| |
| |
| |
Vergadering van 28 Februari 1934.
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. L. Van Puyvelde, bestuurder, F.V. Toussaint van Boelaere, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: Frank Lateur, Prof. Dr. J. Mansion, O. Wattez, Prof. Dr. L. Scharpé, Dr. L. Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, J. Jacobs, Prof. Dr. M. Sabbe, Herman Teirlinck, Prof. J. Salsmans, S.J., Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Cam. Huysmans, Prof. Dr. J. Van Mierlo, S.J., Dr. J. Cuvelier, en Prof. Dr. J. Vande Wyer, werkende leden;
de heeren: Dr. Fl. Prims, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. A.H. Cornette, Joris Eeckhout en Em. De Bom, briefwisselende leden.
Lieten zich verontschuldigen de heeren: Dr. L. Simons, Dr. Is. Teirlinck, en Prof. Dr. J. Vercoullie, werkende leden;
de heeren: Dr. Aug. Van Cauwelaert, Lode Baekelmans, en H. De Man, briefwisselende leden.
* * *
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Januarivergadering; het wordt goedgekeurd.
| |
Aangeboden boeken.
Alsdan legt de Bestendige Secretaris de lijst voor van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door Universiteit te Amsterdam:
The beginnings of the Irisch revival, door R.G.Ch. Brugsma.
Selbstmord und Todesfurcht bei den Naturvölkern, door J. Wisse.
| |
| |
Betrachtungen über pädagogische und ethische Tendenzen in Wielands Werken, door C. Schravesande.
Augustinus en de Astrologie, door L. De Vreese.
Differenzierungserscheinungen in einigen Afrikanischen Gruppen, door Sjoerd Hofstra.
La Guerre comme instrument de secours ou de punition, par D. Belfort. O.F.M.
Studien zum Valentin und Namelos, door G.J. Dieperink.
The Epithet in English and Scottish, Spanish and Danish popular ballads, bij M.C. Borregaard.
Some suggestions concerning regular seasons in art, with special reference to English literature, door Dr. De Vries.
Christian Science als sociaal verschijnsel, door L.P. Van der Does.
Napoleon im Spiegel der Goetheschen und der Heineschen Dichtung, door D. Van Eek.
Borgtocht naar hedendaagsch Nederlandsch recht, door R. Korthals Altes.
Amelioratives in English, door G.A. Van Dorgen.
The historical, philosophicala nd religious aspects of John Inglesant, door M. Polak.
Het qualificatieprobleem in het internationaal privaatrecht, door R. Salomon.
Charles Robert Maturin, the Terror-novelist, door W. Scholten.
De hooge Veluwe, door L.Th.D.A. Venema.
De Stad der tegenstellingen. - Een sociografie van Wageningen, door D. Regeling.
Klinische studie over de dysenterie bij kinderen, in het bijzonder te Amsterdam, door P.A. Van der Hoeven.
Onderzoekingen over de urobilinurie als leverfunctie, door F.M. Meyers.
Onderzoek over de reiniging van zeewater in groote aquaria, door C. Honig.
The viscosity of gases at high pressures, door R.O. Gibson.
Avertin-narcose, door B.A. Lanz.
De Klinische waarde van de uitzakkingsreactie der erythrocyten in de gynaecologie, door J.L.H. Specken.
Kunstmatige halo's. - Waarnemingen en beschouwingen, door J.M. Faber.
Kennistheoretische beschouwingen over de kansrekening en haar toepassingen in de natuurkunde, door D.H. Prins.
Experimenteel onderzoek over het rotatievermogen van het menschelijk bloed, door J.W. Meyer.
Replantatie en transplantatie van tanden, door E. Sanders.
Het chorionepithelioma malignum van den man en zijn biologische beteekenis, door B.J.Ch. Den Hartog.
Bijdrage tot de kennis der impetigo vulgaris en verwante aandoeningen, door H.J.Th. Hiemcke.
Onderzoekingen over de bereiding van 2 - 2' -dipyridyl en enkele zijner derivaten, door H.D. Tjeenk Willink.
De additie van halogeenwaterstof aan propeen, allylbromide en allylchloride, door L.G. Brouwer.
De adsorptie van amylasen aan zetmeelkorrels, door P.T. Boekestein.
