Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1933
(1933)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 599]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antoon Van Stralen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaald met A. Van Stralen, zooals die berust op het Stadsarchief te Antwerpen, en uitgegeven werd door Génard in het VIIIe deel van het Antwerpsch Archievenblad, en aangevuld door den E.H. Prims in Bijdragen tot de Geschiedenis, nieuwe reeks, jaargang XVI, 1924-1925. Die correspondentie, met de andere documenten, betreffende den burgemeester, uitgegeven door Génard (Antw. Arch. Blad, II en X) is overigens niet alleen van groot belang voor Van Stralen zelf, maar werpt tevens een soms helder licht op den toestand te Antwerpen en in de Nederlanden. Verder dient er hier vermeld: Van Capelle, Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlanden, verschenen 1827, met de ‘Corte Vermaninghe opt vonnisse oft advis met grooter wreetheid te wercke gestelt teghen heer A. Van Stralen’. Die ‘Corte Vermaninghe’ geeft enkele beschouwingen, naar aanleiding van de beschuldigingsakte van den burgemeester, over de situatie in de Nederlanden, en geeft ook enkele ophelderingen bij al de punten aan Stralen ten laste gelegdGa naar voetnoot(1). En eindelijk, als voorname bron, de correspondentie van Fhilips II, die van Margareta van Parma, en die van Kardinaal Granvelle. Dezes berichtgever hier te lande, de proost Morillon, weet ons heel wat belangrijks over den ongelukkigen burgemeester mee te deelen, op zulke venijnige manier echter, dat we hem erg wantrouwen.Ga naar voetnoot(2) Buiten de hoogervermelde bronnen, heeft ons de XVIe eeuwsche literatuur niets opgeleverd, dan hier en daar een vermelding van de tragische aanhouding en de daaropvolgende terechtstelling te Vilvoorde; meer niet. Dat bewijst echter niets. We zullen trachten doen uit te schijnen welke belangrijke positie Van Stralen ingenomen heeft in de Staten - Generaal, waarvan hij een overtuigd voorvechter was. Daarover bij zijn tijdgenooten: niets! Trouwens, 't is met veel critiek dat niet-officieele relaties en histories moeten onderzocht worden: ‘il ne se dict de trois paroles une vraye’, zegt Morillon, terwijl hij zelf er maar op los kletst; dat geldt heel zeker voor de woelige jaren die er waren tusschen 1560 en 1573. We wezen op het belang en de ongemeene waarde van de briefwisseling van den Antwerpschen magistraat. Wat de cor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
respondentie van A. Van Stralen zelf betreftGa naar voetnoot(1): op last van den hertog van Alva, werden de ‘papieren’ van den gearresteerden burgemeester aangeslagen door graaf Lodron; hun aantal moest aanzienlijk geweest zijn; in t'huis van 't Kipdorp vond Lodron elf brieven van Willem van Oranje aan den burgemeester, plus een zeker aantal andere brieven van diversen aan denzelfde; verder veel documenten, meest van finantieëlen aard. Daarvan werd een inventaris naar Vargas, lid van den raad van Beroerten, gezondenGa naar voetnoot(2). Den 28 Februari werd er, op last van denzelfden Vargas, in het huis van den graaf van Hoogstraten te Brussel, om door den Beroertenraad onderzocht te worden, op zekere stukken van A. Van Stralen de hand gelegd, rekeningen uit de Staten-Generaal, de Staten van Brabant, Z.M., den Raad van Finantiën, Grammaye, enz., met brieven van andere personage's. De inventaris ervan, ook gepubliceerd door Génard, bewijst, door den aard der stukken, welk belangrijk deel de burgemeester van Antwerpen genomen heeft aan de gebeurtenissen van de NederlandenGa naar voetnoot(3). De Staten van Brabant namen inzage van dien inventaris, en den 20 December 1569 en den 15 Maart 1570 werd er aan griffier Wellemans resp. door de Staten en door de Stad Antwerpen last gegeven de hen aanbelangende stukken van den burgemeester uit handen van Vargas over te nemenGa naar voetnoot(4). Geraakten ze ooit in 't bezit van Wellemans? Wat is er van al die archiefstukken geworden? Logisch zouden de door Lodron en Vargas geconfisqueerde stukken in het archief van den Raad van Beroerten, waarvan een aanzienlijk gedeelte berust in het Rijksarchief te Brussel, moeten thuis behooren; ze zijn er niet; en waarschijnlijk zullen ze nooit meer teruggevonden worden. Een verklaring daarvan zou misschien wel kunnen gevonden worden in het feit dat, na de inneming van het kasteel van Antwerpen in 1577, de Staten Generaal een Commissie belast hadden met het onderzoek der archiefstukken die door den Raad van Beroerten daar waren opgeborgen geworden; veel van die stukken werden aan de betrokken familiën terugbesteldGa naar voetnoot(5). Op het Algemeen Rijksarchief berusten alleen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rekeningen der verbeurdverklaarde goederen; sommige van die registers gaan op tot 1560Ga naar voetnoot(1). Buiten enkele brieven aan den Gouverneur-Generaal, konden we slechts één brief aan Van Stralen vinden, van de hand van zijn broeder JanGa naar voetnoot(2). Zoodat er dus, buiten de inventarissen van bovenvermelde correspondentie en finantieële stukken, niets overgebleven is dan de kostbare briefwisseling van den Antwerpschen Magistraat met A. Van Stralen en zijn andere gedelegeerden, uitgegeven of geresumeerd door Génard en den E.H. PrimsGa naar voetnoot(3). Het belang van een personaliteit als die van A. Van Stralen schijnt ons te groot dan dat we 't eerste deel dezer studie niet zouden wijden aan zijn afkomst en zijne familie; zijn beteekenis voor de geschiedenis van Antwerpen, als schepen en als burgemeester, als vriend en raadgever van den Prins; als lid van de oppositie tegen de uitvoering der geloofsplakkaten, en als slachtoffer van de Spaansche Restauratie hier te lande. In het tweede deel zal er nagegaan worden welke rol de actieve burgemeester van Antwerpen gespeeld heeft als commissaris der Staten-Generaal voor het centraliseeren der door het land toegestemde beden. Wij zullen ons onthouden, zooveel mogelijk, van algemeene beschouwingen; immers werden de godsdienstonlusten der XVIe eeuw in de Nederlanden uit alle zijden belicht, én door Prostestanten én door Katholieken, en door Hollandsche en door Belgische historici, zoodat er maar bitter weinig nieuws meer over te vertellen valt. Dáár alleen waar we meenden het gedrag van A. Van Stralen beter te doen vatten in het licht van het milieu, en door de gebeurtenissen in wier middenpunt hij stond, hebben we terloops enkele algemeen bekende feiten van belang aangehaald. Zoo wijzen we hier nog alleen op de gelijkloopendheid die de godsdienstonlusten in Frankrijk en in de Nederlanden vertoonen; de gebeurtenissen bij onze Zuiderburen brachten de gemoederen hier te lande in gisting. Waar de hooge adel, internationaal, maar meest van Duitsche afkomst, zijn blikken eerst richtte naar den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over-Rijn, daar had het volk, onder invloed van de vele Fransche uitwijkelingen en de ‘Waalsche’ predikanten, open oog en oor voor wat er in 't Zuiden gebeurde. Maar Duitschland bleef een nog te slecht georganiseerde staat, dat kroon en 's lands vertegenwoordiging er de rol konden spelen die koning en Staten-Generaal in Frankrijk vervulden. In Frankrijk nam de politieke toestand na 1560 een wending die een paar jaar later ook die zou worden van onze gewesten, zoo b.v. ten opzichte van de Staten-Generaal: in 1560 reeds wees admiraal Coligny er op dat alle vervolgingen tegen ketters zouden ophouden tot er de Staten-Generaal of een Concilie over beslist zouden hebben; in 1566 werd in de Nederlanden dezelfde wensch uitgebracht. Andere punten van aanraking zouden we kunnen aanhalen, b.v. die gelijkaardige positie der kroon in beide landen, om eens te meer te bewijzen dat er intieme betrekkingen bestonden tusschen onze Zuiderburen en Z.M. 's Erfnederlanden. En daarbij nog dit: nu we toch eenmaal een periode van romantisme en van heldenvereering achter den rug hebben, ook in de historiographie, en de geschiedenis der XVIe eeuw niet langer meer beschouwd wordt als ‘een schriklijk pleit van dwang en vrijheid’, zouden sommige feiten aan een nieuw en scherper onderzoek moeten onderworpen worden; we denken hier o.m. aan Egmont, die niet verdacht kan worden van ketterij, en toch het slachtoffer werd van Alva: wat heeft hij b.v. als goeverneur van Vlaanderen, in dienst van den wettigen soeverein, verricht? Heeft hij er zich werkelijk schuldig gemaakt aan hoogverraad? En de graaf van Hoogstraten? Vergeten we niet dat in een staat van absolutisme, als de Spaansche in de XVIe eeuw vooral, het de regeering niet moeilijk valt elk politiek vergrijp of initiatief te doen doorgaan voor Majesteitschennis en hoogverraad. Een woord van dank blijft ons eindelijk verschuldigd aan Prof. Vander Linden, aan den E.H. Prims, en aan mijn vereerden collega, den H. Louant. Mocht il er in geslaagd zijn wat we van elders over A. Van Stralen weten, te groepeeren, en er enkele leesbare bladzijden van te maken, dan zal ik me voor mijn moeite beloond voelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie Hoofdstuk.Antoon Van Stralen werd geboren te Antwerpen in 't jaar 1521. Van zijn vader, Goswijn, gestorven 1542, werd gezegd, na Guicciardini, dat hij van Duitsche afkomst was. Inderdaad leefde er, tusschen 1453 en 1493, te Keulen een burger, met name Goswijn Van Stralen, die er ook lid van den stadsraad en burgemeester werdGa naar voetnoot(1). Deze kan wel de overgrootvader van Antoon geweest zijn. Wat er ook van weze, de burgemeester van Antwerpen had meer familieleden in Duitschland, o.a. een zekeren Heinrich Südermann, zijn neef, ‘doctor’ en ‘sindicus’ der kooplieden, van welken we een heel interessanten brief bezitten over den handel der Hanzesteden met de EngelschenGa naar voetnoot(2), en een zekeren Adolf Van Stralen, ook zijn neef, van wien verscheidene brieven aangeslagen werden in het huis van den graaf van HoogstratenGa naar voetnoot(3). De Duitsche familie Van Stralen was waarschijnlijk van Geldersche afkomst: rond 1231 leefde er in Gelderland een zeker ridder Goswijn Van StralenGa naar voetnoot(4) en reeds vroeger, omstreeks 1197, een Geert Van Stralen, leenman van den graaf van GelderenGa naar voetnoot(5). Zijn buitenlandsche afkomst kon bovendien voor Antoon geen beletsel zijn voor zijn snelle vordering in de Antwerpsche Magistratuur, toen de stad, evenals nu nog, een internationale aantrekkingskracht bezat, en vreemde elementen al gauw opgeslorpt werden. Zijn vader, ridder Goswijn Van Stralen. trad in het huwelijk met Anna Draeck, dochter van Willem Draeck en van Anna van Borselen, beiden uit aanzienlijke schepenfamiliën. Antoon zelf huwde met Mathilde Van Stralen, dochter van Dierik Van Stralen en van Hildegonde 's Mans, van Tielt; uit zijn huwelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had Antoon een zoon, Goswijn, die echter vroeg stierfGa naar voetnoot(1). We kennen een half-broeder van Antoon, Jan Van Stralen, die later burgemeester van Antwerpen werd, maar van wien Morillon gezegd had dat hij Calvinist was en aanvoerder der opstandelingen te Oosterweel; misschien bedoelt de correspondent van Granvelle een anderen half-broeder van Antoon, die ook den naam droeg van AntoonGa naar voetnoot(2). Verder een neef, Hendrik van Berchem, ook uit een bekende schepenfamilieGa naar voetnoot(3), en een schoonbroeder, Melchior Schetz, heer van Rumst, gehuwd met de zuster van Antoon's vrouw, Anna, en niet minder bekend dan de vorigen; over de verwantschap met Willem Van Immerzeel, weten we niets bepaaldsGa naar voetnoot(4). Melden we hier maar terloops dat burgemeester Van Stralen met zijn aanverwante familiën een zeer aanzienlijk fortuin in roerende en onroerende goederen vergaard had, wat zijn aanzien in de oogen van zijn tijdgenooten moest verhoogen, en de afgunst van sommigen verwekken, zelfs dat hij beschuldigd werd, door Morillon en andere niet minder schraapzichtigen, rijk te zijn geworden ten koste van de Staten. Hij werd ook, samen met Grammaye, verdacht met de loterij 9500 pond gewonnen te hebben. Hessele, lid van den Raad van Beroerten, zou eens gezegd hebben aan Morillon: ‘je suis bien délibéré à faire la guerre à tous ceulx qui ont estez commiz à recepvoir l'aide novennale, qui ont maintenant aultant de mille par an qu'ils avoient auparavent de cent, et l'on at vendu tout le domaine du Roy que l'on at voulu faire porter la besache’Ga naar voetnoot(5). Antoon's vader, Goswijn, die dijkgraaf van Zeeland was, bezat aanzienlijke goederen in Zeeland, Holland, Noord-Brabant, en eldersGa naar voetnoot(6). In 1561 kocht de burgemeester van Antwerpen, van Jan, markies van Bergen, de heerlijkheid Merksem-Dambrugge, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegen aan de poorten der stadGa naar voetnoot(1). Voegen we daarbij talrijke huizen en renten in de stad en elders, turfgronden in Gelderland. Als bewijs van zijn welstand werpe men een blik op den inventaris van de aangeslagen huisraad, juweelen, schilderijen, enz., en op de rekeningen der verbeurdverklaarde goederen. De erfenis bracht zelf veel moeilijkheden mee. Nog in 1640 waren de erfgenamen niet tot een overeenkomst geraakt met de kleinkinderen van Berti, secretaris van den raad van state. Over de groote sommen door Stralen aan Fhilips II, den zwijger, Egmont en anderen geleend, later meerGa naar voetnoot(2).
