Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1934
(1934)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Reduplicatie in de Kindertaal
| |
[pagina 318]
| |
1o omdat het kind bemerkt heeft, dat vele voorwerpen als paren verschijnen: oogen, handen, voeten, enz.; 2o omdat, bij het waarnemen van de verschijnselen, de geest van het kind schommelt tusschen het pas gebeurde en het nu plaats hebbende. Met allen eerbied welken wij aan dien grooten zielkundige verschuldigd zijn, kunnen wij niet anders dan die verklaringen als uiterst onvoldoende achten. Het getal paren is niet groot genoeg om zoo'n algemeenen invloed te hebben uitgeoefend en men bemerkt niet dat dergelijke herhalingen van lettergrepen bij voorkeur voor paren in 't gebruik geraken. Lang vóór dat een kind woorden voor ‘oog’, ‘hand’, enz. bezit, heeft het trouwens reeds vele reduplicaties te zijner beschikking. De tweede uitleg getuigt meer van verlegenheid dan van een klaar inzicht in de natuur van het verschijnsel, alhoewel men daarbij kan denken, dat de geleerde eenigzins bespeurd heeft dat er rhythme in 't spel is en rhythme in verband met gevoel en gewaarwording. P. Van Ginneken in zijn Psychologische Taalwetenschap § 703 beweert, dat reduplicatie, bij uitstek, een weergeven is van de intensiteit van de gevoelens en van de traagheid van het denken. Door een z.g. ‘psychische inertie’ volgt het spreken het verlengen van de waarneming, in afwachting dat zij geappercipieerd wordt. Zij werkt aldus min of meer als stopwoorden in proza of verzen. Idelberger (Entstehung der Kindersprache), bl. 39, meent ook dat reduplicatie het gevolg is van de intensiteit van het gevoel bij kinderen. MeringerGa naar voetnoot(1) denkt iets fijners te hebben gevonden met er op te wijzen, dat alle bewegingen onder den invloed staan van beide Broca's centra, dus ook de articulaties, welke daarom bij beginnelingen een dubbelen vorm geven aan kreten of uitingen die aan een enkele psychische ondervinding beantwoorden. Natuurlijk zou het moeilijk vallen te bewijzen dat Broca's centra geen rol spelen, maar ook wel dat zij werkelijk zoo'n invloed kunnen hebben. Die verklaring echter verliest veel van haar schijn van waarheid als men bedenkt, dat naast geredupliceerde woorden, de taal der kinderen ook langere reeksen van lettergrepen kent en, anderzijds, vele eenlettergrepige woorden. Daar geene enkele van die verklaringen op afdoende wijs den oorsprong aangeeft van het verschijnsel in kwestie, denken wij | |
[pagina 319]
| |
langs een anderen weg de voornaamste oorzaak van de reduplicatie te moeten zoeken, zonder nochtans de voorgestelde invloeden geheel en al te verwaarloozen. Alwie de ontwikkeling van het spreekvermogen bij een jong kind heeft gevolgd, is ongetwijfeld getroffen geweest door het feit dat het kind, vooraleer het spreekt, eene neiging vertoont om met de klanken en, in 't algemeen, met zijn spreekvermogen te ‘spelen’. Er is iets waars in de theorie van Vico, door Hamann overgenomen en verspreid, die wil, dat kinderen en primitieven spreken zooals vogelen zingen, d.w.z. dat een kind tatert en kweelt in verband met zijn geestesgesteldheid en zijne gevoelens. Eer men van woorden mag gewagen, hoort men bij het wichtje reeksen van lettergrepen, rhythmisch uitgebracht. Niet alleen zijn zij een oefening in het uitbrengen van klanken, maar zij beantwoorden aan allerlei