede den stenne moinster the Breda . enenGa naar eind6. sins dertech scellenghe . ende vier pennenghe . dien men gheilt . oppe sente mertins dach7 ende die onse vorderen ter kerken gauen in gherechter almossene . ende dien heuet gheGa naar eind8. cohct meister ARnoutGa naar voetnoot(a).
| |
| |
dien men heet van couorden . in alsusterGa naar voetnoot(a) vorwerden . dat hien sal hou9den van oins the gherechten erue . omme twe penninghe louensche . the sente bamisseGa naar eind10. the gheldene the latene sinen wittegen eruen . the mans leuene ende the lans leghere 11 desen zeluen sins dertech scellenghe ende vier penninghe Louensche . dien sal hi nemen enGa naar eind12. zonte mertins daghe . vthe onsen seinze van Breda . bidien dat almossene was . ende wienGa naar eind13. vercohiet hebben erfleke .' zoe zette wine the vonnesse . ende the scependome . ende ten zoilken14 rechte . alse ander porter . hoer witteleke erue houden . Omme dese vorwerden the houdene witGa naar eind15. teleke ende redeleke .' allen den ghenen dier geghen spreken moichten . zo hebbe wier ane16 gheanghen onsen zeghel . ic vrouweGa naar voetnoot(b) van Breda . ende ic min here ARnout here van Breda17 die der vrouwen wittheleke man been . ende wi deporit van Breda onzen zeghel. dese vor18 worde was ghemaket. ende bescreuen . domen
screife van onsherenGa naar voetnoot(c) iaren . dusent iaer . twe19 hondert iaer . ende neghenensestech iaer . thingaende meie.
Oorspr.: Archief van het Begijnhof te BredaGa naar voetnoot(1).
Gedrukt: G.C.A. Juten, in: Taxandria. Tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde, XV, Bergen-op-Zoom, 1908, pp. 23-24, met foto en een studie, p. 18-24.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Heel waarschijnlijk te Breda opgesteld. Deze oorkonde vertoont een paar opvallende spellingen, die daarom nog geen kenmerk van 't Noordbrabantsch behoeven te zijn. Zoo wordt een korte vocaal voor -cht gerekt: doihcter, vercoicht, moichten, ook noich (let op de oude spelling voor de ch; vgl. ook oork. 17 en 22); ook gerekt voor -lt: gheilt; -ns: moinster, oins. Gerekte vormen als nohit, oins, been (ook oef in oork. 26) vermelden noch W.L. Van Helten, noch J. Franck, noch J. Verdam (in zijn M.W.) Over zoilk (en zuilk in no 26), zie Van Helten, Mnl. Spraakk., §§ 312a, 22 opm. 5, 102 b en 39; Franck, Mnl. Gr., § 35, blz. 42. Let verder op porit (17), screife (18); zie ook nog: J. Van Ginneken, Handboek (cf. oork. 26), blz. 124 en inz. 151.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Uit dit stuk blijkt, dat de voorouders van de vrouw van Breda aan de kerk aldaar een jaargeld geschonken hadden van 30 sc. 4 penn., te betalen op 11 November van elk jaar (reg. 7). Nu men bezig is de kerk in steen op te bouwen hebben de vrouw van Breda en haar man het voor de kerk nuttig en oorbaar geacht deze schuld te verkoopen, zoodat de kerk, in plaats van de jaarlijksche rente, het kapitaal verkrijgt. Kooper is een geestelijk heer, Mr. Arnout van Coevorden, die nu de jaarrente bovengenoemd op den gezegden datum zal ontvangen, en daarvoor jaarlijks op 1 October 2 penn. aan de heeren van Breda zal uitkeeren, terwijl deze rente erfelijk en onherroepelijk wordt (reg. 10). Als bron, waaruit deze jaarlijksche uitkeering moet komen, bepalen de heeren van Breda den jaarcijns, welken de inwoners hun schuldig zijn (reg. 12). Bovendien schrijven zij voor, dat deze schuld geheel zal beheerscht worden door de wettelijke bepalingen, welke de andere eigendommen van poorters regelen (reg. 13-14). Opdat deze overeenkomst rechtskracht verkrijge en niemand haar tegenspreke, wordt zij niet alleen door de vrouw en den heer van Breda, doch ook door het stadsbestuur bezegeld (reg. 14-17).
| |
| |
| |
29.
Schepenen van het Vrije van Brugge oorkonden, dat te hunnen overstaan verschillende stukken lands zijn weggeschonken; de ontvanger gaf ze weder in jaarcijns uit.
22 Juni en 13 Juli 1269.
Ga naar eind1. Bouden dyzerine . Tierin van score . Riquaerd dining. Johan weuel wouter .f. sher hakets . hughe tsoen van Caedsand ende willem corte2 wi scepenen vanden vrien doen te wetene alden goenen die dese lettren zullen zien ende horen . Dat hannin blankard ende heilewyf zyn wyf3 quamen vor ons ende gauen wettelike ghifte . ende halmets hem ende wedden te wette te warne jeghen elken mensche Jacoppe van lanterneGa naar eind4. .een. jmet lant lichtelic min iof lichtelic me . vri. lant eghin lant ende quite lant . te sinen vrien eghindome . leggende vpt vria Int ambochtGa naar eind5.Ga naar eind5. van Ghistelle zuud vanden dike ende heet in lambrechts stic . Indie prochia van ghistellaGa naar voetnoot(a). Ende hannin blankard ende heilewyf zijn wijf6 zyn worden eruelike chensers Jacops vander lanterne van desen vorseiden lande omme . xij ½. $ ende enen capoen siaers te
gheldene te sinte ba7 messe in elc der jare ende coep ende versterefnesse alst gheualt telken metten chense van enen jare . Vort quamen vor ons Clais dykre8 ende maria zyn wyf . ende gauen wettelike ghifte . ende halmets hem ende wedde te wette te warne ieghen elken mensche Jacoppe vanGa naar eind9. der lanterne .iiij. linen lants vri lant eghin lant ende quite lant te sinen vrien eghindome legghende vpt vria int ambochtGa naar eind10.Ga naar eind10. van ghistella zud van andries zaldekins bider templiers lande af westhalf. In die prochia van ghistellaGa naar voetnoot(a). Ende dese vorseide Clais11 dykie & maria zijn wyf zijn worden eruelike chensers Jacops vander lanterne van desen vorseiden lande omme .x. $ ende eenen capoen12 siaers te gheldene sinte bamesse In elc der jare ende coep ende versterefnesse alst gheualt telken metten cense van enen jare . Ende omme13 dat wi vorseide scepenen stonden
ouer dese ghiften ende over dese eruelike chense . Die te wette vor ons waren ghedaen so willen wi dat14 al dit vast si en wel ghehouden ende hebben dese lettren te kennessen vthanghende ghezeghelt met onsen ze[ghel]enGa naar voetnoot(b). Dit was aldus tewette15 vor ons
| |
| |
ghedaen die erste ghifte saterdaghes vor sint johans daghe in middel somer . Ende dachterste ghifte saterdaghes vor diuisio16 apostolorum Int Jaer alsmen scrift van ons heren incarnatioene. mo. cco. & lxjxo.
Oorspr. Staatsarchief te Brugge, charters van het Vrije, no 33.
Gedrukt: La Flandre, no 9, 1878, p. 369-370.
Opm. Aan deze oorkonde zijn geen zegels meer, maar op de staartjes leest men nog: 1o beud yzerine - 2o tierin de score - 3o riquard - 4o johan weuel - 5o w''f dni hakets - 6o hughetsoen - 7o w' die corte.
Op de keerzijde, in 13e-eeuwsch: dese satren horen toe margnete kehaus.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge geschreven; zie ook no 27 en andere.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
In dit stuk wordt de beoorkonding van twee verschillende schenkingen van land samengevat, omdat zij op eenzelfden rechtsverkrijgende betrekking hebben; de rechtshandelingen hadden blijkbaar op twee verschillende dagen plaats (22 Juni en 13 Juli). In beide gevallen krijgen de schenkers het goed in erfelijken jaarcijns terug; de waring wordt telkens vermeld (reg. 3 & 8), waarover men zie de gesch. aant. bij no 8.
| |
| |
| |
30.
Vestiging van een jaarrente op een huis, ten behoeve van het St. Jans-hospitaal te Gent.
27 October 1269.
1 Weten alle de Ghene die nu sin ende die te comene sin die dese lette2ren zullen horen ofte sien dat jc boidin scride hebbe ghegheven inGa naar eind3. aelmoesenen vp min huus den spitale van sente jans huus jn ghentGa naar eind4. tien schelghe jaerlijcs . dat thuus staet ouer schelde bi den broedersGa naar eind5.Ga naar eind5. van den zacke vp ser zeghers parijs lant. ende omme dat jc deGa naar eind6. voerseide boidin wille dat dit vast ende ghestade bliue ewelekeGa naar eind7. so wie dat dat voerseide huus coept ofte huurt . soe hebbic8 dese voerseide ghifte ghegheven voer den here arnoude denGa naar eind9. banre die es in sprochijspapen stede van sente jans . ende voer denGa naar eind10. here
brame ende voer den here janne van den pitte. ende jn oer11 conschepen van deser Ghiften soe hebben dese voerseide der arnout12 ende der braem ende der Jan an dese letteren gheangheGa naar voetnoot(a) hare13 zeghele. Dese letteren waren ghemaect vp djaer van den14 incaernatione. mo. cco. lxixo. in sente simoens en sente juuds auonde.
Oorspr. Stadsarchief Gent, no 90/49.
Vermeld: Invent. no 90/49. - Onuitgegeven.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Te Gent geschreven. Sporen van dialect zijn haast niet te bespeuren.
In aanhef, herinnering aan Lat. oorkondentaal.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Aan het hospitaal van St. Jan te Gent wordt hierbij een jaarcijns geschonken, gevestigd op het huis van den schenker, met de verzekering dat deze cijns eeuwig op het huis zal blijven rusten, al wordt het ook verhuurd of verkocht. Op te merken valt, dat deze oorkonde niet verleden wordt voor schepenen van Gent, binnen wier jurisdictie Overschelde sinds 1254 getrokken was (het had voor dien een eigen schepenbank: H. Van Werveke. Krit. Stud., blz. 68), doch voor drie personen, waarvan de eerste pastoor van een der Gentsche kerken was, de beide andere misschien poorters van Gent.
| |
31.
Gift van land in erfpacht, ten overstaan van schepenen van het Vrije van Brugge.
1 November 1269.
Ga naar eind1. Diederic van racewale . Lambrecht van zedelghen. Gielis filius diederix . Clais filius sere hugs . Oliuier2 van haghe . Jan de weuel . arnoud .fil. wille . Wi scepenen van den vrien doen te wetene hem3 allen die dese lettren sullen sien & horen . dat jan fil . diederijx & adelice sijn wijf camen vor onsGa naar eind4.Ga naar eind4. ende gauen alm & ghifte ere marien jan clof hamers der ouelaken makighe . van . iiii ½. ghemete5 lands lichtelic min of lichtelic me licghende in die prochie van zedelghem ten hille besuden6 den visch viuer . lant & wech quite te waerne jeghen elken mensche . dit vorseide lant heeft7 die vorseide marie ghegheuen den vorseiden janne fil. diederix & adelicen sinen wiue omme .xli s. iaers8 ten erueliken tchence coep ende versterfnesse . dene helt tegheldene van den vorseiden xli s. te mede9 wintre & dander helt sente bamesse . dit was ghedaen jn alre heleghen daghen jnt jaer ons10 heren als men scriuet syn jncarnatioen .mo. cco. lxo nono. ende om dat
| |
| |
wi willen dat dese11 dinc si vast & ghestade so hebben wijt bezeghelt met onsen zeghelen.
Oorspr.: Arch. van den Openbaren Onderstand, te Brugge, fonds der Madeleine, no 60. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge opgemaakt. Zie overigens oorkonden 27 en 29. Over het gebruik van lidwoorden voor eigennamen (ere Marien, reg. 4), zie Gloss. i.v. Artikel en Een.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Hier wordt wederom een land weggeschonken, maar als cijnsgoed (tegen jaarcijns) terugverworven. Uit regel 8 blijkt dat het recht van overgang, bij koop of vererving te betalen, de grootte van één jaarcijns bedraagt, zooals ook in no 29 (reg. 7 & 12), bepaald was.
| |
32.
Verkoop van een jaarrente door hoorigen der kerk van St. Donaat te Brugge.
5 Juli 1270.
Ga naar eind1. Wie mester Gielis bonijn. jhan van alames. ende nicoerel ostkiin canoneke van sint donaes in brucghe2 doen thewetenne alden goenen die dese lettren zullen zien & horen dat clais .f. godeuerde vanGa naar eind3. Zantuorde & katerina. zijn wijf der kerke laten van sint donaes .in. brucghe camen voerGa naar eind4. ons & verlieden voer ons dat zie hadden vercocht wel & wetlike diederike den dam- | |
| |
houdre5 .xxx. sol. vlamesche jaerlikesser renten up v. linen lanst die heten boden. & up .ii ½Ga naar eind6. line lants die heten doedins belec . twilke lant leghet in die prochghie van zantuorde7 benorden daer myn here wouter van ghend nu wonet . ende dat zie hem hadden ghegheuen8 daer of wettelike ghichte vor scepenne vanden vrien . ende die voerseide clais & katerina9 zijn wijf beloueden ende wedden vor ons alse vore canoneke hir toe gheropen dien vor-10 seiden diderike & sinen oere na hem ouer hem ende ouer hare oer dese voerseide .xxx11 sol. jaerlikesser renten the gheldene ewellike elcs jaers die ene held the sinte bamesse12 ende die andre held the sinte jhans messe in middel zomer . ende in orconde van der warede13 hebben wie deze lettren ghezeglet met onsen zeglen dit was ghedaen int jaer
ons14 heren alsmen scriuet zine incarnation . m.cc.lxx tsaterdaghes na sinte pieters daghe15 ende sinte pouwels der apostle.
Oorspr.: Staatsarch. Brugge, charters van het Vrije, no blauw 7116. - Onuitgegeven.
| |
Philologische aanteekening.
Te Brugge opgemaakt, zie oorkonden 27 en 29. Belec (reg. 6) schijnt hier reeds tot plaatsnaam te zijn geworden; zie over beteekenis (= omsloten weide), vormen en gebruik, M.W., I, 1476, s.v. bulc. In deze oorkonde is ook van belang de vorm jaerlikesser (reg. 5 en 11), waar niet alleen het suffix -sch reeds bij jaerlijc is gevoegd (M.W., III-990 kent maar één voorbeeld van 1398), doch ook -sch tot -s is geworden; zie overigens een ander Brugsche oorkonde no 27, en Gloss. s. v. sch.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Aangezien het hier betreft een overdracht door hoorigen der St. Donaaskerk te Brugge, heeft de beoorkonding plaats voor een commissie van kanunniken dezer kerk (reg. 9: vor ons alse vore canoneke hir toe gheropen), nadat voor de schepenbank van het Vrije van Brugge de rechtshandeling is geschied (reg. 8).
| |
| |
| |
33.
Verkoop van land, ten overstaan van schepenen van Sijsele.
15 Juli 1270.
Ga naar eind1. Jhan voet . willem van scepstale . Colard van leffinghe . jacop neelkin . willem .f. Roebins Gielis vanGa naar eind2. lake ende Jhan tokel wi scepenen vanden zieselschen tien stonden dat dese lettren waren ghemaectGa naar eind3. doen te verstane alden goenen die dese lettren zullen zien ende horen. Dat veis van essen ende sara4 zijn wijf quamen vor ons ende vercochten . ende gauen te wette bede halm ende ghifte ende weddenGa naar eind5. te wette te warne jeghen elken mensche . auesoeten jhans wedewe van Ridderuorde portighe in 6 brugghe . een stic lants dat soe zamecoeps cochte . vri lant eghin lant ende quite lant tharen vrien Eghindome legghende bachten datmen heet . ser zibrechts gasthuze . streckende ser jhanGa naar eind8.Ga naar eind8. coepmans waerd jndie prochia van sint crues jnt ambocht vanden zieselschen. Ende omme9 dat wi vorseide scepenen stonden ouer dese ghifte so hebben wi dese lettren te kennessen vthanGa naar eind10. ghende ghezeghelt met onsen zeghelen. Dit was vor ons ghedaen binder porte vor sboregGa naar eind11. grauen capelle. sdinxendaghes vor sinte marien magdalenen daghe . anno . domini . mo cco lxxo.
Op den rug, in 14e eeuwsch schrift: van veise van essen.
Op de staarten van de zegels: j. voet; w van scepstale; w.f. roebins; gielis van; jan toke.
Oorspr.: Staatsarchief, Brugge, charters van het Vrije no 34. - Onuitgegeven.Ga naar eind7.
| |
| |
| |
Philologische aanteekening.
Geschreven in de omstreken van Brugge. Deze oorkonde vertoont dezelfde kenmerken als andere te Brugge geschreven. Let in 't bijzonder op Scepstale, waar e nu aa is (cf. onlent, no 4, reg. 6), vormen als stic (reg. 6), soe (6), bachten (7), zibrecht (7) etc.
| |
Geschiedkundige aanteekening.
Deze oorkonde betreft een eenvoudigen verkoop, met waring, van land gelegen in de parochie van St. Kruis, in het ambacht Sijsele. Het is daarom dat de oorkonde verleden wordt ten overstaan van de schepenen van dit ambacht, die evenwel te Brugge zetelen (reg. 10-11), misschien omdat de koopster een poorteres van die stad is (reg. 5.-6).
| |
| |
| |
Calendarium.
A
Alrehelegermesse |
1.10 |
} Allerheiligen: 1 November. |
Alrehelghen messe |
14.32 |
}Allerheiligen: 1 November. |
Alhelghen messe |
15.28 |
}Allerheiligen: 1 November. |
Alreheleghen daghen |
31.9 |
}Allerheiligen: 1 November. |
| |
D
Divisio Apostolorum |
20.10 |
} 15 Juli. |
|
29.15/16 |
}15 Juli. |
| |
G
Gheboernesse ons Heren |
5.8 |
} Kerstmis: 25 December. |
Ghebuernesse ons Heren |
6.5 |
} Kerstmis: 25 December. |
| |
K
Karsdage |
3.15 |
Kerstdag: 25 December |
Coudermesse: zie Sint Pieters. |
|
| |
M
Medewintre |
31.8/9 |
} 25 December. |
Metwintre |
1.10 |
} 25 December. |
Meie |
23.20 |
}1 Mei. |
Meidage |
2.28 |
}1 Mei. |
Meie (hingaende) |
28.19 |
}1 Mei. |
Meie (half) |
3.16 |
15 Mei. |
| |
O
Oest (inghanghende) |
12.25 |
1 Augustus. |
| |
| |
| |
R
Reminiscere |
2.34 |
De vijfde Zondag vóór Paschen; de tweede Zondag van den Vasten. |
| |
S
sinte andrijsdaghe |
26.12 |
S. Andreas Apostel: 30 November. |
sinte andris awind |
13.7 |
De vooravond van S. Andreas: 29 November. |
sinte bavesmesse |
21.7;27.12 |
}S. Bavo: 1 October. |
sente bamesse |
28.9; 29.6/7. 12; 31.9; 32.11 |
}S. Bavo: 1 October. |
sint domaesdagh |
10.8 |
S. Thomas Apostolus: 21 December. |
zinte gregorysavend |
3.68 |
De vooravond van S. Gregorius Papa: 11 Maart. |
sinte jansmesse |
3.16; 27.12 |
}S. Johannis Baptistae nativitas: 24 Juni. |
sinte johansdaghe in middelsomer |
29.15 |
}S. Johannis Baptistae nativitas: 24 Juni. |
sinte jhansmesse in middelzomer |
32.12 |
}S. Johannis Baptistae nativitas: 24 Juni. |
sint juud, zie: sint simoens. |
|
sente lukesdach ewangeliste |
24.14; 25.18 |
18 October. |
sente marien lichtmesse |
3.16; 17.12 |
Mariae purificatio: 2 Februari. |
sente marien magdalenendaghe |
33. 11 |
22 Juli. |
sente martinsdag |
2.28 |
}11 November. |
sente mertinsdach |
28.6.12 |
}11 November. |
sinte martinsmesse |
23.16; 24.7 |
}11 November. |
sainte mathisdach |
4.37 |
Matthias Apostolus: 24
Feb.; in schrikkelj.: 25
Feb. |
sint niclausdagh |
9.9 |
6 December. |
| |
| |
sinte pietersdaghe coudermesse |
17.16 |
22 FebruariGa naar voetnoot(1). |
sinte pietersdaghe ende sinte pouwels apostle |
32.14/15 |
29 Juni. |
sente ponsiaens dagh |
16.15 |
S. Pontianus Martyr: 14 Jan. |
sente simoens ende sente juuds avonde |
30.14 |
28 October. |
| |
V
Vastenawnt (grote) |
11.12 |
Zaterdag voor den Zondag Esto mihi = Zondag Quinquagesima = zevende Zondag voor Paschen. |
Vastenavont (grote) |
27.16 |
|
| |
W
Wittendonresdag |
2.28 |
Donderdag voor Paschen. |
| |
| |
| |
Register van persoons- en plaatsnamen.
A
Adelice, vrouw van Jan fil. Diederijx, 31.3.7. |
Alames (Jhan van), kanunnik van St. Donaas te Brugge. 32.1. |
Alard (dominus) Storm. 10.1; 11.1. |
Alebrecht (de here van Vorn her), ridder 24.12; 25.15. |
Aleyd (vrowe) van Henengouwe, ser Johans wif van Avennis wilen was 24.2. |
Aleydis (ver) van Henengowe, 25.3. |
Andries Zaldekin 29.10. |
Anese fil. Wouters Widen 10.4. |
Anghele (Daniel van der), poorter van Brugge 10.5; 11.6. |
Arne 3.43. |
Arnoud den Banre (her), plaatsvervangend parochiepastoor van St. Jans te Gent 30.8.11. |
Arnout (meister) van Covorden 28.8. |
Arnout (heer) van Lovene, here van Breda 28.2. |
Arnoud fil. Wille 31.2. |
Ave, vrouw van Jan van den Boengarde 8.5. |
Ave (vrou) vrouw van Everdei Dullart 8.2.10.11.12. |
Avennis, zie Aleyd(is). |
Avesoete Jhans weduwe van Riddervorde 33.5. |
| |
B
Balling (Clais fil. Johannis -s) 19.1. |
Banre (her Arnoud den), plaatsvervangend parochiepastoor van St. Jans te Gent 30.8.11. |
Baraet (Willem) 22.3. |
Beatrix, vrouw van den voorgaande 22.4. |
begijn, zie Lisabette. |
Bela, dochter van ver Ghertrud Heinemans weduwe; haar man Pouwel 12.15. |
Berou(d)s Nimmars hofstede, bij Houtave 14.6; 15.9. |
Bertolfslant, bij Houtave 14.13; 15.3. |
Bethlehem, abdij der Cisterciënser-orde op Schouwen (Zeeland) 24.3. |
Bewesterscheld 3.66. |
Bic(l)ghe (Hannekin) 14.7.24; 15.11.21. |
Blankard (Hannin) 29.2.5. |
| |
| |
Boden, land in Zandvoorde 32.5. |
Boengarde (Jan van den) 8.5; zijn vrouw Ave. |
Boidin Broekere 10.2; Boidin Brokera 21.6; Boidin de Brokere 19.15. |
Boidin Mol(e)niser van Dallen 1.2.7. |
Boidin Schellart 4.9. |
Boidin Scride 30.2. |
Bochoute, bij Dikkelvenne 1.1. |
Bonijn (meester Gielis), kanunnik van St. Donaas te Brugge 32.1. |
Borechgravenporte, te Brugge 9.9. |
's Boreggravencapelle, te Brugge 33.10. |
Bornisse 3.61. |
Bouden fil. Bouden 27.2. |
Bouden van Sedelghem 11.5. |
Bouden d'Yzerine 29.1. |
Bouden (Thiert fil. -s) 19.14. |
Boudewin Rufin (her), ridder 24.12; 25.16. |
Bram, Braem (her) 30.10.12. |
Breda 28. pass. |
Breda (heer Arnout van Lovene, here van) 28.2. |
Breda (her Henric here van) 28.1. |
Breda (Yzenbele vrouwe van) 28.1. |
Brederode (her Dideric(k) van), ridder 24.13; 25.16. |
Broekere (Boidin) 10.2. |
Brokera (Boidin) 21.6. |
Brokere (Boidin de) 19.15. |
Bruen (Jhan de) 7.1. |
Brugge, stad in Vlaanderen. Brigghe 22.11; Brugghe 24.14; 25.18; 33.6; Brughe 15.1; Brucghe 14.1; 32.1; de borg 22.1; zie: St. Donaas; St. Maria Magdalena; St. Salvator 23.12; poorters: Daniel van der Anghele, Jan Coepman, Martin van Essen; schepenen 14.4. |
Brugge-ambacht: Brugghes amboute 22.2; Brughambocht 17.2; Brucsce ambocht 15.16; |
Bruningh (broeder Hughe) 4.8. |
Bruningh (broeder Willem) 4.9. |
Buddyc (Gosin van) 10.6. |
| |
C, zie: K.