De geschiedenis van Antwerpen tijdens het beheer van Emanuel-Philibert van Savoie, Margareta van Parma en Alva, is bekend; we komen er dus niet op terug. Het volsta ons dan hier alleen de aandacht te vestigen op de aanzienlijke positie er door A. Van Stralen bekleed, als schepen in de jaren 1549, 1552, 1553, 1554, 1558, 1559, 1560, 1562, 1566, en 1567; als burgemeester in de jaren 1555, 1556, 1567, 1561 en 1565Ga naar voetnoot(3), als verdediger der stadsbelangen bij de Staten van Brabant, als commissaris der Staten-Generaal, als financier en vertrouweling van Willem van Oranje. Het staat buiten twijfel dat Antwerpen het zwaartepunt was der Nederlanden, én op finantieel gebied, én op godsdienstig gebiedGa naar voetnoot(4). De onoverkomelijke moeilijkheden die dat internationaal verkeerspunt den koning bijbracht; de tallooze struikelsteenen die het de landvoogdes op haar weg strooideGa naar voetnoot(5), moesten door zijn vijanden als daar waren: Granvelle, Morillon, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berlaymont, Noircarmes, Hessele, Vargas en vooral Alva, aan zijn machtigen burgemeester ten laste gelegd worden. En wanneer Alva slachtoffers tot voorbeeld en waarschuwing voor Lutheranen, Calvinisten, nationalisten, onwilligen en lauwen zocht, zou Van Stralen een der eersten vallen. Zoo gebeurde het in 1568: niet alleen stonden de grooteren, de officieele leiders der oppositie, Egmont, Hoorne en Oranje, ten doode opgeschreven, maar ook die Anti-Spaanschgezinden die steeds, meest omdat ze niet tot den hoogen adel behoorden, meer op het achterplan gebleven waren, als de burgemeester van Antwerpen, de pensionaris Wesenbeke en Casembroot, secretaris van Egmont. De correspondentie van den proost Morillon met Granvelle, en de beschuldigingsakte van A. Van Stralen, bewijzen het ten overvloede. Die beschuldigingsakte, waarover we 't vooral in dit hoofdstuk zullen hebben, laat buiten beschouwing het gedrag van den burgemeester tot omstreeks 1565Ga naar voetnoot(1); er wordt hem niets ten laste gelegd bij het inzamelen der novennale bede, gestemd in Mei 1558, waarover we later meer zullen zeggen; en we mogen dus voorhands wel doen opmerken dat er van de beschuldiging van Morillon en anderen, als zou de commissaris generaal ontzaglijk rijk zijn geworden ten koste van de Staten en van den koning, wel niet veel van terecht komt: ‘il ne se dict de trois paroles une vraye!’ 't Is waar ook dat eventueele diefstal, zelfs ten nadeele van Z.M., niet kon doorgaan voor hoogverraad. De verdachtmaking van Morillon moet trouwens zoo ernstig niet opgenomen worden; het was in die dagen zoo stilaan de gewoonte een ander van schraapzucht te beschuldigen: ambtenaren, edelen en priesters ontsnapten er niet aan, de koning zelf, de regentes, Granvelle, Viglius, Armenteros, Vargos, Mansfeld, en ook Morillon, bezitter van een overgroot aantal prebenden; een tijd dus van verdachtmakingen, overdrijvingen, scheldwoorden en eerroof. Merken we hier dadelijk aan, dat Van Stralen, tijdens de godsdienstonlusten, toen deze zich toespitsten van 1565 tot 1567, bepaald als bemiddelaar opgetreden is tusschen Antwerpen en rebellen, daarin bijgestaan door Wesenbeke, als het er op aan kwam Martinisten, Calvinisten, gematigden en extremisten te verzoenen, of ten minste een modus vivendi te bewerken, met het doel verzachting der plakkaten, afweren der Inquisitie, beroepen der Staten-Generaal, en godsdienstvrede en voorspoed | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor Antwerpen te verkrijgen, waarover feitelijk allen 't eens waren. Meermalen werd er gezegd dat rijke kooplieden, wien 't er alleen om ging vreedzaam zaken te drijven, den koning geld hadden aangeboden om den vrede te koopenGa naar voetnoot(1). Ze vonden als tolk A. Van Stralen, die zijn geboortestad voor ondergang wilde redden, door middel van een overeenkomst tusschen de landvoogdes, den adel, Martinisten en Calvinisten: tusschen al die tegenstrijdige, soms woelige elementen door, moest de burgemeester zijn doel trachten te bereiken, zooals Willem de Zwijger het ook moest. Die twee vrienden hebben dan een gelijkaardige rol gespeeld, de prins op den voorgrond, de burgemeester van Antwerpen op het achterplan; overal waar de eerste zich vertoonde, stond de andere hem bij, als raadgever, als uitvoerder, als bemiddelaar. Want sedert 1562 was de leiding der oppositie tegen het Spaansch regeeringsbeleid, beslist overgegaan op Brabant, en in 't hertogdom zelf op Antwerpen. In dat jaar reeds hadden de Staten van Brabant een afvaardiging gezonden naar Madrid, om verzet aan te teekenen tegen het oprichten der nieuwe bisdommen; Van Stralen was met hetzelfde doel naar den keizer gezonden geworden; die zending bleef niet zonder gevolg, vermits te Antwerpen voorloopig geen bisschop benoemd werdGa naar voetnoot(2). Maar Van Stralen's aanzien steeg, toen hij tot de oppositie overgegaan was, na de vergaderingen van Breda en van Hoogstraten, in den winter van 1565-1566; op die vergaderingen had de prins afspraak gehouden met zijn vrienden van het Eedverbond, dat nog niet openlijk stelling genomen had. Trouwens niets schemerde door van wat daar gebeurd was; Granvelle zegt alleen dat de heeren der Liga er lustig gezelschap hielden;Ga naar voetnoot(3) waarschijnlijk was er beslist geworden een petitie aan Margareta te zenden. Later werd aan Wezenbeke door Alva verweten, deel genomen te hebben aan die besprekingen, samen met van StralenGa naar voetnoot(4). De prins trok daarna naar Antwerpen, met van Stralen, om er in voeling te treden met de notabelen der stad, terwijl Marnix zich in betrekking stelde met de consistorie's en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kooplieden; het ging er den Zwijger om, geld te verzamelen voor zijn opzetGa naar voetnoot(1). Te Mechelen verbleven ze met het zelfde doel twee dagen: dertig duizend gulden konder er verkregen wordenGa naar voetnoot(2). Ondertusschen sleepten de onderhandelingen over het aan de regentes te overhandigen smeekschrift aan. Oranje zag dat de zaak onder leiding van graaf Brederode op een gevaarlijke baan schoof; daarom gaf hij opdracht aan zijn broeder, Lodewijk van Nassau, de zaak in handen te nemen, en de werking van de Liga, binnen de grenzen in het smeekschrift getrokken, te leiden. Zoo gebeurde het dan ook op de bijeenkomst te Sint-Truiden, in de maand Juli van 1566; al hield Brederode er een echte kanselarij op na met vijf klerken, om de uitnoodigingen uit te zenden; al kwamen daar ook de afgevaardigden van de Antwerpsche consistorie's, met geld voor eventueele aanwerving van troepen voor een krachtdadiger voortzetten, als het moest, van de politiek van oppositie tegen inquisitie en plakkaten; de leiding bleef er in handen van den meer gematigden Lodewijk, wiens Martinisme minder revolutionnair was, en die gewilliger te gemoet kwam aan de wenken van zijn broeder en van EgmontGa naar voetnoot(3). van Stralen was er ook in gezelschap van Lodewijk en van Brederode; ongelukkig wordt er gezwegen over zijn werking; Morillon zegt alleen van hem dat hij er zoo optimistisch gestemd was, dat hij meende dat alle moeilijkheden opgelost zouden worden binnen de veertien dagen; de Antwerpsche burgemeester vergiste zich echter: de toestand werd meer en meer onrustwekkend. De Raad van Beroerten rekende als de grootste misdaad van A. van Stralen aan, diens omgang met den prins, met Egmont, Lodewijk en Brederode, en diens verzuimen Hare Hoogheid in te lichten over al dat ‘geuzengeknoei’. Want graaf Lodewijk had hem te Breda over het lichten van troepen in Duitschland gesproken. Herhaalde malen zelfs was er sprake geweest van de Duistsche vorsten in 's lands aangelegenheden, en waren er in dien zin voorstellen uitgegaan van den prins, zijn broeder, van Stralen en anderen; trouwens niet alleen hier te lande werd er beroep gedaan op Duitsche huurtroepen; ook in Frankrijk zochten de Hugenoten hulp in Duitschland, dat door wanorde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en rooverijen stilaan het land was geworden waar Europa zijn soldaten vondGa naar voetnoot(1). Er zou zelfs op een zeker oogenblik bij de Nederlandsche rebellen kwestie geweest zijn van een onderwerping van het hertogdom Brabant aan het gezag van den keizer. van Stralen was daarover ingelicht, vermits hij zelf den brief, aan Hoogstraten geschreven, over die onderhandelingen, had vertaald. Reeds in 't najaar van 1562, had Willem de Zwijger aanleuning gezocht bij Duitschland, onder invloed van de Antwerpsche kooplieden; ondanks den tegenstand van de landvoogdes en van den koning zelf, was hij naar den Rijksdag van Franckfort getrokken om er, uit naam van het hertogdom Brabant, hulde te brengen aan keizer Maximiliaan II, die blijkbaar den Protestanten wel genegen en Spanje vijandig gezind was. Over de echte bedoeling van den prins weten we niets; opvallend is het echter dat twee afgevaardigden van de Staten van Brabant, A. van Stralen en Martini, pensionaris van Brussel, hem vergezeldenGa naar voetnoot(2). Aan van Stralen werd door de akte van beschuldiging verweten, dat hij zich, in bijzijn van priesters, partijganger had getoond van de Confessie van Augsburg, en dat hij alleen na het verkrijgen van godsdienstvrede, voor de publieke orde kon instaan; zijn verklaringen werd nog meer gewicht bijgezet, omdat hij toen ter tijd burgemeester wasGa naar voetnoot(3). Daarbij kwam, om het den rebellen nog moeilijker te maken, dat er, onafhankelijk van den invloed van het Eedverbond, en onder den drang van de economische crisis en van de schaarschte van graan en andere levensmiddelen, in den zomer van dit wonderjaar 1566, uit Fransch Vlaanderen, de Beeldenstorm opdaagde; als een godsdienstige furie welde hij op, naar het hart der Nederlanden toe, naar Antwerpen, waardoor de magistraat overrompeld werd en het hoofd verloorGa naar voetnoot(4). Na de verwoestingen in de kerken en kloosters der stad aangericht, trof van Stralen maatregelen om verder onheil af te weren, richte een soort burgerwacht in, wierf voetknechten aan, die door de rijken moesten onderhouden worden. Ook dat werd hem door den Bloedraad verweten: die militie bestond zelf, zoo scheen het, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit onzuivere elementen; overigens zou A. van Stralen de geestelijken hebben willen verplichten, een gedeelte van hun tienden af te staan, om in het onderhoud van die verdachte burgerwacht te voorzien. De aangeklaagde ontkende natuurlijk, evenals hij zijn onwetendheid betuigde, uit oorzaak van lamheid, met de stadsplakkaten die aan de bevolking verboden zouden hebben de muiters en de plunderaars te lijf te vallenGa naar voetnoot(1). Na al die woelige Septemberdagen kon de orde weer hersteld worden te Antwerpen; zoo scheen het ten minsteGa naar voetnoot(2). De wereldstad borg in haar schoot een te groote verscheidenheid aan belangen en godsdienstige opvattingen: vooral Calvinisten, en naast hen en boven hen, de rumoerigste lagen van de bevolking die er alleen op uit waren, te plunderen en de priesters te bannen; voeg daarbij dat de achteruitgang van den handel in versneld tempo toenam, en de gematigde elementen, bestaande uit Katholieken en Martinisten, noopte tot het sluiten van een overeenkomst tegen de extremisten in. De toestand was zoo gespannen, dat het tijdens den slag van Oosterweel, op 13 Maart 1567, waar de regeeringstroepen van graaf de Lannoy de geuzen van den heer van Thoulouze, een bloedige nederlaag toebrachten, het op den Meir tot een gewapend verzet tegen den magistraat kwam. Deze had, op aanraden van A. van Stralen, en met het doel de calvinisten der stad te beletten hun met uitmoording bedreigde broeders te Oosterweel ter hulp te snellen, de poorten der stad doen sluiten, en de bruggen ophalen. Ten gevolge van de gemeenzame vrees voor een belegering of een bezetting der stad door regeeringstroepen, waren Oranje en van Stralen verplicht een vergelijk te treffen met de Calvinisten, waardoor de macht van dezen werkelijk steeg, buiten het wettelijk gezag om. Maar toch kon, na twee dagen onderhandelingen, betrekkelijke rust worden hersteld, zoo dat de nog steeds op den Meir vertoevende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewapende benden, door toedoen der calvinistische kapiteins, werden naar huis gezondenGa naar voetnoot(1). De paniekstemming onder de bevolking bleef echter aanhouden. Een deputatie, bestaande uit den amman, van Stralen en burgemeester Hendrik van Berchem, werd naar Magareta van Parma te Brussel gezonden, om haar advies in te winnen over het gesloten akkoord. De regentes kon natuurlijk op eigen initiatief het toelaten van preeken en het bestaan van gewapende benden niet inwilligenGa naar voetnoot(2). Hoe hachelijk de toestand, en hoe onoverkomelijk de moeilijkheden te Antwerpen in 't voorjaar van 1567 waren, blijkt uit het feit, dat, in weerwil van de werkelijke toegevingen hen door den prins en den magistraat gedaan, de Calvinisten heelemaal geen schik namen met de handelwijze van Oranje. De magistraat zag zich later verplicht het vergelijk met de Consistorie's in de oogen der regeering te billijken, als hem opgedrongen door de omstandigheden; van Stralen werd zelfs beschuldigd gecapituleerd te hebbenGa naar voetnoot(3). Wel is waar werd hem door den Raad van Beroerten ten goede gerekend de poorten der stad te hebben doen sluiten en de bruggen ophalen, waardoor hij het uittrekken van calvinistische troepen belet had. Maar de katholieken anderzijds verweten hem door die maatregelen ze te hebben weerhouden de regeeringsbenden van de Lannoy ter hulp te snellenGa naar voetnoot(4)! Zoo moeilijk was de positie van den magistraat, die van den wal in de sloot geraakt was. Trouwens was de politiek van Margareta zelf er een van geven en nemen, van dubbelzinnigheid; er was geen ander uitkomst aan de zaak dan den knoop door te hakken. En wat nog meer dubbelzinnig en tragisch was, dat was het feit dat de prins, Hoogstraten en van Stralen als ambtenaren van den koning, de hand moesten leenen aan de vervolgingen tegen de ketters en oproermakers, en ze dikwijls moesten overgaan tot folteringen en brandstapels, en het anderzijds bewezen is dat ze rechtstreeks of onrechtstreeks schuld hadden aan het uitbreken en verspreiden van ketterijen en baldadigheden. Het akkoord met de Calvinisten moest tot basis dienen van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe onderhandelingen, wilde men den uittocht van de kooplieden en het verval van de stad vermijden, te meer daar een restauratie van het gezag van Margareta in 't verschiet was. Het dralen van Philips II belette de regentes een definitief besluit te nemen: in ieder geval kon ze geen preeken, geen Augsburger Confessie noch volledige amnestie toestaan. Noch het aandringen van den graaf van Hoogstraten, noch dat van Hendrik van Berchem en van Antoon van Stralen, vermochten de landvoogdes onder invloed van haar raadsleden, toegevingen te doen; ze vergde volledige onderwerping; de magistraat stemde toe in de voorstellen der landvoogdes: van generaal pardon kon geen sprake zijn, en de stad moest garnizoen opnemen. Hiermee nam de uittocht der vreemden toe: Oranje vertrok op 11 April; Hoogstraten nam voorloopig het goeverneurschap waar, van Stralen bleek de aangewezen man om het actief beleid in handen te nemenGa naar voetnoot(1). Op 28 April deed dan ook Magareta haar plechtige intrede in de stad, voorafgegaan door den graaf van Mansfeld als kapitein van het Spaansche garnizoen; de stadswacht, na den Beeldenstorm ingesteld, werd gedeeltelijk ontbonden, niet zonder morren vanwege burgers en afgedankte soldaten: alleen door het optreden van schepen van Stralen konden onlusten vermeden worden. Hier moeten we naar enkele maanden van 1566 terugkeeren. In de beroerde maand Augustus van dat jaar had de prins van Oranje, op aandringen van de wijkmeesters en gildedekens der stad, om reden van zijn herhaalde afwezigheid, de paniekstemming der inwoners, en de achting die men Stralen toedroeg, aan de regents gevraagd dat hij door zijn vriend zou vervangen worden als ‘luitenant.’ Magareta had echter op dat verzoek niet willen ingaan, ingenomen als ze was tegen A. van Stralen. In September gaf ze den prins toelating zich te doen vervangen door den graaf van Hoogstraten, Antoine de Lalaing, wat dan ook gebeurde in October van 't zelfde jaar.Ga naar voetnoot(2) Die officieele vervanging van den prins door Lalaing als gouverneur der stad, belette hem echter niet een zekere missie op te dragen aan zijn strijdgenoot van Stralen, missie waarover ons door het verlies der ‘papieren’ van den oud-burgemeester geen enkel détail is bewaard gebleven; in de briefwisseling met Gillis zijn er sporen van over; herhaalde malen schrijft hij over ‘den last die mijn heer de prince hem gelaten heeft’, tot aan diens terugkeer te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen. Waaruit bestond die opdracht? We weten er alleen van dat tijdens de eerste afwezigheid van den prins, op 't einde van 1566, deze Stralen aangesteld had tot luitenant-generaal over de acht vendelen knechten door de stad ingericht. Overigens was A. van Stralen voor elk weldenkend burger de aangewezen man om den prins te vervangen, daar elkeen hoopte ‘dat soude wesen ten ghenoeghen van de coopluyden, poorteren ende inghesetenen’Ga naar voetnoot(1). Begin 1567 stond, steeds tegen den wil van de landvoogdes in, van Stralen aan de zijde van den goeverneur Hoogstraten, om elk oproer den bodem in te slaan, al werd het uitoefenen van elken godsdienst oogluikend toegelaten; in die dagen werd hij de ‘tiran’ van Antwerpen genoemdGa naar voetnoot(2). Er moest toch wel zonderlinge kentering gekomen zijn in de sympathieën van Margareta, om zoo onder invloed te geraken van den ‘Martinist’ van Stralen, na haar intrede in de stad op 28 April! Morillon kon maar niet begrijpen hoe ‘Madame de Parme et le comte de Mansfeld en tiegnent si grand compte’Ga naar voetnoot(3)! Ten andere, Mansfeld trouwens vond evenmin genade, noch in de oogen van de adelijke heeren en dames, noch in die van Granvelle's berichtgever.... Ce comte ‘qui gouverne tout à Anvers, et tient estat de prince, serat bien esbahi avec Straelen, qu'est son mignon et ammène l'eaue au moulin’Ga naar voetnoot(4). Margareta integendeel had met veel lof over van Stralen aan den koning gesproken: had hij immers niet veel bijgedragen tot de pacificatie der stad, en was 't niet door zijn toedoen dat zooveel plunderingen hadden kunnen vermeden worden?Ga naar voetnoot(5) Geheel anders dacht de koning er over. Op initiatief van Mansfeld en Stralen, die zich beriepen op beloften in April afgelegd door de regentes in den zin eener moderatie der regeeringspolitiek tegenover Antwerpen, werd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan een door het raadslid Assonleville van den Raad van State ontworpen project van verordening voor de stad, merkelijke verzachtingen aangebracht. Het doel toch van die mildering was het beletten van de ontvolking der stad, en van het verval van haar handel; in het ontwerp werd Antwerpen genoemd een verzameloord van ketters; die smadelijke zin werd geschrapt, zooals eveneens doorgehaald werd een clausule waardoor aan ketters, uit andere provinciën gebannen, ook de toegang tot Antwerpen ontzegd werd. Het kwam er van Stralen dus feitelijk alleen op aan, een uitzonderingspolitiek voor zijn stad te verkrijgen: want door een toegeving als deze: ‘voor zoover niet Markgraaf of Magistraat een verzachting der algemeene bedreigingen tegen ketters, verkoopers van slechte boeken, herbergen van predikers, enz. toelieten’, kon elke vervolging gedwarsboomd worden.Ga naar voetnoot(1) Het veranderde plakkaat voor Antwerpen werd afgekondigd op 24 Mei. Dadelijk kwamen een aantal kooplieden, bannelingen en anderen ‘besmet ende suspect’ naar de stad terug. Het was een niet te ontkennen succes voor A. van Stralen, die naar het burgemeesterschap der stad dong; maar die overwinning was van korten duur; de koning ontstak in woede tegen zijn zuster, tegen Mansfeld, tegen den Raad van State, en riep ze allen tot het onverminkt en onvoorwaardelijk toepassen der plakkaten van zijn vader terug, tot dat hij zelf zou hebben kunnen zien wat er verder te doen viel; in ieder geval, van uitzonderingsbepalingen in zake godsdienst ten gunste van Antwerpen kon geen sprake zijnGa naar voetnoot(2). Philips II was van uit Rome op de hoogte van de gebeurtenissen gebracht geworden door Kardinaal Granvelle, en deze door Morillon. Deze laatste, bij wien van Stralen al niet in geur van heiligheid stond, goot zijn venijnigheid nu over Mansfeld uit: ‘je ne sçai comme il (Mansfeld) respondrat d'avoir, à la persuasion de Straelen, et de ses semblables, altéré l'ordonnance que depuis | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s'est mise en françois’. De in aantocht zijnde Alva moest hem maar naar zijn stadhouderschap Luxemburg terugzenden, daar hij toch voor niets goed was!Ga naar voetnoot(1) Wat later, toen de graaf zijn misnoegdheid over den Antwerpschen magistraat te kennen had gegeven, dien hij van ontrouw aan den koning beschuldigde, wist Morillon, altijd ingelicht door den deken Roger de Taxis, en door Noircarmes, te zeggen dat Mansfeld er nochtans geenzins aan dacht den magistraat te ‘temmen’. Noircarmes had zijnerzijds aan den koning geschreven hoe het toch mogelijk wàs dat men den grooten schuldige van alle onheil, dat over de stad losgebroken was sedert een jaar, 't is te zeggen A. van Stralen, op vrijen voet gelaten had, want dat de oud-burgemeester zich nu verdienstelijk aangesteld had tegenover Zijne Majesteit, kwam alleen hierdoor dat hij ingezien had dat verdere weerstand overbodig was geworden, nu de regentes weer volledig meester was van den toestand, en haar wil doordreef tegenover heel het landGa naar voetnoot(2). Granvelle zelf had aan den koning geschreven over de behendige manier waarop van Stralen invloed op de regentes verworven had; hij had er aan toegevoegd dat alles weer ten goede zou keeren na de aanhouding van dien handlanger der rebellenGa naar voetnoot(3). Wat er ook van zij, de koning verbrak het edikt van 24 Mei ‘à la mesme heure sans replicque aucune’ en 't is in dien zin dat hij den markgraaf van Antwerpen opdracht gaf te handelenGa naar voetnoot(4). Nog een paar maanden, en de hertog van Alva zou 's lands bewind met vaste hand overnemen, en den knoop doorhakken, door de aanhouding van wie hem verdacht schenen, o.m. van oud burgemeester Antoon van Stralen. Over het onderzoek naar de ware toedracht der zaken te Antwerpen, door twee leden van den Raad van Brabant, Oudaert en Asseliers, zullen we verder handelen.
Hier dient een woord gezegd over de beschuldiging van Martinisme die tegen van Stralen uitgebracht werd, en over zijn onderhandelingen met de rebellen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over zijn intieme betrekkingen met den prins van Oranje en andere verdachte of uitgesproken ‘ketters’ hebben we het reeds gehad. Hij met pensionaris Wesenbeke stonden bekend als raadgevers van den Zwijger, en als vrienden van den graaf van BrederodeGa naar voetnoot(1). Hessele, later lid van den Bloedraad, nu lid van den Raad van Vlaanderen, en die ook bij Magareta van Parma aangedrongen had op de aanhouding van A. van Stralen, omdat deze luitenant geweest was van den prins, beschuldigde hem ‘d'avoir correspondu à douze consistoires, dont Madame se trouve esbahie qu'il parle si librement’. Maar Morillon, die op dat onderhoud met de landvoogdes zinspeelde, meende dat Madame er maar weinig geloof aan zou hechten, en dat Mansfeld zijn best zou doen om zijn raadsman uit Antwerpen te verdedigenGa naar voetnoot(2). Dat gebeurde tijdens haar verblijf te Antwerpen. Dat van Stralen partijganger was van een mildering der plakkaten, en overtuigd voorstander van de Confessie van Augsburg, valt niet te ontkennen. Maar hij werd ook verdacht, samen met den prins en met Hoogstraten, in de Staten van Brabant, waar hij zeer gezien was, het toelaten van preeken te hebben aangeprezen. Dat was misschien wel niet juist. Hij verwachtte veel van de komst van den koning zelf, en was een der hardnekkigste voorvechters der Staten-Generaal; in laatste instantie moest in dezer bevoegdheid een definitieve oplossing van de godsdienstkwestie gebracht worden, wat Coligny en anderen in Frankrijk ook vroegen; eer ze er zich zouden over gesproken hebben, konden er lokale en voorwaardelijke maatregelen getroffen worden, waaronder misschien ook het toelaten van kettersche preeken, daar geweld en bloedvergieten. het volk ‘dat soe verduyvelt is op dese predicatiën’ toch niet konden beletten de uitoefening van de nieuwe religie bij te wonenGa naar voetnoot(3). Van Stralen zou ook met genoegen de stad Antwerpen met het rekwest van de edelen hebben zien instemmen. Maar volgens Morillon zouden op een zeker oogenblik zijn sympathie en zijn invloed sterk gedaald zijn te AntwerpenGa naar voetnoot(4). Op de vraag of van Stralen uitgesproken Lutheraan was, kunnen we beslist ontkennend antwoorden, al ging hij ook in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oogen van zijn vijanden en zelfs van zijn medeburgers door als een aanhanger der Luthersche ketterij. Antwerpen had zijn rijkdom te danken aan zijn koopmanschap, waaronder de protestantsche Oosterlingen, of Duitsche kooplieden een belangrijke plaats innamen. Dat die Duitschers niet alleen het invoeren van de Augsburger Confessie voorstonden, maar ook meestal overtuigde Martinisten waren, staat vast; van Stralen koos in 't geheim voor hen partij, en bevoordeeligde ze zooveel mogelijk. Dat spreekt o.a. uit een schrijven van Morillon aan Granvelle, van 31 Augustus 1566Ga naar voetnoot(1). Niet alleen worden de prins en zijn raadsman er in beschuldigd godsdienstvrede tegen wil en dank te willen invoeren, ter wille van de openbare rust en den voorspoed der stad, maar ook van met dat doel betrekkingen te hebben aangeknoopt met de Duitsche kooplieden; Wesenbeke zinspeelt op een zending door van Stralen in Duitschland volbracht; zelfs een verblijf te Aken tot genezing van jicht en lamheid, willen de vijanden als verdacht doen doorgaan. Meermalen werd hij ervan beschuldigd als tusschenpersoon te zijn opgetreden tusschen de Liga, de Calvinisten en de Duitsche verwanten en vrienden van den prins, allen afvalligenGa naar voetnoot(2). Dat hij, ook in opdracht van den Zwijger, meermalen pogingen had gedaan, steunende op de sympathie die hij genoot bij zijn medeburgers, om een overeenkomst tot stand te brengen tusschen Calvinisten en MartinistenGa naar voetnoot(3). Maar zooals we 't reeds deden opmerken, vroegen zijn tijdgenooten alleen aandacht voor het optreden van den adel, spaanschgezind eenerzijds, antispaansch anderzijds, zooals nu nog wel eens meer nadruk gelegd wordt op de handelingen van koningen, b.v. dan op die van hun raadslieden. Hadden we de brieven van Morillon niet, die klaar inzag wat er eigenlijk achter de schermen gebeurde, dan zou er maar bitter weinig uitgelekt zijn van het gedrag van den burgemeester van Antwerpen. Dat is waar voor wat zijn onderhandelingen met de Calvinisten en Duitsche vorsten betreft, dat is nog meer waar voor zijn betrekkingen met de Fransche Calvinisten. De prins stond sinds lang in nauwe betrekking met admiraal Coligny en met Condé; hij rekende zelfs op de Hugenoten om de intrede van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alva's troepen te bemoeilijken. Later, na het onderhoud te Bayonne van Catharina van Médicis en Karel IX met de koningin van Spanje, was 't de prins die Coligny opmerkzaam maakte op het gevaar dat dezen bedreigdeGa naar voetnoot(1). Over van Stralen wordt geen enkel woord gerept; zijn deelneming aan de onderhandelingen met Coligny blijkt nochtans uit een schrijven van den Spaanschen gezant aan het Fransche hof, Don Frances d'Alava, aan Philips II, waarin wordt vermeld hoe vier of vijf der voornaamste kooplieden van Antwerpen, waaronder van Stralen, door bemiddeling van een zekeren Charles de l'Escluze, calvinist, een half millioen schilden den admiraal te Parijs ter hand wilden stellenGa naar voetnoot(2). Meer is er over de deelneming van den Antwerpschen burgemeester aan de pogingen van Oranje om hulp uit het Zuiden, niet te vernemen. Maar dat feit bevestigt de gegrondheid van sommige lasten die op hem weegden, en van de rol van zaakgelaste van den prins, die men hem toeschreef. En waar de Antwerpsche ‘hombres de negocios’ geen godsdienstvrede door overreding van de regentes konden verkrijgen, grepen ze naar de eenige wapenen die nog overbleven: eerst geld, daarna geweld. De akte van beschuldiging wijst echter alleen op de betrekkingen van A. van Stralen met Calvinisten en Martinisten, en op zijn verdachte handelwijze als burgemeester van Antwerpen, maar geenzins op zijn deelnemen aan de onderhandelingen met de Duitsche vorsten en de Fransche Hugenoten. Buiten de algemeene verdenking van Martinisme en van zijn streven naar het inbrengen van de Augsburger Confessie, werden hem door den Raad van Beroerten sommige min of meer belangrijke bepaalde feiten ten laste gelegd, die, uit politiek oogpunt beschouwd, ook onbeduidend, toch als afwijken van de traditioneele religie strafbaar waren: zoo o.m. dat