Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1934
(1934)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de beteekenis van enkele Toponiemen uit Westelijk Vlaanderen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe spoort men de beteekenis der namen op?
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stamnamen (wezenlijke):
Stamnamen (oneigenlijke):
* * *
Plaatsnamen werpen op de gewestelijke geschiedenis meer licht dan men wel denken zou. Namen herinneren vaak aan oude toestanden van recht en bestuur, van landelijke indeeling en eigendom. Veel namen van geographischen aard zullen eerst terecht verklaarbaar worden, na een grondig onderzoek ter plaats. Volksetymologie wil: ofwel den rechten naam eenigzins wijzigen, ofwel aan de huidige semantiek der woorden toetsen. Haast nooit komt er een blik op de geschiedenis bij te pas. Een ouder volk wordt niet zoozeer verdreven als wel onderjukt en langzaam met den nieuwaangekomen stam geassimileerd. Het feodaal element is van grooten invloed op de vorming van plaatsnamen geweest. Het overkomen van Fransche namen is niet steeds aan migratie te wijten. Vele Fransche namen werden in Vlaanderen door Vlamingen zelve, op landgoederen b.v., toegepast. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archéologie préhistorique: kan bij de verklaring van plaatsnamen ook diensten bewijzen. Daar nu toch het einddoel der studiën over Toponymie het verklaren der namen is, en de zucht naar het vinden van de rechte etymologie van een plaatsnaam zoo sterk is, dat velen maar onmiddellijk beginnen te etymologiseeren, alvorens historische, dialectische en patronymische gegevens in te zamelen, kunnen wij niet anders dan zulke bestreving afkeuren als eene oorzaak van belemmering en van verwarring in de begrippen. Weer moge een voorbeeld daarvan gegeven worden. Plaatsnamen beginnende op bier, als bijv. bierbeek, biervliet, biergracht, worden maar dadelijk in verband gebracht met den naam van een algemeen bekenden drank, en, om zulk een afleiding des te gereeder aannemelijk te maken, voegt men daaraan toe, dat ongetwijfeld het water van de beek, de gracht of de vliet bruin van kleur is, of eertijds was, en dus best het kwalificatief bier verdragen kon... Zoo zou het haast even gemakkelijk vallen een wijnviel en een wijnstroom te verklaren, ook bij middel van kleuren, ware het niet dat wijn, evenals het daareven vermelde bier, op zekere lage moerlanden tegenaan waterloopen doelen, en allebei woordfamilie en synoniemen van bever en gaver zijn. Met bruggen van vóór 1300 dient men ook in de verklaring, met omzichtigheid te werk te gaan. Dan is er doorgaans geene brug (lat. pons), maar eene soort van woesten grond of heide bedoeld, waarvan het middeleeuwsch latijn bruggia naast brugeria de vervorming en tevens de stamvader van het Fransche woord bruyère is. Vóór 1300 was pons nog overal brighe, brege, uit het middeleeuwsch latijn brevia voortgesproten. Men denke hier even aan Somarobreva, brug over de rivier de Somme (alias de stad Amiens).
* * *
Zooals wij het elders gezegd hebben, is de Toponymie de kennis en de wetenschappelijke behandeling der Toponiemen of namen die eene plaats of landstreek aanduiden. Een toponiem kan veelal zijne eigene beteekenis vermelden, zonder dat er taal- of geschiedkundige opzoekingen bij te pas moeten komen. De Dorpstraat, de Kerkebeek, het Dischland, de Kasteeldreef, het Kloosterbosch zijn duidelijk genoeg. Min zekerheid bieden namen als: Abbeshul, Coolkerke, Oostcamp, Stalhille, Pervijse, Londefort, Terlincthun, al schijnen ze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op het eerste zicht gemakkelijk te verklaren. Eerst moet men vernemen dat de Abbeshul eigenlijk een Abdissehulst geweest is; dat in Coolkerke de voornaam Colen (Nicolaas) verborgen zit; dat Oostcamp niets met het oosten gemeens heeft, wel met den stam oors-; dat de hille van Stalhille volstrekt geen heuvel (hill) is; dat Pervijse de latijnsche naam van Paradisus, ter vertaling van een ouder Hemerijke, in zich besluit; dat het fort van Londefort eigenlijk eene voorde geweest is, en dat er niet aan den familienaam Teirlinck hoeft gedacht te worden, bij het zien van den naam Terlincthun, die over langen tijd steeds Thelinga thune hiet. Met namen waarin