D
Daen (Woutre fil. -s) 11.2. |
Dallen (Boidin Mol(e)niser van) 1.2.7. |
| |
| |
Damhoudere (Thideric) 23.1. |
Damhoudre (Diederik den) 32.4. |
Damphoudra (Thirin) 22.2. |
Daniel van der Anghele, poorter van Brugge 10.5; 11.6. |
Delf (de stad Delft in Holland) 16.2.10; zie Dilf. |
Dideric(k) van Brederode (here), ridder 24.13; 25.16. |
Diderik (de here van Theilinghen her) 24.12; 25.15. |
Diderick van Wermonde 24.3. |
Diederijc (Jan fil. Diederijx, al. Diederix) 31.3.7. |
Diederic (Gielis fil. Diederix) 31.1. |
Diederik den Damhoudre 32.4. |
Diederic van Racewale 31.1; Rasewale 21.6; Rasuwale 9.2; 10.1. |
Diederic fil. Stor(e)ms 10.1; 11.2; 12.1. |
Dykre (Clais) 29.7. |
Dilf, zie: Delf (de stad Delft, in Holland), 26 pass.; - (die oude) 26 pass.; - (die niewe) 26 pass. |
Dining (Riquard) 29.1. |
Doedinsbelec, land in Zandvoorde 32.6. |
Domaes die Hont 19.15. |
Dordrecht 3.68. |
Dudsele, 9.8; 13.5. |
Dullart (Everdei) 8.2; zijn vrouw Ave. |
| |
E
Erpse (Erps, Brabant) 18,15. |
Essen (her Martin van), poorter van Brugge 14.1.29; 15 pass. |
Essen (Veis van) 33.3. |
Everdei Dullart 8.2; zijn vrouw Ave. |
| |
F (zie ook: V)
Florens [van Henegouwen] 25.2; [van Holland] 24.5; [V, graaf van Holland en Zeeland] 16.1; 24.1; 25.1; 26.1. |
Folke (heer) 20.3.5.8. |
| |
G
Gabbard 14.11; zie: Gobbard. |
Gabbardsland (Woutre), in Straten 23.7. |
Ghend (myn here Wouter van) 32.7. |
| |
| |
Gent, stad in Vlaanderen; Gent 4.10.32; Ghend 5.4; 6.3; 32.7; Ghent 2.34; 8.1; 30.3; Ghint 1.3.8.9; baljuw 4.32; deken, zie: Seger; maat 1.9; poorters: Jan de Juede, Henrick van den Putte; St. Baafsabdij, zie: S; spitale van sente Janshuus, zie S; St. Janskerk, zie S. Zie: Overschelde; Zacke. |
Ghera(e)rd van Rode (heer), ridder 5.2; 6.1. |
Ghera(e)rd van Rode, oudste zoon van den voorgaande 5.2; 6.2; zijn vrouw, zie: Wiendeke. |
Gertrude 18.15; Gertrut 18.1; Ghertrud (ver) Heinemans weduwe 12.5.13; Ghertrude (Woutre veren -n sone) 4.9. |
Gielis (meester) Bonijn, kanunnik van St. Donaas te Brugge 32.1. |
Gielis fil. Diederix 31.1. |
Gielis van Lake 33.1. |
Gilis, schout der St. Baafsabdij te Gent 2.1. |
Gillis (Woutre fil.) 9.6. |
Gillis fil. Heins 9.2; 10.1; 11.2. |
Gillis Vrese 7.5. |
Gillis van Zedelghem 11.5. |
Ghistella, Ghistelle 29.5.10; zie: Lambrechtsstic. |
Ghistelle (min here Roedjar van) 9.1. |
Gobbard 15.14; zie: Gabbard. |
Godeleve (Reinvert fil.) 22.1. |
Godeverde (Clais fil. - van Zantvorde) 32.2. |
Gosin van Buddyc 10.6. |
Ghosins soene (Wouter) 7.6. |
Gosinswalle (ser), bij Houtave 14.8; 15.12. |
Groede (de), Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen 12.9. Zie: Heinemans hofstade, Niewerkerct. |
Grode (Groede, nu: Grauw, Hulsterambacht) 4.8. |
Grote (Woutre de) ridder 4.8.33. |
Guide grave van Vlandren ende marchi van Namur 24.11; 25.14. |
| |
H
Haarlem, stad in Holland, zie: Herlem. |
Haghe (Olivier van, of: van der) 27.1; 31.1. |
Haket (Wouter fil. sher -s) 29.1. |
Haketa (Wouter fil. domini) 22.1. |
Hamer (mijn here Lambert die), ridder 19.14. |
Hanne Loef Seghersoen 9.5. |
Hannekin Bicghe, Biclghe, parochiaen van Houtave 14.24; 15.21; zie: Jan. |
Hannin Blankard 29.2.5. |
| |
| |
Hannin Colpaerd 27.5. Zie: Jan. |
Hannin (Margareta -s weduwe fil. Reimbrecs) 21.1. |
Hannin (Woutre -s soene), parochiaen van Houtave 14.23; 15.21. |
Heb (Riquard -s soene) 23.4. |
Hedinsee 3.21.44. |
Heilewyf 29.2.5. |
Heylsota 19.1. |
Hein (Gillis fil. -s) 9.2; 10.1; 11.2. |
Heineman (ver Ghertrud -s weduwe) 12.5.13; vgl. Hugheman. |
Heinemans hofstede, in de Groede 12.10. |
Heinric van Waes 22.7. |
Henegouwen, zie: Florens, Johan. |
Henengo(u)we (ver Aleyd(is) van), weduwe van heer Johan van Avennis 24.2; 25.3. |
Henneken van Lies 18.6. |
Henric (min her - here van Breda) 28.1. |
Henrick van den Putte (her), poorter van Gent 1. passim. |
Herlem (Haarlem, stad in Holland) 26.12. |
Hille (de), te Zedelgem 31.5. |
Holland, Hollant, zie: Florens, Ricarde, Willem. |
Hont (Domaes die) 19.15. |
Horneke (Jan van den) 18.1. |
Houthawe 14. pass.; 15. pass.; parochianen: 14.24; 15.21. |
Hove (Hughe van den) 27.1. |
Hug (Clais fil. sere -s) 31.1. |
Hughe Bruningh (broeder) 4.8. |
Hughe van den Hove 27.1. |
Hughesoen 11.1; 19.16. |
Huge van Steenlant (min her) 2.1.33. |
Hughe Storm fil. domini Alards 10.1; 11.1. Zie: Hugo. |
Hughetsoen van Caedsand 29.1. |
Hughe fil. Willards 11.2. Zie: Hugo fil. W. |
Hugheman (al. Heineman), zoon van ver Ghertrud Heinemans weduwe 12.18.19. |
Hugo Storem ridder 17.1. Zie: Hughe Storm. |
Hugo fil. Willards 19.15. Zie: Hughe fil. W. |
| |
J
Jacop 17.5. |
Jacop van Lanterne 29 pass. |
Jacop ver Lentensoene 20.2. |
Jacop Neelkin 33.1. |
| |
| |
Jan Bic(l)ghe 14.7; 15.11. Zie: Hannekin. |
Jan van den Boengarde 8.5; zijn vrouw Ave. |
Jan fil. Diederix (al. Diederijx) 31.3.7. |
Jan van den Horneke 18.1. |
Jan de Juede, poorter van Gent 5.4; 6.3. |
Jan van Cleyhem (here) 27.6. Zie: Johan. |
Jan Clofhamer 31.4. |
Jan Coepman (her), poorter van Brugge 14.1.29; 15. pass. Zie: Jhan C. |
Jan Coley 27 pass. |
Jan Colpard 27.9. Zie: Hannin. |
Jan van Leffinghe 4.8.33. |
Jan van den Pitte (her) 30.10.12. |
Jan die Zot 27.2. |
Jan van Terrendyke 27.2. |
Jan de Wevel 31.2. Zie: Jhan, Johan, Johannes. |
Jhan van Alames, kanunnik van St. Donaas te Brugge 32.1. |
Jhan de Bruen 7.1. |
Jhan Coepman (her), poorter van Brugge 33.7. Zie: Jan C. |
Jhan van Riddervoorde 33.5; vgl. Avesoete. |
Jhan Tokel 33.2. |
Jhan Voet 33.1. |
Jhan de Wevel 7.1. Zie: Jhan, Johan, Johannes. |
Johan van Avennis. Zie: Aleyd(is). |
Johan [van Henegouwen] 25.8. |
Johan van Cleyhem (Kleihem) 9.2; 10.2; 11.3; 17.1. Zie: Jan. |
Johan van Varsennare 21.5. |
Johan Wevel 29. 1. Zie: Jan, Jhan, Johannes. |
Johan de Wevel 9.3. |
Johannes Balling 19.1. |
Johannes Wevel 22.2. Zie Jan, enz. |
Juede (Jan de), poorter van Gent 5.4; 6.3. |
| |
K en C
Caedsand (Hughe tsoen van) 29.1. |
Caedsant (Woutre van) 10.2. |
Caen (Lammekin fil. -s) 13.3. |
Katerina 32.3. |
Catsant (Wo[uter] van), ridder 17.1. |
Catsant (min here Woutre van) 11.1; 13.1. |
Catsant (Woutre dictus) 11.3. |
Cladkins hofstede, bij Houtave 14.9.10; 15.12.14. |
| |
| |
Clais Dykre 29.7. |
Clais fil. Godeverde van Zantvorde 32.2. |
Clais fil. sere Hugs 31.1. |
Clais fil Johannis Ballings 19.1. |
Kleihem (Johan van) 9.2; 10.2; 11.3. |
Cleyhem (here Jan van) 27.6. |
Cleyhem (Johan van) 17.1. |
Clofhamer (Jan) 31.4. |
Coekellare (min here Woutre van) 9.1. |
Coepman (her Jhan) 33.7, poorter van Brugge. |
Coepman (her Jan) 14.1.29; 15 pass. |
Coesterslant, bij Houtave 14.13. Zie: Costerslant. |
Colard van Leffinghe 33.1. |
Coley (Jan) 27 passim. |
Colpaerd (Hannin) 27.5. |
Colpard (Jan) 27.9. |
Coppins stic, land in Zuienkerke 11.8. |
Cortals (Vlaming) 4.9. |
Corte (Willem) 29.1. |
Cortenberge 18.14.16; Cortenberghe 18.15; Corthenberge 18.2.7. |
Costerslant 15.3. Zie: Coesterslant. |
Coudenhove 24.3. |
Covorden (meister Arnout van) 28.8. |
| |
L
Lake (Gielis van) 33.1. |
Lambert 21.1. |
Lambert, abt van St. Andries bij Brugge 15.1. |
Lambert (mijn here) die Hamer, ridder 19.14. |
Lambrecht van Zedelghem 31.1. |
Lambrecht van Umelengem 18.4. |
Lambrecht (Willekin -s soene) 23.5. |
Lambrechtsstic, land in Gistel 29.5. |
Lammekin fil. Caens 13.3. |
Lammekin Pape 7.5. |
Lammin van der Mare 21.1. |
Lanterne (Jacop van) 29 passim. |
Leffinghe (Colard van) 33.1. |
Leffinghe (Jan van) 4.8.33. |
Lenten (Jacop ver - soene) 20.2. |
Lidekercke (her Raes, Rase, van) ridder 24.12; 25.15. |
Lies (Henneken van) 18.6. |
| |
| |
Lisabetta, vrouw van Roger Sitlans 17.4. |
Lisabette, fil. Jacops..., begijn 17.5. |
Lisseweghe 19.3. |
Loef (Hanne) 9.5. |
Loef (Margriete) 9.5. |
Loef (Segher) 9.5. |
Lovene (mine heer Arnout van), here van Breda 28.2; Lovene St. Peter 18.13. |
| |
M
Mabelie, vrouw van Wiendeke, vrouw van Gheraerd van Rode 5.2; 6.2. |
Malde(n)gem (Willem van) 2.1.33. |
Mare (Lammin van der) 21.1. |
Margareta Hannins weduwe, fil. Reimbrecs 21.1. |
Margriete, dochter van Segher Loef 9.5. |
Maria 23.4; 29 passim. |
Marie, vrouw van Jan Coley, 27 passim. |
Marie Jan Clofhamers 31.4. |
Marie Weitins Touwers dochter 9.7; 13.4. |
Marlant, onder Zuienkerke 7.4. |
Martin van Essen (her), poorter van Brugge 14.1.29; 15 pass. |
Masemude 3.21.44. |
Medekin, land in Meetkerke 21.2. |
Meetkerke, zie: Mekerca, Metkerca, Metkerke; Mudelstic, Nortmaet, Ostlant. |
Mekerca (Meetkerke) 17.6. |
Metkerca 17.4. |
Metkerke 21.3. |
Michiel (here), prochghiaen pape van Ste. Salvators te Brugge 23.12. |
Michil 9.6. |
Middelburgh (de abt van) 24.12; 25.14.; de stad 3 pass. |
Moen Sot 13.1. |
Moen Soet 21.5. |
Mol(e)niser (Boidin) van Dallen 1.2.7. |
Mon Zod 17.2. |
Mon Sot 11.1. |
Monekegracht (de), bij Houtave 14.7. |
Mudelstic, land onder Meetkerke 17.7. |
| |
| |
| |
N
Namur. Zie: Guide. |
Neelkin (Jacop) 33.1. |
Niemensvrint 24.6. |
Niewe Dilf (die) 26 pass. |
Niewerkerct (parochie van der -) in de Groede 12.9. |
Nicoerel Ostkiin, kanunnik van St. Donaas te Brugge 32.1. |
Nimmars (Berou(d)s) hofstede, bij Houtave 14.6; 15.9. |
Nortmaet, land in Meetkerke 17.7. |
Nossenghem 18.15. |
Nuwe Sciedamme 25.5. |
| |
O
Olivier van Haghe 31.1. |
Olivier van der Haghe 27.1. |
Ostkiin (Nicoerel), kanunnik van St. Donaas te Brugge 32.1. |
Ostlant, in Meetkerke 21.2. |
Otene 8.9. |
Oude Dilf (die) 26. pass. |
Ouderscie 25.4. |
Overschelde, te Gent 30.4. |
| |
P
Pape (Lammekin) 7.5. |
Pape (Weita die) en Weitkin, zijn zoon 7.2. |
sPapen Sois gracht, te Otene 8.9. |
Parijs (her Zegher) 30.5. |
Philip(p)s van den Poele (her), ridder 24.12; 25.16. |
Pitte (her Jan van den) 30.10.12. |
Poele (her Philip(p)s van den), ridder 24.12; 25.16. |
Pouwel 12.16; zijn vrouw Bela. |
Putte (her Henrick van den), poorter van Gent 1. passim. |
| |
R
Racewale (Diederic van) 31.1. |
Raes (Rase) (here) van Lidekercke, ridder 24.12; 25.15. |
Rasewale (Diederic van) 21.6. |
Rasuwale (Diederic van) 9.2; 10.1. |
Reimbrec (Margareta Hannins weduwe, fil. -s) 21.1. |
| |
| |
Reinvert fil. Godeleue 22.1. |
Ricarde (joncvrouwe) (van Holland) 24.6. |
Riddervoorde (Avesoete Jhans weduwe van) 33.5. |
Riquard Dining 29.1. |
Riquard Hebssoene 23.4. |
Riquard van Sedelghem 11.5. |
Riquard Standard 27. 1. |
Riquard van Stenkete 17.2. |
Riquard van Straten (mijn here), ridder 17.1; 22.1; 23.1. |
Rode (her Gheraerd van) ridder 5.2; 6.1. |
Rode (Gheraerd van), oudste zoon van den voorgaande 5.1; 6.2; zijn vrouw, zie Wiendeke. |
Roebin (Willem fil. -s) 33.1. |
Roedjar (min here) van Ghistelle 9.1. |
Roger Sitlans 17.4. |
Rome (koning van) 3.1. |
Rufin (here Boudewin), ridder 24.12; 25.16. |
| |
S.Z.
Zaemslacht 8.4. |
Zacke (broeders van den), te Gent 30.5. |
Zaldekin (Andries) 29.10. |
Zantvorde 32.6. |
Zantvorde (Clais fil. Godeverde van) 32.2. |
Sara 33.3. |
Sedelghem (Bouden van) 11.5. |
Sedelghem (Gillis van) 11.5. |
Sedelghem (Riquard van) 11.5. |
Zedelghem (Lambrecht van) 31.1. |
Zedelghem, parochie 31.5; zie: Hille (de). |
Seger, deken van Gent 2.34. |
Segher Loef 9.5. |
Zegher Parijs (her) 30.5. |
Zeland, Zelant 24.1; 25.1.17. |
Zibrechts gasthuze (ser), in Sijsele 33.7. |
Zieselsche (het) 33.2.8. |
Sint-Andries, bij Brugge, abdij 7.3.7; 14.5; - abt Lambert 15.1; - monnik, her Woutresote 22.4. |
Sint-Bavo (Baaf) te Gent, abdij 2; - Volcout meier 2.2.34; - Gilis schout 2.1. |
Sint-Donaas: kerk te Brugge 14.32; 15.28; - kanunniken: Alames, Bonijn, Ostkiin; cloester 7.7; laten 32. |
| |
[pagina t.o. 425]
[p. t.o. 425] | |
II
Hs. 8o 12: laatste blad.
| |
| |
Sint-Janshuis (hospitaal) te Gent 8.1; 30.3; - Sint-Janskerk te Gent 30.9. |
Sint-Crues, parochie in Sijsele 33.8. |
Sint-Maria-Magdalena-huis, bij Brugge 14; 15; - broeders 14; - meesters 14. |
Sint-Pieterskerk te Lovene (Leuven) 18.13. |
Sint-Salvator, kerk te Brugge 23.12. |
Sint-Servaes, kerk te? 18.5.6. |
Sitlans (Roger) 17.4. |
Scarlaken (min here Woutre) 9.2. |
Scavetinghe (Saaftinge) 4.1. |
Sceldevelt 5.7; 6.4. Vgl.: Wulfzeke. |
Scepstale (Willem van) 33.1. |
Schelde (Over), te Gent 30.4. |
Schelderode; zie: Rode. |
Scheldewindeke; zie: Wiendeke. |
Schellart (Boidin) 4.9. |
Scie (Nuwer) 24; 25.3. |
Scie (Ouder) 25.4. |
Sciedamme (Nuwe) 25.5. |
Scinkel (Woutersoete) 19.2. |
Scora (Thirin van) 22.2. |
Score (Thiert van) 17.2. |
Score (Tieren van of de) 9.3; 11.3; 29.1. |
Scride (Boidin) 30.2. |
Slede (die), land bij Houtave 14.6; 15.9. |
Zod (Mon) 17.2. |
Soet (Moen) 21.5. |
Sois (spapen - gracht), te Otene 8.9. |
Zompe (die), bij Houtave 14.7; 15.10. |
Zot (Jan die) 27.2. |
Sot (Moen) 13.1. |
Sot (Mon) 11.1. |
Standard (Riquard) 27.1. |
Steenlant (min her Huge van) 2.1.33. |
Stenkete (Riquard van) 17.2. |
Stenwarda (min here Willem) 21.5. |
Storem (Diederic fil. -s) 12.1. |
Storem (Hugo) ridder 17.1. |
Storm (Diedric fil. -s) 10.1; 11.2. |
Storm (dominus Alard) 10.1; 11.1. |
Storm (Hughe) fil. domini Alards 10.1; 11.1. |
Straten, parochie 22.8; 23.7; - (mijn here Riquard van), ridder 17.1; 22.1; 23.1. |
| |
| |
Suenkerca 7.3; 10.7; 11.7; 27.11. Zie: Coppinsstic, Marlant. |
Zuenkerca 27.6. |
| |
T
Telinghen (de here van) 25.15; vgl. 24.12. |
Temp(e)liers 12.10; 29.10. |
Ter Does (abdij) 11.9. |
Terrendyke (Jan van) 27.2. |
Theilinghen (de here van), her Diderik, ridder 24.12; vgl. 25.15. |
Thideric Damhoudere 23.1. |
Thiert fil. Boudens 19.14. |
Thiert van Score 17.2. |
Thirin Damphoudra 22.2. |
Thirin van Scora 22.2. |
Tierin van of de Score 9.3; 11.3; 29.1. |
Timpellaers. Zie: Temp(e)liers. |
Tokel (Jhan) 33.2. |
Touwer (Marie) 9.7; 13.4. |
Touwer (Weitin) 9.7; 13.4. |
Trisen (Willem fil.) 10.4. |
Tsoen (Hughe) van Caedsand 29.1. |
| |
U
Umelengem (Lambrecht van) 18.4. |
| |
V. Zie: F.
Varsen(n)are (Johan van) 21.5; - (Weynin van) 27.1. |
Veis van Essen 33.3. |
Velseke 1.2.13; 20.1.6. |
Verdebouds meed, land in Zuienkerke 27.11. |
Vlaming Cortals 4.9. |
Vlandren. Zie: Guide. |
Voet (Jhan) 33.1. |
Volcout, meier der St. Baafsabdij te Gent 2.2.34. |
Vorn (de here van) her Alebrecht, ridder 24.12; 25.15. |
Vrese (Gillis) 7.5. |
| |
W
Waes (Heinric van) 22.7. |
Walcheren 3.3 en passim. |
Walewein 7.5. |
Watermeet, land bij Houtave 14.14; 15.4. |
Wede (de) 5.3.4. |
| |
| |
Weynin van Varsenare 27.1. |
Weita die pape 7.2. |
Weitin Touwer 9.7; 13.4. |
Weitkin, zoon van Weita die pape 7.2. |
Wendune 14.15; 15.6. |
Wermonde (Diderick van) 24.3. |
Wevel, de Weuel (Jan, Jhan, Johan, Johannes) 7.1; 9.3; 22.2; 29.1; 31.2; - (Wouter, Woutre) 7.1; 19.14; 22.1; 23.2. |
Wide (Wouter) en Anese, zijn dochter 10.4. |
Wiendeke (Scheldewindeke) (Mabelie vrouw van), vrouw van Ghera(e)rd van Rode 5.2; 6.2. |
Willard (Hughe, Hugo fil. -s) 11.2; 19.15. |
Wille (Arnoud fil.) 31.2. |
Willekin Lambrechtssoene 23.5. |
Willem (broeder) 4.1.33; - Baraet 22.3; - (broeder) Bruningh 4.9; (coning) [van Holland] 3.1; 26.3; - Corte 29.1; - van Malde(n)gem 2.1.33; - fil. Roebins 33.1; - van Scepstale 33.1; - Stenwardra (min here) 21.5; - fil. Trisen 10.4. |
Woutre fil. Daens 11.2. |
Woutre Gabbards land, onder Straten 23.7. |
Wouter van Ghend (mijn here) 32.7. |
Woutre ver Ghertruden sone 4.9. |
Woutre fil. Gillis 9.6. |
Wouter Ghosins soene 7.6. |
Woutre de Grote, ridder 4.8.33. |
Wouter fil. domini Haketa, fil. sher Hakets 22.1; 29.1. |
Woutre Hanninssoene, parochiaan van Houtave, 14.23; 15.21. |
Woutre van Caedsant 10.2. |
Woutre dictus Catsant 11.3. |
Woutre (min here) van Catsant, ridder 11.1; 13.1.; 17.1. |
Woutre (min here) van Coekellare 9.1. |
Woutre (min here) Scarlaken 9.2. |
Wouter, Woutre, Wevel, de Weuel 7.1; 19.14; 22.1; 23.2. |
Wouter Wide en Anese, zijn dochter 10.4. |
Woutersoete Scinkel 19.2. |
Woutresote (her), monnik van St. Andries bij Brugge 22.4. |
Wulfzeke, onder Sceldevelt 5.7; 6.4.K |
| |
Y
Yzenbele vrouwe van Breda 28.1. |
Yzerine (Bouden d') 29.1. |
| |
| |
| |
Glossarium.
Het Glossarium werd uitvoerig opgevat. Alle woorden met hun verschillende vormen zijn opgenomen; doch gelieve men hierin geen volledige statistiek te verwachten. Doel was, niet een uitgewerkte grammatica te leveren, maar alleen het materiaal eenigszins te verzamelen om den gebruiker dezer oorkonden het naslaan of het opsporen van een of anderen vorm, vlugger en gemakkelijker te maken. - De beteekenis der Middelnederlandsche woorden, die gelijk staat met de Nieuwnederlandsche, werd niet opgegeven om plaats te winnen. Ook werden de geslachten der substantieven niet aangeduid, daar die soms uit de enkele passages niet zijn op te maken. De vette cijfers verwijzen naar de oorkonden, de andere naar de regels (zie Inleiding, blz. 329).
| |
A
a-spelling voor â en ā: werden alleen verzameld al de ae-spellingen; zie aldaar. Een dubbele aa (zie oork. no 7) werd niet aangetroffen; zie ook s.v. Vocaal, verdubbeld teeken. |
a > e: das, hare, zie die woorden. |
-a (woorden eindigend op -): bochouta 1.1; weita 7.4; tauerstanen 17.3; bela 12.15; metkerca, lisabetta 17.4; ruddra 19.14; diera 21.3; enda 21.3; vorseida 21.4; stenwardra 21.5; brokera 21.6; reddra, haketa 22.1; damphoudra, scora 22.2; prochia 29.5.10; 33. 8; ghistella 29.5.10; vria 29.4.9. |
a > ou: zie ou-spelling. |
Aaneengeschreven woorden: 1) demonstratief (of dgl.) en woord: descepenen 1.1; debeste 1.9; shelechs 2.2; eregherstede 2.6; sowilthijd 3.20; harlant 4.22; spapen 8.9; tambocht 9.8; intborechgrauen 9.9; intambocht 11.7; harsdangs, harswillen 12.4; vrieneghindome 17.10; intgasthus 18.2; terporten 18.2; teshus 18.2; terarmer 18.5; vlamscerpeneghe 21.4; sesthalfline 21.6; tirthiet 28.5; 2) substantief + subst.: derhenric 1.4.9; brughambocht 17.2/3; 3) praepositie en artikel: mets 3.25; toter 3.4; buter 3.7.25; buten 3.24; ant 3.28; ints 3.40; bewester 3.66; ten 4.12; tes 4.36; metten 8.17; 24.13; binder 12.8; ouerden 15.5; opden
18.4; wederdiera 21.3; 4) verbum en pronomen: wilhi 2.18; ghinghensis 2.1; soudene 3.58; soudemen 2.7; vondemene 2.22; maghen 3.42; zalse 3.51; wild 3.52; maechd 3.57; sald 3.52.57; zalne 3.56; sulsi 4.4;
|
| |
| |
hebbent 8.18; almetshare 12.14; almetshemlieden 12.18; weddent 19.5; makent 24.1; weddents 27.7; 5) te + een ander woord: teuulre 1.5; tequitene 1.5; teghint 1.8; teleuerne 1.9; tesine 1.10; tontfane 2.4; teuoren 3.13; tehoudene 3.19; tanders 3.29; teghewarne 11.10; tarren 12.14; tevaerne 12.21; teruelic 17.11; tesen 24. 8; thermerne 26.3; tien 33.2; 6) pronomina mense 2.3; alsmen 3.3; 32.14; alsmen 23.20; ment 4.14; mochtere 4.26; hadder 20.8; alsi 2.26; hise 3.5; oft 3.7; sone 3.21; 4.17; 20.8; sowien zotes 3.24; words 3.34; dart 3.47;
doets 3.49; nemaels 4.29; alsoet 5.5; dats 12.19; honsleden 17.4; wit 20.9; hijt 25.6; hethem 26.7; hien 28.8; wien 28.12; wine 28.13; dier 28.15; domen 28.18; wijt 31.11.