hij zou toegelaten hebben op Kerstdag en op andere feestdagen, publiek slafelijke werken uit te voeren, en vleesch te eten onder den vasten! Het antwoord klonk dat daarvoor hij, van Stralen, niet alleen, maar de geheele magistraat aansprakelijk is, alleszins de markgraaf, Idem voor het verwijt als zou hij, zelfs na waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuwing door het Kapittel van O.L.V., op zijn heerlijkheid te Merksem, en te Kiel, sedert vier of vijf jaar, ketters uitgenoodigd hebben, waaronder twee afvallige monniken, Charles Huberti en Jan van Diest. Om advies gevraagd van wege de kerkmeesters van St. Joris, in Augustus 1566, of een zekere Mathys (van Staffelt) ‘belijder’ van de Confessie van Augsburg, in die kerk mocht preeken houden, zou van Stralen bevestigend geantwoord hebben, om de ontevredenheid van het gepeupel te vermijden; op 't einde van dezelfde maand vroegen de kerkmeesters of het uitoefenen van den katholieken godsdienst in de St. Joriskerk weer toegelaten was; de prins, op aandringen van A. van Stralen, had afwijkend geantwoord. Overigens was die pastoor van het Kiel een beschermeling van den burgemeester van AntwerpenGa naar voetnoot(1). Ook zou hij met zijn collega's vreemde predikanten uitgenoodigd hebben, o.a. Jan Vorsthius, Spangelberg, Martin Wolfius, Joachim Hartmann en Mathias Flaccus Illyricus. A. van Stralen ontkende die feiten, evenals hij ontkende, met den magistraat, de Confessie te hebben willen invoeren, noch met ketters omgegaan te hebben. Ten tijde van den Beeldenstorm, altijd volgens de akte van beschuldiging, zou de burgemeester, te samen met de andere leden van het schepencollege, door een edikt de inwoners bevolen hebben, gewapend in hun huis te blijven, gereed om, in geval van gevaar, op het teeken van klokkengelui, de plunderaars aan te vallen; maar ze zouden dezen hebben laten begaan, daar de overheid geen klokken had doen luiden; tot zijn verdediging riep van Stralen in, dat hij zich wel wilde verantwoorden, te samen met de andere leden van den magistraat; dat hij trouwens niemand had kunnen aanspreken, vermits hij door jicht belet was, verscheidene weken lang, zijn ambt uit te oefenen, en dat hij zich eindelijk naar het Stadhuis liet dragen, om er, met den markgraaf, en verscheidene boogschutters, paal en perk te stellen aan het verbrijzelen der heiligenbeelden. Ook werd hem ten laste gelegd het tentoonstellen en verkoopen op straat en elders, van schunnige en kettersche liederen en refereinen, en van portretten van Jan Huss, Luther en CalvijnGa naar voetnoot(2). Antwoord eveneens ontkennend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om verdere onlusten te vermijden, had van Stralen, waarop we reeds wezen, in de dagen na den beeldenstorm, een soort burgerwacht ingericht, waarvan de meeste leden zelf deelgenomen hadden aan de plundering van kerken en kloosters. Daar die wacht werd ingericht met het doel de kerkelijke goederen te vrijwaren, had van Stralen het onderhoud ervan willen schuiven op de priesters en monniken der stad, en zelfs hun tienden willen aanslaan tot het betalen der onkosten, daar hij zelf een gedeelte der tienden in pacht hield. Het onderhoud der wacht zou echter, volgens het antwoord van den beschuldigde, gedragen zijn geworden door de rijken der stad, waaronder natuurlijk de heeren van het O.L.V. Kapittel. Eindelijk wordt er door den Raad van Beroerten op gewezen, dat de prins van Oranje, met van Stralen en den Magistraat, alle inwoners der stad, zoowel verdachten als anderen, onder zijn bescherming te hebben genomen, aan iedereen het uitoefenen van zijn godsdienst verzekerd te hebben, afschaffing van Inquisitie en staking van alle vervolgingen beloofd te hebben, totdat zijne Majesteit, in overeenstemming met de Staten Generaal, een definitieve beslissing zouden getroffen hebben. Bij al die feiten den burgemeester van Antwerpen ten laste gelegd, kunnen we nog het volgende voegen: Op 14 November en 31 December 1566 gaf Philippe d'Auxy, agent van Margareta van Parma te Antwerpen, aan deze een aantal inlichtingen over de voornaamste ketters der stad, hun naam, hun socialen stand, hun gedrag; onder hen komt ook de oud-burgemeester van Stralen voor, die doorging als overtuigd martinist; d'Auxy voegt er aan toe dat hij in betrekking was geweest met twee rijke kettersche kooplieden, die hem verteld hadden dat zij en hun vrouwen tot de nieuwe religie bekeerd werden door sommige heeren der wet. Of hier Oranje, van Stralen of Wesebeke bedoeld worden weten we niet. Van Wesenbeke alleen kan gezegd worden dat hij bepaald lutheraan wasGa naar voetnoot(1). In een nota over de toestanden te Antwerpen, geschrift dat Groen van Prinsteren dagteekent uit de maand September 1566, en dat als titel draagt: ‘Les Moyens de rémédier à Anvers’, wordt er een lange lijst opgegeven van de meest vooraanstaande inwoners van Antwerpen, waaronder katholieken, calvinisten, Martinisten, predikanten en geuzen; onder de Martinisten worden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerekend de Zwijger, van Stralen, Wesenbeke, de stadsecretaris Grapheus, en anderenGa naar voetnoot(1). Dat bevestigt nogmaals wat algemeen bekend is, omdat het nog al eens gebeurd, dat, in de oogen van de Spaanschen, antispaansch noodzakelijkerwijze ook beteekende: calvinist of luthersch. Eindelijk durven we hier de meening aan te geven van twee menschen die goed op de hoogte schenen te zijn van wat rondom hen gebeurde, en wier opinie, rechtstreeks of onrechtstreeks, van groot gewicht was bij koning Philips: de proost Morillon, en Viglius, president van den Geheimen Raad. Sprekende over het vertrek van den markies van den Berg naar Spanje in den zomer van 1566, en over de godsdienstige toestanden in de handelstad, zegt Morillon over van Stralen: ‘il n'a heu honte, avec ses adhérens, le (marquis de Bergues) requérir de recommander Anvers au Roy, et dire que la religion s'y porte mieulx qu'il n'a faict en cinq ans. Je croy qu'il veult dire de sa religion, et aussi polroit-il dire vray’Ga naar voetnoot(2). Daaruit besluiten we, tegen de meening van Granvelle's agent in, dat van Stralen nog niet luthersch was, en dat, zoo hij meende zijn geboortestad te mogen den koning aan te bevelen, hij het deed uit loyauteit en bezorgdheid om Antwerpen. Een paar maanden vroeger had Morillon geschreven over den oud-burgemeester: ‘ElbertusGa naar voetnoot(3) croit aussi comme l'Evangile, que Strale est bon, et qu'il traveille pour retirer le prince d'Orenge hors des troubles; le croie qui vouldra, mais je sois fort bien que l'ung et l'autre se alembicque le cerveau pour, soit par beau et par laid, contraindre le Roy de donner pardon général, et si la venne du Roy diffère, il seroit mieulx que de mectre tout en hasard par les désespérer’Ga naar voetnoot(4). Wat president Viglius aangaat, we kennen zijn opinie door een brief uit Rome, aan Alva, gedagteekend 8 Juli 1567, dus enkele dagen vóór de aankomst van den hertog in de Nederlanden, en de aanhouding van A. van Stralen. Deze brief is te belangrijk dan dat we er hier niet enkele regels uit vertalen. Granvelle wijst eerst op de verdiensten van Viglius en op zijn onvoorwaardelijke vertrouwbaarheid, en zegt verder: ‘Hij (Viglius) schreef me dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er te Antwerpen niet veel gedaan wordt en dat men er de maatregelen niet treft die onontbeerlijk zijn voor den dienst van Z.M.; Stralen heeft er zooveel vertrouwen aan zijn medeburgers weten in te boezemen, dat al wat er te Antwerpen gedaan wordt, naar zijn verlangen en naar zijn zin gebeurt. Ook is hij het die verantwoordelijk moet gesteld worden voor al wat tegen Z.M. beraamd en gezondigd werd, zoowel bij de staten van Brabant als te Antwerpen zelf, waar hij “luitenant” van den prins was, en burgemeester toen de onlusten en de beeldenstorm uitbraken; dat al, en nog meer verschrikkelijke dingen zal Uw Excellentie vernemen uit den mond van de gevangenen van Vilvoorde en van Vriesland, en door de processen van Valencijn en Doornik’Ga naar voetnoot(1). Uit al de bovengemelde feiten kunnen we de volgende conclusie trekken: van A. van Stralen mag gezegd worden als van den prins van Oranje: in godsdienstzaken onverschillig, dus onberekenbaar; alles wel ingezien, als katholiek te beschouwen, zijn stichtende dood bewijst het, maar verdraagzaam tegenover iedereen die beteekenis had voor den voorspoed van zijn geboortestad en dus ook voor zijn eigen zakenbelangen, wat b.v. Morillon wel heeft ingezienGa naar voetnoot(2). Maar in ieder geval antispaansch, dus gekant tegen alle drastische maatregelen die tot ontvolking en verval van Antwerpen konden leiden: absolutisme, inquisitie, vervolgingen, terechtstellingen van andersdenkenden; dus voorstander van verstandhouding tusschen katholieken, lutherschen en calvinisten, met een woord, van godsdienstvrede. Maar zooals dat het geval was voor Willem den Zwijger, Egmont en anderen, die men noemt rebellen, de ontoereikendheid van vreedzame middelen tot het verwezenlijken van het beoogde doel, bracht hem, in een absolute monarchie als de Spaansche in de XVIe eeuw, algauw tot majesteitsschennis en aanslag op de veiligheid van den staat: elk politiek initiatief, als afwijking van de traditioneele staatsconceptie te beschouwen, was voor Philips II en voor zijn getrouwe volgelingen een strafbare daad. Niemand zal het dan verwonderen dat de niet altijd inschikkelijke burgemeester van Antwerpen een der eersten moest vallen in de handen van Alva. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het ontzaglijk fortuin van A. van Stralen, en over de bedenkingen die op hem wogen met betrekking tot het ontstaan ervan, hebben we reeds 't eer en 't ander meegedeeld. Als bewijs van zijn rijkdom, mogen hier gelden de rekeningen van de confiscatie der onroerende goederen; de prinselijke bemeubeling van zijn talrijke huizen zooals die blijkt uit den inventaris der aangeslagen juweelen en schilderijenGa naar voetnoot(1); het feit dat van Stralen in pacht had genomen een gedeelte der kerkelijke tienden te Antwerpen, wat hem overigens niet weinig onaangenaamheden berokkende; verder zijn meer speciale functie's als financier van de Staten-Generaal, de Staten van Brabant, de rebellen, den graaf van Egmont, den prins van Oranje en den koning zelf. Zonder geloof te hechten aan de overdreven beschuldigingen van zijn vijanden, mogen we toch uit het voorgaande besluiten dat van Stralen's invloed ten tijde van de onlusten, grootendeels voortvloeiden uit zijn positie van geldschieter van den verkwistenden en arm geworden adel. Wat dezen laatsten aangaat, Granvelle had beweerd dat de schulden van den adel een der oorzaken waren van den opstand tegen Spanje; dat kan in zooverre waar zijn, dat zelfs de rijksten onder de rebellen met schulden belast waren, door hun onzinnige verkwistingen, waaraan ze trouwens grootendeels hun populariteit te danken haddenGa naar voetnoot(2). Ter illustratie daarvan willen we hier het volgende aanhalen. In de maand Maart 1565 werden, door onvermogen van hun eigenaar Martin van Hoorne, het kasteel en de heerlijkheid Gaasbeek bij Brussel te koop gesteld. Hertog Erich van Brunswijk bood 210.000 gulden aan, de graaf van Egmont 50 gulden meer, kwam in 't bezit van het goed op 4 October 1565, en werd dus Brabander. Daar de nieuwe eigenaar zelf schulden had, wendde hij zich tot de Staten van Brabant die hem bereidwillig? 30.000 gulden toestondenGa naar voetnoot(3); zelfs was er kwestie geweest van een subsidie van 60.000 guldenGa naar voetnoot(4). Wat later, in Januari 1566, weet Morillon aan Granvelle te vertellen dat de Staten van Vlaanderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan Egmont 60.000 gulden toestemden, die ze hem trouwens verschuldigd waren, en men er Holland 40.000 vroeg; Stralen en Schetz te samen 32.000. ‘C'est bonne invention pour acheter signories!’ voegt de proost er ondeugend aan toe. De stad Antwerpen zelf zou door Egmont verzocht geweest zijn 100.000 gulden aan Egmont te leenen, maar weigerde; later werd er gezegd dat de graaf weer genoodzaakt zou zijn Gaasbeek te verkoopenGa naar voetnoot(1). Morillon zinspeelt meer dan eens op de groote sommen die Z.M. verschuldigd is aan A. van Stralen en aan G. SchetzGa naar voetnoot(2). Over die schuld konden we meer vernemen door een akte van 9 Februari 1579 die ons bewaard is gebleven, en die enkele détails aangeeft over de verhouding van den burgemeester van Antwerpen tot Philips IIGa naar voetnoot(3). De comparant, burgemeester Jan van Stralen, Antoon's halfbroeder, had den koning een schenking getoond, door dezen aan Antoon gedaan, van een erfrente van 600 gulden; in het rekwest van Jan lezen we 't volgende; in betrekking tot den grooten dienst aan Z.M. door den voormaligen burgemeester bewezen: in 't jaar 1558 o.a., ten tijde van den oorlog met Frankrijk, en gezien de ontoereikendheid der sommen door de Staten-Generaal toegestaan, had Antoon van Stralen op eigen crediet den koning een toelage afgestaan van 400.000 pond, om de Duitsche huurtroepen te kunnen afdanken: ‘Et n'a touteffois ledict defunct pour les services par luy faictz lors obtenu de noz ministres aulcune récompeuse, ains au contraire après sa longue détention de prison et divers tourmens à luy faictz, on l'auroit faict pitoyablement et innocentement mourir, et confisqué tous ses biens, terres et revenuz’. Die rente van zes honderd gulden 's jaars was overgegaan op Berti, secretaris van Margareta van Parma, en na diens verraad, schonk de koning ze aan Jan van Stralen ‘gezien de groote diensten door wijlen Antoon van Stralen aan het land bewezen’Ga naar voetnoot(4). Eindelijk nog dit: In 1566 trof de koning een vergelijk met de Staten van Vlaanderen, waardoor deze laatsten toestemden dat de koning over een som zou beschikken van 300.000 gulden voor de delging van zijn schuld tegenover Egmont, van Stralen en SchetzGa naar voetnoot(5). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIe Hoofdstuk.A. van Stralen en de Staten-Generaal.Het gaat natuurlijk niet op een algemeen overzicht te geven van de Staten-Generaal bij het begin van de regeering van Philips II; dat werd vóór ons reeds gedaanGa naar voetnoot(1). Alleen meenen we er een paar algemeene beschouwingen aan toe te voegen die misschien wel wat nieuw licht zullen werpen op de politieke gebeurtenissen van de eerste tien regeeringsjaren van Philips; verder zullen we niet nalaten het belang te doen uitschijnen van Antoon Van Stralen als een der meest effectieve leiders der oppositie tegen de regeering, en een der voornaamste voorvechters van 's lands finantieele autonomie.