Een bijdrage tot de kennis van het endemisch kropgezwel en cretinisme in de Gajo- en Alaslanden, door L.H. Simonis.
Waarnemingen bij organische aandoeningen van extremiteitenarteriën, door P. Formyne.
| |
| |
Vergelijkende onderzoekingen over den zuurgraad van het maagsap, door A.B. Lottgering.
On Osteogenic sarcoma, door J. Van der Spek.
Algemeene en bijzondere physiologie der aderen, door M.L. Waterman.
Metingen betreffende de luchtelectriciteit te Soerabaaia en te Lawang (Oost Java), door J.P.H. De Kruyff.
Door de Rijksuniversiteit te Groningen:
De Raad van de Prinsen van Oranje tijdens de minderjarigheid van Willem III, 1656-1668, door B.J. Veeze.
Publii Papini Statii Thebaidos, door H. Heuvel
La Société des Nations de l'abbé de Saint-Pierre, door H. Houwens-Post.
Het wezen der Joodsche religie, door K.H. Miskotte.
Groningsche universiteitsgids.
Jaarboek der Universiteit te Groningen.
Het Westland - Sociografie van een tuinbouwgebied, door A.A.A. Verbraeck
Die chirostylidae der Siboga-Expedition, door A.J. Van Dam.
Tendipedidae Neerlandicae. door G. Kruseman Jr.
Monomorphe overgangen in de kristalstructuren van zilverkwikjodide, aluminiumfluoride en natriumnitraat, door J.A.A. Ketelaar.
De Friesche Boeren-coöperaties in haar maatschappelijk verband, door T. Van der Zee.
Door de Universiteitsgibliotheek van Amsterdam:
Catalogus van werken betreffende de Roomsch-Katholieke kerk, sedert 1901 in het bezit van de bibliotheek gekomen.
Verslagen der bedrijven, diensten en commissiën van Amsterdam over 1932.
Door de Kung Universiteit, te Upsala:
Georg Brandes I Svensk Litteratov till och med 1890. av Holger Ahlenus.
Etude sur la langue de la version française des serments de Strasbourg, par A. Tabachovitz.
Inbjudan till bevistande av Rektorsskriftet, av Otto Lagercrantz.
Door het Smithsonian Institution te Washington.
Annual report of the board of regents.
* * *
Dood van Z.M. Koning Albert. - Troonsbestijging van Z.M. Leopold III. - Voor de rechtstaande vergadering wordt bij den aanvang der zitting door den heer Bestuurder, Leo Van Puyvelde, volgende rede uitgesproken.
In het leven van een volk komen oogenblikken voor, waarin eenieder het stilzwijgen zou willen beschouwen als een onoverkomelijke noodwendigheid: het zijn de oogenblikken, waarin een volk in aanraking komt met het bestendige, en, even, het oneindige aanvoelt. Het rampspoedig verdwijnen van Koning
| |
| |
Albert heeft ons gerukt uit den alledaagschen slommer en de gewone drukte om minderwaardige belangen; wij hebben onze gedachten laten gaan naar het wezen van den grooten Vorst, en ze zijn als vanzelf geleid geworden naar de diepere beteekenis van onze samenhoorigheid, naar de gezamenlijke belangen en gevaren, naar onze eigen, verdoken zielegrootheid. Want Koning Albert was niet alleen het symbool geworden van onze eensgezindheid en van onze onafhankelijkheid; hij was ook het symbool geworden van het beste in ons.
Aan den Yzer is de ridderlijke Vorst de legende binnengetreden. Nu onze volksgemeenschap zijn eigen beter wezen erkent in zijn Koning, nu omringt de dood zijn figuur, vóór de geschiedenis, met den glans van de eerbiedige liefde van geheel een volk. Wij voelen dien eerbied en die liefde in ons als een bestendige zekerheid. Wij weten dat men, van geslacht tot geslacht, Koning Albert zal blijven loven en beminnen om zijn manhaftige persoonlijkheid, om zijn wijs beleid, om zijn volslagen eerlijkheid.