Niet-aaneengeschreven (en dat gewoonlijk wel aaneen voorkomt): ghe suornen 4.11; erf brief 4.15; weder diken 4.20; op dat 5.10; ouer al 7.6; hier na 8.2; voer seit 15.22; toe comende 24.2; al dus 24.8; dat ter 18.13. |
abdesse: 18.7. |
abt: 7.3; 14.11.17; 15.1.22; abbet 22.10; 24.12. |
Accenten: zie éé. |
achte: acht. 5.6; 6.3; 19.2; 24.14; 25.18. |
acter: achter 21.7 (zie ook echter). |
achterste: laatste 29.15. |
Adjectief: achter het substantief: redenlic 14.25; naest 24.7; louensche 28.9. |
ae-spelling (zie: a-spelling): daed 2.5.11.23; 3.8.10.58; - ghedaen: 3.7.13.18.19.21.22.25.33.38.42.44.45.65.67; 4.18;5.17; 7.7; 8.13; 11.12; 12.25; 14.31; 15.27; 17.15; 19.13.16; 21.7; 22.9; 23.20; 27.16; 29.13.15; 31.9; 32 13; 33.10; - daer: 2.12.13.15.25; 8.9.13; 18.3.4.9.11; 25.4; 26.3.9; 27.13; 32.8; - gaen: 1.11; 3.23.25.26.53.55.65; 15.6 28.19; jaer: 2.26; 5.7.8.17; 6.9; 7.5; 8.18; 12.26; 16.14; 17.16; 18.14; 19.16; 21.4.7; 27.10; 28.19; 29.6; 31.7.9; 32.11; - maek-: 2.19; 30.13; 33.2; - maend: 3.33.38; 5.17; 6.10; 14.31; - naer: 4.25; 24.7; 25.7; 27.13; - staen: 3.18.49; 4.15;
11.11; 12.2; 22.6; 25.6.11; 26.5; 30.4; - ghestaede 6.9; - verder: aent 18.12; aelmoesene 30.3; braek 3.35; braem 30.12; -daegs 21.7; domaes 10.8; 19.15; donaes 7.8; 15.28; 32.1.3; draecht 3.28; gaesthus 26.2; Gheraerd 5.1.2; 6.1; haer 18.2.12; caedsant 29.1; claeghd 3.18.45; calaenge 14.22; 15.20; colpaerde 27.5; -laet 2.17.18; -maels 5.10; 18.11; maendach 2.27; maenne 2.4 pass.; maenre 2.7; -maent 5.17; 6.10; -maet 17.7;
|
| |
| |
ponsiaens 16.15; prochghiaen 18.15; 23.13; raed 3.25.27. 28.59; raes 24.12; riquaerde 29.1; sael 26.3.6; slaet 3 pass. zaemslacht 8.4; seruaes 18.5; timpellaers 12.10.11; te vaerne 12.21; vlaemsc 5.8; 6.5; waer 8.16; waerne 27.7; waerscepe 8.7; waerd 33.8; waert 2.8. |
aelmoesene: gift, geschenk aan een geestelijke instelling. almossene 28.7.12; in aelmoesenen 30.3 (vgl. gerechte). |
af: van. daer af 16.4; af westhalf 29.10 (zie of). |
afcomende: nakomeling, erfgenaam. 1.12; ofcomende 4.16. |
ai-spelling voor a: clais 19.1.3 pass.; 29.7; 32.2. |
al: alhoewel. 26.3. |
al + dentaal, gebleven in quitescalth 12.5. |
al dus: 14.6; 15.3; 17.14; 24.8; 25.7; 29.14. |
alle: pron. ollen 9.4; 10.3; 11.4; 13.2; alle (dat. pl.) 3.1.2; 24.1; 25.1; adj. alle (n. pl.) 4.5; 14.1; 15.1; 30.1; alre (gen. pl.) 14.32; al 15.28; al (acc. pl.) 3.3. |
allene: alleen. 2.16. |
alse: als. 1.11; 2.2; 23.17; 24.9; 32.9; - namelijk 2.20; - als: 17.17; 19.17; 21.7; 31.10; - alse vele alse 4.26; 26.2; (ols) 11.11; al 24.10; - ols 9.9; 10.8; 11.11.13; 13.7; - al 7.5; 12.26; 14.31. |
also: 2.2; 3.7. 19.26; 4.13.34; alsoet 5.5. |
alsof: 3.7.63. |
alsulc: 3.3.55.61; also sulc 4.34; olsulk 11.10; 28.8. |
altoes: 3.1; 16.4. |
ambocht: rechtskring, territoriaal opgevat (officium). 3.21.63; 9.8; 11.7; 12.2; 13.5; 14.17; 15.16; 17.3; 21.2; 22.3 (amboute); 27.6; 29.4; 33.8. |
an: aan. 3.10.28.35.52; 4.10; 8.6; 12.10.12; 14.10; 26.6; 30.12; - onder, tusschen 4.10. |
ander: andren (acc. m. sg.) 3.6.36; 26.9; andere 19.10, die andre 32.12, dander 27.12 (acc, f. sg.); andre 4.6.31 (n. pl.); 7.4 (acc.). |
anderhalf: 23.5; onderhalf 18.7. |
anders: 24.13. |
ane: aan. 1.11; 20.4; an 26.6; 30.12. |
aneborden: erfgenamen. 3.60.61. |
anecomen: enen (dat.) - aan- of toekomen, als aandeel. 3.52; 26.6. |
anesien: zien. 3.1. |
ansicht: aangezicht. 3.5. |
antworden: verantwoorden, afstaan. 2.5. |
ἅπαξ λεγόμενα: drints 26.4; godes tinde 1.6; harrapen 3.6; setene 4.5; vetteme 2.30. |
| |
| |
Aphesis: adj. stade 3.66; mene 26.1; wkw. roboreert 5.17; leden 9.5. |
Apocope: van n: alle 3.1.2.; 24.1; binne zie s.v.; die 4.2; ghebuernesse 6.5 (cf. 5.8); gheanghe 30.12; grote 11.12; here 12.26; ieghe 3.65; schepene 3.50; tusche zie s.v.; walchre 3.3; almetshem 12.19; bliue 4.34; 6.8; hebbe 20.9; 24.4.11; moegh 3.60; moghe 24.9; wedde 29.8; zette 28.13; - van t bij wkw. lachter 3.34; loeph 12.12; scrif 21.7; maen 15.28; sin 22.5; gheseghel 25.13; - van e scheld 3.66; scepen 9.3; hues (pl.) 22.6; bij wkw.: braek 3.35; zoud 3.36; war 4.17; 20.7; waert 2.8; - en (= enen) 3.36. |
apostel: 32.15. |
april: 8.19. |
aresteren: 3.23.25.42.62. |
ar (+ consonant) < er: varde 3.11; warnen 3.20; karsdage 3.15; darde 3.44; dartiene 22.5; - starken 3.23; - haruelike, arflike zie ervelike; - roedjar, 9.1; dar 12.16. |
argh: slecht, erg. 15.23. |
arme: arme (lieden). 10.7; 18.2; 26.5. |
Artikel: afwezigheid van 't art.: bunre 1.6; daed 3.8; lant 1.11; vrindaghe 9.9; jars 10.7 saterdaghes 10.7; 11.12; 14.31; wondsdaghes 12.25; coeuent 14.11; ane strate 20.4: in ambocht 21.2; in jaer 21.7; - nom. = gen.: tborechgrauen 9.9; helc jaers 21.4; - art. voor eigennamen: die clais 19.3; diera marg.21.3; zie ook een. |
assent: goedvinden (niet in M.W.) 5.3; ascent 14.3. |
au-spelling voor ou: saude 4.11. |
august: Lat. Augustus. |
Auslaut: stemhebbende consonnanten als stemhebbende gebleven: 3 pass. |
ave: (af), van. daer aue 18.11. |
avend: avond. auende 3.68; vastenawnt 11.13; awinde 13.7; auonde 30.14. |
auenture: geval, voorval. 18.11. |
| |
B
bachten: achter. 33.7. |
baillu: baljuw, vertegenwoordiger van den landsheer in rechtszaken, waaruit voortvloeien bevoegdheden van financiëelen en administratieven aard. 4.32 (zie: H. Nowé. Les baillis comtaux des Flandres. Bruxelles, 1929. Acad. R. Belg., Mém. Cour. Cl. Lettres et Sc. M.P., coll. in-8o, t. XXV). |
| |
| |
balchfart: de heerendienst om te arbeiden aan de wallen en torens der kasteelen en vestingwerken, bij uitbreiding: de belasting van 12 den. per haardstede, waarmede die heerendienst is afgekocht. 2.29. Zie over dit woord: Ch. Verlinden. Le Balfart, une corvée-redevance pour l'entretien des fortifications en Flandre au moyen âge, in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, deel XII (1933), afl. 1-2. |
ban: zie bannen. 3.18.21.22.31.56. |
banling: zie bannen. 3.23; banlink: 3.23; banlingh: 3.21. |
bannen: ‘gebannen’ wordt in het Zeeuwsch en Vlaamsch recht ieder, die het ambtsgebod van een met banbevoegdheid voorzien rechter niet gehoorzaamt. De gevolgen waren in alle gevallen niet dezelfde; steeds evenwel verviel de overtreder daardoor in banboete (I.H. Gosses, De rechterlijke organisatie van Zeeland in de Middeleeuwen - Groningen, 1917 - blz. 44). Wie niet verscheen om zijn schuld te voldoen, werd gebannen, zooals dat regel was met den gedaagde, die aan een dagvaarding geen gevolg gaf (d.w.z. veroordeeld bij schepenvonnis tot de banboete van 3 sol.). De schuld werd daarop door panding ingenomen (Gosses, a.w. blz. 185-186). binne ghebanre vierscharne: vierschaar die plechtig en met de geijkte termen geopend is. 3.34.35.36. |
bede: beide. 33.4. |
bede (des heren rechte): schot, gebod (?); de zin is niet duidelijk. 3.32. |
bediken: bedijken. 4.23. |
bedinghen: voor het gerecht brengen. 3.39; (mesdaet) 3.57. |
bedvinghen: dwingen. 3.39.56.58. |
beeste: beest, dier. 2.17. |
beghine: begijn. 17.5. |
beghinnen: 3.36. |
behoef: 12.19; 18.2.3 (zie boef). |
behoefte: het noodige, voedsel. 2.12. |
behoren: 2.26; 4.6.14; - behooren, passen, in regel zijn: 5.5. |
behoud: (levens)onderhoud. 18.10. |
behouden: zonder te kort te doen aan (+ dat.). 2.4.7; 3.67; 20.8; - met behoud van (+ dat. v.d. pers., acc. v.d. zaak) 3.9 (cf. M.W. I, 757, 1,a, et I, 753, litt. b). |
beiaert: 7.5. |
bekeren: besteden, gebruiken voor een zeker doel. 5.6. |
bekennen: bekend maken. 14.16; 15.14; 22.8; - zie kennesse: 1.13. |
bekent: - maken. 1.1; 20.2. |
| |
| |
beclagen: aanklagen van . 3.17.45. |
beletten: 3.12. |
beloven: belooven, garandeeren. 3.39; 7.4; - beloven: 14.19. 20; 15.18; 32.9. |
benorden: benoorden. 32.7. |
berechten: in een zaak vonnis vellen, ze in rechte beslissen, beslechten. 3.38.43.46.57.66. |
berechter: regent, bestuurder, opzichter. 8. 1. |
besceden: beslechten, uitwijzen, uitmaken. 2.34. |
besegelen: 2.34; 3.67; 8.17; 16.13; 17.15; 31.11. |
bescreuen: opteekenen, aanteekenen, opschrijven (verleden deelwoord) 4.31.37; 24.14; 25.18; 28.18. |
besetten: vastzetten (geldsom) 27.10. |
besitten: besittende sin: 25.10. |
besproken: afgesproken. 18.10. |
beste: 1.9; 20.5. |
besterfenesse: erfenis. 26.7. |
besuden: bezuiden. 31.5. |
betamen: behooren, toekomen. 4.13. |
beter: 14.26. |
betren: een misdrijf goedmaken. 2.33; 3.4.34.35.36.53. |
betogen: bewijzen. 2.32; - toonen: 8.16. |
bevellen: twist -: een einde maken aan. 2.1. |
beweldighen: in hechtenis nemen (?). 3.45. |
bewisen: (van een schuld) goederen aanwijzen, waarop de schuld kan worden verhaald. 3.19.20. |
bi: bij (dat.) 3.1; - met toestemming van (M.W. I, 1234, bet. 60). 3.16; - door, wegens, van: 3.23; - door: 3.46.54. 56; 5.3; nabij. 14.15; 15.5; - bi daghe 3.28; bi mire hulde 16.10; bi machte 3.49; bi nachte 3.28; bi prise 4.7; bi den rade 14.3; bi scepenen 4.31; bi sekerheden 14.21; bi dien 28.12. |
bidden: ghebeden 24.11; 25.14. |
bidi: omdat. 1.13. |
bilevinghe: weduwegoed. 12.6. Het woord is speciaal Zndl. |
binnen: pass.; bennen 1.9; 20.5; binnen 3.3.9.34; bin 3.3.4.7. 19.38.52.57; 26.8; 27.6; 33.10. |
binnendiken. 4.14. |
bliven. bliuen ghestade 3.63.66; 6.9; 8.7; 12.23; 16.12; 17.13; 27.15; 30.6; - des - vp: de beslissing overlaten aan 4.34. |
bode: vertegenwoordiger, plaatsvervanger, gezant. 2.3; 24.8; - looper, boodschapper. 2.9.21. |
bodem: boot. 16.7. |
| |
| |
boef: behoef (zie ald.). boeves (lees: boeve) 12.15; te... boef 22.5. |
boeten: een misdrijf goedmaken. 2.33; 3.4.8.15.33.41. |
boom: bome (pl.) 22.6. |
borg: burcht. 22.11. |
borghe: te borghen setten: 3.44. |
borgen: borg zijn voor iemand. 2.5. |
borchgraef: burggraaf. borechgrauen (gen.) 9.9; sboreggraven 33.10/11. |
borchmeister: burgemeester. 3.38; boerchmeistre 3.64. |
boven: 3.48.65. |
breken: die chore -: 3.6.10.35; - den vrede 3.12; conj. praet. 3de sg. braek 3.35; - afbreken: 3.51. |
brengen: tegenover iemand bewijzen 3.5; - er toe brengen 7.4 (brinkene); - voeren, brengen 16.3 (bringene). |
brief: schriftelijke akte. 3.1.2.68; 4.31; 26.11. |
broeder: ordebroeder, kloosterbroeder. broder 4.1; 25.8; broeder 14.3.30; 15.7.20; 30.4; - broeder 11.5; 25.7; - bruder 14.20. |
broeder kind: 3.61. |
brugghe: brug. 26.2. |
Brugsch: bruxen 12.2; brucscen 14.17; 15.16; brugghes 22.2. |
brux: = broek-s 18.3, vochtig weiland. |
bunre: bunder, een vlaktemaat (bonnarium). De bunder omvat 600 vierkante roeden, welke laatste onderverdeeld in voeten; hier blijkbaar 20 per roede. 1.3; 5.6; 18.3; 20.3. |
buten: buiten. 3.9.45; van buten 3.30.40.50. |
| |
C
c: letterteeken voor s: ducent 16.14; voor ch: reimbrecs 21.1; acter 21.7; lictelic 11.7; lambrects 23.11. |
cens: cijns, rente. seins 28.12; chens 2.29; 29.13; cens 4.3.18.36; 14.22; 15.19; 19.11; 23.8; 27.10; tschens 5.7; schens 5.11; 6.5; tchence 31.8; scens 21.4; sins 28.6.11; tsiens 18.5; tsens 18.4.6.8. |
censers: de personen, welke de cens (o.a. vermeld reg. 3) moeten betalen. 4.18; - chenser 29.6.11. |
ch in chegen 1.6; 20.2; cher 12.1. |
ch-klank: voorgesteld door h: vercohten 11.6; doihcter 28.1; ghecohct 28.8; door c: lictelic 11.7; reimbrecs 21.1; acter 21.7; lambrects 23.11; door ggh: progghie 22.8; door chgh: prochghiaen 23.13; - syncope van ch: doyter 17.5; amboute 22.3; vercouten 23.4. |
| |
| |
ch = k in chore zie keure; jarlich 4.2. |
chegen: tegen. 1.6; 20.2. |
chore: zie keure. |
cht > chd: wittechdeghe 28.1. |
Conjunctief: auslaut-e geapocopeerd in: braek 3.35; war 4.17; 20.7; word 3.21. |
Consonant: één voor twee: aresteren 3.23.25; (h)ebic(t) 2.33; 16.12; houdene 3.44 etc.; leghende 27.5; mene 3.18; moestene 3.41; oechen 3.57; twee voor één: Coekellare 9.1; ewellike 32.11; te houdenne 14.28; merre 4.10; te nemenne 24.6; scepenne 22.2; 27.13; 32.8; seghellen 22.3; 24.13; 27.16; timpellaers 12.11; tuellef 24.3; varsennare 21.5; the wetenne 32.2; woennen 26.5; zie ook Contractie, Assimilatie, Gerundium; ophooping van -: seidt 6.4; abdt 7.6; suudtalf 27.6. |
Contractie: t 't: hilt 1.11; dat 3.7.52; moet 3.52; -enen: wapen 3.8; oechen 3.57; zin 3.60; scepen zie ald. |
core: zie Keure. |
ct = cht: lictelic 11.7; zie ch. |
| |
D
d: denier of denarius, penning. passim. |
d = t: staed 3.2. pass.; vriend 5.4; gheseid 5.4; ghend 5.4; 6.4; ward 14.16; zod 17.2; zeland 24.1; holland 24.1; als th voorgesteld: Thideric 23.1. |
daed: daad. 3.8.10. |
daer: daar, waar. pass.; daar waar: 32.7; dar: 4.2.21.25; 10.6; 11.8; 14.7.21; 24.3; 25.11. |
dag: te dage ende te rechte comen: de gerechtsdag, rechtszitting. 1.7; dach 3.44; 4.25; 28.6. |
daghen: dagvaarden. 3.18.44.56. |
dachwand: landmaat, onderdeel van een bunder 18.6; 20.3. |
dang: hars dangs: bedacht, gewild 12.4 (eig. dank: gedachte). |
danne: dan (na comparatief) 3.28; dane 2.15; 4.12. |
darinc ende sel delven: zie M.W.s.v. dary (II-71): een minder goede veensoort, waaruit, na verbranding, uit de asch het zout (sel) wordt gehaald. 4.29. |
dartiene: dertien. 22.5. |
das: des, gen. van het bepaald lidwoord 3.5.32.39.45.55. |
dat: = dien 24.1; = omdat 26.11; - als versterkend partikel bij betrekkelijke voornaamwoorden of bijwoorden 3.2 pass.; sowane dat 16.5; so wie dat 30.7; cf. so. |
| |
| |
de: den, acc. sg. m. van lidwoorden 2.2; 28.4; - die, pron. rel. 3.16; - te: de vaster 20.10. |
deel: 3.52. |
degenen. n.sg.m. deghene 3.34.66; - n. pl. deghene 2.26; 30.1; die ghene 26.5; die ghone 7.1; - gen. pl. der gerre 18.9; - dat. pl. den ghenen 3.1.55; 4.1; 8.2; 16.1; 24.1; 25.1; 26.1; den gheenen 5.1; 6.1; den genen 18.1; 20.2; den ghoenen 9.4; 17.3; den gonen 10.3; 11.4; 13.2; den goenen 27.3; 29.2; 32.2; die goene 14.1; 15.1; - acc. pl. degene 1.1; die ghene 1.6; deghene 4.21; 20.1. |
delen: 3.51. |
delven: 4.4.29. |
der: zie here; - daar: 2.11; 3.9.65; 4.10. |
derde: darde 3.44.56; derdehalue 18.6. |
derdendeel: 2.11. |
dertech: 28.6. |
dese: pass. - deise 14.27; 15.24; - desere 23.18; derre 24.2; 25.6. |
die: de (lidwoord). 2.5; 26.5; dat. f. dire 4.7; dir 4.14.18; tirthiet 28.5. |
die: pron. rel., acc. pl. dien 28.6; - = wie 3.13. |
dienstliede: meerv. van dienstman (zie I.H. Gosses. Welgeborenen en huislieden - Groningen, Den Haag, 1926 - blz. 138 vlgg.). 2.27. |
diere: duur. 3.60. |
dijk: 3.43; 29.5. |
dicdilf: sloot aan de binnenzijde van een dijk. 4.12. |
diken: inpolderen. 4.1.20. Zie: binnendijken. |
dikinghe: polder. 4.7.13.30-31. |
dilf: zie dicdilf. 26.7. |
ding: zaak, ding. 3.46.48.49; 5.16; 7.5 (belofte); 12.23 (dinch); 14.29; 15.26; 23.18; 24.11; 25.13; dinc 31.11; - proces: 2.4. |
dinghedach: pleitdag. 3.18. |
dingere: voorzitter van het gerecht (M.W. II-200, niet zoo precies), 2.3. |
dinken: dunken. 2.4; 3.61.65; 4.13; praet. dochte 2.33. |
dinxendagh: 33.11. |
dochter 9.5; - doyter 17.5; - doihcter 28.1. |
doen 3.32; 4.27; 8.1.16; - te done 4.27; - laten 26.11; - = doe, toen: 28.5; domen 28.18. |
doet: dood. 3.3.7.9.14.37; 18.14; doot 5.12; doetsleghen 3.4. |
dor: door. 3.53; 18.2; wegens; tot 28.4. |
| |
| |
double: dubbel. 5.11. |
dragen: wapens -: 3.7.28. |
drie: 18.4.5; - drie ende vichtechste 3.68. |
drinken: 3.22. |
drints (?): 26.4. |
dul: 3.12. |
dus: 14.6; 15.3. |
dusent: 24.10; ducent 16.14. |
dusentech: duizend. 3.68; dusentich 26.12. |
| |
E
ě > ĭ: zie i; - ě > ŏ: zie o; - ě > ă: zie a; - ai: sainte: 4.2.38; - e/o: die ghone: zie degenen. |
e = i: bennen 1.9; es 3.18; leghen 27.5; messe 1.10; -ie: (hem)leden 3.10; mabelie 5.2; godeleue 22.1; - = oe: wenesdaghes 4.37. |
ē (voor ei < Wg. ai): bede 2.1; eghindome 17.10; 19.6; 24.4; eschen 2.22; 3.19.40; heleghe 1.10; 2.2; 14.32; 15.28; 31.9; sceden 2.2; 3.50; 5.3; leedsman 2.9; ghelede 3.2; wulfzeke 5.7; wede 2.27; 4.14. |
ê: voorgesteld als: ee, zie ee; - als e: zie Vocaal, één teeken; als ei: borghmeister 3.38.64; gheheillike 25.10; einig 26.8; meister 28.8; - als ie: hiet 18.1. |
ē voorgesteld als ei: vreide 3.2; deise 15.1; screife 28.18. |
ee = ê, in open lettergreep: eeden 2.3.4.33; héére 2.9; den gheen- en 5.1; ghemeene 5.3.6; eene 6.4; eeneghe 6.7; ghééten 17.7. |
éé: héére 2.9; ghééten 17.7; één 17.12. |
echter: achter, daarna 14.6; 15.10. Vgl. acter. |
eed: eed staven, 2.3; zie ook Kr. Haz. IV, 516 no 3; - op sinen eed nemen: zie nemen; - gemaende -: een eed waartoe men opgeroepen, verplicht wordt 2.33; 3.63; - manen bi ede: 3.33 (onder eede staande); - seggen bi ede 3.48; - bi ghesuornen ede 4.11. |
een: elkander. ieghen een 3.10; - een (telwoord): en 3.11; en (acc. m. sg.) 3.36.43.54; een 29.3; dat. vr. eene 6.3; - pronomen: enen 4.10; 14.23; - een zekere (voor persoonsnamen, M.W. II-536) 9.5.6; 17.5; 31.4 (een als demonstratief, zie W. Braune, P.B.B. XI - 1886 - 518/527). |
enschatte: de geldsom eenmaal, 3.3. |
erst: eerst. 3.36; 4.2.24; 29.15. |
eeschen: zoeken, halen. 2.22; - eischen, vragen: vrede 3.11.55; schuld 3.18.40.64; 's heren recht 3.53. |
| |
| |
effenen: vereffenen, slechten. 24.2. |
ei-spelling. Voor ē: vreide 3.2; deise 15.1; heift 17.10; - ê: borghmeister 3.38.64., zie ê; Euerdei 8.2; gheifte (= i) 21.1; gheilt (= ě) 28.6. |
eghen: 3.62; 29.4.9; 33.6. |
eghindom: eigendom. 17.10; te... heghindoeme 19.6; eghendome 24.4; eghindoeme 27.8; 29.4.9; eghindome 33.7. |
eis: is, 3de pers. ind. sg. van sijn. 2.14.29. |
eisscen: eischen. 24.5. (zie eeschen). |
el: anders. 2.18.25. |
elk: 4.2.15.29; 5.8; 7.6; en pass. |
elkerlijc: 2.2. |
ende: einde. 1.4; 14.9; 15.13; - en: pass.; end 19.8; enda 21.3; en 29.14; 30.14; ande 26.11. |
(e)ne: hem (acc. sg. m. van pron. pers.), 2.9 (hine) 21.22; 3.3. 13.21.41.44. |
enech: 2.11; 3.3.41; eeneghe 6.7; einig 26.8; eneghe 25.12. |
Epenthese. Van e: konegheleke 3.67; borechgrauen 9.9; 33.10.11; alebrechte 24.12; jaerlikesser 32.5; vlamesche 32.5; belec 32.6; van n: wettenleke 8.3; vrindaghes 9.9; 17.16; 27.16; ghenoment 14.19; tfirdendeel 20.4; van d: verden 4.17; wondsdaghes 12.25; rogds 20.5; van p: termpte 20.7; damphoudra 22.2; h: zie h. |
er: eer. 3.43. |
er + dent. > ar: zie ar. |
erde: aarde. 3.11; 4.12. |
-ere: suffiks. dingere, porter, erver, coeper, ridder, vercopre, stenwardra, rechtere, zie telkens s.s. v.v. |
ere: eer. 3.67. |
erfachtich: grondbezit hebbende, geërfd, gegoed. 4.21. |
erfbrief: een geschreven stuk, een oorkonde waarbij iemands recht op onroerend goed wordt gevestigd. 4.15. |
erfnisse: 24.5. |
erve: eigendom 1.11; 3.51.59; 18.3.8; 26.8; - erfdeel 24.2; - erfgenamen: 28.10. |
ervelic: 17.11; 19.11; eruelike 29.11; 31.8; erflike 27.10; erfleke 28.13; haruelike 21.4; 22.7; arflike 23.8. |
erven in: in bezit stellen van. 8.10. |
ervenamen: 3.51. |
erver: erfbezitter. 4.23. |
eten: 2.31; 3.22. |
evel: euvel, kwaad. 3.37.67. |
evene: haver. 1.6. |
| |
| |
ewangeliste: 24.14. |
ewelike: voortdurend, altijddurend. 3.66; 14.22; 15.20; 23.18; 24.8; euwelike 5.15; euuelike 26.8; eweleke, 30.6; ewellike 32.11. |
| |
F
fermerie: ziekenhuis, vooral in een klooster (infirmerie). 2.23. |
Fransche woorden: aresteren, assent, aventure, baillu, beeste, cens, chartre, consent, double, ewangelist, fermerie, gratie, hoir, incarnasion, calaenge, capon, quorele, marchi, molesteringe, molestie, ockisoen, paiment, petansie, point, possessie, possideren, present, relieue, rente, roboreren, saluit, sluse, spitale, successeur, termt, usage, waranderen. (Bij sommige van déze woorden is het dubieus, of ze uit het Fransch dan wel uit het Latijn zijn ontleend). |
ft/cht: ghichte, vercoft, vichtech, zie ald. |
| |
G
g > k: zie -ng; - bruxen 12.2; brucscen 14.17; saterdaecs 21.7; sculdic 22.7; tscoensdachs 24.14; - > j: roedjar 9.1. |