Het nationaal gevoelen werd als voornaamste kenmerk van de actie der Staten-Generaal van 1555 tot 1562 vooropgezet, dat onder den drang der omstandigheden en door de noodzakelijkheid van een algemeen verzet tegen 's konings beleid tot uiting kwam; dat nationaal gevoel vond men weer eenszijds tijdens de vergaderingen der Staten-Generaal na het vertrek van Keizer Karel en ter gelegenheid van den bedenkelijken finantieelen nood van zijn zoon; anderszijds in den drang naar een beroepen der Staten-Generaal, wanneer de koning, onder invloed van Granvelle | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en van Viglius, hardnekkig weigerde iets van zijn absolutisme prijs te geven ten voordeele van de vertegenwoordigers van zijn Nederlandsche onderzaten. Ons inziens geldt het hier minder een manifestatie van 's lands nationaal gevoel, dat bestond sedert ettelijke jaren, dan wel een drang naar ‘desolidarisatie’ van de Middellandsche Zee-politiek van Spanje, en dát door middel van finantieele autonomie; ter oorzake van de halsstarrige houding van den koning, moest de finantieele autonomie logisch leiden tot uitbreiding der bevoegdheid der Staten-Generaal, en tot politieke zelfstandigheid der Nederlanden, zooals de toestand zijn ontknooping vond in de gebeurtenissen van 1576 en in de definitieve afscheiding der noordelijke Nederlanden. Ten bewijze daarvan weze hier opgemerkt, dat de Staten-Generaal van 1557 in hun bekende ‘Remonstrantiën’ van 17en December er vooral nadruk op legden dat Z.M.'s Erfnederlanden niet moesten meegesleept worden in de Italiaansche politiek van Philips II, die de oorzaak was van de talrijke oorlogen en bij gevolg van de chronische geldverlegenheid van vorst en land; de belangen overigens van de landen van herwaartsover lagen veel meer aan den kant van Engeland en Duitschland, bij welke beide landen aanleuning moest gezocht worden, en met dewelken handelsverdragen moesten gesloten of hernieuwd worden. Meer dan eens komen de Staten er op terug dat de Nederlanden door de Pragmatieke Sanctie politiek deel uitmaken van het Keizerrijk, o.a. in 1557, toen de koning geen anderen uitweg aan 't Staatbankroet vond dan door verkoop of beleening der domeinen, en de afgevaardigden van Antwerpen zich tegen den verkoop verzetten daar het land van Rijen was ‘dependerende van 't markgraeffschap des heylichs Rijcx, ende te leene gehouden van den Rijcke...Ga naar voetnoot(1)’. Het gold dus hier feitelijk een streven naar ontvoogding, of toch ten minste naar desolidarisatie van de Spaansche politiek, en een bevestiging van de persoonlijkheid van de Nederlanden. Trouwens niet alleen in 1557, maar later ook kwam het land in verzet tegen den wil van Philips II het op sleeptouw te nemen: zoo weigerde begin 1562 de Raad van State gewapender hand in Frankrijk te vallen, om er de Katholieken tegen Condé en de Hugenoten te steunen, er op wijzende, zooals de landvoogdes het reeds gedaan had, dat, zoo de koning zich wou mengen in de Fran- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche aangelegenheden, hij dit land van uit Spanje kon aanvallen; zelfs Granvelle was 't niet eens met PhilipsGa naar voetnoot(1). Het land had te zeer behoefte aan vrede en welstand door vriendschap met Engeland en Duitschland, met het eerste door eeuwenoude traditie, met het tweede door politieke gemeenschap, en later sympathie voor zijn godsdienstvrede. Daarom stelden de Staten als voorwaarde voor hun toestemming in de beden, dat toch ten minste Spanje en de Italiaansche bezittingen het hunne bijbrachten om de Nederlanden voor een Franschen inval te verhoedenGa naar voetnoot(2). Ze wisten echter dat Philips niet goedsschiks kon toestemmen in een nieuwen politieken koers; daarom drongen ze geleidelijk aan op finantieele autonomie en toezicht als eenig middel om te beletten dat Nederlandsch geld diende tot vreemde belangen; Philips gaf noodgedwongen toe, en het beheer van de sommen door de onderscheiden provinciën opgebracht, kwam in handen van den afgevaardigde van de Staten-Generaal: A. van Stralen voor het betalen der troepen te lande, Geert van Poelgeest voor de vloot. (Mei, 1558). Zoo waren vooralsnog de finantieele moeilijkheden opgelost, in 's lands voordeel. Toen een paar jaar later de godsdienstkwestie er bij kwam, moest na een eersten stap op weg naar autonomie, een tweede gedaan worden, naar beperking van 's konings absolutisme door uitbreiding der bevoegdheid der Staten-Generaal op politiek en godsdienstig terrein. De uitslagen bleken echter minder gunstig: Alva kon aan alle separatisme den bodem inslaan. Wat de Staten-Generaal tijdens Keizer Karel aangaat, die het zwaartepunt van zijn macht in de Nederlanden wist te houden: ze bleven de nationale vertegenwoordiging, wier bevoegdheid zich beperkte tot het stemmen der beden. Maar de nood van Philips II was zoo klemmend, dat de drang naar medezeggenschap, naar een parlementair stelsel, of in feite naar een nationale vertegenwoordiging ‘avec pleine puissance’ onvermijdelijk werd van wege de Staten; en waar Keizer Karel en ook zijn zoon de Staten-Generaal beschouwden als staande tot hun dienst, alleen mochten vergaderen dan op hun wenk, en altijd beroepen werden in hun onmiddellijke nabijheid, werd na 1555 de toestand anders, en werd er door het land op aangedrongen vergaderingen te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beleggen op eigen inititatief; na zijn vertrek naar Spanje, zag Philips het gevaar in, de Staten-Generaal te vergaderen in zijn verre Erfnederlanden. De verdeeldheid onder de provinciën bleef echter te groot en de onafscheidbare zwakheid van het systeem te ellendig dan dat de Staten-Generaal van meet af een echt parlement konden wordenGa naar voetnoot(1). Tot vergadering op eigen initiatief leidden de gebeurtenissen. Maar wat moeilijker af te schaffen bleek, was het feit dat de Staten-Generaal een uitvloeiïng bleven van de provinciale Staten; dat de afgevaardigden geen beslissing op eigen initiatief mochten nemen en slechts stemden ‘ad referendum’ - zoo werd in 1562 een voorstel tot het geven van volmacht aan de afgevaardigden door hun lastgevers, zelfs door Oranje afgewezen, daar het vooralsnog niet te verwezenlijken bleek; eindelijk, dat verscheidene provinciën aan het gezag van de ‘Generaliteit’ ontsnaptenGa naar voetnoot(2). De unie van de staten onder leiding van A. van Stralen duurde niet lang, of Vlaanderen en Holland weigerden beslist zich te onderwerpen aan het advies van de meerderheid in het betalen van hun aandeel in de belastingen. Overigens was er nooit van het meerderheidsprincipe spraak geweest. Anders ging het met de gezamenlijke beraadslagingen. De koning wist heel goed, dat de onbeholpenheid der Staten-Generaal grootendeels lag in het afzonderlijk optreden der onderscheiden staten, en dat hij zich moest verzetten tegen gezamenlijke discussie, waarop zijn klaarziende vijanden aandrongen (in 1563, o.m.). Philips II hield daarbij andere hooge troeven in handen, namelijk het in 't uitzicht stellen van de afdanking der beduchte Spaansche vendelen, of de bedreiging van het instellen van nieuwe hatelijke belastingen, als de 100e en de 50e penning. Zoo bestond de kentering in den politieken toestand tijdens de eerste regeeringsjaren van den koning in een strijd van gelijke tot gelijke, maar tusschen soeverein en land, tusschen meester en onderdaan. Zelfs kwamen er kwesties te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 630]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
berde waar vroeger nooit iemand aan gedacht had, zooals de rechtvaardige verdeeling der lasten onder de landen der kroon eenerzijds, onder de onderscheiden provinciën en standen anderzijdsGa naar voetnoot(1). De koning, weinig in persoonlijk contact met zijn onderdanen, deed zich vervangen door hoogere ambtenaren, wier persoonlijke prestige op 's Rijks grooten nul was. Hier wijzen we eindelijk nog op de toenemende rol door Brabant en Antwerpen in de oppositie tegen Spanje gespeeld. De overwegende positie van Vlaanderen was alleen nominaal geworden, door dat b.v. de lasten der andere gewesten berekend werden volgens die van Vlaanderen; het praktisch overwicht van Vlaanderen behoorde tot het verleden. Trouwens gaven de Vlaamsche afgevaardigden steeds meer en meer blijk van onwil in hun onderwerping aan de meerderheid der zustergewesten, en wilden ze in den intendant-generaal van Stralen enkel 's konings lasthebber zien, geenszins een mandataris van de Staten. Na 1560 kwam het zelfs tot een breuk. Holland, dat bij Vlaanderen aan particularisme niet wilde achterstaan, en in 't betalen van de negenjarige bede en in zijn onderwerping aan het gezag van den burgemeester van Antwerpen veel onwil aan den dag legde, zou de leiding der oppositie alleen in handen nemen na de ontwapening van Brabant. Moest dit laatste in zijn opzet ten nadeele van het absolutisme geslaagd zijn, dan zou het voor de gezamenlijke Nederlanden de rel vervuld hebben die Holland na de Unie van Utrecht voor de Noordelijke toebedeeld werd. Granvelle en Viglius, om alleen de voornaamste raadgevers van den koning te noemen, hadden het gevaar van de toenemende macht der Staten-Generaal wel ingezienGa naar voetnoot(2). Ze wisten heel wel, dat hun dagvaarden, met het doel de godsdienstkwestie op te lossen, alleen kon leiden tot een oplossing waaraan Philips II niet hield: vrijheid van geweten of godsdienstvrede. De koning zelf zou weldra inzien dat het afslaan van finantieele autonomie en van medezeggenschap in zijn beheer, een groote fout was waartegen nog in 1584 Granvelle den Prins van Parma waarschuwdeGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 631]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenstaande algemeene beschouwingen dienen nu aan de werkelijkheid getoetst te worden.
Door de lange oorlogen met Frankrijk waren kroon en land uitgeput, en had men behoefte aan vrede. De eerste kon niet langer meer vlot gehouden worden door de ontzaglijke sommen die de koning uit Amerika trok; het land zelf had tijdens de regeering van Keizer Karel goedschiks de gevraagde beden ingewilligd, maar de schuld der provinciën nam in gelijke mate met die van den vorst toeGa naar voetnoot(1). In de maand Maart 1555 hadden de Staten toegestemd in een zesjarige bede van 900.000 pond 's jaars, plus anderhalf millioen baargeld. Den jongen soeverein werd als Blijde Inkomstgift een bedrag toegewezen van een half millioen. Die sommen volstonden om den strijd tegen Frankrijk weer voor één jaar voort te zetten. Maar na den wapenstilstand van Vaucelles, moest de koning zijn vraag om geldelijke hulp herhalen, en de Staten-Generaal dagvaarden te Brussel den 1en Maart 1556; de afgevaardigden wezen er het heffen van den 100en penning op de onroerende goederen en van den 50en op den handel, van de hand, zoodat de koning moest genoegen nemen met de door de afzonderlijke provinciën aangeboden beden, waarvan de totale som de opbrengst van den 100en en 50en penning verving. Voor het eerst ook verzetten de Staten zich tegen de niet tusschenkomst van Spanje in de oorlogslastenGa naar voetnoot(2). De vier leden van Vlaanderen berekenden, allicht niet zonder overdrijving, dat ze sedert 1551 zes millioen aan belastingen hadden opgebracht, de gezamenlijke provinciên acht millioen; de schuld van Vlaanderen alleen bedroeg 2½ millioen, en jaarlijks moest het 250.000 gulden aan renten uitbetalen; einde 1557 moesten Vlaanderen, Brabant en Holland tien millioen achterstallige schuld betalenGa naar voetnoot(3). Begin 1557 hadden de Staten van Brabant nog niet toegestemd in de hun afzonderlijk gevraagde beden, al was de gebeurlijke som die men van hen verwachtte, reeds grootendeels verteerd, dus al wat men reeds op de beloofde bede van 1556 had opgehaald aan leeningenGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 632]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Granvelle ried ook den koning aan de Staten voorloopig met rust te laten, gezien de moeilijke onderhandelingen van 't vorig jaar, en het onheil dat over het land gekomen wasGa naar voetnoot(1). Om aan nakend bankroet te ontsnappen, zag zich Philips verplicht het betalen van den interest zijner leeningen uit te stellen, met het onvermijdelijk gevolg, dat zijn factors te Antwerpen, Lopez Gallo en G. Schetz, alle krediet aan de beurs verloren; de Fuggers weigerden nog verdere verbintenissen aan te gaan op naam van den koningGa naar voetnoot(2). De overwinning van Egmont op het Fransche leger te Saint-Quentin kwam den koning weinig ten goede; zelfs moest hij de achtervolging der overwonnenen staken, bij gebrek aan geld voor het bezoldigen zijner troepen. Hem bleef dan ook niets meer over dan de Staten-Generaal in zijn nabijheid, te Valencijn, te beroepen tegen Augustus 1557; maar het land was zich van den nood van den soeverein te zeer bewust, dan dat de onderhandelingen over nieuwe beden van een leien dakje zouden loopen: de onderhandelingen, aangevangen in het teeken van het offensief tegen Philips, sleepten, bijna zonder onderbreking, aan tot Mei 1558, eerst te Valencijn, dan te Brussel, van October 1557 af: met voorstellen, discussie's, vertrek der afgevaardigden naar hun lastgevers, terugkomst, nieuwe voorstellen, nieuwe betwistingen, met eindelijk akkoord. De publieke opinie was trouwens van bij den aanvang van de nieuwe regeering, met Philips' oorlogszuchtige politiek weinig ingenomen; Granvelle wees er zijn meester op, dat de staten geen genoegen konden nemen met het geld door den koning uit Spanje gezonden, om in het onderhoud van de troepen en van de vestingen te voorzien; dat geld had feitelijk alleen gediend om den Spaanschen vorst al dieper en dieper in zijn oorlogsplannen te dompelen, ten nadeele van de Nederlanden, wier inwoners zwichten onder allerhande lasten, uitbuitingen en plunderingen door de onbetaalde benden, en dat alleen met het gevolg aan de kroon van Spanje het bezit te verzekeren van Italië en den paus te beschermen tegen den hertog van Parma. Waar Spanje vrij gebleven was van bezetting, en ongestoord handel had kunnen drijven met Frankrijk, daar werden de landen van herwaartsover overrompeld en geplunderd, daar bleven er de landerijen braak liggen. Z.M. 