Men zal hem blijven loven en beminnen om zijn manhaftige persoonlijkheid. Terecht heeft ons volk van hem een held gemaakt. Deze heldhaftige, die honderden malen den dood te gemoet ging in de loopgraven, waar de Yzerjongens met hem leden en streden, heeft nooit een houding aangenomen als van een held; hij heeft nooit gesproken als een held. Hij was een held naar het hart van het volk, een held zonder ‘panache’, die zijn heldhaftigheid alleen omzette in dappeie daden. Nog in de laatste ure van zijn leven, wilde hij, alléén, moeizaam stijgen naar de toppen. Hij verkeerde gaarne op de toppen, waar het verrezicht ruim is en waar de groote kalmte heerscht.
Men zal hem blijven loven en beminnen ook om zijn wijs beleid. Bedachtzaam als hij was, wist hij dat de beste oplossingen niet steeds deze zijn, die naar de uitersten overslaan. Toch was hij het, die op het gevaarlijkste oogenblik dat ons land ooit beleefde, het verlossend woord vond en sprak, het woord dat, onbepaald, woelde in onze gemoederen. Hij was het die, in jaren van onzekerheid en angst, ons aan ons zelf openbaarde en het heldhaftige in ons wakker riep; en door zijn eigen kalme zekerheid hield hij er den moed in bij ons allen.
Bij de bondgenooten wist hij zijn leger en zijn volk te doen eerbiedigen, en tegenover den indringer vermocht hij het, in den uitersten hoek van het land, onze onafhankelijkheid gaaf te houden. In de straling van de glorie hield deze wijze het hoofd koel en hij was niet bedacht op populariteit.
| |
| |
Na onze redder te zijn geweest, bleef hij de drager van ons vertrouwen. Hij kende de belangen van zijn volk, en was een voorzichtig raadgever en een ervaren stuurman. De bezwaren van het oogenblik, de gevaren van de naaste toekomst zag hij beter in dan wij; wij wisten dat zijn heldere geest, zijn vaste wil, zijn kalme bezorgdheid, de noodige oplossingen zou bereiden: wat hij deed in 1914 kon hij nóg doen. Den nood der Vlamingen kende hij. Hij beloofde herstel en leniging. En hij hield zijn woord.
Hoe zou hij ooit berekend hebben, hij, die het ‘neen’ durfde uit te spreken, op het oogenblik waarop de sterken dreigden en zwakke zielen alleen begaan waren met het bloed dat vloeien zou en de puinen die zouden worden opgehoopt?
Men zal hem blijven loven en beminnen ook nog om de volslagen eerlijkheid, die van uit zijn geest en hart zijn geheele doen en laten doorstraalde.
Voor allen, voor de enkelingen als voor de volkeren, is de plichtsbetrachting de beste wijze om te ‘deugen’ en om tot de werkelijke zieleschoonheid te geraken. Eenvoudige eerlijkheid is het edelste sieraad van hen, die aan de spits staan.
In alles deed Koning Albert zijn plicht, volledig en zonder aanstellerij, omdat het zijn plicht was. De plichtsbetrachting maakte zijn zielegrootheid uit. Daarvandaan zijn huiselijke geluk, Daarvandaan zijn trouw aan het gegeven woord. Daarvandaan zijn toewijding aan zijn soldaten, aan zijn volk. Daarvandaan ook de hulp verleend aan de Vlamingen tot het in eer herstellen van hun taal.
Leopold I en Leopold II hebben België zelfstandig en welvarend gemaakt. Koning Albert heeft het moreele wezen gemodeleerd van het België, dat, tijdens en na den oorlog, den eerbied heeft afgedwongen van het geheele denkende menschdom.
Gedurende de woeste worsteling onder de volkeren, was het kleine leger, dat op een lap van zijn eigen grondgebied onder Koning Albert bleef strijden voor de onafhankelijkheid van zijn land, het levend bewijs dat het ging om een rechtsherstel. In de geestesverwarring na den oorlog bleef Koning Albert de vertegenwoordiger van het oprecht inzicht, dat boven de driften uitgaat en als edel en onaantastbaar beschouwd wordt door elk menschelijk hart.