-gg-: voorgesteld als: cgh: brucghe 14.1; bicghe 14.7.24; licghen 14.8 etc.; 15.3 etc.; 31.5; - chgh: lichghen 12.8; 15.14; prochghie 19.3; - gh: brughe 15.1. |
-ggh-: progghie 22.8; zie ch-klank. |
gaen (des - op enen): zich aan iemands scheidsrechterlijke uitspraak onderwerpen. 2.1; - jeghen: in strijd met iets handelen 2.33. |
g(ar)ne: 16.5. |
gans: 2.29. |
gasthus: huis der abdij om gasten, vreemdelingen te ontvangen. 2.31; hospitaal (zie spitale). 18.2; 26.2; 33.7. |
ge-prefiks, bij verleden deelwoorden. Afwezigheid: doetsleghen 3.4; roborert 5.17; - als i, y: ydaen 12.25; jvaren 17.14; yseghelt 27.15; - himete 9.7; 11.6; jarhitide 11.9; jstade 12.23; zie ook Aphesis; - partikel voor werkwoorden ghedoen 3.5; ghewarne 11.10. |
ghebieden: afkondigen, laten weten. 2.8; 3.2; 4.20; 16.9. |
geboren: 2.26. |
ghebornesse: - ons heren: 25 December. 14.31; 15.27; 16.14; gheboernesse 5.8. |
ghebot: bekendmaking, afkondiging. 2.12. |
| |
| |
ghebreken: achterwege blijven. 1.10; 18.12; 25.8. |
ghebruken: 25.10. |
gedeel: boedel, nalatenschap; - gebieden: de erfgenamen oproepen tot het aanvaarden van hun deel der nalatenschap. 2.24. |
ghedoen: 3.5. |
geen: negene 1.13; gheen 3.17; ghen 3.16.20.49; neghen 3.32. 43.51; enghene 4.3. |
gheest: 2.2; 3.1. |
gegripen: 18.12. |
gheheellike: volkomen, geheel 5.5; gheheilike 25.10. |
gheheet: gebod, bevel. 2.13. |
geheten: janne geheten juede 6.3; zie ook geseid. |
ghelt: 2.11; gheld 3.60; 24.6. |
gelden: ontgelden, boeten. 3.3.14.48; betalen, zijn aandeel bijdragen in de belasting. 3.10.21.31.52; 4.15.18; 5.9; 10.6; 11.9; 17.12; 19.9; 20.6; 23.15; 26.5.8.9; 27.12; 28.6; 29.6.12; 31.8; 32.11. |
ghelede: bescherming op reis (protectio et conductus). 3.2.53. |
ghelike: 2.4.16; 4.24; - gelic 18.14; - ghelijc 2.10; - ghelik 3.37.39; - gheliec 4.5.6; 16.8; - ghelich 26.9. |
geloven: verklaring afleggen in rechte, 5.14; 14.22.38; 15.25; - gheloft 15.20; ghelouet 17.7; zie beloven. |
ghemeente: het gemeene land, de communitas. 4.6. |
gemene: gemeen. 2.17; 3.8.55.66; 4.4.14; 5.3.6. |
ghemet: landmaat (mensura). 4.2; 7.3; 8.4.6.7.8.10.11; 22.5; 23.5; 31.4; - himete 9.7; 10.5; 11.6; imete 12.7; 17.5; 27.10; mete 14. et 15 pass.; imet 29.4; - ghemet ghemete gheliec: naar evenredigheid van ieders aantal gemeten 4.4.6.24. |
ghenade: - zoeken: zich vrijwillig als den dader aangeven en een genadige straf verzoeken. 3.4.25; - vrije beschikking over iets (gratia comitis) 3.9.10.15.48. |
genoegen: volstaan, aanstaan. 2.4. |
ghenoech doen: een geldelijke schuld voldoen, betalen. 3.41.42. |
gherecht: bij de wet bepaald. 5.5; 28.7; - juist 28.9. |
gherechte: rechterlijk gezag. 25.5. |
gherove: afval van een dier, bepaaldelijk van een gans, zie M.W. II-1560. 2.29. |
gers: gras. 4.14. |
Gerundium: n verdubbeld in -: te houdenne 14.28; the wetenne 32.2. |
geschien: geschieden, gebeuren. 3.15.43.46; 18.16. |
| |
| |
gescrifte: 8.17. |
gheseid: 5.4; - voorzeid, voormeld: 5.9.10; 6.6; 14.17; 22.8. |
ghestade: van kracht, geldende. 3.63; 6.9; 8.7; 14.28; 15.25; 16.12; 17.13; 24.11; 25.13; 26.11; 27.15; 30.6; 31.11; stade 3.66; istade 12.23. |
gesuoren: jurati. 26.10. (heemraden). |
ghetrouwe: trouw. 16.2.10. |
gevallen: gebeuren, voorvallen. 23.17; 25.6; 29.7.12. |
geven: pass. - geven op: opdragen, overdragen (een eigendom enz.) 12.17.20; 13.4; 14.17; 18.2.4.5; 27.4. |
gewapent: 3.27.53. |
ghewaren: zie warandeeren. 11.10. |
gheweld: macht, souvereiniteit. 3.67. |
ghewoene: 16.3. |
ghichte: overdracht van een vast goed in den voorgeschreven vorm. 3.49; 32.8; - ghifte: 3.50.60; 7.2; 9.6.8; 10.5.7; 11.12; 13.5.6; 17.5.13; 19.5; 22.4; 23.12; 27.4; 29.3.8.13; 30.8; 31.4; 33.4.9; gheifte 21.1.6. |
ghien: van de waarheid van iets overtuigd zijn. 3.40. |
ghisele legghen: iemand in gijzeling nemen. 3.65. |
god: gods 3.1; got 4.17; dor gode 18.2. |
godes tinde: zie tinde. |
goede liede: soort beleefdheidsformule, M.W. II-2035; 3.7.8. |
goet: het goede. 3.1; - reisgoed, have 3.19.26; 24.6; - eigendom 3.32.48.49; 24.3; 25.10; - guet 18.2.12; - goter 16.3.6. |
goet doen: vergoeden 2.29; - maken 14.23; 15.21. |
gotshus: geestelijke instelling. 2.1.32; 8.3.16.18. |
gracht: 8.9; 14.7; 15.11. |
gramleke: vertoornd, woedend. 3.6. |
gratie: gratie, genade. 3.1; voorrecht. 16.5. |
graue: graaf. 3.1.40; 4.37; 16.1; 24.1; 25.1; - 's graven rechter: zie rechter; - man: zie man; -warede zie warede. |
graueleke: 3.67. |
graveschap buten graueschepe 3.24; binden - 3.41.62; int graueschep 3.25. |
grijpen: 3.6. |
grote: groot. 11.12; 27.16; grot 21.6. |
gs: gespeld x: bruxen 12.2; spelling voor ks: harsdangs 12.4. |
| |
| |
| |
H
H-aphaerese: -alf 14.7.8; 15.4; 19.4; 27.6; alm 12.14.18; 31.4; Cortals 4.9; gheanghen 28.16; 30.12; ebbe 1.12; 16.4; 27.15; inderinge 16.2; oefstede 14.10; ondert 16.14; oere 20.6; ouelaken 31.4; ouede 1.13; umelenghem 18.4; us 1.4; prothese: haruelike 21.4; 22.7; heen 9.5; heghindome 19.6; helc 9.7; here 9.6; herue 1.11; himete: zie gemet; hoestalf 15.11; hons 12.4; 17.4.15; houdste 6.2; houer 16.11; jarhitide 11.9; - paragoge: loeph 12.12. |
h = ch: vercohten 11.6. |
hachte: hechtenis. 2.12. |
hachtinge: het leggen van beslag op persoon of goed. 2.16; - hachtinge doen: 2.19.21.24. |
- half: zijde, kant: osthalf, westhalf. zuethalf. 12.12-13; 14.7; 15.4.14. |
half: half. 19.10; 21.6. |
halm: - geven: 23.12; 31.4; 33.4; zie halmen. |
halmen: plechtig van iets afstaan (effestucare), hem halmen: 12.6; 29.3.8. |
halster: maat voor graan. 1.6; 20.5. |
halve: in: van haren haluen: van harentwege. 4.25. |
hangen: zegel 14.30; 15.26; 24.13; 25.17; 28.16; - gheanghe 30.12. |
hant: - slaen ane: beslag leggen op 1.11; 20.7; - aanhouden 3.53; - 3.5.8.59. |
hare: haar (bez. bijv. nw.) passim; tarren: 12.14; - heer: zie here. |
harrapen = haerropen, het haar uitrukken (M.W. III-14), 3.6. |
have: eigendom, vooral aan roerende goederen. 2.6. |
haueleke: zie have. 18.12. |
hebben: betaald, vergoed worden. 2.10; 3.49; - heied 3.31; heift 17.10.14; - hebben ligghende 8.8; 12.11; - recht hebben op: 20.8. |
heleg: heilig. 1.10; 2.2; 3.1; 14.32; 15.28; - op den heiligen sweren enz.: op de reliquieën, of heiligenbeelden 3.5 (M.W. III-270; Keure Haz. IV-507 vlgg.). |
heer: leger. 2.9. |
heerede: heerlijke rechten: bi heereden: krachtens heerlijke macht. 2.6. |
herenbrot: brood van fijn meel. 2.30. |
heerscap: heer. heerscepe (gen. sg.) 2.17; - land onder een heer staande, dominium 3.24. |
| |
| |
helft: 24.10. |
hellingh: een munt, halve penning. 18.4. |
helpe: hulp. 3.10. |
helpen: 3.25.41. |
helt: helft. 3.4.9; 19.10; 27.12; 31.8.9; held 32.11. |
hen: het en (en = niet). 3.7.8.32. |
hene: hier. hene of: hiervan 11.11. |
here: poorter. 1.3; 14.1; 15.7; 30.10.12; 33.7; - ridder 4.7.33; 5.1; 9.1; 11.1; 13.1; 19.14; 21.5; 23.1; 24.2.12.13; 25.3.15.16; 27.6; 28.2; 29.1; 31.1; 32.7; - geestelijke 22.4; 23.12; 30.8.10.12; - der 1.2.9.11; 20.8; 23.13; 30.11.12; hare 1.3; 20.4; - ons heren: Christus, pass.; ons here 12.26; cher (gen. sg.) 12.1; ser 14.8. |
here: ere, eenre (dat. sg. vrl. van een) 9.6. |
herevart: krijgsdienst. 26.4. |
herfst: 24.7. |
hertog: in casu, de Hertog van Brabant. 18.3.4. |
heten: 15.3; 20.9; 32.6; hetet 11.8; 12.9; 27.11; heet 14.6; 15.9; 23.7; 28.8; 29.5; het 21.2; hiet 18.1; ghééten 17.7. |
hier: pass. hijr 14.23; hir 18.8; 20.4; 24.4.8; 25.9; 32.9. |
himete: zie gemet. |
hoe: 26.7. |
hoefstoel: het beste stuk huisraad, of het beste stuk vee, dat bij den dood van den hoorige aan diens heer mcest worden betaald. 2.26. |
hoer: haar 28.14. |
hoets (talle): hovestal, hoofdsom. 26.9. |
hof: curtis. 14.5; 15.3; 18.4. |
hofstede: 12.10; hoefstede 14.6.7.10 (zonder h); 15.10; 26.2; hofstaden 25.5. |
hoghe: hoghe manne 16.4: aanzienlijken. |
hoir: erfgenaam. 5.8.9; 6.6; oere 20:6.8; oer 24.8. |
hollansc: 24.6; hollansscer 24.7. |
hondertechste: honderdste. 3.68; ondert 16.14. |
horen: hooren tot 3.17.51; - hooren: passim. |
houden: houden, wachten. 2.17; 3.44.45.53; 5.16; 14.21.28; 20.10; 25.6.13; 28.9; 29.14; - toepassen 2.33; - beschermen en voeden, onderhouden 3.21.22; - aanhouden, arresteeren 3.41.58; - verplichten 5.11; - inhouden 14.8; - hilt 12.6; 18.3. |
houet: hoofd 1.12; hoefd 3.8.9.14. |
hoven: huisvesting verleenen (cf. husen) 3.21. |
| |
| |
hu: hoe 3.31.60 (zie J. Franck, Mnl. Gr. §§ 220 en 31, W.L. van Helten, Mnl. Spr. § 102b, M.W. 111-723). |
hulde: 16.10; |
hurelant: huurland 26.10. |
huren 18.10; 30.7. |
hureware: het vaste goed dat men in huur geeft 26.7.8. |
husen: huisvesting verleenen (cf. hoven) 3.21. |
huus: hus 3.20.49.51; 14.2; 18.3.5.6.7; huus 30.3.7; us 1.4; huse 3.28; 8.1; 14.3; 15.6; 18.4; hues (pl.) 22.6. |
huwe: huisgenoot, familielid 3.16.29. |
huwelijc: huweleke 8.13; hiewelike 26.7. |
huwen: 2.26. |
| |
I
i < e: brinken 7.4; 16.3; inke 3.5; litteren 12.3.24; mit 12.24; pinninc 18.6.7; stringhe 14.8.9; timpellaers 12.10; wilk 3.20; 12.10; 14.5; 32.6; wittige 28.2.10; witteleke 28.14.15.17; - i = ie, zie ie. |
i als e voorgesteld: zie e; als ie: zie ie; - als y: ghewysselt 14.4; wyssel 15.24; zyen 20.1; zyin, dye 20.2. i < u: Brigge 22.11; dinct 2.4; pitte 30.10; stic 8.3 etc.; i > ei: gheifte 21.1.6; i > u: zie u. |
i: teeken voor ie: andris 13.7; 22.10; didericke 24.3.12; 25.16; dire 4.7.21; 18.8; gheuile 25.6; hilt: zie houden; hir: zie hier; irsten 18.3; calengiren 25.12; kisen 1.4; lidekercke 24.12; 25.15; maniren 24.3; 25.6; michil 9.6; nit 18.12; 20.7.8; onversinliken 2.7; prochi 12.8; Thideric 23.1; Thirin 22.2; tinde 1.6; vire 20.6; 24.6; virdale 2.29; tfirdendeel 20.4; virtech 18.9; 24.7; -vrint 24.6. |
ie voorgesteld als: i, ij, e; zie: i, ij, e. |
ie-spelling voor î (ij): blieven 12.23; gheliec 4.5; 16.8; hie 3.25; sien (esse) 1.2; 16.4; 26.2.4; 28.3; sien (suus) 18.1; siere 6.4; tirthiet 28.5; wie: zie wij; wief 17.4; - voor i: Wiendeke 5.2; 6.2. |
ieghelik: - ander: elkander 3.17. |
iemen: iemand. 2.11; iemene (dat.) 3.29; iemene (acc.) 3.8; 25.12. |
ierst: zie irsten (ten -). |
iet: iets 2.15; 24.9. |
ij = Westgerm. î, voorgesteld als i: zie Vocaal, één teeken; - als ie: zie ie; - als ii: hij 1.5; siin 5.10; tiit 8.11. |
ij-spelling voor ie: andrijs 26.12; hijr 1.7; 14.23; sprochijspapen 30.9. |
| |
| |
ik: 14.1.29; 16.1; 22.1; 26.1; jc 28.1; 30.2; ic 18.10. |
imete: zie ghemet. |
in: 4.12; 5.11; in + acc. in plaats van dat.: in eene stede 6.4; int jaer: slotregel van oork. 3-5-6-8-9-10-11-12-13-14-15-17-19-23-31. |
incarnasion: vleeschwording (des Heeren). 9.10; 10.8; 11.13; 13.8; 19.17; 21.7; incarnasioen 12.26; incarnation 17.17; 23.21; 30.14; 32.14; incarnatioene 29.16; zie ook carnation. |
inderinge: hinder, last. 16.2. |
indictie: periode van 15 jaar; altijd gebruikt in stukken van Duitsche keizers (indictio) 3.68. |
inghangen: 12.25; thingaende meie 28.19. |
inke: wonde, verwonding 3.5; zie smarte. |
inne: in. 2.26. |
innemen: 24.9. |
innen: 26.9. |
in ward: inwaarts. 3.30. |
irsten: ten -: ten eerste: 18.3. |
| |
J
j > g: geghen 28.15. |
jar: 4.27; 9.9; 10.7; 13.7; 14.30; 15.27; 17.12; siaers 23.8; 29.6. |
jarhitide: mis, op den verjaardag van iemands dood voor zijn ziel gezongen 11.9; jaergetide 18.14. |
jaerlijc(s): jarlich 4.2; jaerliken 5.7; 6.5; iarlike 20.5; jaerlikesser 32.5; jaerlix 2.26; 18.14; iaerlijcs 5.8; jarlics 19.9; 26.4; jaerlijcs 30.4; jaerlyx 6.5. |
jeghen: tegen (drukt de verhouding uit) 3.6; 8.12; 12.7; 29.3; 31.6; 33.5; - tegen (contra) 3.10.24.65 (ieghe); 5.15; 14.11; 17.9; - chegen 20.2; ieghen 24.1; geghen 28.15. |
jeghenwoerdeg: tegenwoordig. 5.16; 6.1. |
jof: of, indien (Eng. if) 2.3.9; - of (Lat. vel) 2.5.6. enz.; 11.7; 12.8; 17.3; 23.6; 27.3.5. |
joncfrouwe: echtgenoote van een edelman die nog geen riddertitel heeft 6.2; - ongehuwde edelvrouw: joncvrowe 24.5. |
| |
K
k: of c = g, zie g > c. |
k-klank; gewone spelling: c; zie ook kw; als k voorgesteld, behalve voor e en i: koning 3.1 (in 3 pass.); kam 12.3;
|
| |
| |
koeren 20.7; - als ch: choere 3.2; lichteliich 12.8; jarlich 4.2; waterghanch, dinch 12.23Ga naar voetnoot(1); 12.12; ghelich 26.9. |
calaenge: sonder -: tegenspraak. 14.22; 15.20. |
calengiering: zie calaenge 25.12. |
camp nemen: een tweekamp aanvaarden 3.43. |
canoneke: kanunniken 32.1.9. |
capelle: 33.11. |
capon: kapoen, bekende jaarcijns. 1.8; capoen 29.6.11; capune 18.5; vgl. hoenre, hoenregelt: bekende jaarcijns. |
carnation: incarnatie. 2.34; 8.18; zie incarnation. |
karsdag: Kerstdag. 3.15. |
chore: keur. 3.35.36.43.46.50.63.66.67; choere 3.2; - keure: 4.34; - gebied waarover het recht der keur zich uitstrekt: 3.50. |
kelrie: goederen, uit de opbrengsten waarvan de mondbehoeften voor een klooster worden bekostigd 2.23. |
kemenade: hier gebruikt in de oorspronkelijke beteekenis ‘kamer met stookplaats’ (niet in M.W.) 2.20.22. In de kloosters wordt veelal slechts één vertrek verwarmd, het calefactorium; daarom vindt men oorkonden betreffende kloosters, gegeven in calefactorio; ook wel: in coquina. |
kenlijc: kenbaar, bekend 8.12. |
kenlijcheit: zie kennesse. 5.16; 6.9. |
kennen: 5.2; 7.8; 21.5; zie ook kennesse. |
kennesse: in de uitdrukkingen in kennessen der waerheit (in kenlijcheden): tot getuigenis of bevestiging der waarheid, ten einde de geloofwaardigheid of de rechtskracht van een overeenkomst enz. te verzekeren. 23.17; 29.14; 33.9. |
kennesse: erkenning van het overheerschap (recognitio dominii); ook bij leen (heergewaad, heerwade); zie relieve. 5.12.13. |
kerke: 14.32; 15.28; 17.7; 22.5; 28.5; 32.3. |
kermes: 2.31. |
kiesen: kisen 1.4; (core) 2.8; ghecoren 14.2.24; 15.22; - keuren, onderzoeken 2.29. |
kind: pl. kinder: 7.4; 8.10; 11.5; 12.7; 25.7. |
claghe: klacht, aanklacht. 3.44. |
claghen: 3.18.45. |
claghere: aanklager (conquerens) 3.19. |
clarsen: zuiveren (met een eed) 3.40. |
cloester: hof, omgeven door een kloostergang, claustrum (niet in M.W.) 7.7. |
| |
| |
clocke: 3.55.58; clockeslagh 3.59. |
cnape: knecht, dienaar. 2.31. |
knijf: lang, puntig mes. 3.7. |
coevent: klooster, konvent; zie convent. 2.35. |
keure: wet door den landsheer aan een bepaalde plaats gegeven. 4.34; choere 3.2; chore 3.43.63.66.67; - breken: 3.6.10.14. 35.36; - gebied, waarbinnen een keur geldt: 3.46.50. |
colve (turcoise): soort knots, knuppel; zie nader M.W. III, 1956-57. 3.7. |
comen: 3.2.10; 30.1; comt: 3.18.59; coemt 3.18.20.46.52; quamen 4.21; 6.6; 18.1; 29.3.7; 33.4; cam 9.4; 10.4; 11.5; 12.3 (kam); 13.3; 17.4; 27.4; 31.3; 32.3; came (subjonctief) 3.57; part. praet. comen 3.52. |
comst: 3.40.45.58; coemst 3.57. |
cond: bekend. 3.21. |
konegheleke: 3.67; koninghleke 3.67. |
konig: 3.1. |
consent: goedkeuring, toestemming. 14.18. |
cont: - doen 16.1; 26.1; - maken 24.1; 25.1; 28.3. |
convent: zie coevent; 15.1.22; couent 18.1; coeuent 14.11. |
coop: zie versterfenisse. coep 6.6; 8.7; 17.12; 23.16; 29.7; 31.8; te cope 4.16; 19.12; van coepe 26.7; cope (pl. ?). 22.9. |
coepman: 14.1.29. |
copen: 3.51; coept 30.7; cochte 20.2; 24.3; ghecohct 28.8; - jegen 8.12; 20.2; 24.3. |
coeper: 5.11; copre 3.61. |
core: zie kiesen. |
koeren: koren 20.7. |
cost: kosten. 2.17; 3.32; 4.4.22 (leggen). 30; 24.8. |
coster: 15.3; coester 14.13. |
costrije: costerie: bezittingen van de sacristie of kerkelijke schatkamer. 2.23. |
coudermesse: zie het calendarium. 17.16. |
cracht: 3.41. |
ks: gespeld als gs: harsdangs 12.4. |
cueren: bij een keur of plaatselijke verordening bepalen, vaststellen 2.23. |
kw: quedden 1.1; quamen 4.21; riquard 11.5; 17.2; 23.1.4; en andere. |
quedden: M.W. VI-864 zegt ten onrechte dat quedden een plechtiger woord is dan groeten en in het mnl. dus ook alleen in poëzie voorkomt. Het is de vertaling van salutem (in Domino) 1.1; 20.1. |
| |
| |
quetsen: kwetsen. 3.14.54. |
quite: quite & vri: zie vri en Tautologische uitdrukkingen; 5.9; 14.22; 15.19; 16.7; 17.9; 19.6; 27.7; 29.4.9; 31.6; 33.6. |
quitescelden: praet. quitescalth 12.5; quitescouden 23.10. |
quiten: vrij houden van. 1.5; - betalen. 1.11. |
quorele: aanval in rechte. 1.6. |
| |
L
lachter: schandelijke bejegening, schimpwoorden; - doen: 3.15.29.34; - spreken: 3.37. |
laghe: hinderlaag. 3.7.9. |
langhe: lang. 25.11; 26.2. |
lansch wert: waarde van land hebbend. 4.7; zie aldaar. |
lant: pass.; land: 3.49; 31.5. |
lantsman: landbewoner, buitenman 3.25.26; landman 3.50; pl. landlieden 3.58. |
lantscepen: is, in tegenstelling met een schepen eener stad, een schepen op het platteland, een schepen van een ambacht (officium); zie over hen: Gosses, Rechterl. Organ. p. 110 v. 20.1.9. |
late: halfvrijen, hoorigen, die onroerend goed in gebruik hebben. 18.9; 32.3. |
laten: 28.10. |
Latijnsche woorden: dictus 11.3; domini 10 pass.; f. no 9-10-13-19-20-21-22-31; lb. pass.; preter 22.6; 23.5; quod 22.3; sol. pass.; zie ook Fransche woorden. |
leedsman: (leger)aanvoerder 2.9. |
leen: leen, feodum. 2.32; 19.4; 25.6. |
leghere: te mans levene ende te lans leghere: zoolang er menschen leven en het land er nog is (M.W. IV-144) 28.10. |
leenen: 3.54. |
leggen: cost -: 4.21; gheleit 4.22. |
lene: zie leen. 19.4. |
lesen: 5.1; 12.3; 27.3. |
lettel: weinig. 5.6; 6.4; 18.3. |
letten: hinderen, benadeelen. 16.11. |
lettenesse: belemmering, verhindering. 16.2. |
letteren: geschrift, oorkonde. 1.1; 16.1; 26.1; 27.3.15; 30.2.12; 32.2; 33.2.9; lettren 5.16; 6.1.9; 7.1; 8.16; 9.4; 10.3; 11.4; 14.1; 15.1.27; 17.3.15; 20.1; 23.3.18; 24.1; 25.1;
|
| |
| |
29.2.14; 31.3; 32.2; 33.2.9; lettre 5.1; 13.2; litteren 12.3; littren 12.24. |
leven: 2.17; 18.11; 25.9.11; te mans levene: zie s.v. leghere. |
lichtelic: weinig, licht. 27.5; 29.4; 31.5; lichteliic: 12.8; lichtlic 23.6; lictelic 11.7; lichzelic 17.6. |
-liede: ook als versterking bij pronomina; n. pl. (land)lieden 3.39.58; 4.25; 12.19; g. pl. lieden 7.8; 15.5; vremderlieder 3.53; d. pl. hemlieden 4.10; acc. pl. lieden 3.63; hemleden 3.10.41; 15.19 (-lede, zie J. Franck, Mnl. Gr. blz. 20 v.b.); - goede liede: zie goed; zieke l.: zie ziek. |
lief: 5.2; 16.2. |
liggen: 5.7; 6.4; 7.3; 8.3; 23.6; 25.4; licghende 15.3; 19.2; 31.5; lichghen 12.8; legghen 15.12; 22.18; 27.11; 29.4.9; 33.7; leghende 27.5; leghet pass.; leit 1.4; leghd 3.50. |
lijden: gaan. 4.24; 9.5; 10.4; 13.3; 17.4. |
lijf: leven 18.10. |
-lijc: suffiks; -like: ervelike 19.11; 27.10; e(u)welike 3.66; 5.15; 14.22; gheheellike 5.5; iarlike 20.5; nuttelike 5.6; redenlike 15.22; wet(te)like 5.4; 9.6; 19.5; 21.1; 27.4; 29.3; -lic: eruelic 17.11; jarlics 19.9; lictelic 11.7; lichzelic 17.6; lichtlic 23.6; redenlic 14.25; wechtelic 17.5; -lik: ieghelik 3.17; -lijc: kenlijc 8.1; -leke: 2.25; 3.28; 8.3.13; 30.6; -leken: 1.8; 3.67; -lich 4.2; -liich: 12.7. |
lijctekin: verwonding met blijkende gevolgen (als bewijs van ondergane straf), brandmerk. 2.10. |
line: landmaat, 100 roeden = 1/3 gemet. 7.3; 13.4; 14.14; 15.4; 19.2; 21.6; 27.5; 29.9. |
loke: omheining van landerijen (M.W. IV-740). 2.13. |
lombards: Lombaardsch (M.W. IV-749) 3.7. |
lossen: lossen, aflossen. 3.60; 24.9 (loessen). |
lovensch: 28.9.11. |
| |
M
mael: maaltijd. 2.25. |
maendag: 2.34. |
maendachlant: ploegland, bouwland (M.W. IV-1373, s.v. mendach, zie ald.) 2.27. |
maenre: een rechterlijk ambtenaar, die den heer (hier den abt) vertegenwoordigt, en namens hem door rechtsprekers een vonnis vraagt. 2.7; zie manen. |
maent: maand. 5.17; 14.31; 15.28 (maen). |
maert: Maart 5.17. |
| |
| |
-maet / -meet: weiland: nortmaet 17.7; watermeet 14.14; 15.4. |
maghe: verwante. 3.5.13. |
maken: 1.1; 3.51.63; 4.4; 20.2.9; 24.13; 25.18; 28.3.18; 30.13. |
-makighe: maakster. 31.4. |