's onderdanen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 633]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrepen niet dat de Italiaansche politiek van hun vorst gericht was tegen Frankrijk, om dit land te beletten een voet te zetten op Nederlandschen bodem; ze bleven er bij dat met dat al de Spanjaarden veel minder betaalden dan zij zelfGa naar voetnoot(1). Zoo kwamen dan 's konings vertegenwoordigers in voeling met de Staten te Valencijn, in Augustus 1557. Door toedoen van graaf de Lalaing, werd aan de Staten gemeenzame beraadslaging toegestaan. Philips legde hem 's lands toestand bloot, en gaf hun zijn verlangen te kennen; de groote hongersnood van 1557 zou weldra gemilderd worden door toevoer van graan uit OostlandGa naar voetnoot(2); de lasten voorspruitende uit den oorlog met Frankrijk zouden deels gedragen worden door de kroon, deels door het landGa naar voetnoot(3). Verder dan een voeling kwam het echter niet. De Staten werden andermaal beroepen, nu te Brussel, tegen 15 October daaropvolgende. Hier kwam het dadelijk tot een openlijk verzet tegen de politiek van den koning; den 7 December overhandigden de afgevaardigden aan den vertegenwoordiger van Philips een lijvig factum, waarin breedvoerig de Staten hun wenschen te kennen gaven, en waarin voor 't eerst een streven naar een nationale politiek openlijk te berde kwamGa naar voetnoot(4). We kunnen hier alleen samenvatten wat elders breedvoerig werd behandeldGa naar voetnoot(5). Om vrijheid van godsdienst te verkrijgen; om te beletten dat Spaansch Absolutisme en oorlogzucht nog langer over de Nederlanden onheil zouden aanbrengen, vroegen de Staten aanleuning eensdeels bij Duitschland, waarvan de Nederlanden integraal deel uitmaakten sedert 1548, waar de godsdienstgeschillen opgelost schenen, en waarvan 's lands grooten door familieband waren verbonden; anderzijds bij Engeland, waarmee een verbond moest gesloten worden dat aan den handel zou ten goede komen. - Het weze hier tusschen haakjes gezegd, dat het bovendien geen twijfel lijdt dat de Staten, zoo ze er nog geen bewijzen van gehad hadden, dan toch vermoedden dat het vroeg of laat tot een breuk moest komen tusschen Spanje en koningin Elisabeth, waarvan de handel der Nederlanden onvermijdelijk de terugwerking zou gevoelen, zooals het zou gebeuren in 1564, en waarin de stad Antwerpen een bedreiging te meer gevoelde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 634]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor haar welvaartGa naar voetnoot(1). - Verder meenden de afgevaardigden der provinciën dat, om te beletten dat de Nederlanden nog langer in een hun vreemde politiek meegesleept zouden worden, de Spaansche kroonlanden: Spanje, Sicilië, Napels en Milaan, evenredige belastingen moesten betalen ‘la source de la guerre estant pour la pluspart procédé des querelles de leur côté’. Het meest afdoende middel om tot een zelfstandige politiek voor de Nederlanden te geraken, kon alleen bestaan in het uitbreiden der bevoegheid der Staten-Generaal tot autonoom finantieel beheer, toezicht op de bestemming der opgebrachte belastingen; verder mochten niet langer sommige provinciën aan het gezag der generaliteit ontsnappen. Want iedereen wist dat vroeger aan Keizer Karel toegestane sommen voor andere doeleinden werden verkwist dan voor het onderhoud van troepen en vloot. Eindelijk, en later zou daar nog op aangedrongen worden, moesten de Spaansche troepen verwijderd worden, en vervangen door inlandsche, onder bevel van den nationalen adel. Daar de Staten wel wisten dat de finantieele toestand van den koning steeds slechter en slechter werd, dat, om tot een duurzamen vrede te geraken, een overwinning op Frankrijk kost wat kost moest betaald worden; en dat er bovendien bij de Staten geen de minste neiging bestond tot opstand of ongehoorzaamheid, deden ze op hun beurt voorstellen, die o.m. neerkwamen op het volgende: in tijd van oorlog, zouden ze zich belasten met het onderhoud van 8.000 ruiters en 30.000 man voetvolk; aan 10 gulden per dag, gedurende zes maand, 480,617 gulden voor de ruiters; aan 5 voor elken voetknecht, 900.000 fl., en onderhoud van twintig slagschepen: 230.000 gulden; in tijd van vrede, 200 ruiters. Dat alles door middel van een 8-jarige bede van 800.000 pond jaarlijks, waarvan een vierde, in renten uitgeschreven, een bare som van 2.400.000 pond kon opbrengen. Een akkoord kon niet bereikt worden, omdat de koning de 6-jarige bede, in 1555 toegestaan, wilde behouden, wat 's lands afgevaardigden niet aanvaardden. Daar echter de zaakgelasten van Philips zonder gevolg hun onderhandelingen met de Antwerpsche financiers voortzetten, en de prins van Oranje het gewicht van zijn prestige ten bate van den koning in de schaal wierp, en zelfs aan al die tractatiën deelnamGa naar voetnoot(2), moesten de Staten andermaal te Brussel gedagvaard worden tegen 9 Januari 1558, waar de koning door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 635]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn goeverneur-generaal, Philibert van Savoie, nog grooter sommen deed vragenGa naar voetnoot(1). De Staten boden nu 800.000 pond jaarlijks gedurende negen jaar, en 1.200.000 in gereed geld, maar met deze onbedingde voorwaarde, dat het beheer van al die sommen uitsluitend in handen zou blijven van de Staten, zonder inmenging noch van wege den koning, noch vanwege den Raad van FinanciënGa naar voetnoot(2). Philips nam de voorstellen aan, en zond de afgevaardigden ‘ad referendum’ naar hun lastgevers. De onderhandelingen met deze laatsten verliepen maar heel koud, zooals Granvelle het aan Philibert schrijft, en de gedelegeerden van Vlaanderen, Brabant en Utrecht werden te vergeefs te Brussel opgewachtGa naar voetnoot(3). Eindelijk werd er dan hier weer beraadslaagd in April van 't zelfde jaar, en de onderhandelingen voortgezet ‘terwijl de vijand aan de grenzen stond!’Ga naar voetnoot(4) Die van Utrecht en van het Doorniksche waren zelfs nog niet toegekomen, en die van Zeeland wilden hun voorstellen afzonderlijk aan den koning of aan Viglius doen. Brabant willigde dadelijk in, met dien verstande echter dat de toegestane beden der in gebreke van betaling gebleven gewesten op dezer risico en kosten konden worden gelicht. De andere provinciën brachten ook hun bezwaren aan, deels ten opzichte van hun aandeel in de belasting, deels ten opzichte van vergoeding voor eventueele verwoestingen. Holland vroeg o.m. een beperking der bevoegdheid der inquisiteurs; Utrecht weigerde tusschen te komen in de novennale bede. Particularisme vierde hoogtij, Vlaanderen liet zelfs weten dat het, in weerwil van het aandringen van den goeverneurgeneraal, een akkoord alleen met Zijne Majesteit wilde treffen, en niet met de andere staten, om niet te moeten instaan voor de in gebreke van betaling gebleven gewesten. Heel interessant was het voorstel van die van Valencijn: om de inwilliging van die van Vlaanderen te bewerken, stelden ze voor een intendantgeneraal voor het beheer der opgebrachte sommen te benoemen, die de eventueele nalatige staten zou kunnen dwingen hun aandeel te betalen, desnoods geld te leenen op hun kostenGa naar voetnoot(5). Een voorstel van Brabant tot het indeelen van het land in vier kwartieren, om alle provincialisme en onwil te neutraliseeren, vond geen ingang, hoe redelijk het uit nationaal oogpunt beschouwd, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 636]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was. Maar de propositie van die van Valencijn kwam die van Brabant, en meer speciaal die van de Brusselsche natiën te gemoet, die het beheer van de beden voorbehielden aan de Staten-Generaal, die zouden in persoon of door gedelegeerden op de monsteringen der troepen aanwezig zijn, en zelf de troepen betalen. De koning zou moeten instaan voor de niet betalendenGa naar voetnoot(1). In ieder geval werd voor de functie's van commissaris-generaal de benoeming van den burgemeester van Antwerpen, A. van Stralen, een der afgevaardigden der stad,Ga naar voetnoot(2) in 't uitzicht gesteld, wat evenwel niet in den smaak viel van de onwillige Vlamingen en Hollanders, die in zijn benoeming een aanmatiging van Brabant meenden te zien. Nieuw voorstel van den goeverneur-generaal: ‘le commissaire-général n'aurait aucune administration d'argent, mais commanderoit tant seulement à ung chascung, quel argent, et quand et où il devroit distribuerGa naar voetnoot(3)’. Vlaanderen antwoordde daarop dat het wel een koninklijken commissaris wou aannemen, die in casu dezelfde zou zijn als die van de Staten-Generaal, maar die het geld alleen mocht invorderen uit naam van Z.M. Nadat Henegouw en Artesië hun eigen candidaat hadden willen doen doorgaan, werd er eindelijk een definitief accoord getroffen op 2 Mei 1558. Een laatste bijeenkomst op 14 Mei werd gewijd aan wederzijdsche gelukwenschen. De novennale bede was dus gestemd, met deze nieuwigheid dat het land toezicht behield op beheer en bestemming der jaarlijks op te brengen 800.000 pond voor 't onderhoud der troepen; dat de nieuw benoemde commissaris-generaal ook belast werd met het innen van het geld door verkoop van renten opgebracht; en dat voortaan de Staten-Generaal elk jaar zouden vergaderen voor het opnemen der rekening van den commissaris-generaal A. van Stralen. Die regelmatige vergaderingen waren overigens een gevaar waarop Granvelle den koning attent maakte, en die deze ook weigerde ten aanzien van de andere bedenGa naar voetnoot(4).
Antoon van Stralen legde zijn eed af als commissaris-generaal der Staten-generaal, in hun bijzijn, in handen van zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 637]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoogheid, op 14 Mei 1558Ga naar voetnoot(1). Zijn Commissie dagteekent van 12 MeiGa naar voetnoot(2). Niet dat van Stralen een onbekende was: hij had sedert het stemmen der zes-jarige bede van Maart 1555 uit naam der Staten van Brabant, de functie's waargenomen van ontvanger, daarin bijgestaan door Gérard Grammaye, die in Mei 1558 ontvanger-generaal der Staten-Generaal werd. In die betrekking waren beiden belast met den verkoop van renten op de opbrengst der bede. In de eerste maanden van 1557 werd de burgemeester van Antwerpen, samen met den griffier van Brabant, Wellemans, en den burgemeester van Leuven, Jan van den Tympel, door de Staten van Brabant belast met het hernieuwen der rentmeestersbrieven: de griffier moest de akten der te begeven obligatiën, rentmeestersbrieven, teekenen, de burgemeester van Leuven ze overzien, en van Stralen zelf de rekening opmaken, waarvoor hij een vergoeding vroegGa naar voetnoot(3). Stralen ook had voorgesteld een provinciaal intendant-generaal ‘van den imposten’ te benoemen, die de diensten der locale ontvangers of rentmeesters zou centraliseeren en er over toezicht houden, functie's waarvoor hij wel sympathie gevoelde, ter wille van de bezuinigingen die ten bate van Brabant konden gedaan worden. Zijn voorstel werd aangenomen, en dadelijk ging hij over tot het onderzoek der rentmeestersrekeningen, waarin hij op vele moeilijkheden en onregelmatigheden stuitte, daar voor 't eerst orde in de Brabantsche financiën moest worden gebracht, en aan 't licht komen hoe hoog de schuld beliep. Aan onophoudelijk verkoop van renten moest een einde gesteld worden, en ‘pertinente’ staten er van opgemaaktGa naar voetnoot(4). Een voorstel uitgaande van de staten van Brabant zelf, een ontvanger generaal te benoemen die met zijn bedienden in de vier hoofdsteden de belastingen zou ontvangen uit handen van de inwoners, werd door van Stralen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekampt; hij hield meer van het vorig systeem, waardoor de ‘superintendant’ het geld ontving uit handen van de rentmeesters, om er renten mee af te lossen. Die intendant-generaal, dus hij zelf, zou altijd moeten bijgestaan worden door Gerard Grammaye; zeker is 't, dat de toestand van de Brabantsche financiën bedenkelijk was geworden; dat het den ontvangers moeilijker en moeilijker werd de beloofde sommen op te brengen, zoodat ze hun persoonlijk bezit moesten op 't spel zetten. In 1566 werd van Stralen, beschuldigd en met hem Grammaye en van den Tympel, weer natuurlijk door Morillon, het geld van de Staten van Brabant achtergehouden te hebben, en zich te hebben verrijkt op 's lands kosten ‘ainsi se conduisent les affaires en Brabant!’Ga naar voetnoot(1)
De benoeming van den burgemeester van Antwerpen tot algemeen commissaris der Staten-Generaal, en voor Vlaanderen, van den koning, bracht mede een kentering in het oude systeem van belastingen en in de verhouding van het land tot den soeverein. Het feit dat 's lands tusschenkomst in het onderhoud der troepen en in de verdediging der grenssteden, ten bedrage van 800.000 pond 's jaars, werd bepaald voor een periode van negen jaar, en dat die opgebrachte sommen, onder toezicht van de Staten, alleen konden dienen tot nationale doeleinden, moest de vrijheid van Philips belemmeren, en zijn politiek met lamheid slaan. Hem bleef echter nog over beroep te doen op zijn koloniën, en, in Nederland zelf, zijn domein te verpanden of te verkoopen; het land echter had een begin van onafhankelijkheid veroverd tegenover Spanje. De commissie van A. van Stralen werpt een helder licht op de techtniek van het innen der bede en de betaling der troepen. In de practijk ging het misschien wel wat anders. Toch drukken we hier de voornaamste bepalingen uit de commissie overGa naar voetnoot(2). De commissaris-generaal werd belast, vanwege den koning en van wege 's lands afgevaardigden met ‘le principal regard, superintendance, povoir et auctorité sur ledict furnissement et distribution desdictz deniers’. Volgen dan de bepalingen betreffende de 2.400.000 ponden baargeld, bestemd tot het betalen der achterstallige soldij. Voor het innen van het geld, moest | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Stralen orderbrieven doen geworden aan de provinciale ontvangers, met de namen van de beambten belast met de betalingen aan de soldaten. Om den commissaris-generaal in contact te stellen met de door de staten te betalen troepen, worden hem regimenten aangeduid. De in gebreke van betaling gebleven provinciën moesten Stralen verwittigen, en eventueel geld ophalen om ontijdige betaling aan de troepen te vermijden; zoo sommige staten niet konden betalen of blijk van onwil gaven, dan moest hij op hun last, de noodige sommen ophalen, door middel van schuldbrieven op hun naam; alleen gold hier een uitzondering voor Vlaanderen, wiens gebeurlijk niet-betalen op rekening van den koning zelf gebracht zou worden. Na de opheffing van elk kamp moest aan elk der provinciën rekening gezonden worden van de opgeleverde sommen en dezer bestemming, en op 't einde van 't jaar diende door van Stralen een algemeene staat opgemaakt te worden. De commissarissen voor de monsteringen moesten hem een afschrift brengen van hun staten van betaling aan de officieren. De koning beloofde van zijnentwege de door hem te onderhouden troepen op denzelfden voet en op hetzelfde tijdstip te betalen als die van de staten, en geenen deele zich te mengen in het beheer van den commissaris-generaal of hem orderbrieven te doen geworden. Deze bleef dus aansprakelijk uitsluitend tegenover de Staten-Generaal, uitgenomen voor Vlaanderen. Maar A. van Stralen was niet de eenige die door het land benoemd werd tot commissaris-generaal; zijn bevoegdheid, hoe uitgebreid ook, bleef beperkt tot het landleger, trouwens veruit 't voornaamste element van 's lands verdediging. Er werd ook door de staten een commissaris-generaal benoemd voor de vloot, in de persoon van Geert van Poelgeest, deze op zijn beurt bijgestaan door een ‘trésorier de la guerre et équipage de mer’ in den persoon van Jacob Bol. Beider bevoegdheid kwam nauw overeen met die van den commissaris-generaal voor het landlegerGa naar voetnoot(1). Onmiddellijk onder van Stralen, onder dezes leiding en toezicht, fungeerden belastingontvangers door de onderlinge Staten benoemd: voor Brabant, de tresorier-generaal Grammaye, en voor Vlaanderen, Jan van Rode; daarenboven vijf commissarissen of assistenten voor de troepenmonsteringen: Philip | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 640]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Declercq, Jan Carondelet, François de Barlat, Cornelis van Eycken en Jan van SchoonhovenGa naar voetnoot(1). Zoo ontstond dan, na moeilijke onderhandelingen van beide zijden, en buiten het centraal gezag om, in de Nederlanden, een autonoom financieel organisme, dat het vertrekpunt had kunnen worden van 's lands integrale zelfstandigheid, zoo niet de politieke en militaire gebeurtenissen er anders over beslist hadden, ten minste voor wat de Zuiderlijke provinciën aangaat. Zeker is 't, dat de regeering in den persoon van den hertog van Savoie, een zware fout begaan had door niet met de provinciale staten een afzonderlijke verstandhouding te treffen. Granvelle, immer klaar in de ware toedracht der gebeurtenissen ziende, had er hem trouwens meermalen voor gewaarschuwd, en hem aangeraden ‘d'éviter dextrement et doulcement qu'ils ne gaignent le pont, auquel il semble que l'on prétend, d'usurper l'auctorité du prince.’Ga naar voetnoot(2)