De hooge zedelijke beteekenis van den Vorst, die het recht vertegenwoordigt en handhaaft, is een glorie geworden voor ons. Zij blijft ook een heil voor ons land: ze is een waarborg voor de onschendbaarheid van ons grondgebied. Wie zou zóó verdwaasd zijn een land aan te tasten, waarvan Koning Albert heeft gemaakt
| |
| |
het land van het recht? Ze is een waarborg ook voor de eensgezindheid in ons land: het opgaan van zijn glorieuse figuur in de geschiedenis, tegenover de schaduwen van den dood, houdt ons den plicht vóór, alle oneenigheid te vermijden en in België, bij alle verscheidenheid, toch volledige harmonie te behouden.
Gedurende zijn leven was zijn aanwezigheid een wekkende kracht. Maar in den dood blijft deze goede Koning zijn maatschappelijke zending verder vervullen.
De uitstralende kracht, die van zijn moreel wezen uitgaat, over geheel ons land, over de wereld, heeft eenieder in zichzelf doen schouwen: en men heeft er de diepe waarden erkend van het menschelijk wezen: de waarden van den eerbied voor zichzelf, van het zuiver inzicht, van de trouw, van den plicht, van de liefde voor onze lot- en landgenooten.
Mocht zijn geest aldus nog lang nawerken, nu wij, naast schrandere geesten, meer nog edele karakters noodig hebben.
In de donkere uren, die wij beleefden, gingen onze gedachten dikwijls naar Koningin Elisabeth. Met diepe ontroering buigen wij voor haar en wij bevroeden haar innige smart. De heele natie treurt met haar mede. Wij hopen dat deze deelname en de algemeene lof waarmee gesproken wordt over haar doorluchtigen Gemaal, wiens zorgen voor zijn volk zij steeds gedeeld heeft, een leniging moge zijn voor haar ontzettend leed. Wij blijven gedenken hoe zij, met al de teederheid en de toewijding van een vrouwenhart, Koning Albert heeft bijgestaan in zijn zware plichtsvervulling, en hoe zij heeft meegeholpen bij de voorbeeldige opleiding van onzen nieuwen Koning.
De Koninklijke Vlaamsche Academie brengt aan onzen nieuwen Vorst, ter gelegenheid van zijn troonsbestijging, de hulde van haar diepen eerbied, van haar trouwe gehechtheid, van haar volle vertrouwen.
Van zijn prilste jeugd af werd Leopold III op voorbeeldige wijze tot zijn hooge taak opgeleid door zijn wijzen Vader. Zijn jongelingsjaren heeft hij doorgebracht bij de soldaten aan den Yzer, en hij heeft er geleerd dat het land slechts kan bestaan met de medewerking en den goeden wil van allen. Hij heeft niet nagelaten de meest ingewikkelde vraagstukken, van levensbelang voor ons land, grondig te bestudeeren. Hij is in kennis gekomen met de ideeën en de betrachtingen van de Vlamingen en hij spreekt onze taal met een koninklijke vaardigheid.
Met vastberadenheid heeft Koning Leopold het bewind in
| |
| |
handen genomen. Hij zal het werk van zijn Vader voortzetten, waar het door den nijdigen dood werd onderbroken. Hij zal dit werk voltooien, en, naar de omstandigheden, verruimen.
In de troonrede, die klonk als een klok, heeft Leopold III gesproken van het verdrag tusschen ons vorstenhuis en ons volk. De ontvangst, die de bevolking hem heeft voorbehouden bij zijn inhuldiging, daags na de indrukwekkende begrafenis van zijn grooten Vader, zal Zijne Majesteit bewezen hebben hoe dit verdrag in het hart van heel de bevolking is ingegroeid. Na de bevinding, die wij opgedaan hebben met de drie groote koningen, welke elkaar opvolgden, gaan wij, onder de leiding van den nieuwen Vorst, de naaste toekomst vertrouwvol te gemoet. De jonge Koning zal de eendracht van ons land verstevigen. Hij zal den vrede handhaven. Hij zal de stoffelijke welvaart binnen halen. Maar bovenal zal hij, als zijn Vader, de geestelijke waarden hooghouden. Dit heeft hij uitdrukkelijk beloofd. Hij zal stellig niet uit het oog verliezen, dat de hoogste roem van ons land, voor de vreemden als voor ons, steeds zal blijven de Vlaamsche kunst. Hij zal de cultuur en wetenschappelijke beweging bij de Vlamingen als bij de Walen waardeeren en bevorderen. Hij zal onze taal brengen waar ze mag en moet gebracht worden.