man: echtgenoot (cf. wif) 9.6; 12.7; - mensch 2.6; 3.4.20.29; 4.29; pl. man 3.10; 4.25; 's graven man: grafelijke leenman (over hun bevoegdheid, zie I.H. Gosses, De rechterl. Organisatie van Zeeland in de Middeleeuwen. - Groningen, Den Haag, 1917 - blz. 193 en 277 vlgg.) 25.17; 26.1; hoge manne 16.4, zie hoge; wetachtighe manne, zie s.v. wetachtighe; manne 2.6; mannen van den abt, die samen 's abts leenhof vormden (D. Berten, a.w. in oork. 2, blz. CCXVIII vlgg.). |
manen: de rechters een vonnis afvragen, verzoeken om recht te doen enz. 2.3; 3.33; bi gemanden ede: eed waartoe men wordt opgeroepen, verplicht 2.33; 3.63. Vgl. maninghe. |
manier: 3.51; maniren 24.3; 25.6. |
maninghe: zie manen; 3.34; 18.8. |
mar: maar. 3.19; zie ook newar. |
marc: een munt; 9.7. |
marchi: markgraaf (marquis) 24.11; 25.14. |
mate: maat. 1.9. 20.6. |
mede: met. 3.3.54 (med); 12.22; 16.6; met the merne 26.3. |
me: meer. 3.10.28; 11.7; 27.5; 29.4; 31.5. |
mene: gemeen (= de communitas, cf. De Fremery, Suppl. Oork. Holl., no 244, ao 1287: ...die mene port): menere (dat. sg. f.) 26.1. |
meer: 5.6; 6.4; 12.8; 18.3; 23.6; 26.4. |
meer ofte min: 5.6; 12.8; 17.6; min ofte meer 18.3. |
meerre: grooter. 2.16; 3.47; 4.10. |
meren: vergrooten, uitbreiden. 26.3. |
mersen: grooter worden. 3.31. |
meester: geestelijke met een universitairen graad. meister 28.8; mester 32.1; - beheerder 4.8; 14.2.29; 15.8.17; zie ook berechter, voghet. |
mei: mei 3.16; = meidag, 23.20; 28.19 (thingaende - 1 Mei). |
meidag: 1 Mei. 2.28. |
meier: voorzitter van de schepenbank 1.5; 8.15; - ambtenaar van een kloosteroverste, die aan het hoofd van het domein staat. 2.2. |
men: 4.2; 26.6.9(me). |
meneghe: menigte. 4.11. |
| |
| |
menken: zwaar verwonden. 3.3.7. |
mensche: 3.3; 17.9; 29.3; 31.6; 33.5. |
mere: zie meerre. |
mesdaet: misdaad. 2.15; 3.10.14.56.61.65. |
mesdadighe: 3.56. |
mesdoen: zich door woorden of daden aan iemand vergrijpen. 3.14. |
messe: mis. bamesse 19.10; 29.7.12; 31.9; 32.11; baues messe 21.7; 27.13; bamisse 28.9; alre helghen messe 14.32; 15.28; jans messe 27.12; 32.12; coudermesse 17.16; lichtmesse 17.18; martinsmesse 23.16; martins misse 24.7. |
met: bij 2.12; - 3.29.34.54.55. |
mete (pl.): gemet, in oork. 14 en 15. |
meten: 4.12. |
metwinter: Kerstmis. 1.10; 31.9. |
Metathese: dast 1.12; varde 3.11; gers 4.14. |
middel somer: 24 Juni. 29.15; 32.12. |
min: 5.7; 6.4; 8.4; 11.7; 12.8; 17.6; 18.3; 20.3; 22.6; 23.6; 27.5; 29.4; 31.5. |
minnen: liefhebben, beminnen 3.2; gheminde: 6.2.3. |
minste: 2.17. |
moed: evele -: toorn, gramschap. 3.67. |
moeder: 25.10. |
moy: tante, 24.2.5; moyen (gen.) 25.2. |
moyen: het iemand lastig maken. 16.11. |
moyenesse: last. 16.9. |
moeten: mogen 4.17; praet. mosten 4.23. |
mogen: kunnen 3.5.46; - mogen: moeghen 3.24.31.57 (maechd). 8.16; moghewi 24.9; mochten 28.15. |
molesteringhe: molestatie (niet M.W.) 6.8. |
molestie: zie molesteringhe (niet M.W.) 6.7. |
monbore: voogd. 28.2; montbore 18.8. |
monec: 22.5; moneke (g. pl.) 14.5; moneken 24.3. (dat. pl.). |
monster: kerk (Lat. monasterium) 10.7; 28.5. |
mordwapen: moordwapen. 3.7; morwapen 3.8. |
more: moer, beter soort van veen, dat voor brandstof gebruikt wordt 4.32; zie C. Verlinden, Premier Congrès International de Géographie historique, t. II, Mémoires; Id., Revue belge Philol. hist., XI, 1932, 3-4, blz. 964. |
morghen: landmaat. 24.3. |
mudde: maat voor droge waren. 1.8. |
munte: munt. 5.8. |
| |
| |
| |
N
n < m: boengarde 8.4. |
na: na. 4.2; 5.8; 12.19 (volgens); 14.32; 15.28; vgl. naer. |
nacht: 3.28.39. |
nadien: nadat (temporaal): 3.21.38.52.60; - volgens wat (pro rata): 3.52. |
naer: na. 4.25, vgl. na. |
naest: 11.8; 24.7; 25.7 = na; 27.13; - nast: 3.18.40.41.52.57; 4.19. |
nacome: nakomeling. 26.4. |
name (in de -): 2.2; 3.1; 5.12; naam: 4.15.16. |
namaels: 5.10; 18.11. |
namelike: uitdrukkelijk bepaald. 2.8. |
narre: nadere (personen) 3.61. |
ne = ene, hem; zie ene; - noch: 3.43.49; - negatie: = of hij 3.15.39.51.59; 4.29; 8.13; - ne... niet 3.32.39; 20.7; niet ...ne 3.56; 4.25; niene 7.7. |
nederwert: 25.8. |
neghen: negen 23.8.15. |
neghenschatte: vgl. tvischatte, vierschatte, 3.62. |
nemen: 4.10; schade -: zie scade; camp -: zie camp; warede - zie warede; op sinen eet -: voor een bewering instaan 2.9.21; in of: te ghelede -: 3.2.53. |
nemmeer: niet meer 5.13; nemer 4.29; numer 4.16. |
neue: neef 25.2. |
newar: maar 4.3; newaer 2.4; war 1.14. |
-ng: -ngh: bilevinghe 12.6; bruninghe 4.9; dikinghe 4.7; ghiselinghe 3.65; leffinghe 4.8; maninghe 3.33; molesteringhe 6.7 en 8; penninghe 3.3.61; 22.9; 28.6; rekeninghe 3.32; tscauetinghe 4.1; scellinghe 28.6; zonderlanghe 3.1; vercoepinghe 6.8; verzwaringhe 6.7 en 8; waterganghe 4.3.4; woninghe 24.4; -ng: ballings 19.1; koning 3.1; zoending 3.3; -nk: banlink 3.23; te brinkene 7.4; -nc: waterganc 4.5; darinc 4.29; dinc 7.5; -nch: waterganch 12.12; dinch 12.23. |
-ng: -g: konegheleke 3.67; peneghe 5.7.8; 6.5; 14.25.26; 15.23.24; scel(e)ghe 19.9; 30.4;- = nj: calaenge 14.22; 15.20. |
niemene: niemand. 2.18; 3.15.49.51.62; 24.9 (niemen); vgl. iemen. |
nit: niets 18.12; 20.7. |
no: noch 2.5; 20.8; noch 18.12; noech 26.4. |
nochtanne: daarenboven; daarbij nog 3.56; nochtan 6.8. |
| |
| |
nomen: aanduiden 2.8; 14.19.21.27; 15.18.19; genoemt 18.3.8. 10; genuemt 18.3; gemomt 18.15. |
nohit: nut, voordeel 28.4. |
noert: noord: nortzide 12.12; noert ende 14.9; 15.13; nort 17.6. |
noetdorft: levensonderhoud 18.2.11. |
noich: nog 28.3. |
nouembre: 14.31; 15.28. |
nu: 8.2; 32.7. |
numer: zie nemmeer. 4.16. |
Numeralia: een(en) 6.5; 7.3; 29.4; anderhalf 23.5; twe 18.5.7; 28.9.18; derdehaluen 18.6; drie 18.4.5; vier(e) 20.6; 28 6.11; vive end tuintich 19.8; sessen 7.3; sesthalf 21.6; negene 23.8.15; tien 18.14; 30.4; tuellef 24.3; tvelefste 3.68; dartiene 22.5; viertiene 23.6; sestiene 27.9; achte ende twintich 5.6; 6.3; dertech 28.6.11; virtech 18.9; tuende viftech 2.34; drie ende vichtechste 3.68; neghenensestech 28.19; virewerftuintich 24.6; hondert 28.19; vire hondert 24.6; dusent tuehondert ende achte ende sestech 24.14. |
nutschep: nut. 3.63. |
nutte: nuttig. 2.14. |
nuttelec 4.35; nuttelike 5.6. |
nuw: nieuw 24.4; 25.5; niew 26.2.6. |
| |
O
ŏ < ă: ambocht 3.63; ollen 9.4; 10.3; ols 9.9; 10.8; 11.11.13; ŏ < ě: word 3.13 pass.; - ŏ > ou: ambout 22.3; vercouten 22.4; ŏ > oy: doyter 17.5. |
ŏ voorgesteld als u: zie u; vastenawnt: 11.13. |
o: teeken voor oe: almossene 28.7; bochouta 1.1; broder 4.9 en 10; 25.8; domen 28.18; don 1.14; 4.26; droghe 4.11; goter (?) 16.3; grode 4.8; capone 1.8; more 4.32; moyen 16.11; moste 4.32; nomen 1.7; 2.8; 14.19; rode 1.3; 22.5; ropen 32.9; sloge 1.10; -sote 19.1; 22.4; to 4.10; vote 4.12; wisdome 2.12; wondsdaghes 12.25; sconsdaghes 25.18. |
o: teeken voor den ö-klank (?): gonen 10.3 (zie de genen); verboren 3.43, zie dat woord. |
ō-klank ook voorgesteld door: oe, oi: zie aldaar. |
ô: ook voorgesteld door: oe, oo, zie ald. |
ö-klank voorgesteld door: o, oe, ue, zie ald. |
oe: ook voorgesteld door: o, zie ald. |
oe: teeken voor ō: gewoene 16.3; goenen 27.3; hoefstede 14.6; jeghenwoerdeghe 5.16; coemd 3.10.20; koeren 20.7; moeghen
|
| |
| |
3.20.31; noert 14.9; oem 8.7; oere 20.6; poertre 5.4; schependoem 3.17 passim; soen(s) 2.2; 3.1; 5.1; 6.2; 11.1; 12.2; 20.2; toelne 16.4 passim; toeter 26.2; voer: zie ald.; voerewart 26.4; vroeme 25.11; woenen 3.15.16.63; 14.7; 26.5. |
oe teeken voor ô: alsoe 5.5; altoes 3.1; behoerde 5.5; boengarde 8.4; doet 3.3; gheloefden 5.14; hoert 26.1; hoetstalle 26.9; cloester 7.7; coep 8.7; 23.16; 33.6; coepman 14.1; (ver) coept 3.42.59; 5.10; 30.7; loept 3.65; 12.12; oek 3.39; 5.9.14; oem 20.3; oest 19.4; roefd 3.44; toeghd 3.5.34. |
oe teeken voor den ö-klank: choere 3.2; gheboernesse 5.8; den goenen zie degenen; zoelen 3.64 (?). |
oek: 3.39.40.52; oec 5.9; 6.6; 8.5; 18.6; 24.7. |
oem: oom. 20.3; 24.5; zie ook om. |
-oen: Fr. -on: ockisoen; incarnasioen, zie ald. |
oest: 12.25; oust 4.2 (- zaaien). 19; zie M.W. V-15. |
of: of (sive; zie ook jof). 3.9.10.42.59; oef 26.7; - indien 25.9; zie ook en. |
of: af, van. 3.24.28.42; 4.16.21; 12.11; 14.7; 15.4; 19.4; 32.8. |
ofte: of. 5.7; 18.1; 20.8; 24.1; 30.2.7. |
oi: spelling in hoire 5.8. |
ockisoen: naar aanleiding van. 6.6. |
ols, zie alse. |
olsulk, zie alsulc. |
ombe: om. 1.8; 2.1.8; 4.23; 18.10; 20.5.8; omme 3.1.13.21.50; 5.4; 9.7; 14.11; 15.8; 17.11; 19.8.11; 21.4; 23.8.15; 28.9; 29.6.11; 31.7; om 3.22.44.62; oem 8.6; = tegen 14.11; 15.8; 17.11; 19.8.11; 21.4; 23.8.15; 28.9; 29.6.11; 31.7; = wegens, uit, door, ter wille van 3.1.13.21.22.44.50.62. |
om dat: opdat. omme dat 3.66; 14.25; 15.23; 16.11; 17.13; 27.13; 30.5; 33.8. omdat 12.22; 25.12; 31.10; ombe dat 20.8; vm dat 24.10. |
om te + infinitief. 3.10; 14.23; 15.21; oem te 8.6; omme te 28.14; afwezigheid van om: 3.54. |
onbedwonghen: vrijwillig. 12.4. |
onder: 3.51; 5.7. |
onderhalf: zie anderhalf. |
onderlanghe: onderling. 3.42.58. |
ondersceden: 2.2. |
onderscedecheit: vwe -: vestra distinctio, beleefdheidsformule. 5.3; 6.2. |
ongave: niet gangbaar (van geld) 2.29. |
ongelt: belasting, in 't algemeen. 26.9. |
onghesekerde schuld: zie scult. |
| |
| |
ongewijsde dingen: zaken niet door vonnis beslist. 2.4.6. |
onlent: moerassig land, onvruchtbaar (eenige vorm met e in plaats van a; M.W. V-789 heeft ten onrechte ontlend naar deze vindplaats) 4.6. |
onrecht: 3.24.26. |
ons: onse lant 14.21.25; 15.13.23; |
ont: ont hir ende: tot aan, voor. 1.10 (M.W. V-1080). |
ontfaen: ontvangen. 2.4; 24.8. |
ontfangere: 2.29. |
ontgaen: wegloopen. 3.41.56. |
ontliven: dooden, ombrengen. 2.10. |
ontsegghen: den vrede -: den vrede opzeggen 3.11 (zie vrede). |
ontfanghen: 22.9. |
onversinlike dingen: zaken, die onvoorzien, plotseling opkomen. 2.7. |
oo: spelling voor ô: doot 5.12; scadeloos: 6.7. |
ost: oost. of osthalf: 12.11; 14.7.10; of hoestalf 15.11; oestalf 15.14; 19.4; ostlant 21.2; ostward 14.10; 15.13. |
oppe: op. op 3.5 en pass.; 28.6; up 2.1; 3.5.18.39.44.64; 6.7; 7.6; 8.13; 12.18; vp: 3.65; 4.2.34; 5.7.10; 9.6; 10.5; 11.11; 13.4; 14.17; 15.15; 19.3.17; 25.7; 26.5.6.9; 27.4.10; 29.4; 30.3. |
opdragen: in de handen van een officieelen ambtenaar geven, die het zelf aan den kooper of verkrijger geeft. 18.3 (praet. druegent). vgl. gauent op: 18.2. |
opstal: open terrein (dat hier evenwel aan iemand toebehoort), onbebouwd erf. 20.4. |
orbere: nut, voordeel 28.4. |
orkonde: getuigenis. - draghen (testari) 3.24.47; - zegghen (testimonium dicere) 3.49; in orconde 8.17; 32.12; zie orconscap. |
orkonden: getuigenis geven 3.47.48.49; - officieel bekend maken 17.3; 22.3 (orcunden). |
orconscap: (aan het slot van akten, als bekrachtigingsformule) getuigenis, bewijs. 2.33; 14.29; 15.26; oerconschepen 30.11; zie orkonde. |
orloven: toelaten. 3.47. |
ou - spelling = oe: oust (zie oe) 4.2 (zie M.W. V-20); = o: amboute, vercouten 22.3.4. |
ou: voorgesteld als oi: boidin 1.2; 4.9; 10.2; 19.15; 21.6; 30.2; zie J. Mansion, N.G.N., 1928, VI, blz. 91 vlgg. en Ts. XL, 140-182; als u: schuthete 3.31; au: saude 4.11; ow: wrowen 4.34; vrowen 18.1; 24.2; 25.9; henengowe 25.3. |
| |
| |
oud: 2.18; 26.2; oudste 5.1; houdste 6.2; ousten 25.7. |
oust: zie oest. |
ovede: hoofd, 1.13; hier in den zin van rechterlijk college, waaraan men in twijfelachtige gevallen om raad en voorlichting gaat vragen (M.W. III 698). |
ouelaken: hoofdlaken, hoofddeksel voor vrouwen 31.4 (zie noot aldaar). |
over: van. 1.12; - voor: 2.15; 3.23; 5.14; 12.21; 24.4.5; 32.10; - over 14.15; 15.5; 16.11; 30.4; sijn -: zie sijn. |
overal: in alle mogelijke gevallen 7.6; - overal 16.7. |
oueren: overeen. 28.4. |
overendragen: het eens zijn, overeenkomen. 4.11. |
| |
P
pant: onderpand. 2.14.15; pande verbiedene 2.14; te pande setten 8.8. |
panden: beslag leggen op goed, onderpand nemen 2.22.23; 3.62. |
panding: het beslag leggen op iemands goed 2.16.22. |
pacht: rente 1.8. |
paiment: gangbare munt 3.3; - betaling 24.8. |
pape: geestelijke 8.9; 18.15. Paragoge: eren 17.5; halme 23.12; legghenden 27.11; loeph 12.12; niewerkerct 12.9; screife 28.18; tarren 12.14; tauerstanen 17.3; wetteliken 19.5. |
partie: partij. 14.28; 15.25. |
paschdaghe: Paaschdagen. 20.6. |
pascen: Paschen 24.7. |
Passief gebruik van een transitieven en actieven vorm: ontlivene, makene 2.10.11. |
penning: munt. pennenghe 28.6; peninghe 24.6.7; pinninc 18.6.7; peneghe 5.7; 6.5; 14.25; 15.23; 21.4; penegen 27.9; derde penninc 2.15.16; zoending penningh 3.3. |
peper: 17.12. |
petansie: rente ter bekostiging van spijs en drank. 18.14; zie M.W. VI-386. |
pinen: moeite doen. 18.12. |
point: punt, geval. 3.7.47. |
pond: als munt: 3.47; 24.6.7; - als gewicht: 17.12; 19.12; afgekort: lb. |
porren: hem -: zich op weg begeven. 3.2. |
port: stad (portus). 3. pass.; 18.2; 26.1.3.; 33.10; porit 28.17. |
portere: inwoner van een port. 1.3; 11.6; 28.3; portre 3 passim;
|
| |
| |
26.9; portres 3.2.24; portren 3.50; 16.2; poertre 5.4; 6.3; porters 14.1; porter (pl.) 28.14. |
portighe: poortersvrouw. 33.5. |
possessie: 5.9. |
possideren: 6.6. |
present: 6.9. |
preter: (Lat.) behalve. 22.6. |
prior: overste van een klooster. 22.10. |
priem: moordpriem. 3.7. |
prise: taxatie. 4.7; - prijs 5.5. |
prochiaen: pastoor eener parochie. 14.24; 15.21; prochgiaen 18.16. |
prochghiaenpape: pastoor van een parochie. 23.13. |
prochie: 4.20; 14.5; 15.2.9; 17.6; 27.6; 31.5; prochi 12.8; prochghie 19.3; 32.6; progghie 22.8; prochia 29.5.10; 33.8. |
prochijspape: 30.9. |
Procope: zie: Artikel. |
| |
| |
R
raed: ghemene raed: gemeen overleg, goedkeuring 2.17.23; 3.25. 27.28.55.58; bi den rade 14.3; bi rade 16.4; 26.1; te rade 18.2. |
recht: juist, behoorlijk. 3.32.33; 24.4. |
recht: recht, aanspraak. 2.1.2; 23.9; 24.5; - rechtsgewoonten 2.4.5; 3.2; 7.23; 28.14; - te rechte staen 3.18.44.56; 26.5; recht doen 3.25.45.56; des heren recht 3.53.55.58; der port 3.53.55.58; scouteten recht 2.18. |
rechtere: 3.19.20.46.53.55.64.66; 26.5; rechter 3.66; sgraven rechtere 3.25.42; voorzitter en maner der schepenbank, elders schout of meier genoemd 18.3.5. |
redene: betamelijk. 3.61; 4.13. |
redenlike: redelijk, fatsoenlijk. 2.12; 15.22; redenleke 2.25; redenlic 14.25; redeleke 28.15. |
rekenen: 26.9. |
rekeninghe: 3.32.33. |
relieve: relief de fief, het verheffen van een leen, waarbij ook een som als recognitio (= kennesse, zie dat woord) betaald wordt. De relieve ende kennesse 5.13 is dus een som, die telkens bij overgang op nieuwen bezitter moest betaald worden,
|
| |
| |
als erkenning van het recht van den eigenaar (zie ook Geschiedk, aant. bij no 5). |
reminiscere: de vijfde Zondag voor Paschen. 2.34. |
rente: rente, pacht. 1.11; 22.7; 27.10. |
reroef: lijkberooving (Gosses, Recht. Org. Zeel., blz. 290) 3.62. |
riddere: edelman, die den ridderslag heeft ontvangen. 2.33; 5.2; 6.1; reddera 22.1; rudder 17.1; ruddra 19.14 (nom.); ruddre 23.1. |
rike: 26.5. |
roboreren: bekrachtigen (niet M.W.; Lat. roborare) roborert (part. praet.) 5.17; gheroborert 6.9. |
roede: virga, vlaktemaat, onderdeel van bunder en gemet. 3.43; 10.6; 13.6; 14 en 15 pass.; 23.6; rode 1.3; 22.5. |
rogghe: rogge. 20.5; rogds (gen.) 20.5. |
roef: roof. 3.21.47.48. |
roepen: 3.41; gheropen 32.9. |
roeven: rooven. 3.44.48. |
rovere: roover. 3. 48. |
| |
S
saden: graszoden. 4.12. |
saien: zaaien. 4.3. |
sake: 2.8.16; 3.10; 4.17.19.22.24.31.32; 26.6. |
zacke: broeders van den -: 30.5; zie voetn. ald. |
saluit: 5.2; 6.1; cf. quedden. |
zamecoeps: in 't groot. 33.6. |
saterdagh: 10.7; 11.12; 14.31; 15.28; 19.18; 21.7; 23.20; 29.15; 32.14. sch: schelghe, zie s.v.; schepenen 3.5 pass. zie s.v.; 23.2; schieten 3.29; eschen 3.11; gheschreuen 3.3; herschepe 3.24; oerconschepen 30.11; tusche(n) 3.21; tvischatte 3.5; vierscharne 3.17; vischerie 4.6; - vlaemssch - 5. 8, 6.5; 32.5; - als sk: tusken 4.1; - in den auslaut (en inlaut) als s: brugghes amboutGa naar voetnoot(1) 22.3; jaerlikesser 32.5.11; lansch wert 4.7 (zie voetn. ald.); lombards 3.7; vlamser 27.9. cf. 21.5. |
sc: = stemlooze s: scalsce 12.14; scense 21.4. |
-scap: suffiks: graueschepe (d. sg.) 3.24; graueschep (acc. sg.) 3.25; heerscepe (gen.) 2.17; herschepe (dat.) 3.24; nutsche- |
| |
| |
pe (acc.) 3.63; orconscepe (d.) 2.33; 14.29; 15.26; vrienschepe (a.) 3.1; waerscepe (a.) 8.7. |
scade: schade nemen: hebben, ontvangen 3.23.30. |
scadeloos: 6.7. |
-schatte: zie enschatte, tvischatte, vierschatte, neghenschatte. |
scheden: beëindigen, er uitspraak in doen. 3.50. |
sceleghe: schelling (solidus). 19.9; 22.6; 23.8.15; 27.9; schelghe 30.4; scellenghe 28.6.11; schellinghe 18.5. |
schependoem: (scabinium) getuigenis van schepenen, hetwelk in rechte volledig bewijs oplevert; zie: Fruin, De provincie Zeeland en hare rechterlijke indeeling voor 1795. Middelburg, 1933, blz. 34 vlg. - scependoem doen, hebben 3.17; warnen 3.20; ten schependome 3.51; the scependome 28.13. |
scepenen: 1. pass.; 3. pass.; 27.2; 29.2.13; 31.2; 33.2; scepen 9.3; 10.2; 11.3; 12.2; 13.1; 14.2.4; 15.15; 21.5; 26.6. 7.10; sc(h)epenen 3. pass.; 4.13; 5.3; 19.13; 23.20; sc(h)epene 3.11.19.20.31.33.46.64; 7.2; 17.2; als dat. pl. 3.50; des schepens 3.35; bi scepenen 4.31; bi scepen 14.2; scepenne 22.2; 27.13; 32.8; vrie sc., zie vri; sc. van den lande 8.15, zie lantscepenen; scepenen die ter dikinghen behoren: dijkschepenen 4.13/14. |
schieten: 3.29. |
scl = sl, scluse, zie sluse, en O.G.N., blz. 136; H. Teuchert in Zeitschrift f. Ortsnamenforschung, II, 246. |
scoelscat: een voor borgstelling verschuldigde som (zie geschiedk. aant. bij no 7) 7.6. |
scot: jaarlijksche belasting, die aan den graaf gegeven wordt; zij rust op den bodem. 26.8. |
schotbrief (charta tributi): = schotboec: het boek waarin de namen der schotplichtigen met het bedrag van hun aanslag zijn opgeteekend, kohier. 3.49. |
schoud: zie scult. |
schoudech: zie sculdich. |
scout: rechterlijk ambtenaar der St. Baafsabdij te Gent, 2.1; - stadsschout van Middelburg, 3. pass.; ambachtsschout 8.15; - scoutete 2.1; 8.15; schuthete 3.31; schouthete 3.32.38.47.64. |
scouwen: schouwen, inspecteeren. 2.13; 26.10. |
schrijven: scrift (3. ind. sg. praes.) 9.10; 10.8; 11.13; 13.7; 29.16; scriuet 12. 26; 14.31; 23.21; 31.10; 32.14; scrijft 17.17; 19.17; scrif 21.7; praet. screife 28.18. |
scult: schuld; sculd 11.11; schuld 3.17.35; schoud 3.21.22.31. 36.40.41.62.64; scout 17.10; ghesekerde -: schuld met zekerheidstelling, hetzij met borg, hetzij met gijzelaar (Gosses,
|
| |
| |
Recht. Org. blz. 167 vlgg.) 3.21.22; onghesekerde - 3.40.64 (debitum non certificatum, ao 1258). |
sculdich: 3.17; 26.4; schuldech 3.41; 4.3.20; - verplicht: schoudech 3.32; sculdech 18.9; 20.5; sculdic 22.7. |
schuthete: zie scoutete. |
scutterie: de bevoegdheid om vee, dat den eigendom van anderen beschadigt, op te vangen en in de schutskooi te sluiten (ambacht van den schutter) 2.31. |
zedijk: 4.12. |
seghel, zeghele: 1.13; 2.34; 3.67; 5.16; 6.9; 7.8; 8.18; 12.24; 14.30; 15.27; 16.13; 17.15; 20.9; 22.3; 23.19; 24.11.13; 25.13.18; 26.11; 27.16; 28.16.17; 29.14; 30.13; 31.11; 32.13; 33.10. |
seghelen: bezegelen. 12.23; 20.9; 23.19; 24.11; 25.13; yseghelt 27.15; ghezeglet 32.13; ghezeghelt 33.10. |
seggen: scheidsrechterlijke uitspraak. 2.1.2; ook als werkw. 2.32; vonnesse -: 3.20.46; - bi ede 3.48. |
seker: - doen: zekerheid geven. 3.19.49; cf. zekerhede; - sekeren 3.39; - vast: 5.5. |
zekerhede: verbintenis dat men een verplichting zal nakomen, onderpand daartoe. 2.4; 14.21.28; 15.19.26; cf. seker doen. |
sel: zie darinc; 4.29. |