schakeeringen van het genoegen, het lijden, het begeeren of het verafschuwen. Op den ouderdom van één jaar en half, leven in den woordenschat van het kind eenige reeksen van dien aard voort, die echte woorden zijn geworden. Ik heb dergelijke woorden gehoord bij mijne eigen kinderen (mwamwamwam ‘eten’, kokkotkots ‘babbelen’). Er zijn ook in de woordenlijst van Stern: didelidelidi ‘klok’, lalala ‘vleugel’, enz. Nochtans op dien ouderdom nemen de woorden met twee lettergrepen of met eene lettergreep de bovenhand. Deze zijn dikwijls verkortingen van langere reeksen: dada b.v. spreekt men gelegenheidshalve uit als dadadada, piek als pikkepikkepik, kiki als kikiki, enz. Het tweelettergrepig stelsel blijkt aldus een soort van normalisatie te zijn van een algemeene strekking tot het uitdrukken van gevoelens (en onrechtstreeks: begrippen) door middel van een vloed van klankenGa naar voetnoot(1), gevolg van eene enkelen stoot en beheerscht door een zeker gevoelen waardoor een rhythme ontstaat. Het is waar, dat de waarnemingen en reacties der kinderen sterk zijn. Daarom worden zij niet genoegzaam veropenbaard door een enkel gebaar of een enkele lettergreep, des te meer daar die uitstraling van het voelen, het willen of het weten rhythmisch moet geschieden. Het is gemakkelijker dezelfde beweging te herhalen. Daar is een enkele stoot voor noodig. Nu, van lieverlede, went zich het kind aan een soort spraak die meer gelijkt aan de taal der ouders en beter beantwoordt aan het menschelijk denken. | |
[pagina 320]
| |
Geleidelijk worden de reeksen verkort. Maar waarom blijft men dikwijls, en zelfs bij voorkeur, bij den geredupliceerden vorm in stede van eenlettergrepige woorden aan te nemen? Een weinig nadenken geeft ons daar een uitleg van. De geredupliceerde vorm, alhoewel verkort, behoudt alle voordeelen van de langere reeks. Hij is emphatisch, hij geeft de voldoening van de herhaling (inertie) en hij maakt een minimum van rhythme mogelijk. Alle mimetisme van beweging in de talen neemt den vorm aan van een tweelettergrepig woord, waarin spanning en ontspanning uitgedrukt worden door klankwisseling. De helle vocaal beantwoordt tot de spanning, de doffe tot de ontspanning. Iedereen kent formaties als nl. zwietzwat, wielewaal, kiskassen, du. mischmasch, singsang, eng. chitchat, seesaw, pingpong, dingdong, enz. Eenige zijn rechtstreeksche klanknabootsingen van bewegingen, maar dit is niet altijd het geval, b.v. fr. melimelo, de bric et de broc.
* * *
Het verband tusschen reduplicatie en het rhythme van de waarnemingen heeft als gevolg een feit waarop niet genoeg nadruk gelegd werd, namelijk dat de uitdrukkingskracht van de reduplicatie én objectief én subjectief kan zijn. Gaat het om eene nabootsing van eene waarneming die met een zekere lengte en een zeker rhythme gehoord en nagemaakt wordt, dan hebben we te doen met objectieve reduplicatie: koekoek, wielewaal. Gaat het integendeel om gevoelens die ondervonden worden met eene intensiteit of een modaliteit welke in eene herhaling van klanken kan omgezet worden, dan dient men te spreken van subjectieve reduplicatie: jaja, zoo zoo. Om het verband te doen uitkomen tusschen de reduplicatie in de kindertaal en dergelijke verschijnsels in de talen der volwassenen en der beschaafde volkeren moet men die indeeling voor oogen hebben. Natuurlijk is de objectieve reduplicatie degene die het minst mogelijkheden bevat in zielkundig opzicht. Van dien aard zijn b.v. de klanknabootsingen lat. murmurare ‘murmelen’, susurrare ‘suizelen’, turtur ‘tortelduif’, ulula ‘uil’, enz.; gr. μορμύρω, ‘bruisen’, γαργαίρω ‘gorgelen’, καρκαίρω ‘dreunen’, enz.; fr. froufrou, teufteuf; nl. rimram, koekoek. Naast de klanknabootsende woorden, heeft men het | |