hulst, laar, hille, loo, roode, rooze, ware, mare, meere, munster, baeis, ee, ree, brand, velt, tune, e.a. voorkomen weze men nog veel meer op zijne hoede! Die namendeelen hebben veeltijds eene geheel andere beteekenis dan die, welke men, bij overlevering of door verkeerde verklaringswijzen, er doorgaans aan zoekt te geven. Zoo is, zegden wij daareven, een hil of hille in Westelijk Vlaanderen geen heuvel, maar een grasland, dat ook in zekere gemeenten, vooral aan de oostzijde van het westvlaamsch dialectgebied als hul of hulle, ja als huls en hulst uitgesproken wordt, en steeds dezelfde beteekenis als hille heeft. Een laar is geen openluchtige plek in een bosch, maar een laagliggend meerschland; hulst, waar die naam zich voordoet, mag ons nooit aan de hulst-plant doen denken; een loo is geen bosch, maar oorspronkelijk een moeras, waar naderhand kreupelhout in geplant werd, ja in den laatsten tijd weleens opgaande boomen: vandaar de verwarring in den naamuitleg. Het is zoo ook dat vele kreupelbosschen nog steeds vijver of broek heeten, omdat ze dit aanvankelijk waren; eene rode of roode heeft met de kleur der aarde niets gemeens, wel met het uitroden of uitroeien van bosschen of struikgewas; roozen zijn vreemd aan de bloemen met dien naam en duiden den aard van zekere hoogliggende landerijen aan; eene ware is een singelgracht rond een eigendom, een bosch, een meersch, enz. De maren zijn droge, zandige landen, die hooger liggen dan de naburige; in West Vlaanderen is eene mare om die reden aan geen watergeschot onderhevig wijl ze niet overstroombaar is. Eene meere daarentegen is er nooit mede te verwarren, daar die naam altijd een uitgestrekte poel, een waterplas beduidt, en soms ook het daarop gewonnen land. Een munster is een alleenstaand gebouw, naar het latijn monasterium dat ook eerst die beteekenis gehad heeft, die later, onder de vormen moustre en moustier in het Fransch en muster en munster in het Vlaamsch, tegelijk de parochiekerk en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het kloostergebouw zijn gaan beteekenen. Zoo is 't gelegen met Ingelmunster (kerk in den ingel of kromming van den weg) en Nieuwmunster. Kloosters hebben in die plaatsen nooit bestaan. Een baeis of bais is geen waalsch woord voor beek, zooals veelal geloofd wordt. De familienamen Baeys, Vander Baeys en Verbaeys laten dit reeds gevoelen, en de omstandigheid dat meer dan een bais-naam te vinden is, waar een waterloop ontbreekt dient ook overwogen te worden. Met ee en ree weze men steeds in de verklaring voorzichtig; het is wel eens gebeurd dat een ee voor eene doffe slot-e in de plaats getreden is, en dat de r van ree een genitief van een ander woord was. Een brand is meer dan eens een zelfkant van hoogergelegen land gebleken, terwijl in westelijk Vlaanderen een velt nooit zaailand maar steeds heide- of zandgrond beduidt. Niet alle tune-namen passen op fr. closeries of clos; de meeste toch, en zij zijn steeds aan een persoonsnaam gekoppeld, evenals -hem, -hove, -huse en -zeele, die nabijkomende vaak identische beteekenissen hebben. Een donk is, in de kustgewesten toch, nooit anders verstaan geweest als ‘verwildert lant’ of ‘ruwagie’, zooals men in het noorden van Frankrijk zegt. Op een donk groeien brem, doornen, ongeplante heestergewassen, enz. Het woord is nog van dagelijksch gebruik: van een slordig vrouwmensch met verwilderd haar zegt men dat zij heeft ‘een kop lijk een donk’. Eene zeug is het opgeslikte deel eener rivier, waar het water aldus onbevaarbaar geworden is. Zulke zeugen, als zij verder droog komen en in kleinere vakjes beginnen te splitsen, heet men eene schorre. Wanneer de schorre, die nog vaak aan overwatering onderhevig is, ten slotte bijna geheel droog blijft en als rijpe schor betiteld wordt, is de tijd gekomen om ze in te dijken en er een polder van te maken. Vele namen zullen wel nooit meer kunnen verklaard worden, zelfs nog niet altijd hypotetisch, daar het woord waardoor zij aangeduid werden uit het spraakgebied verdwenen is, zonder ooit in een woordenboek opgenomen geweest te zijn. Tot dat slag behooren vooral de fantaisienamen. Dit gezegd zijnde, geven wij hier eene lijst van toponiemen, of samenstellingen van toponiemen, waarvan de beteekenis, in het door ons behandelde gebied, vast staat, ofwel als dusdanig mag beschouwd worden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|