setene: bepaalde wijze van visschen of een zeker werktuig voor de vischvangst. 4.5 (zie M.W. VII-1003 en 1004). |
selue: zelf. 3.12 pass.; hetzelfde: 7.4; 8.5; 14.3.22; 15.20; 19.8; 20.4; 23.14; 28.11. |
ser: 's heren, zie here. |
sestech: 25.18. |
sestiene: 27.9. |
setten: aanstellen, benoemen 14.2; te vonnesse zetten 28.13; te pande -: 8.8. |
si: pr. pers. 3. pers. pl.; sie 15.22; 18.12; 26.4; 27.7; 32.4. |
side: 14.24.28; 15.22.25. |
sieke liede: 15.5. |
sien: pass.; zyen 20.1. |
sijn: werkw. zijn; sien: 1.2; 16.4.13; 26.2; 28.3; sin 8.1; 24.10; 30.1; zyin 20.2; vervoeging: ie been 28.17; hi es 1.10; 3. pass.; 4.1; 14.19; praet. waes 26.11; conj. war 4.17; 20.7; - sijn over: tegenwoordig zijn bij 8.14; 24.13; 25.17. |
sint: 9.9; 10.8; 17.12.16; 19.10; 21.7; 23.13; 29.6; 32.11.12.14; 33.8; - sent 2.1; 7.8; 25.18; 28.6; 31.9; sainte 4.2.38; sin 22.5; zonte 28.12; sunte 18.5.13. |
| |
| |
zire: zijnre, gen. pl. van het bezittelijk bijv. nw., 3.5; 6.4; 8.10; dat. 3.12.40. |
sitten: 2.29. |
slaen: 3.29; doet -: 3.3; clocke - 3.55; sloghe 20.7. |
slapen: 3.22. |
sluse: sluis. 25.5; scluse 4.4. |
smarte: verwonding, kwetsuur 3.29; cf. inke. |
soe: zoo. soe 1.4.10; 26.11; 30.7; so 3.40; 8.8; 11.11; 16.4; zo 3.43; zoe 28.13; - soe: zij 12.5.6; 33.6; so 4.34. |
so: als veralgemeenende partikel: sowar 3. passim; sowie 3. passim. 30.7. sowat 3 passim; zowane 3.3; ook achter 't woord: sowieso 3.15.28; wareward so 16.6. |
soeken: halen 2.8.9.20; - verlangen, zien te verkrijgen 3.4; ten huse -: bestoken, aanvallen, huisvrede breken 3.28.29. |
zoending penningh: een geldsom aan een gekwetste of de magen van een verslagene door den schuldige of zijn magen betaald als afkoop of herstel van schade 3.3. |
solidus: sol. - schelling; 2.16; 3.4 pass.; 10.6; 11.9; 17.11; 21.4; 32.5. |
somme: 14.25; 15.22.24. |
somp: moeras. 14.7; 15.10. |
sondagh: 4.20.24. |
sonder: behalve, uitgenomen. 1.6; 2.11; 3.16.17.47; 24.9; uitgenomen 3.49.62; maar 4.3.34; zonder 2.7; 3.35.36.58; 25.7. |
zonderlanghe: bijzonder, buitengewoon. 3.1. |
sone: zoon. 3.1; 4.9; zone 9.5; soene 5.1; 6.2; 14.23; 20.2; 21.1; 23.4; soen 3.1; 11.2; 12.1.18; 19.16. |
sowar: waar... ook. 3.2. |
sowane: van waar ook vandaan. 3.3. |
sowie: wie...ook. 3.3. pass.; 26.7; 30.7. |
sowat: wat ook. 3.24. |
sowilthijd: zie welctijt. |
spise: 2.31. |
spitale: hospitaal, gasthuis. 30.3; zie gasthuse. |
spreken: lachter -: 3.37; geghen -: de vervalsching van een rechtspraak aantoonen 28.15 (cf. F. Ganshof, in Gedenkboek A. Vermeylen, Brussel, 1932, blz. 318-329). |
stade: zie ghestade. |
staen: zijn, zich bevinden 3.2; 4.15; 11.11; 22.6; 30.4; staen over: aanwezig zijn bij 17.14; 27.14; 29.13; 33.9. |
staven: een eed: iemand het formulier van een eed, die moet worden afgelegd, voorzeggen. 2.3. |
| |
| |
stede: omstandigheid, geval 2.25; - plaats: in steden 5.7; in eene stede 6.4; in sprochijspapen stede 30.9. |
steen: gevangenis 3.40; stenne (adjectief) 28.5. |
steenhus: kasteel, versterkt huis. 3.51. |
steken: 3.6.29. |
sterken: sterken. 3.10; - ondersteunen, bijstaan. starken 3.23. |
sterven: 2.26; storue 18.13; 25.7. |
stic: stuk. 8.3; 11.8; 14.6; 15.3.II; 17.7; 27.14; 29.5; 33.6. |
stock: stok 3.6. |
stont: oogenblik. 4.14.18; 33.2. |
strate: 20.4. |
strecken: zich uitstrekken. 14.10.15; 15.5.13; 33.7. |
strijd: 3.8.26.36.43.56.66; in ghemenen stride: oploop. 3.8.66. |
strideleke: met het voornemen om zich in een twist te mengen of een vechtpartij uit te lokken. 3.28. |
striden: 3.58. |
stridere: 3.66. |
stringhe: strook land. 14.9; 15.13. |
stringheline: deminutief van stringhe. 14.8; 15.12. |
stroom: 4.5. |
successeur: opvolger. 5.12. |
zuet: zuid. 12.13; suedt 15.4; suud 14.8.14; 15.12; 27.6; zuud 29.5; zud 29.10. |
suidwest: 11.7. |
sulke: 2.4; alsulk 3.55; als suilke(r) 26.2.6; als suilc 26.10; ten zoilken rechte 28.13. |
sullen: 4.1.10; 7.1; 8.2; 27.3; 31.3; zullen 3.53; 5.1; 29.2; 30.2; 32.2; 33.3; selen 1.1; 20.1; zolen 28.3; zoelen 3.64; sael 26.3. |
zuster kind: 3.61. |
svarabhakti: storem 12.1; 17.1; vercohiet 28.13; porit 28.17. |
sueger: 8.10.11 (zie voetn. ald.). |
sveren: zweren. 3.60. |
Syncope: der e: andre 4.6; betren 2.33; 3.4; te ghewarne 11.10; helghen 14.32; 15.28; te maenne 2.3; te medewintre 19.11; oechen 3.57; poertre 5.4; ruddre 19.14; 23.1; stenwardra 21.5; te vergadrene 3.55; vercopre 3.60; vespren 14.32; vlandren 24.11; vordren 16.5; 24.5; vorn 24.12; walchre 3.3; woutre 9.1.2; 23.2; - der d: lans 1.3; 18.5; morwapene 3.8; ouste 25.7; ouelaken 31.4; vrienschepe 3.1; weesekins (?) 3.49; - van t: karsdage 3.15; mekerca 17.6; niene 7.7; scalsce 12.14; - van ch: vercouten 22.4; amboute 22.3; van s: al si 7.5; 12.26; van h: zie h. |
| |
| |
| |
T
t voorgesteld als th: gemeth 4.24; corthenberge 18.2; quitescalth 12.5; the 21.4; 26.3.4.6; 28.5.9.10.13.14.19; 32.2.11; Theilingen 24.12; thijd 3.20; thied 3.5; 28.5; vthe 28.12; wittheleke 28.17. |
tale: taal, woorden. 3.12. |
talen: - aen: rechten op iets doen gelden. 3.61. |
tarwe: 1.8.9. |
Tautologische uitdrukkingen: bi(den) ascente ende wille 5.3; 14.4; ghehouden ende ghestade 24.11; 25.13; gemaket ende bescreuen 24.13; 25.18; 28.18; gratie ende goed 3.1; (h)alme ende ghifte 31.4; 33.4; (h)inderinge ende lettenesse 16.2; choere ende recht 3.2; coep ende versterfnesse 17.12; 19.12; 26.7; 29.7; quite ende vri 6.6; 12.21; 14.22; 15.19; lant ende wech 31.6; dorde nohit ende dor dorbere 28.4; orcunden ende doen tauerstanen 17.3; recht ende wet 5.15; relieue ende kennesse 5.13; zyin ende wesen 20.2; vri ende quite 5.9; 16.7; vast ende wel ghehouden 29.14; vast ende ghestade 6.8; 8.7; 14.28; 15.25; 16.12; 17.13; 26.11; 27.15; 30.6; 31.11; doen te verstane ende kenlijc 8.1; doen te verstane ende te wetene
23.2; vri lant eghin lant ende quite lant 33.6; wech ende lant ende quite lant 27.7; wel ende wettelike 11.10; 32.4; bi wille ende bi rade 26.1; witteleke ende redeleke 28.15 (over zulke zinverwante woorden in de formules, zie J. Vercoullie, De Taal der Vlamingen - Brugge, 1925 - blz. 51). |
te = de, zie de. |
telken: telkens. 29.7.12. |
termpt: termijn. 20.7. |
timpellaer: Tempelier. 12.11; templiers land 29.10. |
th = t, zie t. |
tien: tien (10). 30.4. |
tien: iemand de schuld van iets geven. 3.5. |
tijt: oogenblik, tijdstip. 2.14; 18.11; 24.9; tuetiden: tweemaal 24.6; thiet 28.5. |
tinde: godes tinde 1.6. onbekend. |
to(e): 3.63; 4.10; pass. |
toebestaen: toebehooren. 25.6. |
toeghen: toonen. 3.5.31.34. |
toehoren: 26.11. |
toecomen: 24.2. |
tolnaer: 16.9; toelnar 16.9. |
toelne: tol. 16.4.8; tolle 24.6. |
| |
| |
tote: tot. 2.16; 14.10; 15.14; 24.9; tote dien 2.17; 3.18; tote dir 4.14; toter 3.4; toeter 26.2; tot dien 3.19.33. |
turcoise colve: zie colve. |
tusschen: 5.5; tuschen 1.4; 3.36; tusche 3.21.43.61; tusken 4.1; tusscen 25.4. |
twe: twee. 18.5; 28.9; tue 12.7; 16.14; 24.6; 26.12; tuende viftech 2.34; tve 3.11.23.40.68; 27.10. |
tuellef: 24.3; tvelefste 3.68. |
tuintich: 19.8; twintich 5.6. |
tvischatte: met tweemaal de som. 3.5.30.62. |
tuist: oneenigheid. 2.1.9.19; 3.27.38.64; 4.10; 24.1. |
tviuoud: tweevoud. 3.28. |
| |
U
u < i: sunte, numer: zie aldaar. |
u > o: zoilken 28.13; nohit 28.4. |
u teeken voor v pass.; uu teeken voor w: voruuorde 1.14; euuelike 26.8; u teeken voor w: gesuoren, onbeduonghen, tue, tuist, wedue: zie die woorden. |
u voor o: dul 3.12; orcunden 22.3; vm dat 24.10; up zie op; vul 1.5; 7.5; wlre 14.17; 15.16; 20.4; wllen 23.16; wulfzeke 5.7; verwunnen 3.13 (O.G.N. p. 189, Franck, Mnl. Gr. § 72); voor ou: schuthete 3.31; voor oe: hu 3.31; zie ook Umlaut. |
ue - spelling voor ö: ghebuernesse 6.5; juede 5.4; cuerde 2.23. |
ue - spelling vooi u: gertrued 12.13; hues 22.6; crues 33.8; zue(d)t 12.13; 15.4. |
ui = ü: saluit 5.2; suid 11.7. |
Umlaut: van a: doetsleghen 3.4; hellinc 18.4; hennekene 18.6; onlent 4.6; wittechdeghe 28.1; van oe: druegent, guet, genuemt, brux 18.3; zie ook ö. |
up: zie op. |
updat: indien. 5.10. |
usage: gebruik. 5.6. |
ute: uit. 1.11; 3.24; 4.17; uthe 28.12; ut 3.65. |
ute breken: opnieuw overstroomen tengevolge eener dijkbreuk 4.17. |
utgaen: 3.65. uthanghen 23.19; 29.14; 33.9. |
utward: buitenwaarts, naar buiten toe. 3.30. |
uu = u: huurt 30.7; huus 30.3; juuds 30.14; suud 14.8.14; 15.12. |
| |
| |
| |
V
v als w in den anlaut: wercochte 1.5; zie ook vr. |
v teeken voor w: tvischatte 3.5; tve 3.11; tvist 3.27; bedvinghen 3.40; sveren 3.60; voor u: vp 3.13 zie ald.; vte 4.17; vthanghende 23.19; vsage 5.6; vwe 5.2. |
vader: 11.8; 26.3; - God 2.2; 3.1. |
vaen: vangen 2.6. |
van: door (passief) 3.21 pass.; - voor 4.2.3.28; aan 25.8; met betrekking tot 4.34; 6.7. |
varde: vrede 3.11.12.55. |
varen: gaan, trekken, reizen 2.10; - gebeuren 17.14; up ende of te vaerne 12.21: ergens vrij komen en gaan. |
vast: standvastig, waarop men staat kan maken: 3.2; firmus (in slotformules), zie Tautologische uitdrukk. |
vastenavond: 27.16; vastenawnt 11.13. |
vastheid: 2.35: vastheden (gen. sg.). |
vastnesse: bevestiging 23.18. |
vechtinghe: 3.36. |
vele 3.19; 7.8. |
ver: vrouw 4.9; 12.5; 20.2; vro(n) 8.9.11; veren (genitief) 25.3. |
verbieden: afkondigen. 2.14; 3.67. |
verboeren: verbeuren 3.8; verboren 3.43.59. |
Verbum: ongesynkopeerde vorm: ghevallet 23.17; heuet 12.13; hetet 11.8; 12.9; leghet 4.7; leuet 25.11; saiet 4.3; scriuet 12.26; 14.31; sterket 3.10; winnet 26.6; beloueden 7.4; 15.18; gelouet 14.28; gemaket 20.9; 24.13; halmede 12.6; voregheseghede 24.4; weddeden 7.6. |
verden: eig. verren: verwijderd houden, afwenden (M.W. VIII-2290) 4.17. |
vereschene (bi -): door vragen vernemen, hooren of te weten komen 3.49. |
vergaderen: 3.55. |
vergelden: betalen, 1.10; vergouden: 1.10; 3.61; 15.24; 20.7; 24.9; vergolden 5.6. |
verklaren: uitleggen, verklaren: 4.32 (zie gesch. aant. bij no 4). |
vercopen: 3.52; vercochte 1.3; 6.3; 8.3; 19.1; 33.4; vercohten 11.6; vercouten 22.4; vercohiet 28.13; part. praet. vercoft 3.60; vercoicht 28.4. |
vercopre: 3.60. |
vercoepinghe: verkoop. 6.8. |
vercrigen: 18.11. |
verlien: een gerechtelijke verklaring afleggen. 32.4. |
| |
| |
versleghene: dood geslagen, vermoord. 3.14. |
versoenen: 3.42. |
verstaen: wi doen te verstane: 8.1; 9.4; 10.3; 11.4; 12.2; 13.2; 14.3; 15.2; 17.3; 22.3; 23.2; 27.3. |
verstervenesse: bij overgang van erfcijns door koop of dood geeft rechtsverkrijger een zekere betaling als recognitie van het recht van den grondeigenaar: dootcoop, sterfcoop (bij een leen: heergewaad) 4.16; 17.12; 19.12; 23.17; 26.7; 29.7.12; 31.8. |
vertien: afstand van iets doen. 18.9. |
verzwaringhe: zie molestie. 6.8. |
vervechten: door vechten verliezen of verbeuren. 3.59. |
vervogheden: voogd zijn. 3.63. |
verweren: verweren, verdedigen. 3.10.27. |
verwinnen: door vonnis van schepenen veroordeeld worden. verwonnen: 3.11; verwunnen 3.13.14.22.26.30.33.34.35.36.38. 42.47; verwunnen of (= van) 3.42. |
verwisselen: 5.11. |
vesper: 14.32; 15.28. |
vetteme: heerendienst van het mesten van den grond, hier reeds door een cijns afgekocht. 2.30. |
vi(e)re: 20.6; 24.6. |
vi(e)rdale: vierdeel, wijnmaat. 2.30 (cf. M.W. IX-439). |
vierendeel: vierde deel (als landmaat) 8.4; tfirden deel 20.3; 3.4.65. |
vierscharne: vierschaar, rechtbank. 3.17.18.31.33.34.35.36. 37. 45. 47.55; gebanre -: 3.34.35.36. |
vierschatte: 3.7.37.48.62: met vier maal de som. |
virtech: 18.9; 24.7. |
viertien: 3.39.57; 23.6. |
viftech: 2.34: vichtechste 3.68. |
vinden: 2.17. |
vinder: scheidsrechter, arbiter, zegsman. 2.32; 14.24; 15.22. |
vijf: viue 3.5; 19.8. |
vischviver: 31.6. |
vischerie: wijze van visschen (zie setene) 4.6; visscerie 25.5. |
vlaemsch: 5.8; 6.5; vlamser 27.9; vlamesche 32.5; vlamscer 21.4. |
vlandren: 24.11; 25.14. |
vluchteg: voortvluchtig. 2.19. |
Vocaal. Een teeken in plaats van twee voor lange vocalen in gesloten syllabe: an 8.6; ansicht 3.5; dar 1.9; 3.2.18; 11.8; dicdilf 4.12; dor 3.53; draghd 3.28; en 3.23; 28.4;
|
| |
| |
escht 3.40; essen 14.1; ghelik 3.37.39; 26.9; ghertrud 12.5; 18.1; ghest 3.1; grot 21.6; heft 1.5; 20.4; 24.3; helghen 14.32; herschepe 3.24; het 21.2; hofd 3.21; hugs 31.1; hurden 18.10; hus 3.19.21; 8.16; 14.2; 18.2.6.7; 26.2; gheloft 1.5.7; jarlich 4.2; - jar- 1.8; 4.27; 11.9.13; 14.31; 19.9; 20.5; ghemande 3.63; mar 3.19; me 3.10; merre 4.10; mester 4.8; 32.1; metkerca 17.4; 21.2; min 9.1; narre 3.61; nast 3.18; nemd 3.23; nort 12.12; ost- 12.11; 14.7.10; 21.2; pasch- 20.6;
24.7 (pascen); scrift 9.10; 11.13; 21.7; 29.16; sin 4.21.31; 8.1; 21.3; 24.10; 27.10; 30.1; sprekt 3.37; sten 17.2; 21.5; 28.5; sud 29.10; toghd 3.34; ut 3.65; 23.19; vor 3.39, zie dat woord; vremd 3.53; vulnesse 3.42; vlamscer 21.4; 27.9; vlandren 24.11: 25.14; war 3.2; 20.7; -ward 3.20; wif 8.3; 21.3; 22.4.8; 24.2; wonde 10.6; 11.8; - door twee teekens aangeduid: zie ae ee, oe, oo, ue, uu, ie; - gerekt: been 28.17; daet 3.8; doihcter 28.1; gaesthus 26.2; gheilt 28.6; hoef stede 26.2; coemst 3.57; coesters 14.13; maechd
3.57; moichten 28.15; moinster 28.5; noech 26.4; 28.3; oef 26.4.7; oem 8.6; oins 28.9; sael 26.3; zoilk 28.13; waes 26.11; weest 14.15; - kort naast lang: gheloft; lo(e)ssen, to(e)lne, zie die woorden. |
voeden: 2.25. |
voet: pes, vlaktemaat, onderdeel van de roede. 1.3; 4.12. |
voghet: beheerder van een ziekenhuis (cf. berechter, meester) 14.20; 15.18. |
vogedie: advocatia 2.26. |
vonnesse: 3.20.46.54; 5.3; 18.8; 26.10; 28.13. |
vor: voor. 3.39.44.49; 7.1; 9.4; 10.4.8; 11.5.12; 12.4; 13.3; 17.4.16; 18.1; 20.9; 29.3.13.15; 31.3; 32.8.9; 33.4.11; - vore 7.8; 14.17; 15.17; 18.1.3.4; 19.18; 23.10.20; 26.5; 32.9; voer 12.17.19.25; 15.15; 26.5; 30.8; 32.3. |
vorbi: 16.7. |
vort: 17.10; 29.7; vord 3.57; voert 18.10. |
voirst (te -): vooreerst, bovenal, vooral. 1.2. |
vorder: verder. 2.18; 4.12. |
vorderen: voorouders. 24.2; 28.7; voorthelpen 16.5. |
voren: 3.13.58; 14.16.27; 15.15; 19.13; 22.7.10. |
vorzate: voorzaat. 5.12. |
vorseide: 4.7.11.15; 8.6.8; 11.9; 14.25; 15.22; 21.4; 23.9.11; 27.8; 29.6; vorgeseide 20.7; vor(e)gheseghede 24.4; 25.10; voregheseghde 24.7.8; vorgheseght 25.9. |
vort: 12.15; 18.5; 24.8; 27.8. |
vorvoets: oogenblikkelijk. 2.20. |
| |
| |
voerewart: 26.4. |
vorworde: overeenkomst. 1.14; voerworde 15.24; vorworden 8.15; 14.27; 20.9; 27.14; 28.18; vor(e)warde 4.1.37; vor(e)werden 24.13; 28.8.14. |
vr: wr 4.34. |
vrede: toestand van rechtszekerheid door de overheid opgelegd; - beletten 3.12; breken 3.12.13.14; eischen 3.11.15.55; gebieden 3.2; geven 3.12.13; ontsegghen 3.11; vreide 3.2.14; varde 3.11.12.13.55; bin den vrede 3.7. |
vremd: 2.19; 3.53. |
vri: zie gesch. aant. bij no 1; 12.21; 14.22; 15.19; 16.7; 17.9; 19.6; 27.8; 29.4.9; 33.6; vrie scepenen 7.2; 12.2; 14.17.18; 15.15; 22.2; scepen van den vrien 9.3; 10.3; 11.4; 13.2; 17.2; 19.13; 21.5; 23.2; 27.2; 29.2; 31.2; 32.8. |
vrindag: Vrijdag. 9.9; 17.16; 27.16. |
vrient: 5.4. |
vrienschepe: 3.1. |
vriheit: het grondgebied eener stad, waarbinnen het stadsrecht rechtskracht heeft, het stadsrecht zelf. 3.16; 16.3; 26.2.8. |
vrome: interest 3.61; winst, opbrengst 4.19; vroeme: voordeel, baat, nut 25.11. |
vro(n): zie ver. |
vrouwe: zie ver; wrowen 4.34; vrouwe 5.2; 6.2; 28.1.16; vrowen 18.1; 24.2.5; 25.9; vor 18.1. |
vul: vol; zie u en wet. |
vulcomen: nakomen (een verplichting) 7.5.7. |
vulnes: vuilnis. 3.42. |
vust: vuist. 3.6. |
| |
W
w = v, zie v. |
wane: van waar, 16.5. |
wanconst: kwaadwillige gezindheid 3.28 (de zin is niet heel duidelijk; voor de c, zie Franck, Mnl. Gr. § 87. a. 2). |
wapene: 3.28.53; wapen 3.8. |
war: maar. 1.14; zie newar. |
waranderen: zie gesch. aant. ad no 5. 5.15. |
warbi: waardoor. 3.23. |
ward: waard. 3.52. |
waren: zie waranderen, te warne 19.6; 29.8; 33.5; te waerne 27.7; te waren 17.9. |
wareward: waar ook naartoe. 16.6. |
warede: buitengerechtelijk onderzoek naar de ware toedracht
|
| |
| |
eener zaak 3.46.50; - nemen: zulk een onderzoek instellen 3.46; - waarheid, werkelijkheid 32.12. |
warnen: ontzeggen, weigeren: schependoems -: 3.20 (zie M.W. s.v. warenen, IX-1763). |
waerscap doen: waranderen, zie gesch. aant. bij no 5. 8.7; warscepe doen: borg blijven? 4.28. |
-wart: -waarts. 4.12; -ward 14.16; 16.6; -waert 15.6; -wert 25.8; -waerd 33.8. |
was: was. 19.12. |
wat: pron. indefin. + Gen. pl.; wat mesdade 3.24.37.38.61; tviste 3.27.38; manne 3.20.28.29.37.44; portre 3.25.40.48; stride 3.50; bodeme 16.7. |
water: 3.42. |
watergangh: wetering. 4.3.4.5.; waterghanch 12.12. |
waterlaet: waterloop. 2.13.18. |
wedden: op een vormelijke wijze beloven. 7.6; 11.10; 19.5; 27.7; 29.3.8; 32.9; 33.4. |
wede: weide 4.14. |
wedelant: weiland. 2.27. |
weder: tegen. 3.23.26.36.38.43; 15.19. |
weder diken: 4.20. |
wedergheven: 1.8; 3.61; 19.7; 20.4; 21.3; 24.4. |
wederkeren: 3.25. |
wedersegghen: weigeren, zie spreken. 3.33.65. |
wedue: weduwe. 12.5; 21.1; wedewe 33.5. |
weesekin: demin. van weese ‘wees’, of samenstelling weese + kind? (Verdam-Stoett, M.W. IX-2337, s.v., onder verkleinw., vindplaats Oorkb. 1, 313 a, (dus onze plaats) vat het als dem. op) 3.49. |
wech: 1.4; 4.3; 14.15; 15.5; 17.9; 27.7; 31.6. |
weggheven: vervreemden (?). 3.32. |
wel: 3.26; 11.10; 32.4. |
welke: 17.6; 27.11; wilke 12.9; 23.7; tuilc 14.5.12; 15.9. |
welctijt: wanneer: welken tiit 8.11; sowilthijd 3.20. |
werd: waard, heer des huizes. 3.30. |
werden: worden 3.5.11.13.14.21.24.29.56. |
werpen: 3.6.11.29. |
wert: waarde hebbend 4.30. |
west: 12.12; 15.5; 29.10; weest 14.15. |
wesen: 4.5; 8.2; 20.2; 24.2; 26.3; 28.3. |
wet: te uulre wet: voor het voltallige college van rechters (schepenen) 1.5; de magistraat 11.12; 14.17; 15.16.17; 20.4; te wette (waren) 17.9; 27.7; 29.3.8.13; 33.4; weet 4.22. 26.28; 15.16. |
| |
| |
wetachtighe man: persoon van wettige geboorte 3.48 (Gosses, Recht. Org. blz. 119, noot); wittechdeghe 28.1. |
weten: 5.10; 7.1; 23.3; 24.6; 29.2; 31.2. |
wettelike: 5.4; 6.3; 9.6; 10.5; 11.10; 13.5; 19.5; 22.4; 29.3; 32.8; wettenleke 8.3; wetteleke 8.5.13; wechtelic 17.5; wetielic 17.14; wetlike 21.1; 23.10; 32.4; witteleke 28.14.15; wittheleke 28.17. |
wi: wij. 3.2; 8.1; 23.18; 24.1; 25.1; 28.3; 29.2; wie 7.8;14.3 pass.; 15.1; 17 pass.; 22.2; 27.2.13; 32.1. |
wijf: vrouw, rechtgenoot. 3.9; 5.2; 6.3; 18.1; 19.1; 23.4; 32. 3.9; 33.4; wief 17.4.8; wif 8.3; 21.3; 22.4.8; 24.2; 25.3; wyf 27.4; 29.2 |
wijn: 3.42; wins: 2.30. |
wile: up die wile: terstond 2.7; toter wile 3.40; te wilen 18.9. |
wilen: weleer, wijlen. 24.2; 25.3. |
willen: 1.4; 3.17.52; 5.10; 16.6; 24.9; 26.11; 29.13; wouden 18.2. |
wille: toestemming, goedkeuring, verlof 3.32; sinen wille doen: 4.27 (vrij beschikken over); 5.3; 12.22; 14.4; 26.1; - hars willen 12.4 (zie hars dangs, s.v. dang). |
wilk(e): tuilc 14.5; twilke 32.6; dat wilke 23.7. |
winnen: verkrijgen. 18.12; 26.6. |
winninghe: 26.6. |
wisdoem: uitspraak, gewijsde, zie wisen. 2.12. |
wisen: het uitspreken van het gevondene oordeel door den schepen, aan wien de zaak door den voorzitter der rechtbank is opgedragen, of door in een zaak aangewezen scheidsrechters. 2.5; 3.55; 4.26; 14.24; 15.22; 18.9. |
wissel: ruil: 4.16; 14.27; 15.24. |
wisselen: ruilen. 14.4.11; 15.6. |
wittendonresdag: Witte Donderdag. 2.28. |
woensdag: dies wenesdaghes 4.37; wondsdaghes 12.25; (M.W. IX, 2746); tscoensdachs 24.14; sconsdaghes 25.18. |
woestine: woeste grond. 5.6; 6.4. |
wonden: wonden, verwonden. 3.4.7. |
wonen: 2.26; 3.43; woenen 3.15.16.63; woennen 26.5; wonet 32. 7; wonde 10.6; 11.8; woende 14.7. |
woningh: 3.16; 24.4; 25.3. |
worden: 3.5; = geworden: 29.11. |
| |
Y
y: i, zie: i als e voorgesteld. |
| |
| |
| |
Inhoudstafel.