[pagina 321]
| |
mimetisme van de bewegingen, zooals in 't eng.: ding dong ‘heen en weer beweging’; fr. train-train, zig zag; lat. titubare ‘waggelen’, titillare ‘kittelen’. Dit mimetisme speelt in de talen een veel grootere rol dan men meestal meent. Allerlei voorwerpen welke aan een heen- en weerbeweging doen denken, al wat tweevoudig, rond of krom is, kan namen krijgen welke herhalingen van klanken op de eene of de andere wijs vertoonen: lat. volvere ‘draaien’, circus ‘kring’, gr. πέπλος ‘dekkleed’, πόρπη ‘gesp’, κόκκος ‘pit van vruchten’, κύκλος, ‘wiel’, πομϕόλυξ ‘waterblaas’. De herhaling van dezelfde bewegingen of dezelfde waarnemingen kan natuurlijk best door de herhaling van de lettergrepen nagebootst worden. Zoo ontstaat de iteratieve reduplicatie die in vele talen te vinden is. In het Maleesch, b.v., is poehon een ‘boom’, terwijl poehon poehon een ‘bosch’ is; bij de Indianen van Dakota, is runa ‘een man’ en runa-runa ‘menschen, volk’; in 't oud Mexikaansch is kotona ‘snijden’, terwijl kokotōna beteekent ‘vele zaken snijden’. In 't Engelsch is to drip ‘druppelen’, maar to drip drop ‘voortdruppelen’. Naast lat. imitari ‘nabootsen’, heeft men in 't Grieksch μιμϵȋν ‘door gebaren naäpen’. Onder de geredupliceerde praesentia die het langst in 't leven zijn gebleven, heeft men degene die ‘beven’ of ‘drinken’ beteekenen (duitsch: beben, lat. bibere). Het valt, nochtans, op te merken dat de reduplicatie bij het praesens welke, in oudere tijden, veel in zwang was, altijd min of meer van iteratieven of duratieven aard is, zooals in γιγνώσκω ‘ik word gewaar, ik kom tot de overtuiging dat’, μιμνῄσκω ‘ik kom te herinneren’, πίμπλημι ‘ik stapel op, ik vul’, γίγνομαι ‘ik word’, enz. Van denzelfden aard is de distributieve reduplicatie, zooals in dag in dag uit, een bij een, of in lat. quisquis ‘al wie’, skr. ekaikacas ‘een bij een’, dame dame ‘in elk huis’. Zekere talen gebruiken trouwens de reduplicatie voor het louter meervoud (vermenigvuldigende reduplicatie). Mexikaansch pil ‘man’, pipil ‘mannen’. Samoaansch: mol ‘slapen’, molmol ‘met iemand slapen’.
* * *
Deze zijn dus de voornaamste vormen van de reduplicatie welke de waarnemingen weergeeft (objectief). | |
[pagina 322]
| |
De andere, die met de gevoelens in verband staat (subjectiefpsychologisch) is van meer subtielen aard. Zij kon, wel is waar, louter intensief zijn. Zij beantwoordt dan aan den geestestoestand van iemand die na eenmaal zijn gevoelen te hebben uitgedrukt, geen voldoening daardoor heeft gekregen en zijne uiting hernieuwt, met immer meer klem: ‘'t Was goed, goed, goed!’