Wij, op onze beurt, zullen luisteren naar zijn heilzame raadgeving omtrent de eensgezindheid der geesten en der harten, eensgezindheid, berustend op een ruime verstandhouding en een eerlijk begrip van elks rechten en verplichtingen. God geve, dat de wijze raad van Leopold III door allen worde gevolgd: dit zou voor ons de beste waarborg zijn van den vrede en de welvaart op een oogenblik waarop, in de warreling der gedachten en strevingen, steeds maar nieuwe formulen hun tooverkracht uitzenden, op een oogenblik waarop de meest beproefde instellingen onmachtig blijken tegen den aanval van nieuwe of onbedachte moreele en materieele krachten. Dan zou Koning Leopold III ons kunnen leiden naar een nieuwe welvaart.
In zijn troonrede heeft de Koning zich, met zijn Doorluchtige Gemalin en zijn gansche gezin, geheel gegeven aan België. Het woord trof diep. Het zal blijven weergalmen, onvergetelijk, in onze harten. Het lot van de jonge Koninklijke Familie is voortaan plechtig verbonden met de gevaren, de zorgen, de lasten, de vreugden van het geheele land.
Toen Koningin Astrid uit de blanke stad van het Noorden tot ons kwam, heeft zij, met haar gratievollen eenvoud, de genegenheid van onze bevolking veroverd. Deze genegenheid is
| |
| |
overgeslaan tot liefde als wij gezien hebben hoe lieftallig, hoe volledig, hoe eenvoudig zij moeder is, als onze moeders. Wij zijn er van overtuigd, dat zij haar Koninklijken Gemaal in zijn zware taak zal steunen, met een toewijding van dag tot dag, en aldus haar deel zal bijbrengen tot de welvaart van de Belgische gemeenschap, waarin zij zoo gul is gaan opleven.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o Nationale Rouw. - Uit hoofde van 's Lands rouw werd van 18 tot 22 Februari de nationale Vlag op het Academisch gebouw halfstok geheschen. De maandelijksche vergadering, welke op 21 Februari moest plaats grijpen, werd tot op 28 derzelfde maand uitgesteld. Op Maandag 19 Februari werd vanwege de Academie een brief van rouwbeklag gestuurd aan H.M. Koningin Elisabeth en aan de Koninklijke Familie.
De leden der Academie werden uitgenoodigd op de begrafenisplechtigheden van Koning Albert te Brussel, op Donderdag 22 Februari. Waren met het Bestuur aanwezig de heeren L. Simons, J. Muls en A. Cornette.
Op Vrijdag 23 Februari zond de Academie een telegram van eerbiedige hulde aan Z.M. Koning Leopold III en aan de Koninklijke Familie.
De Academie werd uitgenoodigd op het plechtig Te Deum, bij gelegenheid van de Troonsbestijging van Koning Leopold III, op Zaterdag 24 Februari in de Sint-Goedelekerk te Brussel gezongen. Waren met het Bestuur aanwezig de heeren L. Simons, O. Wattez en J. Cuvelier.
Een rouwdienst ter nagedachtenis van Koning Albert werd in de Sint-Bavo-Kathedraal, te Gent, op Maandag 26 Februari ingericht. Waren tegenwoordig de heeren Bestuurder, Bestendig Secretaris, L. Willems en J. Eeckhout.
Op 28 Februari, na onze algemeene vergadering, kwam een telegram toe vanwege de Academie van Poolsche Letter- | |
| |
kunde te Warschau, waarbij ons door den Voorzitter en den Secretaris dier instelling de diepste deelneming in 's Lands rouw werd aangeboden. Bij brieve van 2 Maart heeft de Bestendige Secretaris de Poolsche Academie den dank der Vlaamsche Academie overgebracht.
2o Lidmaatschap der Academie. - Bij brieve van 21 Februari 1934 laat de heer Minister van Openbaar Onderwijs de Academie 4 afschriften geworden van het koninklijk besluit in dato 10 Februari 1934 tot bekrachtiging van de verkiezing door de Academie gedaan in hare zitting van 20 December 1933, nl. van Prof. Dr. J. Van de Wyer, tot werkend lid, ter vervanging van Prof. Dr. A. Van Hoonacker, overleden.