|
Blz. |
Inleiding |
329-334 |
Lijst der verkort aangehaalde werken |
335-336 |
Oorkonden |
337-411 |
Calendarium |
412-414 |
Register der persoons- en plaatsnamen |
415-427 |
Glossarium |
428-470 |
Inhoudstafel |
471 |
|
-
voetnoot(1)
- Dr. C.G.N. de Vooys; Geschiedenis van de nederlandse taal in hoofdtrekken geschetst. - Groningen - Den Haag - Batavia, 1931 - blz. 33.
-
voetnoot(2)
- Dr. de Vooys, a.w. bl. 43, wijst daar ook met klem op; zie nog ald. bl. 198.
-
voetnoot(1)
- Reeds C.P. Serrure uitte in 1855 de woorden: ‘de stukken in het Nederlandsch, die van voor het jaar 1300 dagteekenen, zijn in geen aanzienlijk aantal, en al wat van dien aard nog is overgebleven, zou verdienen uitgegeven te worden, wanneer men in het bezit is der oorspronkelijke teksten.’ (Vaderlandsch Museum, I. blz. 100). Hoever men echter met de uitgave en de kennis van bewuste oorkonden nog in 1922 stond, kan men lezen bij Dr. J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, I - Haarlem, 1922 - blz. 186-190.
-
voetnoot(2)
- G. Paris, Les plus anciens monuments de la langue française. Paris (Anciens textes), 1875. - W. Forster & E. Koschwitz, Altfranzösisches Uebungsbuch. Leipzig, 1902.- E. Koschwitz, Les plus onciens monuments de la langue française, 2 vol., Leipzig, 1907. - Fr. Wilhelm, Corpus der altdeutschen Originalurkunden. Lahr (Baden), 1929 en volg.
-
voetnoot(3)
- In dit geval verkeert een rol met drie stukken uit Mei 1263, waarvan het niet volkomen vaststaat of zij werkelijk in dien tijd is neergeschreven (gedrukt: Bijdragen Historisch Genootschap Utrecht, dl. 39, blz. 250).
-
voetnoot(1)
- Laten wij er even op wijzen, dat van de 33 oorkonden in onze verzameling, volgende voor de eerste maal in druk verschijnen: no 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 27, 30, 31, 32, 33.
-
voetnoot(2)
- Daarom werd hier niet opgenomen, hoewel van groot belang, de rol van het ambacht der smeden van 21 December 1254, door Prof. Dr. Herman Van der Linden, uitgegeven in Les Gildes marchandes dans les Pays-Bas - Gand, 1896 - blz. 99-106, aangezien volgens brief d.d. 7/9/1932 van het Stadsbestuur van Mechelen deze rol reeds in 1911 niet meer op het stadsarchief werd teruggevonden.
-
eind1.
-
Bochouta: Bochoute, gehucht onder Dikkelvenne (arr. Gent, kant. Oosterzele), op 5 Km. van Velzeke. Men zou geneigd zijn hier in de eerste plaats te denken aan Boechoute (Bouchaute), een der Vier-Ambachten, doch Nelis (in: Mélanges d'histoire offerts à Henri Pirenne, I-Bruxelles, 1926-bl. 328), heeft de onwaarschijnlijkheid hiervan aangewezen, waarbij deze schrijver had kunnen opmerken, dat de Vier-Ambachten te Gent ter hofvaart gingen (Warnkönig, SRG. II, 2, Urk. bl. 189, § 15), terwijl daarentegen uit deze oorkonde blijkt, dat het hier bedoelde Bochoute, Velzeke als moederdorp beschouwt; zie nader het aangeteekende bij regel 2. - Beide plaatsen lagen in de kastelnij van Aalst (Rijks-Vlaanderen).
-
voetnoot(a)
- De klerk schreef eerst sin, doch veranderde achteraf in sien, door op de n van sin een e te schrijven en er dan een n aan toe te voegen. Ook de eerste letters van selen zijn op andere geschreven: de s is blijkbaar ontstaan uit een oorspronkelijke i met afkortingsteeken voor een n, de l schijnt op een o geschreven, terwijl dan tusschen s en l de e is ingevoegd. Wellicht is deze laatste verbetering ontstaan omdat de klerk eerst het onmiddellijk volgende in onsen here begon te schrijven.
-
eind2.
-
den scepenen van velseke teuoirst: vooreerst, vooral, bovenal aan de s.v.V. - Dit wijst op een nauwe
betrekking tusschen beide dorpen, nader verklaard in regel 13, waar vermeld wordt, dat Bochoute in twijfelachtige gevallen te Velzeke haar recht haalde (ter hofvaart, te hoof ging); dit werd reeds door H. Vander Linden en Nelis opgemerkt.
dallen: onbekende plaats. - De in regels 2 & 3 genoemde personen zijn verder onbekend.
-
voetnoot(b)
- In teuoirst is de i boven tusschen de o en de r geschreven.
-
eind4.
-
ghintwege: de weg van Beerlegem (over Munte, langs Merelbeke en Ledeberg) naar Gent. - De kooper mag binnen deze grenzen (bedoelden weg en het kruis van den verkooper) de 2½ bunder kiezen.
-
eind5.
-
heft hij: hij = de verkooper. - te uulre wet: zie gloss. s.v. wet. - meier: zie gloss. s.v.
-
eind5.
-
te quitene etc: bedoeld wordt niet de koopsom, doch een garantie (waring) met onderpand; de verkooper belooft het gekochte land te vrijwaren van alle aanvallen (quorelen) tegen iedereen, die het in rechte zou willen betwisten, met 1 halster (zie gloss.) haver en 9 denier per bunder (bunre, met procope van het artikel, zie gloss. s.v. Artikel).
-
voetnoot(c)
- De eerste twee letters van dat zijn op twee andere letters geplaatst, doch het is niet uit te maken welke deze waren.
-
eind6.
-
te quitene etc: bedoeld wordt niet de koopsom, doch een
garantie (waring) met onderpand; de verkooper belooft het gekochte land te vrijwaren van alle aanvallen (quorelen) tegen iedereen, die het in rechte zou willen betwisten, met 1 halster (zie gloss.) haver en 9 denier per bunder (bunre, met procope van het artikel, zie gloss. s.v. Artikel).
-
eind6.
-
de godestinde: Hoewel dit woord niet in het M.W. gevonden wordt, zal men er moeilijk iets anders onder kunnen verstaan, als de kerkelijke tienden, welke, uit den aard der zaak, als oude, op het goed rustende verplichting, buiten de transactie blijven.
-
voetnoot(d)
- Deze d, met een schuinsche streep door de schacht, is de gebruikelijke afkorting voor denarius. Zie nog regel 9, waar ze evenwel niet door een punt gevolgd is.
-
eind7.
-
heft hij: hij = de kooper.
-
eind8.
-
te ghint bennen den iiii porten: de oude portus van Gent had oorspronkelijk vier bruggen met poorten, zie Warnkönig, SRG. II, 1e stuk, bl. 17 (Warnk. Gheld. III, 24) en Werveke, Kritische studiën, bl. 30 Bedoeld wordt dus, dat de jaarlijksche pacht te betalen is binnen de stad, de poort, van Gent.
-
eind9.
-
te ghint bennen den iiii porten: de oude
portus van Gent had oorspronkelijk vier bruggen met poorten, zie Warnkönig, SRG. II, 1e stuk, bl. 17 (Warnk. Gheld. III, 24) en Werveke, Kritische studiën, bl. 30 Bedoeld wordt dus, dat de jaarlijksche pacht te betalen is binnen de stad, de poort, van Gent.
-
eind9.
-
bennen ii d. de beste: d.w.z. dat de tarwe, elk jaar te leveren, van eene hoedanigheid moet zijn, welke niet beneden 2 denier (per zekere, niet genoemde eenheidsmaat) onder den hoogsten marktprijs mag hebben; is b.v. de hoogste marktprijs 14, dan moet de kwaliteit der geleverde tarwe minstens 12 bedragen.
-
eind10.
- Bij niet-betaling der jaarrente tusschen 1 Nov. en Kerstmis verliest de verkooper al zijn recht op het land en krijgt de kooper het in vollen eigendom (alse sin herue).
-
eind11.
- Bij niet-betaling der jaarrente tusschen 1 Nov. en Kerstmis verliest de verkooper al zijn recht op het land en krijgt de kooper het in vollen eigendom (alse sin herue).
-
eind13.
- De bezegeling door schepenen van V. impliceert hun verantwoordelijkheid verder niet (donre nemmeer toe).
-
eind14.
- De bezegeling door schepenen van V. impliceert hun verantwoordelijkheid verder niet (donre nemmeer toe).
-
eind14.
- De Latijnsche dateering komt in de mnl. stukken van Velzeke en elders meer voor, zie o.a. no 7.
-
voetnoot(e)
- Er stond oorspronkelijk nemmer, doch op de r werd een e gezet en een r bijgevoegd.
-
eind15.
- De Latijnsche dateering komt in de mnl. stukken van Velzeke en elders meer voor, zie o.a. no 7.
-
eind1.
- - De beroemde St. Baafsabdij te Gent vormde, met die van St. Pieter, beide gesticht door St. Amandus (± 679), de bakermat der stad Gent.
-
eind3.
-
te wesene alse here: nl. de abt is er heer.
-
eind5.
- ...rechte dat recht es: behoudens zijn (nl. van den schout) wettelijke rechtsaanspraken. - sins deels: sin slaat op den schout; deel dat den schout toekomt.
-
eind8.
-
int dorp: d.i. de heerlijkheid der abdij, de villa sancti Bavonis; zie daarover: v. Werveke, Krit. Stud., bl. 32 vlg.
-
eind9.
-
bode: boodschapper, zie Gloss., (ook in reg. 21).
-
voetnoot(a)
- De woorden moet de scoutete, met de aanhalingsteekens, zijn in het oorspronkelijk boven den regel bijgevoegd.
-
eind15.
-
heft: veeleer van heffen dan van hebben (hevet).
-
eind19.
-
jof hire: hi is de bode van den abt.
-
eind22.
-
dien bode: = sabbets bode (object van eeschen = zoeken). - ter: = in, ter plaatse zelf.
-
eind26.
-
binnen der vogedien: synoniem met dorp van reg. 8?
-
eind31.
-
mendonc: Mendonk, dorp 16 Km. ten N.O. van Gent.
-
eind34.
-
Segere den deken van Ghent: dit was de pastoor van de kerk van den Ouderburch van Gent, aan Ste Pharaïlde of Ste Veerle gewijd; binnen dezen Ouderburch lag ook het Gravenkasteel.
-
voetnoot(1)
- Vgl. bijv.: v. Lokeren. Chartes, no 505 en 622.
-
eind1.
-
Willem: Willem II, graaf van Holland, 1234-56, in 1248 tot Roomsch-Koning gekozen.
-
eind2.
-
Middelburg: hoofdstad van Zeeland, eiland Walcheren.
-
eind3.
-
Walchre: Walcheren, het voornaamste en meest westelijke der Zeeuwsche eilanden.
-
eind8.
-
die daed doet: lees die de daed doet (vgl. reg. 10). Dit lijkt waarschijnlijker dan die dat doet (vgl. reg. 29 in fine: d, vgl. slaed, etc., ae onder invloed van daet ‘feit’). Voor de afwezigheid van 't artikel bij daed, zie Gloss. s.v. Artikel, en voor de gerekte a: Gloss. s.v. Vocaal-rekking.
-
eind21.
- (ook 44). tusche Masemude ende Hedinsee: binnen deze grenzen werd het rechtsgebied van Zeeland besloten. De Hedinsee was een inham op de Vlaamsche kust, waar de Hont in zee vloeide; Masemude, de mond van de Maas, doch voor deze laatste grens wordt gewoonlijk (hiei reg. 61) genoemd: de Bornisse, een rivier, die tusschen Heenvliet en Geervliet (eiland Putten) stroomde en in de Maas uitliep (Gosses, Rechterl. Organisatie bl. i vlg.; Beekman, Zeelend, bl. 14 vlg.).
-
eind22.
-
etende: de banling is etende.
-
eind34.
-
lachte,: schijnt wel de ind. praes. 3e sg. van lachteren te zijn (zie Gloss. s.v. Apocope der t). Vgl. in de keur van Zeeland van 1258, § 29 (uitg. R. Fruin, den Haag, 1920. - Werken der Vereeniging tot uitgaaf v.h. Oud-vaderlandsch Recht 2e reeks, no 20) den vertaalden zin: die eene edelle man lachter in gebanre sprake... - Men zou wel aan een conjuctief-vorm lachtere kunnen denken, met apocope der -e, doch dan zou dat alleen hier het geval zijn.
-
eind34.
-
schepene toghd: schepene is subjekt.
-
eind43.
-
Arne: de rivier, welke Middelburg met de zee verbond.
-
eind45.
-
beclaechd hi hem: beklaagt hij zich.
-
eind46.
-
graven man: = leenman, cf. H. Obreen, Bedijking der Hincline, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, deel XI, afl. 1, blz. 62, Haarlem, 1931.
-
eind49.
-
weesekins goed: = weesekinds: best mogelijk, want cf. in oork. 1: bunre lans = lands; oork. 3: vrienscepe (reg. 1), etc. Een deminutief (weesken) doet in oorkondentaal wel wat vreemd aan. Toch vat Verdam-Stoett het als dem. op: M.W., IX, afl. 20, kol. 2337 s.v. De vorm MW. IX-2337 uit Recht v. Zieriksee 6, ao 1248 (= Oorkb. I 247 a), is weesekyns goet en alleen in afschrift over: deze blijkt niet nauwkeurig. Die uit Mieris, II 159 a, is uit de keur van Zeeland ao 1315, alleen in afschrift over: waert dat enich tiende verstorve an enich wees (var.: weesekijn).
-
eind57.
-
vor den here: pro.
vor des heren: ante.
-
eind66.
-
Bewesterscheld: Zeeland werd reeds oudtijds verdeeld in Z.-Bewesterschelde en Z.-Beoosterschelde, waarbij men bedenke, dat met Schelde hier de tegenwoordige Ooster-Schelde bedoeld wordt (hierop wijst nog nadrukkelijk: R. Fruin, in Verslagen en Mededeelingen v.d. Vereeniging tot uitgave der bronnen van het Oudvaderlandsch recht, VIII, N. IV (1932). Zeeland-Bewesterscheld was in deze tijden het voortdurend twistpunt tusschen Vlaanderen en Holland.
-
eind68.
-
Dordrecht: destijds de voornaamste stad van het graafschap Holland.
-
eind1.
-
broder Willem, Scavetinghe, zie: Geschiedk. aant.
-
eind7.
-
lansch wert. Door M.W. V, 49 s.v. lantweri met een vraagteeken verklaard als: zoo, dat het de waarde van land heeft. Lansch wert is lands wert, vgl. s.v. wert in M.W. IX, 2315: manswaert ‘de kracht hebbend van een volwassen man’. Sch voor s is een zgz. inverse spelling en bewijst dat in de XIIIe eeuw in het Westvlaamsch auslautend sch wel als s is uitgesproken. Vgl. voor den inlaut: hundert pont hollanser penninghe in een oorkonde van 18/3/1272 n.s. bij v.d. Bergh, Oork. Holl., II, blz. 100, no 228 (met onjuiste dateering aldaar). Vgl. ook J. Franck, Mnl. Gr. § 111, 2, blz. 95.
-
eind8.
-
Leffinghe, Grode: zie Gesch. aant.
-
eind12.
-
in den dicdilf: in d.w.z. men zal meten tot vier voeten voor (tegen) den dijkdelf; voor in: cf. M.W. III, 817 vooral int hooft, int cruce.
-
voetnoot(a)
-
mede staat boven de regel tusschen wille en doen.
-
eind30.
-
sinen cens: sinen slaat op here.
-
eind34.
-
des bliven op: achter op staat in M.W. 1, 1306, de accusatief. Hier is miere wrowen genitief en wordt een woord verzwegen als seggen of iets dgl.
-
eind36.
-
ende van desen lande ne sulsi enghenen cens....: die bedijkte lieden verzoeken dus aan miere wrowen (gravin Margareta) een landskeur, regels 34-35. Zij zeggen dat zij van het land geen cijns zullen geven tes andir stont (= voordat?) zij een keur (chartre) hebben van U (gravin) en van den graaf (Guy). Maar wat beteekent dat wrows? Sis is wel zij's = zij daarvan.
-
eind1.
-
van Rode: een der voornaamste adellijke geslachten van Vlaanderen, dat zijn naam ontleende aan het tegenwoordige Schelderode (a.d. Schelde, ten Z. van Gent, kastelnij Aalst).
-
eind2.
-
vrouwe: beteekent hier, dat Mabelie ambachtsvrouwe van Windeke is, het ambacht van dien naam van den graaf in leen houdt. Een man wordt in zulk geval: heer van... (zie voorbeelden in de getuigenreeksen in oork. no 24 en 25).
Wiendeke: nu: Scheldewindeke, ten Z.O. van Schelderode. Zij was ook vrouw van Ter Weede (zie reg. 4). - Over Wiendeke zie men Mansion, O.G.N., blz. 218.
-
eind3.
- Duidelijk wordt de zin, wanneer men leest: ‘dat (wi) bi ghemeenen assente ende bi (ghemeenen) wille (ende) bi vonnesse van onsen scepenen....’.
-
eind3.
-
de Wede, zie noot bij reg. 2, en de gesch. aant.
-
eind4.
-
de Wede, zie noot bij reg. 2, en de gesch. aant.
-
eind4.
-
janne gheseid de juede, zie phil. aant.
-
eind7.
-
Sceldeuelt: het Scheldeveld strekte zich uit ten Z.W. der stad Gent, tusschen Leie en Schelde; zie, Lokeren, Chartes I, no 607.
wulfzeke: onbekende plaats. - Over -eke, -eike, zie: A.C.H. Van Loey, Studie over de Nederl. Plaatsn. der Gemeenten Elsene en Ukkel, Leuven, 1931, blz. 285.
-
eind15.
-
jeghen elken recht ende wet houdende, nl. wij... alse here tegen elkeen (een ieder) het recht en de wet handhavende.
-
eind2.
-
Weita, Weitkin: zie voor dezen naam de belangrijke opmerkingen van Prof. J. Mansion, in N.G.N. VI, 1928, bl. 92 vlg.
-
eind3.
- De abdij van Sint-Andries bij Brugge, mannenklooster der orde van Sint-Benedictus, lag ten W. van Brugge; zij werd gesticht omstreeks het jaar 1100 door den graaf van Vlaanderen, Robert II van Jeruzalem.
Suenkerca: Zuienkerke tusschen Brugge en Blankenberge.
-
eind4.
-
Marlant: een meer voorkomende plaatsnaam. b.v.M. bij Brielle, waarschijnlijke geboorteplaats van Jacob van Maerlant, dat nog in 1331 Marlant geschreven wordt: A. Kluit, Historia critica comitatus Hollandiae, II, pars II (Middelburg 1782) blz. 1071 (naar een oorspr. oorkonde). - te brinkene te ghiften: zie geschiedk. aant.
-
voetnoot(a)
- Minder waarschijnlijk als matlant te lezen.
-
eind7.
-
sys = die andre kinder, uit 4.
-
eind7.
-
in den cloester van sent donaes: de St. Donatianuskerk, de oudste kerk van Brugge, lag binnen den Burcht dier stad; zij werd op het einde der 18e eeuw afgebroken. De kanunniken hadden er onder meer een claustrum (een hof, omgeven door een kloosterpand), waar dus blijkbaar plechtige vergaderingen werden gehouden, hetgeen trouwens in de kerk zelve ook het geval was, want in 1274 en 1276 vinden wij er de schepenen der stad vereenigd. Zie ook no 14 en 15. Zie de kaart gevoegd bij H. Pirenne, Hist, du meurtre de Charles le Bon (Paris, 1891), en beschrijving van den burcht, ald. bl. 49, n. 1.
-
voetnoot(b)
- Tusschen
ghedaen en in den cloester staan de woorden vore goeder lieden, door een horizontale lijn geschrapt.
-
eind8.
-
in den cloester van sent donaes: de St. Donatianuskerk, de oudste kerk van Brugge, lag binnen den Burcht dier stad; zij werd op het einde der 18e eeuw afgebroken. De kanunniken hadden er onder meer een claustrum (een hof, omgeven door een kloosterpand), waar dus blijkbaar plechtige vergaderingen werden gehouden, hetgeen trouwens in de kerk zelve ook het geval was, want in 1274 en 1276 vinden wij er de schepenen der stad vereenigd. Zie ook no 14 en 15. Zie de kaart gevoegd bij H. Pirenne, Hist, du meurtre de Charles le Bon (Paris, 1891), en beschrijving van den burcht, ald. bl. 49, n. 1.
-
voetnoot(c)
- Open ruimte ter lengte ongeveer van een woord als vrie, dat men hier verwachten zou.
-
eind1.
- Het hospitaal van St. Jan te Gent, een der gestichten van dien aard daar ter stede, dagteekent uit de laatste jaren der 12e eeuw. Het wordt nog vermeld in ons no 30; en wordt uitvoerig besproken: F. De Potter. Gent van den oudsten tijd tot heden, VII, bl, 130-177.
-
eind2.