Datzelfde jaar 1558 ging niet voorbij zonder erge moeilijkheden, en voor den commissaris-generaal, en voor den koning. De Staten-Generaal van Mei waren nauwelijks ontbonden, of van Stralen had te kampen met onwil en nalatigheid van verscheidene provinciën, waaronder Vlaanderen: Brugge en Gent zouden hun ‘kwote’ voor den veldtocht en de ‘equippagie vander zee’ niet opbrengenGa naar voetnoot(3). In het leger zelf, in Frankrijk, mompelden de soldaten omdat ze niet op tijd betaald werden; de commissarissen voor de monsteringen weigerden bij hun resp. regimenten te blijven, en Philips deed al 't mogelijke opdat ze hem geld zouden leenen om zijn eigen troepen te betalen, waartegen van Stralen, die zich sedert Juli te Valencijn en Atrecht bevond, zich verzette uit naam van zijn lastbrievenGa naar voetnoot(4). 's Konings financiên waren er trouwens sedert Mei 1558 niet beter op gewordën. Zijn factor te Antwerpen, G. Schetz, drong aan bij den hoogen adel, die zich borg gesteld had voor den koning, opdat hem de som van 200.000 gulden zou terugbetaald worden; Lalaing deed echter vergeefsche pogingen bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 641]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philips en bij den hertog van Savoie, om ze er toe te brengen hun schuld te betalen; feitelijk had de hooge adel er genoeg van nog langer in te staan voor den koningGa naar voetnoot(1). Deze zag zich andermaal verplicht beroep te doen op zijn onderdanen, en dagvaardde de Staten-Generaal te Atrecht tegen 19 Augustus. Op een nieuwe vraag tot het lichten van den 100en en 50en penning, werd natuurlijk niet ingegaan; alleen willigden de Staten een verhooging van de belasting op den wijn in, en het monopolie van den verkoop van het zout; van dit laatste kwam echter voorloopig niets terechtGa naar voetnoot(2). De koning verkreeg alleen afzonderlijke toelagen van de provinciën, subsidiën die heel ontoereikend waren, daar hij persoonlijk meer dan 600.000 gulden moest betalen voor het afdanken der troepen na het sluiten van den vrede van Cateau-Cambresis (3 April 1559). Opnieuw vroeg hij door tusschenkomst van A. van Stralen aan de afzonderlijke provinciën een toelage van 956.000 fl.Ga naar voetnoot(3) Deze sommen konden alleen dienen om zijn schuld te betalen, daar de Antwerpsche schuldeischers van geen uitstel meer wilden wetenGa naar voetnoot(4). Stralen en Schetz konden echter baargeld verkrijgen van Vlaanderen en Brabant, van 't eerste 400.000 pond, van Brabant 200.000. De burgemeester van Antwerpen stelde zelfs den koning voor belangrijke sommen in Duitschland op te halenGa naar voetnoot(5). De hooge interest en het gevaar het land andermaal verwoest te zien door heele benden onbetaalde troepen en zwarte harnassen, dreven de staten er toe de hen gevraagde sommen toe te staan. Maar in feite bleven de moeilijkheden over, daar de al te groote sommen zoo maar dadelijk niet konden opgebracht worden. Begin 1559 had Vlaanderen echter zijn ‘kwote’ van drie maand na de opheffing van het kamp nog niet opgebracht, en stond in 't krijt voor 80.000 pond. Luidens zijn Commissie, werd Stralen door den koning gelast de door Vlaanderen verschuldigde penningen op dezes ‘cost ende last, op fret ende finantie’ te lichten, uit naam van den koning, dus feitelijk een hypothecaire leening aan te gaan ten laste van den koning. 't Schijnt wel dat de commissaris-generaal veel te veel geduld had gehad tegenover den onwil van die van Vlaanderen; in ieder geval | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drong de koning op een spoedig ingrijpen aan, te meer daar de andere provinciën op hun beurt weigerden te betalen zoo lang Vlaanderen aan zijn verplichtingen te kort bleefGa naar voetnoot(1). Tegen 30 Juni 1559 werden de Staten weer eens beroepen te Brussel, nadat de koning na het sluiten met de Staten afzonderlijk onderhandeld had voor 956.000 pond. Ditmaal deed hij met veel misnoegen aanmerken dat de Staten niet al te veel ijver aan den dag legden in het betalen der beloofde sommen; dat het onderstandsgeld te Atrecht gestemd, ontoereikend was, en dat de belasting op het zout nog niet eens was geïnd geworden. Philips was nog 158.000 pond verschuldigd aan zijn afgedankte soldaten, al was hij persoonlijk voor een hoog bedrag tusschengekomen in het ontslaan van de Duitsche troepen, en nog bereid 600.000 gulden bij te brengen. Hij vroeg hen dan hem nieuw baargeld ter hand te stellen door verkoop van renten. Een beslissing werd echter niet getroffen, daar het land eerst en vooral het vertrek der Spaansche troepen wilde zien bespoedigenGa naar voetnoot(2). Het sluiten van den vrede met Frankrijk en het aanstaande vertrek van Emanuel-Philibert, waren den koning een gelegenheid om zijn sinds lang genomen besluit ten uitvoer te brengen en naar Spanje over te steken. Zooals ook zijn vader het gedaan had, beriep hij de Staten-Generaal te Gent tegen 7 Augustus 1559 om ze te bedanken voor hun bereidwilligheid in het stemmen der beden (!), ze aan te manen tot verdere onderdanigheid en rechtgeloovigheid, en 's lands goeverneurschap over te dragen op zijn half-zuster Margareta van Parma. De afgevaardigden der provinciën konden echter niet nalaten nogmaals aan te dringen op de verwijdering van de nog steeds te lande vertoevende vreemde troepen, en op de noodzakelijkheid de verdediging van de Nederlandsche belangen op te dragen aan den Raad van State, buiten de vreemdelingen om. Die wenschen en de mooie beloften van den koning beletten echter niet de Spaansche troepen tot einde 1560 nog in 't land te verwijlen, zoodat dus de Staten zich niet al te zeer haastten in het aannemen van de gevraagde leeningen, des te meer omdat ze ook wel inzagen dat 's konings finantieele toestand zeer hachelijk wasGa naar voetnoot(3). Toen vertrok de koning voor goed naar Spanje, om van hier | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 643]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit een land te besturen, waar, buiten de economische ontreddering, de godsdienstkwestie al sterker en sterker op den voorgrond drong, en waar anarchie den verstandigsten souverein heel in beslag had kunnen nemen.
Daar de betalingen door de onderscheiden Staten zoo lang hadden aangesleept, deels door den slechten wil van Vlaanderen, deels door de nalatigheid van de rentmeesters, kon van Stralen alleen in het voorjaar van 1560 zijn algemeene rekening indienen, na de vereffening der rekening van den onlangs gestorvan Jan van Rode. Maar de Staten van Vlaanderen, die zich niet zonder morren aan zijn gezag onderworpen hadden, beweerden dat zijn Commissie alleen voor het eerste dienstjaar, dus tot Mei 1559, of alleen tot het sluiten van den vrede van Frankrijk, geldig was; in ieder geval weigerden ze nog verder tusschen te komen in de bezoldiging van den Commissaris-generaal, die gebracht was geworden op ½ pro cent van de beden. Daarop kon hij ze overigens gemakkelijk van antwoord dienen, daar geen enkel van de andere Staten er ooit aan gedacht had zijn commissie tot een jaar te beperken, maar tot den heelen duur der bede, dus tot 1567: ‘oeck en can ick mij nyet laten voerstaen dat Uer. Eer. myns dienstaengaende eenich quaet contentement behoeren te hebben, want ic der selver nyet lastich noch importun en ben geweest, waer in als gesublevert naer myn weytterste vermoeghen, hoepende oeck mij sulcx in mijnen voers. dienst gequeten te hebben, dat de Mat. des contentement heeft; ende en soude onder correctie gheen redene wesen dat men my tot sulcke lastighe ende periculose commissie te aenveerden, versocht soude hebben om ten eynde van de jaere ymandt anders daertoe te committeren ende soude tselve mynder eeren te nae gaen ende scheynen dat ic tselve teghens den Staten misbruickt hadde....’ Zoo schreef hij aan de Staten van VlaanderenGa naar voetnoot(1). Verder was hij besloten het advies van de Staten-Generaal en van de landvoogdes in te winnen. In Maart 1560 vroeg Margareta, uit naam van den koning, de noodige subsidiën om te voldoen in het onderhoud van 3200 man infanterie, t.t.z. 264.000 pond. De afzonderlijke Staten stemden toe in een som van 217.000 pond jaarlijks, voor drie jaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 644]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die nieuwe lasten werden zooveel te geredelijker gestemd, omdat de regeering stellig beloofd had de laatste Spaansche troepen naar hun land terug te zenden; die dan ook werkelijk in December uit Vlissingen vertrokken, daar Philips en Granvelle voorzien hadden dat het geld niet eerder zou opgebracht wordenGa naar voetnoot(1). Tegen October 1560 vergaderden de Staten-Generaal te Brussel voor het opnemen der rekening van A. van Stralen. Weer was het den Staten een gelegenheid hun wenschen aan de regentes, in een memorie van 24 October, te kennen te geven, te protesteeren tegen de afzijdige houding van die van Vlaanderen en hun talmen in het betalen van hun schuld; waarop de regentes deed antwoorden dat ze al 't mogelijk gedaan had om de Staten van Vlaanderen tot inkeer te brengen, en dat ze bij van Stralen zou aandringen zijn ambt verder uit te oefenen. Nadat de andere Staten gevraagd hadden schadeloos te worden gesteld voor hun onkosten veroorzaakt door het in gebreke blijven van Vlaanderen, schenken ze aan HH. het saldo van hun rekeningGa naar voetnoot(2). Ontlasting voor A. van Stralen voor het beheer van het geld der Staten-Generaal werd op dezer verzoek door de regentes ook in deze maand October verleendGa naar voetnoot(3). De resolutiën van de Staten zijn als 't ware een beeld van hetgeen er gebeurd was sedert Mei 1558 ten aanzien van de politiek der Staten-Generaal. Ook wordt er in vermeld hoe, na het stemmen der negenjarige bede, ten bedrage van 800.000 pond jaarlijks, de Staten van den koning het beheer ervan verkregen en het toevertrouwd hadden aan den burgemeester van Antwerpen, vertegenwoordiger van den koning voor Vlaanderen, van de Staten voor de andere provinciën; hoe ze in deze vergadering van October 1560 aan van Stralen hun vertrouwen geschonken hadden en hem in zijn functie's bekrachtigd; maar hoe die van Vlaanderen, ‘d'opinion singulière’ weigerden zijn mandaat langer dan voor een jaar te aanvaarden, hoe zij ook weigerden Grammaye als tresorier generaal te erkennen, en hun aandeel te betalen in de algemeene onkosten der novennale bede. De resolutiën verzochten ook Margareta van Parma, Vlaanderen tot de generaliteit terug te brengen en ontlasting te verleenen aan alle generale en particuliere rentmeesters. Ten slotte werden Pierre de Bergues, heer van Dolhain, en Philippe le Clerc tot commissarissen der Staten benoemd voor de monsteringen der benden van ordonnantie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 645]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die resolutiën zijn dus feitelijk nieuwe lastbrieven voor Stralen en GrammayeGa naar voetnoot(1) met de bepaling dat hun mandaat zou gelden voor acht jaar, en met technische bizonderheden over het betalen der troepen. 's Lands afgevaardigden maakten ook van de gelegenheid gebruik, om, buiten het autonoom beheer der subsidiën om, nogmaals hun wenschen van 1558 ten aanzien van de vervanging der vreemde soldaten en bevelhebbers door nationale, uit te drukken; ze vroegen echter geen onverwijld afdanken, maar vervanging ter gelegenheid van sterfte of ontslag, door Nederlandsche onderdanen van Z.M., en bij voorkeur door onderdanen van belasting betalende provinciën. De Staten vroegen eindelijk vergoeding voor eventueele schade en plunderingen door de soldaten, en verwijderen uit het leger van alle moordenaars, bankbreukigen, en andere gerechtelijk vervolgde onderdanen: een poging te meer het leger te nationaliseeren door het uitbreiden der bevoegdheid van 's lands justitie tot alle misdrijven van gemeen recht door soldaten gepleegd. De pogingen van Margareta, Egmont, Viglius en van Stralen, Vlaanderen tot de generaliteit terug te brengen, A. Van Stralen te erkennen, en te betalen, bleven zonder gevolg, terwijl de factors en schuldeischers van den koning te Antwerpen, Schetz, Lopez Gallo en Fugger, moeilijk leeningen konden aangaan voor het afdanken van vreemde troepenGa naar voetnoot(2). Weldra weigerde ook Holland, niettegenstaande het dringend verzoek van den prins van Oranje, zijn aandeel van 32.000 pond per jaar te betalen voor het onderhoud der garnizoenen, en 180.000 pond door verkoop van renten op te brengen, zoodat ook de andere Staten van alle betaling afzagen, en de achterstallige interesten opliepenGa naar voetnoot(3). De vertegenwoordigers der stad Brugge stelden als voorwaarde tot een akkoord met de regentes, dat geen enkel Spaansch Consulaat buiten Vlaanderen zou toegelaten worden, en dat het dus den stapel van Spaanschen wol mocht behouden, waarop de Regentes overigens gunstig adviseerdeGa naar voetnoot(4). Daarbij hadden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 646]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Staten van Vlaanderen op 3 December 1560, een verklaring opgesteld, als antwoord op de resolutiën der overige Staten, waardoor ze op sommige punten hun instemming betuigden, o.m. met betrekking tot het afstaan aan den koning van het batig saldo, en met het nationaliseeren van het leger, maar ook waardoor ze beslist het mandaat van A. van Stralen afwezen, hun rekeningen zonder dezes tusschenkomst aan de Rekenkamer zouden zenden, en voortaan niet meer in onderhandeling te treden met de overige Staten voor wat de rekeningen der novennale bede aangingGa naar voetnoot(1). Een algemeen akkoord werd slechts verwezenlijkt ten opzichte der betaling van de troepen, door voorschot, voor acht maand, en, na een algemeene monstering, nog voor vier maand; die monstering greep dan ook plaats in April 1561, ten overstaan van den Commissaris-generaal, daartoe ook bij uitzondering gemachtigd door de Staten van VlaanderenGa naar voetnoot(2). Werden dan ook gemonsterd, op last van de regentes, en uit naam der Staten-Generaal, de volgende vier benden: 1. die van den prins van Oranje, te Atrecht; 2. die van den graaf van Hoorne, te Gravelingen; 3. die van den Graaf van Roeulx, te Hesdin, en 4. de bende van Egmont te St. Omer, die allen door het land moesten onderhouden worder. Den 15 Juni 1561 gaf ook de koning toe dat geen enkel Spaansch Consulaat buiten Vlaanderen zou toegelaten wordenGa naar voetnoot(3). Voor het onderhoud der garnizoenen, die de Spaansche troepen moesten vervangen, hadden de Staten, met inbegrip van Vlaanderen, een driejarige bede gestemd in Maart 1560, d.w.z. de