De hr. Van de Wyer had de Academie voor het vertrouwen in hem gesteld reeds bij brieve van 31 Januari 1934 bedankt.
3o Belgian Institute in the United States. - Brief van 1 Februari 1934 waarbij de Academie wordt gemeld, dat de Belgische Afdeeling van den Amerikaanschen Bond der Moderne Talen vergaderde op 29 December 1933, te St. Louis (Mi souri), onder de hooge bescherming van de Washington University.
Volgende lezingen werden o.a. gehouden:
De Nederlanden als een centrum voor de verspreiding van Spaansche boeken in de XVIe eeuw, door Barbara Matulka.
Historisch Drama in de hedendaagsche Belgische Letterkunde, door Josephine de Boer.
De hedendaagsche letterkunde in Vlaanderen, door G.L. Van Roosbroeck.
Prof. G.L. Van Roosbroeck van Columbia University werd tot Voorzitter dezer Afdeeling verkozen voor het jaar 1934 en Miss Rose-Marie Daele, van Hunter College (in the City of New-York), tot Secretaresse.
De a.s. vergadering van de Belgische Afdeeling zal
| |
| |
plaats grijpen December 1934, in Swarthmore College, Swarthmore. Men is voornemens tevens een algemeene vergadering te beleggen van het Belgian Institute in the United States.
| |
Mededeelingen namens de commissies.
I. - Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - Prof. Dr. L. Scharpé, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Dr. J. Van Mierlo, S.I., voorzitter; Dr. J. Cuvelier, ondervoorzitter; Dr. L. Goemans, Dr. L. Willems, J. Jacobs, leden, en Prof. L. Scharpé, lid-secretaris. De heeren FL. Prims, Mansion, Muls en Van Puyvelde, woonden insgelijks de zitting bij.
Aan de dagorde staat een lezing door Prof. Dr. J. Van Mierlo.
Naar aanleiding van een onlangs verschenen dissertatie over Hadewijch, door Dr. Marie H. Van der Zeyde. Hij toont aan hoe het eerste deel van dit werk, Hadewijch als mensch, berust op een onvoldoende kennis van de kultuurtoestanden en op verkeerde opvattingen over het katholieke christendom der twaalfde en dertiende eeuw; het hoofdstuk over Hadewijch en de natuur, in zoover dit iets nieuws wil brengen, berust geheel op een onmogelijke verklaring van een strophe en op de theorie van den gedachtesprong.
Het tweede deel getuigt, in de wijze waarop gansche gedeelten van Hadewijch's werk als onecht worden verworpen, voor een sterk apriorisme, en voor een gebrekkig inzicht in Hadewijch's kunst; blijft bij de ontleding van die kunst bij dadelijk opvallende kenmerken, die dan nog te subjectief worden toegepast; en verwaarloost de diepere eigenschappen en de meer wezenlijke kenmerken; bouwt voor den invloed van ouder proza op Hadewijch, in wat het nieuws brengt, op de valsche premissen der onechtheid van sommige deelen in Hadewijch's werk, en op onjuiste voorstellingen over de Germaansche mystiek; kan,
| |
| |
waar het de bronnen van Hadewijch's liederen opsporen wil, geen positief resultaat aanwijzen, en houdt ter verklaring van Hadewijch de theoriën voor van gedachtesprong en dubbelbeteekenis, die op een blijkbaar verkeerd begrip van Hadewijch steunen.
Iets nieuws, iets zakelijks, dat onze kennis van Hadewijch uitbreidt, wordt niet gebracht.
De vergadering beslist, dat zal voorgesteld worden het stuk van E.H. Van Mierlo op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
De studie van de heeren Obreen en A. Van Loey, over ‘De oudste Middelnederlandsche Oorkonden’ wordt, op verslag van de heeren Prims en Van Mierlo, aangenomen voor de Verslagen en Mededeelingen.
II. - Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde. - Prof. Dr. M. Sabbe, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Prof. Dr. L. Scharpé, voorzitter; Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, ondervoorzitter: Dr. O. Wattez, Fr. Lateur, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Salsmans, S.I., en J. Muls, leden, en Prof. Dr. M. Sabbe, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
Bijdrage tot den vakwoordenschat. - Een microbiologische woordenlijst. - Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, werkend lid.