. Zekere talen gebruiken dit stelsel regelmatig. Het boek van Pott (DoppelungGa naar voetnoot(1)) wemelt van dergelijke voorbeelden, zulke als Hawaiaansch: ula ‘rood’ ula ula, ‘scharlaken’; Dayak gila ‘zot’, gilagila ‘zeer zot’. Meestal wordt de herhaling begeleid door een stijgenden toon. Dit is natuurlijk nog meer het geval als een gebod in 't spel is. Kom, kom, kom toch! De intensieve reduplicatie heeft in de Indogermaansche talen een belangrijke rol gespeeld. Er zijn, eerst, vele praesentia die van eene volle reduplicatie voorzien zijn, als men een toppunt, een uiterste van het begrip wil uitdrukken. Zoo heeft men in 't Grieksch naast ϕαίνω, γραίω, τείνω, πνέω, ϕυσάω, πάλη, vormen als: παμϕαίνω, γαγγραίνω ‘kankergezwel’, τέτανος ‘verstijving’, ποιπνύω, ποιϕύσσω, παιπάλη, enz. welke als superlatieven van de eersten kunnen doorgaan. Maar het is, bovenal, als perfectum met een meer eenvoudige reduplicatie dat de intensieve reduplicatie eene beslissende rol heeft gespeeld. Niet alleen hebben vele Grieksche perfecta van dien aard de beteekenis van een emphatisch praesens: δέδοικα ‘ik vrees’, πέϕριγα ‘ik huiver’, δέδορκα ‘ik bekijk’, enz. (meestal voor gevoelens en waarnemingen), maar het valt in 't oog dat de beteekenis van het gewoon perfectum zich uit dergelijke intensieven ontwikkeld heeft. Het Indogermaansch perfectum is, zooals men weet, geen verleden tijd, maar wel de uitdrukking van een handeling tot haar einde gedreven en, daarom, blijvende, gevolgen nalatende. πέπωκα ik heb gedronken; πέϕυκα ik ben gegroeid; οἶδα ik heb gezien, ik weet. Het voltooien gaat goed samen met het versterken, het bekrachtigen of bevestigen. Op het eerste zicht, integendeel, schijnt het onbegrijpelijk | |
[pagina 323]
| |
dat een en hetzelfde uitdrukkingsmiddel, zoowel voor de verzachting als voor de versterking van het begrip dienen kon. Het is nu toch bekend, dat de reduplicatie in alle talen, ook voor verkleinwoorden dienst doet, zoowel als voor het weergeven vol allerlei schakeeringen, welke een begrip verminderen of verzachten. In 't Fransch, b.v. is een train train zoo groot niet als een train. Met stapjes loopen is in familiair Fransch: coucourotter. Als het niet al te best gaat, zegt men dat cela va couci couci, d.w.z. ‘maar zoo zoo’. Maar men bemerkt allicht dat hier ‘c'est le ton qui fait la chanson’. Hieruit blijkt, eens te meer, dat de reduplicatie in innig verband staat met het rhythme. Zij heeft in het later tijdperk de soepelheid behouden welke aan het gekweel of aan het getater eigen is, waarin niet de klank, maar het tempo den doorslag geeft. Het kan ons daarom niet verwonderen, dat de reduplicatie niet alleen verzachtend, maar liefkozend, familiair, geruststellend of, integendeel, ironisch smalend zijn kan. Liefkozend zijn b.v. de woorden van het volkslatijn als ninnus ‘kindje’, nunna ‘oud vrouwtje’, pitittus ‘kleintje’, waaruit sp. niño ‘kind’, fr. nonne, petit. Het grootste getal van de bakerwoorden, die in de taal der volwassenen zijn blijven bestaan, zouden hier kunnen aangehaald worden: zooals fr. bibi, bobo, bébé, gr. τιθήνη ‘voedster’. Van dien aard ook zijn fr. poupoule, cocotte, mémère, enz. Gemakkelijk worden dergelijke woorden ironisch. Zoo is fr. pépère eerder ironisch, alhoewel somtijds geruststellend. Stellig smalend zijn b.v. fr. gogo ‘gaper’, gaga ‘snul’, nini ‘onnoozel’, bébête ‘dom’. In 't Nederlandsch is het babbelen niet zoo gewaardeerd als het spreken. * * *
Wij eindigen aldus zooals wij begonnen zijn, n.l. met den nadruk hierop te leggen: de reduplicatie is het verschijnsel van de taal dat het dichtst staat bij de taal van het gevoel; het vindt zijn oorsprong en zijne verklaring in den phonetisch-muzikalen aanleg van het kind, zooals die zich veropenbaart eer dat het spraakvermogen en wat men ‘taal’ noemt tot zijne volle ontwikkeling geraakt. |
|