- Over den voornaam Everdei: zie J. Mansion, N.G.N., VI, 1928, blz. 89, waar deze ‘specifiek Zeeuwsch’ genoemd wordt.
-
eind4.
-
Zaemslacht: Zaamslag, dorp ten N. van Axel; in het midden der 13e eeuw nog een eiland, dat een zelfstandig onderdeel der Vier-Ambachten uitmaakte; later werd het aan het land vastgedijkt en behoorde tot Axel-Ambacht (Beekman, Zeeland, bl. 112).
-
eind7.
-
waerscepe te doene: zie geschiedk. aant.
-
eind9.
-
Otene: dorp ten. Z.O. van Terneuzen; het lag voorheen in het eiland Zaamslag; zie het werk boven, bij 4, aangehaald.
-
eind10.
-
sueger: ieder door huwelijk met iemand vermaagschapt persoon, dus: aanverwant, niet: bloedverwant; zie M.W. VII, kol. 2482, bet. 5 voor het vrouwelijk gebruik van het woord swager.
-
voetnoot(c)
- Scheur in het perkament; waarschijnlijk in te vullen: alse.
-
eind11.
- de beteekenis er woorden: welken tiit..... vorseit es, is niet duidelijk.
-
eind12.
- de beteekenis er woorden: welken tiit..... vorseit es, is niet duidelijk.
-
eind13.
- de beteekenis er woorden: welken tiit..... vorseit es, is niet duidelijk.
-
eind14.
- de beteekenis er woorden: welken tiit..... vorseit es, is niet duidelijk.
-
eind15.
-
scouteten etc.: namelijk van Zaamslag en van Otene.
-
eind16.
-
waer soes te doene es: waar zoo des (= daarvan) te doen is, waar daaraan behoefte bestaat.
-
eind1.
- Van de schepenen van het Vrije, (zie over hen de geschiedk. aant. op no 7) zijn de drie in de eerste plaats genoemden, ridders, hetgeen blijkt uit den titel min here voor hun naam.
Ghistelle: Gistel, ten z.o. van Oostende.
Coekellare: Koekelare, ten w. van Torhout.
-
eind2.
-
Kleihem: gehucht onder Zuienkerke, ten n.w. van Brugge.
Rasuwale: voormalige hofstede (leengoed) te Uitkerke, bij Blankenberge.
-
eind3.
-
Score: Schore, ten n.w. van Diksmuide.
-
eind5.
-
heen seghere loef: heen ‘een zekere’, zie Gloss. s.v. een.
-
eind6.
- Achter michil hare man is het woord vercochten in de pen gebleven; zie nader de geschiedk. aant.
-
eind6.
-
here marien boef weitins touwers dochter: here zie no 31. 4 (= eenre). Dezelfde vrouw kreeg nogmaals een goed te Dudzele in 1264: hier no 13. - Over den naam Weitin: zie de noot bij no 7, reg. 2. - Touwer = zeemof leertouwer; boef = behoef.
-
eind7.
-
here marien boef weitins touwers dochter: here zie no 31. 4 (= eenre). Dezelfde vrouw kreeg nogmaals een goed te Dudzele in 1264: hier no 13. - Over den naam Weitin: zie de noot bij no 7, reg. 2. - Touwer = zeemof leertouwer; boef = behoef.
-
eind8.
-
Dudsele: Dudzele, ten n. van Brugge.
-
eind9.
-
tborechgrauen porte: een der poorten van den Burg van Brugge.
-
eind1.
-
Rasuwale: zie bij no 9, reg. 2.
-
eind2.
-
Caedsant: Kadzand, ten n. van Sluis; destijds een eiland in den mond van het Zwin: Beekman, Zeeland, bl. 102 vlg.- kleihem: zie no 9, reg. 2.
-
eind7.
-
suenkerca: Zuienkerke, zie bij no 7, reg. 3.
-
eind1.
-
Catsant: zie bij no 10, reg. 2.
-
eind3.
-
Score: Schore, ten z.o. van Nieuwpoort.
Kleihem: zie bij no 9, reg. 2.
-
eind5.
-
Sedelghem: Zedelgem, ten z.w. van Brugge.
-
voetnoot(a)
- Dit is een schrijffout voor leden, zie bijv. 13.4; 17.4.
-
eind6.
-
Daniel van der Anghele: zie de gesch. aant. bij no 10.
-
eind7.
-
Suenkerca: zie bij no 10. reg. 7.
-
eind8.
- lees: ....hetet Coppins stic. Ende ('t) stic, dat dar... Indivise rust dus op beide grondstukken een jaarrente aan de abdij Ter Does.
-
eind10.
- De verkoopers doen waring ‘met’ (d.w.z. specificeerende) al zulke schuld, als er op het land staat (rust), nl. de voorzegde 2 sol. 's jaars. - hem = de kooper Daniel van der Anghele.
-
eind11.
- De verkoopers doen waring ‘met’ (d.w.z. specificeerende) al zulke schuld, als er op het land staat (rust), nl. de voorzegde 2 sol. 's jaars. - hem = de kooper Daniel van der Anghele.
-
eind6.
-
halmede, bilevinghe: zie glossarium.
-
voetnoot(a)
- Voor het woord prochi zijn de letters pro doorgehaald.
-
eind9.
-
niewerkerct inde groede: Nieuwkerk in de Groede, westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen; de polder Groede, waaraan nu de plaats van dien naam nog herinnert, verdronk in 1583 en het dorp Nieuwkerk verdween toen voor goed (Beekman. Zeeland, blz. 108; A.J. van der Aa. Aardrijksk. woordenb. der Nederl. VIII. - Gorinchem, 1846 - blz. 158).
-
eind10.
-
die timpellaers: de Tempelieren, leden eener geestelijke en militaire orde, in 1118 gesticht en beroemd geworden in Palestina; in 1312 door paus Clemens V, op aansporing van koning Philips IV van Frankrijk, op gewelddadige wijze opgeheven.
loeph: werkwoord zonder t, cf. lachter 3,34 en Gloss. s. . apocope, t.
-
eind11.
-
die timpellaers: de Tempelieren, leden eener geestelijke en militaire orde, in 1118 gesticht en beroemd geworden in Palestina; in 1312 door paus Clemens V, op aansporing van koning Philips IV van Frankrijk, op gewelddadige wijze opgeheven.
loeph: werkwoord zonder t, cf. lachter 3,34 en Gloss. s.v. apocope, t.
-
voetnoot(b)
- Voor het woord ande zijn de letters ande doorgehaald.
-
voetnoot(c)
- Voor het woord lant zijn de letters la doorgehaald.
-
eind14.
-
scalsce = scalt se.
almetshare: (si) halmede es hare.
tarren: te haerre.
-
eind18.
-
almetshemlieden: halmeden es hemlieden.
dats: dat tot 's hughemans behoef.
-
voetnoot(e)
- Voor het woord almetshem zijn de letters als doorgehaald.
-
eind19.
-
almetshemlieden: halmeden es hemlieden.
dats: dat tot 's hughemans behoef.
-
eind4.
-
marien enz. Zie bij no 9, reg. 6-7.
-
eind6.
-
dudsele: Dudzele, ten n. van Brugge.
-
eind2.
-
hus van sente marien magdalenen bi brucghe: het hospitaal der leprozen te Brugge.
-
eind5.
-
houthawe: Houtave, ten n.w. van Brugge.
sent andries bi brucghe: zie oork. 7, reg. 3.
-
eind15.
-
wendunen: Wenduinen, aan zee, ten n.w. van Brugge.
-
voetnoot(a)
- Tusschen strecken en na: een ruimte van ongeveer zes letters.
-
voetnoot(b)
- Het afkortingsteeken is het gewone teeken voor con-, We drukken coeuente naar het voluitgeschreven woord in regel 11.
-
eind32.
-
die kerke van sent donaes: de oudste kerk van Brugge, gelegen binnen het castrum. nu geheel afgebroken.
-
voetnoot(c)
- Er staat vesperen met een punt onder de tweede e
-
voetnoot(a)
- Tusschen onse en zeghele, staat, horizontaal doorgeschrapt, zesele.
-
eind1.
- Floris V, graaf van Holland en Zeeland, 1256 tot 1296. - Delft, stad in het graafschap Holland.
-
voetnoot(b)
- Doordat dit charter zeer verminkt is en met name de geheele rechterzijde verloren is, werd het ontbrekende tusschen haakjes ingevoegd uit het oude register, genaamd Pauca collecta (Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage), waar het stuk op fol. 5 is afgeschreven. Aangezien dit register van ca. 1325 dagteekent, kunnen de ingevulde plaatsen dus niet als philologisch materiaal dienst doen.
-
voetnoot(c)
- De lezing goter is, wat de t betreft, niet heelemaal zeker.
-
eind8.
-
toelne gheliec: zij zijn vrij van tol en soortgelijke belastingen.
-
eind10.
-
hulde: bij den eed, waarmede zij aan mij gebonden zijn.
-
eind1.
-
Straten: het ambacht Ter Straten, gelegen onder St. Andries bij Brugge.
wo: Wouter.
catsant: Cadzand, ten N. van Sluis.
Cleyhem: Kleihem, onder Zuienkerke.
-
eind2.
-
thiert: elders tierin (zie phil. aant. bij no 9).
score: Schore, ten Z.O. van Nieupooit.
mon zod: elders Moen Zot.
stenkete: lees (?) Steenkerke, ten Z. van Veurne.
-
eind4.
-
metkerca: Meetkerke, ten N.W. van Brugge.
-
voetnoot(b)
- Onleesbaar, scheur in het perkament; waarschijnlijk aan te vullen: mere.
-
eind14.
-
wle: zal wel een abbreviatuur voor wijlieden zijn; anders wie?
-
eind16.
-
tsurindaghes: Vrijdags.
sinte pietersdaghe coudermesse: 22 Februari, zie de aanteekening bij het Calendarium.
-
eind1.
-
horneke: hornic, hoek. De familie de Angulo, van den Horeck, Hoirike, Hoercke, Hor(n)icke, komt in middeleeuwsche stukken van Brabant herhaaldelijk voor en leverde in de XVe eeuw schepenen van Brussel.
vor gertrut: vrouw Geertruid.
mire vrowen der abdessen, etc.: bedoeld zijn abdissen en nonnen van het klooster der Benedictijnerorde, kort vóór 1095 te Kortenberg gesticht (A. Wauters, Hist. Env. Brux., III, 202 vlg.), waaraan blijkens onze oorkonde een armengasthuis (hospitaal) verbonden was.
-
eind2.
-
corthenberge: Kortenberg, tusschen Brussel en Leuven.
-
eind3.
-
shertogen rechtere: de baljuw of schout van den hertog van Brabant in het (niet nader aangeduide) rechtsgebied, waar het bedoelde bunder lands gelegen was.
-
voetnoot(a)
- De o van genoemt is duidelijk bijgeschreven boven een oorspronkelijke u.
-
eind4.
-
vmelengem: Humelgem, gehucht onder Steenokkerzeel, ten N.W. van Kortenberg.
-
eind5.
-
den rechtere sunte seruaes: het is onbekend, welke kerk hier bedoeld wordt.
-
eind6.
-
lies: in de XIVe eeuw zijn leden der familie van Lies schepen te Vilvoorde.
-
eind8.
- Deze bepalingen zijn rechtshistorisch zeer belangrijk. Een nader onderzoek naar de beteekenis dezer regels zou hier te veel plaats vergen.
-
voetnoot(a)
- De s van rechteres werd bijgevoegd in bleekeren inkt.
-
eind9.
- Deze bepalingen zijn rechtshistorisch zeer belangrijk. Een nader onderzoek naar de beteekenis dezer regels zou hier te veel plaats vergen.
-
eind12.
- Hier wordt roerend goed (haueleke guet) tegenover onroerend (erue) gesteld.
-
eind13.
- De bekende hoofdkerk (St. Pieter) van Leuven.
-
eind15.
- Erps en Nossegem zijn dorpen vlak tegen Kortenberg gelegen.
-
eind3.
-
lisseweghe: Lissewege, ten n. van Brugge.
-
eind1.
-
Velseke: Velzeke ten n.w. van Zottegem.
-
eind5.
-
bennen ii d. den besten: zie de voetnota op 1.9.
-
eind6.
-
vire paschdaghe: het Paaschfeest werd oudtijds vier dagen gevierd, nu slechts twee: eerste en tweede Paaschdag.
-
eind10.
-
de vaster: versta: te vaster.
-
eind2.
-
het: zie phil. aant.
Metkerke: ten n.w. van Brugge.
-
eind3.
-
wederdiera: weder diere (dat. f). Zie Gloss. s. v, - a.
-
eind5.
-
stenwardra: een der talrijke gevallen, waarbij een ambt tot geslachtsnaam wordt, zie: W. Blommaert. Châtelains p. 29: quant à la garde des prisons (à Biuges), elle aussi est attribuée à un officier inférieur du comte, appelé steenwardre ou lapidarius.
Varsenare: ten W. van Brugge.
-
eind6.
-
brokera: elders Broekere (10,2) en de Brokere (19,15).
Rasewale: zie bij 9.2.
-
eind7.
-
scrif: zie Gloss. s.v. Apocope, t.
-
eind2.
-
damphoudra: elders Damhoud(e)re (23.1; 32.4). Is hier een (overigens van elders onbekende) ambtsnaam tot persoonsnaam geworden? Vgl. den naam Dijckmeester.
-
eind3.
-
baraet: zeldzaam geval, waarin een abstractum tot persoonsnaam wordt.
-
voetnoot(a)
- Boven de n van sin is een streepje gevoegd.
-
eind5.
-
sin at dries: de St. Andries-abdij bij Brugge; zie de nota bij 7. 3.
-
eind8.
-
straten: ambacht en parochie gelegen onder St. Andries bij Brugge; daarnaar werd een geslacht genoemd, waaruit
schepenen van het Vrije sproten, zie reg. 1.
-
eind9.
-
cope: kan hier mv. zijn, want het betreft een dubbelen koop (van land en van rente); uit reg. 7 zou kunnen blijken, dat de schrijver der oorkonde het evenzoo opvatte.
-
eind11.
-
de borg te brigghe: bedoeld is de oude grafelijke burcht te Brugge; vgl. de nota bij 7. 7-8.
-
eind1.
-
Straten: zie bij regel 7.
Damhoudere: zie de noot bij no 22.2.
-
eind7.
-
straten: zie de noot bij no 22.8.
-
eind12.
-
halme: -e waarschijnlijk naar analogie met ghifte.
-
eind13.
-
sinte Salvator: de oudste parochiekerk van den portus van Brugge (St. Donaes lag binnen het castrum comitis).
-
eind1.
- Floris V, graaf van Holland en van Zeeland (1256-1296), zoon van graaf Willem II, Roomsch-koning († 1256).
-
eind2.
- Vrouw Aleyd, zuster van graaf Willem II voornoemd, en dus moei van graaf Floris V. Zij huwde met heer Jan van Avesnes, die 1257 overleed, en was van 1258 af enkele jaren voogd over haren neef Floris V. Haar zoon Floris wordt in de volgende oorkonde (no 25) genoemd.
-
eind3.
-
Coudenhove, bij Delft (Holland).
Warmond: bij Leiden (Holland).
Bethlehem, op het eiland Schouwen (Zeeland), nonnenklooster der Cisterciënsers.
Nuwer Scie, nu Schiedam (Holland).
-
eind5.
- Floris van Holland, broeder van den Roomsch-Koning en van Aleyd, was voogd over zijn neef Floris V van 1256 tot zijn vroegtijdigen dood (1258, op een tornooi te Antwerpen). Joncvrouwe Ricardis van Holland was een tante van Willem II en vrouw Aleyd.
-
eind6.
-
Niemandsvriend, een bekende Hollandsche tol, aan de rivier de Merwede, stroomopwaarts van Dordrecht.
-
voetnoot(b)
- Het tusschen haakjes geplaatste afgesleten.
-
eind9.
-
tote dien tiden dat si vergouden es: voordat vrouw Aleyd betaald is (het haar toekomende deel van
het tolgeld heeft gekregen).
-
eind10.
- 240 pond rente te lossen met 2400 pond: de rentevoet is dus tien t.h.
-
eind11.
- Guy, graaf van Vlaanderen, werd omstreeks dezen tijd de schoonvader van Floris V, die zijn dochter Beatrix huwde.
-
eind12.
- De abt der O.L.V. Abdij te Middelburg der orde van Premonstreit.
Heer Raes van Liedekerke, heer Philips van de Poele, heer Boudewijn Rufin, Vlaamsche edelen, als getuigen aanwezig, omdat de graaf van Holland te Brugge is.
Heer Aelbrecht van Voorne, heer Diderik van Teylingen en heer Diderik van Brederode behooren tot de aanzienlijke raden van den graaf van Holland.
-
eind1.
-
Florens: zie vorige oorkonde noot reg. 1.
-
eind2.
-
Florense onsen neue: als voren, bij reg. 2.
-
voetnoot(a)
- Het tusschen haakjes geplaatste is aangevuld naar een later afschrift, omdat het oorspronkelijke aan de rechterzijde beschadigd is.
-
eind3.
-
nuwer scie: Schiedam, stad in Holland; de woninghe aldaar is het huis te Riviere, waarvan nog bouwvallen bestaan.
-
eind4.
-
de oude scie: Overschie, dorp ten n.o. van Schiedam.
-
eind5.
-
nuwe sciedam: de dam, waaraan de stad Schiedam haar naam ontleent.
-
eind8.
-
jchannes: oudste zoon van vrouw Aleyd; was graaf van Henegouwen en werd 1299 graaf van Holland.
-
eind14.
- vlg. Zie voor de volgende personen de noten bij de vorige oorkonden.
-
eind1.
-
Florens: graaf Floris V van Holland, 1256-1296.
dilf: Delft, stad in Holland.
-
voetnoot(a)
- Gat in het perkament; aangevuld naar den zin, op alle plaatsen, waar woorden tusschen haakjes zijn geplaatst.
-
eind2.
-
die oude dilf: vaart en buurt bij Delft.
alse langhe etc.: bedoeld is: alle hofsteden langs de oude Delf gelegen en zoo diep (langhe) als zij zijn.
-
eind3.
- Graaf Willem II, Roomsch-Koning, vader van graaf Floris V, had aan Delft (die niewe dilf) in 1246 stadsrecht gegeven (van den Bergh. Oork. Holl. I, no 418 & 419).
-
eind5.
-
rechter: elders: schout.
-
eind12.
-
herlem: Haarlem, stad in Holland.
-
eind1.
-
Varsenare: ten w. van Brugge.
-
eind6.
-
Zuenkerca: Zuienkerke, ten n.w. van Brugge.
Cleyhem: Kleyem, gehucht onder Zuienkerke.
-
eind1.
-
Breda: stad in Noord Brabant. Het land van Breda, waarbij destijds nog het land van Bergen-op-Zoom te rekenen valt, behoorde aan vrijwel onafhankelijke heeren. Isabella (Elisabeth) was erfdochter van heer Hendrik, den heer van Breda; zij huwde met heer Arnoud van Leuven, een kleinzoon van hertog Hendrik I van Brabant.
-
eind2.
-
monbore: voogd. Een vrouw kon in de Middeleeuwen in rechte niet optreden, doch moest vertegenwoordigd zijn door een voogd (A.S. de Blécourt. Kort Begrip, blz. 68).
-
eind5.
-
tirthiet doen enz.: toen men de kerk van Breda in steen optrok.
-
eind6.
-
enen sins dertich...: een cijns van dertig enz.
-
eind8.
-
couorden: Koevorden, stad in Drente.
-
voetnoot(a)
- De zin zal wel zijn: alsulcer, zooals men misschien ook kan lezen.
-
eind10.
-
the mans leuene enz.: zie gloss.
-
eind12.
-
onsen seinze van Breda: een algemeene jaarcijns, die de inwoners der stad B. (van het land van B.?) aan den heer moesten opbrengen. - bidien: hier begint een nieuwe zin.
-
voetnoot(b)
- Boven de o van vrouwe kan men een zeer kleine o lezen. Heeft de klerk het woord eerst willen afkorten en het achteraf toch voluit geschreven?
-
voetnoot(1)
- Dr. H. Nelis, conservator aan het Rijksarchief te Brussel, heeft ons op deze oorkonde gewezen, waarvoor onzen dank.
-
eind1.
-
score: Schore, ten n.w. van Diksmuide.
Caedsand: Kadzand, zie de nota bij no 10.2.
-
eind4.
-
vpt vria: in het Vrije (van Brugge), dus onder het rechtsgebied der schepenen van dit distrikt, die dan weer ratione loci optreden.
-
eind5.
-
Ghistelle: Gistel, ten w. van Torhout.
-
eind5.
- Het is opmerkenswaard, dat in deze oorkonde na de gebruikelijke aanduiding van het ambacht, waarin de besproken goederen zijn gelegen, ook nog nadrukkelijk de parochie, waaronder zij ressorteeren, wordt vermeld. Blijkbaar werd er belang aan gehecht, want in beide gevallen vulde de klerk den naam der parochie naderhand in (zie noot a), doch de reden daarvan ontgaat ons.
-
voetnoot(a)
- Het woord Ghistella is met anderen inkt geschreven (later ingevoegd), doch door dezelfde hand.
-
eind9.
-
vpt vria: in het Vrije (van Brugge), dus onder het rechtsgebied der schepenen van dit distrikt, die dan weer ratione loci optreden.
-
eind10.
- Het is opmerkenswaard, dat in deze oorkonde na de gebruikelijke aanduiding van het ambacht, waarin de besproken goederen zijn gelegen, ook nog nadrukkelijk de parochie, waaronder zij ressorteeren, wordt vermeld. Blijkbaar werd er belang aan gehecht, want in beide gevallen vulde de klerk den naam der parochie naderhand in (zie noot a), doch de reden daarvan ontgaat ons.
-
eind10.
-
templiers: zie noot bij no 12.10/11.
-
voetnoot(a)
- Het woord Ghistella is met anderen inkt geschreven (later ingevoegd), doch door dezelfde hand.
-
voetnoot(b)
-
ghel hebben wij aangevuld; er is hier een gat in 't perkament.
-
eind3.
-
den spitale etc.: zie bij no 8.
-
eind4.
-
ouer schelde: een der wijken buiten den portus van Gent; in het midden der XIIIe eeuw binnengemuurd. Deze wijk lag op den rechter Scheldeoever, dus in Rijks-Vlaanderen, vanwaar de benamingen: Brabantpoort en Brabantdam. De straat van laatstgenoemden naam doorsnijdt vrijwel het voormalige Over-Schelde.
broeders van den zacke: De Zakbroeders waren monniken eener bedelende orde; zie: M.W. VII-67. Hun geschiedenis in onze gewesten is nog niet bestudeerd.
-
eind5.
-
Zegher Parijs: een Gentenaar, die in 1274 twist had met den abt der St. Pietersabdij, hetgeen aanleiding gaf tot een hoogst merkwaardige uitspraak van Gravin Margareta van Vlaanderen: van Lokeren, Chartes I, 372, no 852.
-
eind5.
-
omme dat jc... ofte huurt: de gever stelt aldus nadrukkelijk vast, dat de rente te eeuwigen dage (zelfs na verkoop of bij verhuring) op zijn huis zal gevestigd blijven.
-
eind6.
-
omme dat jc... ofte huurt: de gever stelt aldus nadrukkelijk vast, dat de rente te eeuwigen dage (zelfs na verkoop of bij verhuring) op zijn huis zal gevestigd blijven.
-
eind7.
-
omme dat jc... ofte huurt: de gever stelt aldus nadrukkelijk vast, dat de rente te eeuwigen dage (zelfs na verkoop of bij verhuring) op zijn huis zal gevestigd blijven.
-
eind9.
-
sente jans: de oude parochiekerk van St. Jan te Gent, nu St. Bavo.
-
eind10.
-
here janne van den pitte: een Henrick van den Putte als poorter van Gent genoemd in no 1.
-
eind1.
-
racewale: zie noot bij 9.2.
zedelghem: zie noot bij 11.5.
-
eind4.
-
clofhamer: een kloofhamer (M.W. III-1563), woord waarbij Verdam opmerkt, dat het ook als geslachtsnaam voorkomt; de voorbeelden, welke V. daarbij aanhaalt, zijn uit de buurt van Delft (Holland). De nu nog voorkomende, veel verbreide namen op -hamer zijn volgens Winkler, blz. 364, aan huismerken ontleend.
-
eind4.
-
ouelaken makighe: een maakster van hoofddoeken, sluiers, kappen voor vrouwen; vgl. ons: hoedemaakster.
-
eind1.
-
mester: meester, zie gloss.
sint donaes: zie bij no 14, reg. 32.
-
eind3.
-
Zantuorde: Zandvoorde, dorp bij Oostende.
-
eind4.
-
damhoudre: zie bij no 22, reg. 2.
-
eind6.
-
Zantuorde: Zandvoorde, dorp bij Oostende.
-
eind1.
-
scepstale: Schaapstalle, buurt onder Knokke aan Zee.
leffinghe: Leffinge, ten z.w. van Oostende.
-
eind2.
-
den zieselschen: Sijsele, ten o. van Brugge.
-
eind3.
-
veis: elders Vais.
essen: Eesen, ten O. van Diksmuide.
-
eind5.
-
Ridderuorde: Ruddervoorde, ten n.o. van Torhout.
-
eind8.
-
den zieselschen: Sijsele, ten o. van Brugge.
-
eind8.
-
sinte Crues: St. Kruis, ten o. van Brugge.
-
eind10.
-
sboreg grauen capelle: Kapel van het Steen (de gevangenis), te Brugge; het steen lag op de verdieping en daaronder, in de kapel, vergaderde o.m. de wet van het Sijselsche.
-
eind11.
-
sboreg grauen capelle: Kapel van het Steen (de gevangenis), te Brugge; het steen lag op de verdieping en daaronder, in de kapel, vergaderde o.m. de wet van het Sijselsche.
-
eind7.
-
ser zibrechts gasthuze: onder St-Kruis. Onbekend: wellicht Leprozenhuis.
-
voetnoot(1)
- Deze dag wordt in het Latijn S. Petrus ad Cathedram, Cathedra S. Petri genoemd. - M.W. III, 1996-1997, is hier onjuist, want verwart Cath. S.P. Romae (18 Januari) met Cath. S.P. Antiochiae (22 Februari); alleen deze laatste dag komt in de Nederlandsche kalenders voor, en vooral in Vlaanderen. Zie ook: Ed. Gaillard. De Keuren van Hazcbroek (Uitg. Kon. Vl. Ac.), IV, 234.
-
voetnoot(1)
- Of duidt de -ch de stemlooze gutturale spirans [χ] aan? Zie ook -ng.
-
voetnoot(1)
- Als Brugsch, en niet Brugge's ambacht, op te vatten, blijkens andere bewijsplaatsen te vinden s.v. Brugsch in dit Glossarium.
|