Naar het model van de woordenlijst voor scheikunde die Prof. A.J.J. Vande Velde destijds in samenwerking met hr. Chr. De Bruycker in onze Verslagen en Mededeelingen uitgaf, heeft hij thans een uitvoerige woordenlijst voor de microbiologische wetenschap opgesteld. De bronnen voor deze lijst zijn een groot aantal Nederlandsche wetenschappelijke werken, die door spreker met veel zorg werden onderzocht. De commissie besluit deze lijst, die uitstekende diensten kan bewijzen, in de Verslagen en Mededeelingen der Academie te laten op nemen.
| |
| |
| |
Dagorde.
1o Plechtige vargadering van 1934. - De vergadering zal gehouden worden op den eersten Zondag van October. De Bestendige Secretaris heeft Prof. Brom van Nijmegen verzocht om als feestredenaar op te treden.
2o Boekerij der Academie. - De Bestendige Secretaris brengt hieronder volgend verslag uit:
Mijne Heeren,
Om te voldoen aan de voorschriften van het Reglement van de Secretarie, heb ik de eer verslag uit te brengen over den toestand van de Boekerij gedurende het jaar 1933.
Aanwinsten. - Deze worden regelmatig medegedeeld in de Verslagen en Mededeelingen; gedurende het verloopen jaar beliepen zij 227 boeken en brochures, en 35 tijdschriften en dagbladen.
Daarvan werden 195 boeken en 25 tijdschriften aan de Academie ten geschenke aangeboden, namelijk:
|
Boeken en brochures. |
Tijdschriften en dagbladen. |
Door de Regeering: |
11 |
6 |
Door openbare besturen, letterkundige en andere genootschappen, onderwijsinrichtingen, enz. in België |
6 |
1 |
Door Academies, Universiteiten, bibliotheken, enz. uit den vreemde: |
116 |
18 |
Door werkende en briefwisselende leden |
25 |
|
Door buitenlandsche eereleden |
2 |
|
Door bijzonderen: |
|
|
a) |
in België: |
30 |
|
|
b) |
uit den vreemde: |
5 |
|
|
_____ |
_____ |
|
195 |
25 |
Werden aangekocht: 32 boeken en 10 tijdschriften.
In ruil voor haar Verslagen en Mededeelingen en haar Jaarboek ontving de Academie: uit België 39 tijdschriften en dagbladen; uit den vreemde 14 tijdschriften.
| |
| |
3o Een werk ter opneming in de uitgaven aan de Academie aangeboden. - Mevr. Wed. Lambrecht Lambrechts stelde den Bestendigen Secretaris een nagelaten werk van L. Lambrechts ter hand: Mijn Liedergarve uit Limburg. Werden vroeger door de Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde tot verslaggevers aangeduid de heeren Grootaers, Huysmans en Cuvelier.
De heer. Grootaers kreeg echter kennis van een brief door Mevr. Lambrechts tot den Bestendigen Secretaris gericht, waarbij zij meldt dat haar echtgenoot het handschrift aan Dr. Koepp, Hoofdbibliothecaris te Berlijn, had beloofd. Hij stelt aan de vergadering de vraag of, gezien dit nieuwe feit, het nog noodig is de kwestie van het drukken der Liedergarve in de Vlaamsche Academie te berde te brengen. Na een bespreking waaraan de heeren Huysmans, Scharpé, Toussaint van Boflaere, Van Puyvelde en Grootaers deelnemen, wordt beslist het handschrift te laten nazien door de heeren Huysmans en Sabbe, daar een zeker aantal liederen op muziek zijn gesteld en door bevoegde beoordeelaars dienen gekeurd te worden.
4o Door ongesteldheid verhinderd de zitting bij te wonen, kan Prof. Vercoullie zijn voorgenomen lezing over Germaansche etymologiën bij Hatzfeld en Darmesteter niet houden.
De heer Em. De Bom biedt zich aan om een mededeeling te doen aangaande Dr. J.O. De Gruyter bij den vijfden verjaardag van zijn afsterven.
De vergadering neemt dit voorstel gretig aan.
De Bestuurder wenscht lezer met zijn lezing geluk en de Academie beslist dat die in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
|
|