prelaten en de Stad Antwerpen, bracht echter zooveel voorwaarden te berde, o.a. ten aanzien van de dotatie der nieuwe bisdommen, dat einde 1561 nog geen overeenkomst getroffen was en het niets had willen betalen. Voegen we daarbij dat sedert de sessie der Staten-Generaal van November van 't zelfde jaar, voor het onderzoek der rekeningen van A. van Stralen en Grammaye, het tusschen Holland en de overige staten, waarvan Vlaanderen zich reeds afgescheurd had, tot een volledige scheuring kwam, daar het ook op zijn beurt, naar het voorbeeld van Vlaanderen, weigerde zich te onderwerpen aan de generaliteit, deels om verzet aan te teekenen tegen de overwegende positie van Brabant. Noch het aandringen van den prins, noch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 647]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het hevig misnoegen van de andere staten, konden de gedelegeerden van Holland tot inkeer brengen; er moest dus weer een expedient gevonden worden om toch langer uitstel van bezoldiging der troepen en dus plunderingen te vermijden. Men wees er den Hollanders op dat ze zich in 1560 bij de andere staten aangesloten hadden om Vlaanderen te overreden, zelf toen ook het gezag van A. van Stralen en Grammaye erkend hadden, en men, op hun advies, aangenomen had, in zake novennale bede, met meerderheid van stemmen te beslissenGa naar voetnoot(1). Van de nationale verstandhouding van Mei 1558 bleef maar bitter weinig meer over in 1561: buiten de provinciën die zich altijd afzijdig gehouden hadden, gingen Vlaanderen en Holland nu ook hun eigen wegen. Hier dient er ook op gewezen, dat van nu af de godsdienstkwestie meer en meer op den voorgrond trad: op dit nieuwe terrein kon heel zeker eendracht verwezenlijkt worden. Het autonoom beheer der negenjarige bede was een voldongen feit, niettegenstaande alle achterlijk provincialisme; maar de finantieële toestand van kroon en land, waarop Granvelle en Margareta den koning met zooveel klem hadden gewezen, was sedert een jaar niet gebeterdGa naar voetnoot(2), integendeel: Philips' zakenlieden konden geen leeningen meer aangaan op verpand domein, en het land ging hoe langer, hoe meer gebukt onder de lasten die het zich, meest om Spaansche belangen, op den hals gehaald had sedert 1555. Daarenboven scherpten de moeilijkheden op godsdienstig terrein zich zoo erg toe, dat de kwestie van de novennale bede wel wat uit het oog verloren geraakte. In 1562, Juni, werden de Staten-Generaal op aandringen der Vliesridders, te Brussel beroepen, om overleg te plegen over een vraag naar een bede van 1.600.000 pond door den koning ingediend, tegen het advies van Granvelle en van den Raad van State in, met het doel de Fransche Katholieken ter hulp te snellen. Granvelle was van meening, dat Philips Frankrijk gemakkelijk kon aanvaller van uit Spanje. Wat er ook van zij, de Staten beantwoordden de uitnoodiging van hun vorst op een oorspronkelijke manier: geen enkel afgevaardigde verscheen te BrusselGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het onderhoud van de Vliesridders met Margareta van Parma, van 21 Juli 1563, weze hier nog aangemerkt, dat hun woordvoerder, Oranje, er de landvoogdes op wees, dat er nog een millioen te betalen bleef aan de soldaten, en dat een schuld van drie millioen op de rentmeestersbrieven nog niet afgelost was; dan bracht de prins de hoofdzaak te berde: de koning kon vertrouwen op de Staten-Generaal, daar dezen de kroon voor ondergang gevrijwaard hadden in 1558; Z.M. moest ze dus andermaal dagvaarden. In haar antwoord drong Margareta aan op het oprichten eener loterij, waarvoor de koning reeds 200.000 dukaten gezonden had; en, voor het aflossen der schuld op de rentmeestersbrieven, op het stichten eener leenbank met behulp van Duitsche bankiers; zooveel wanhopige lapmiddelen die een ineenstorten niet langer konden beletten. Van een bijeenroepen der Staten-Generaal, waarvoor de regentes persoonlijk wel iets voelde, kon geen sprake zijn: Granvelle had den koning te dikwijls gewezen op de fout die deze begaan had in 1558, op de stijgende aanspraken van 's lands grooten, en op de groeiënde positie die Brabant, onder leiding van Oranje, Stralen en Schetz innam; feitelijk wist de Kardinaal ook dat de adel de geloofskwestiën onder de bevoegdheid van de Staten-Generaal trachtte te brengerGa naar voetnoot(1). In den Zomer 1564 groeide de drang naar Staten-Generaal aan, zoodat zelfs, op voorstel van den raad van State en van den Raad van Brabant, tegen Viglius en Berlaymont in, nieuwe garnizoensbelastingen niet zouden gestemd worden, zoo niet de koning de Staten-Generaal beriep, voorstel dat Margareta beloofde te steunen. Philips weigerde echter beslist, en verzocht elke provincie afzonderlijk haar aandeel te stemmenGa naar voetnoot(2). De regentes zelf betreurde het antwoord van haar broeder, en beschuldigde inmiddels Granvelle en Viglius met opzet de tweespalt tusschen soeverein en onderdanen te willen verdiepen, en bepaald een vergadering der Staten-Generaal te willen vermijden waar hun gedrag aan de kaak zou kunnen gesteld worden: ze wou zelfs 's lands afgevaardigden op eigen initiatief dagvaardenGa naar voetnoot(3). Ondertusschen hadden de garnizoenen, door den moedwil van Brabant dat sedert het vorig jaar de betaling van elke belasting geschorst had, sedert tien maand geen soldij meer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 649]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getrokken; ze moesten zelfs betaald worden in natura, tot groot onheil van de inwoners. In Januari 1566 was men de troepen zeven en twintig maand soldij verschuldigd! En Brabant wou nog altijd van geen garnizoensbelasting weten!Ga naar voetnoot(1) Was er dus sprake in Februari 1565 van Staten-Generaal te Brussel, er kwam echter niets van terechtGa naar voetnoot(2). We merkten reeds aan, dat de kwestie der novennale bede stilaan op het achterplan van de algemeene belangstelling geraakt was. De briefwisseling van den Antwerpschen magistraat met zijn afgevaardigden te Brussel, die zoo rijk is aan allerlei details, o.m. over de handelingen der Staten van Brabant ten opzichte van beden, nieuwe bisdommen, Inquisitie en uitvoeren van het Concilie van Trente, is uiterst arm aan bizonderheden over Staten-GeneraalGa naar voetnoot(3). Op 18 Januari 1566 werden de rekeningen van Grammaye over zijn superintendentie van 10en en 20en penning onderzocht; die afrekening duurde trouwens een paar wekenGa naar voetnoot(4). In April van 't zelfde jaar, ter gelegenheid van het afnemen der rekeningen, moest er voorzien worden in de vervanging van A. van Stralen als commissaris-generaal; de burgemeester van Antwerpen had te verstaan gegeven dat hij bedankte voor die eer, zooals hij het reeds in 1564 had willen doen; de edelen echter, waaronder vooral Oranje zelf en de Graaf van den Berg, hadden bij hem aangedrongen zijn mandaat niet neer te leggen vóór het einde der novennale bede; de prelaten van Brabant droegen de candidatuur voor van J. van den Tympel. Stralen gaf eindelijk toe en bleef zijn ambt waarnemen tot aan zijn aanhouding; einde 1567 was de finantieële autonomie van de provinciên voor goed onderdrukt. Moeilijkheden waren er trouwens ontstaan tusschen Grammaye, G. Schetz en A. van Stralen, waarop Morillon zinspeeltGa naar voetnoot(5). Voor de vragen om beden had Z.M. zich sedert de jongste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 650]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergadering der Staten-Generaal, steeds tot de provinciën afzonderlijk gericht, ook tot Brabant dat echter de onderhandelingen wist aan te slepen, daar men wel wist dat de koning in groote geldverlegenheid was, en daar het hertogdom zich beriep op zijn privilegiën om hem, als vergoeding voor belastingen, mildering der plakkaten en verwijdering van de inquisiteurs af te dwingen. Men moet trouwens erkennen dat de belangen van Brabant, en weer speciaal die van Antwerpen, zoo niet altijd op afdoende, dan toch op hardnekkige en verstandige manier verdedigd werden door Willem den Zwijger, en de afgevaardigden der groote handelstad: van Stralen, Wezenbeke, en anderen. De beroeping der Staten-Generaal werd meer en meer 't voornaamste punt van 't politiek programma, vooral sedert den Zomer van 1566; Viglius zelf was er voor te vinden.Ga naar voetnoot(1) De graaf van den Berg was niet alleen van oordeel, zooals al zijn vrienden, dat de geloofskwestiën door 's lands afgevaardigden moesten behandeld worden, maar zelfs dat de provinciale Staten hun gedelegeerden volmacht moesten verleenen, en dat besluiten, door den koning getroffen, moesten bekrachtigd worden door de Staten-Generaal. Zooveel vroeg feitelijk de publieke opinie nog niet, en zijn voorstel werd zelfs door Oranje bekampt, wien Staten-Generaal met raadgevende macht voldoening schonkenGa naar voetnoot(2). De katholieke restauratie won echter veld op 't einde van 1566; van Stralen, onontbeerlijk onderhandelaar tusschen regeering, Oranje en de Staten van Brabant, en die bepaald voor raadsman van den prins doorging, had voorgesteld den keizer te vragen als bemiddelaar op te treden om het land het lot van Frankrijk te besparen; had ook willen een verstandhouding bewerken tusschen de drie belangrijkste provinciën: Vlaanderen, Holland en Brabant, met de hoop dat de anderen zouden volgen; eindelijk was hij ook de meening toegedaan, dat geen verordeningen en straffen tegen de ketters meer moesten uitgevoerd worden zoolang de Staten-Generaal niet definitief erover beslist haddenGa naar voetnoot(3); de maatregelen door de Staten getroffen om de predi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 651]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
catiën ‘waerop het volck soe verduyvelt is’ te beletten ‘souden cesseren totter tyt toe anders bijde Majesteyt ende vors. Staten werde geordonnerdt, ende dat selve soude moeten achtervolgt syn ende, soe wy contrarie dede, dien soudt men moegen corrigeren; tot welcken eynde men alsdan, van het Lants wegen, soude ennich volck in alle quartiren mogen aennemen, die deughenen, die tegens die resolutie van den Staten yet souden willen attempteeren, souden straffen ende corrigeren aen liff ende goet, ende dat soude alsdan duergande salde wesen, maer dat wyet int particulier souden cunnen gedoen sonder de Staten, dat en dunckt my niet practicabel te syn;’ ....dat was feitelijk een formule voor politieke zelfstandigheid. 't Is dan ook in dien zin dat door de Staten van Brabant een motie aan de regentes gezonden werd, waarin ze vroegen dat door Z.M. een provisionneel verbod van alle preeken zou getroffen worden, dat na de komst van den koning door deze met de Staten-Generaal gezamenlijk zou bekrachtigd worden. ‘Il ne fault doubter que cecy soit à l'intervention de Straelen et du prince d'Orange....’ ‘Et noz abbez sont si saigez de se lesser envelopper en cela’ zegt Morillon. De koning was natuurlijk van een ander opinie. Het vervolg van de gebeurtenissen is bekend. A. van Stralen's aanzien te Antwerpen steeg van dag tot dag, zelfs in de oogen van Margareta van Parma die geheel en gansch aan den invloed ontsnapte van haar raadslieden, welke nochtans nooit opgehouden hadden haar te waarschuwen tegen den machtigen burgemeester van Antwerpen. De toestand was bovendien in haar voordeel gekeerd.
't Zou wel belangwekkend zijn na te gaan wat men in regeeringskringen zoo al dacht over de rol door A. van Stralen als commissaris-generaal voor de monsteringen en als voorstander der Staten-Generaal gespeeld. Kardinaal Granvelle, vóór en na zijn vertrek uit de Nederlanden, had altijd klaar in de situatie gezien. Meermalen, zagen we reeds, had hij den koning op het gevaar gewezen dat er zou bestaan hebben in een bijeenroepen der Staten-Generaal, waarin Brabant en Antwerpen de hooge hand zouden hebben genomen. Trouwens tegen de groote handelstad zelf was hij, met veel anderen, sterk ingenomen, onder invloed van Morillon en van den deken Roger de Taxis; hij wist heel goed dat de stad in het verkrijgen van wat haar voorspoed kon bevorderen, hooge troeven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 652]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hield, die de koning niet dan ten nadeele van zijn financiën kon ontwijken. Zelfs Margareta van Parma gaf soms wel lucht aan haar ontevredenheid over Antwerpen; zoo had ze eens aan van Stralen gezeid dat die van Antwerpen eerst aan hun eigen belangen dachten, en dat de koning zulks niet langer kon gedoogenGa naar voetnoot(1). Bovendien was de commissaris-generaal vóór enkele maanden beschuldigd geworden meer renten verkocht te hebben dan zijn commissie 't hem toeliet; hij had op die ‘lichtverdige’ beschuldiging geantwoord dat hij daarmee alleen de belangen der Staten in 't oog gehad had. Feitelijk was er toch wel iets van die vermoedens overgebleven; had hij zelf niet toegegeven dat er ‘een vremde stratagema in dat vercoepen gebuerdt’ wasGa naar voetnoot(2)? Op 13 Mei 1562 reeds, had Granvelle het beheer van 's lands financiën door van Stralen gelaakt: ‘Les administrateurs de vos finances, Sire, ont usurpé le maniement des deniers publics, le remettant aux mains de quelques hommes tels que Strale et autres, qui font par ce moyen des bénéfices énormes et cherchent à susciter des embarras de nature à différer le payement des troupes, au grand préjudice de celles-ci et du bon ordre qui devrait règner: toutes choses auxquelles la présence de V.M. apporterait un remède efficace’Ga naar voetnoot(3). Later kwam Granvelle meermaals tot dezelfde beschuldiging terug, o.m. op 10 Maart 1566 schreef hij aan den koning: ‘Un jour, s'il plaît à Dieu, V.M. pourra entendre comment il (van Stralen) a conduit les Etats, et comment et combien il a profité des deniers publics qui passent par ses mains, tandis que les gens des Finances avaient coutume d'eu avoir le maniement: maintenant qu'on leur a ôté pour qu'ils n'eussent plus de crédit, et que le crédit même de V.M. vint à manquer dans la pensée de mettre V.M. dans l'embarras, de lui imposer là-bas des entraves, et d'en faire profiter les particuliers. Mais ainsi va maintenant le monde: et ceux qui s'opposent à ces choses, on le savent, sont ennemis de la ligue’. ‘V.M. saura quelque jour comment se sont distribués les deniers qui ont été pris sur les vieilles aides, et comment en cela Elle a été service. Je ne sais ce qu'on a fait des 200 mille écus qui devaient servir pour les primes de la loterie générale, qui sera | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 653]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fort entravée par les loteries particulières qu'on a lancées. Je n'ai plus entendu parler d'elle; je ne sais à quoi elle a abouti; mais ce ne serait pas un motif pour que ces 200 mille écus demeurassent morts pour S.M. et que des particuliers en profitassent. Je ne sais pas à la vérité si cela est arrivé, cela se saura plus tard’Ga naar voetnoot(1). De vijandschap van den kardinaal tegenover A. van Stralen berustte enkel op inlichtingen hem door Morillon verschaft. Voor verdachtmakingen was deze de aangewezen man. Hoe dikwijls had hij niet geschreven aan Granvelle, die vanuit Rome 's konings zeer geziene raadgever was gebleven, dat Stralen en Schetz zich niet durfden te vertoonen, uit vrees dat men ze ter verantwoording over hun rekeningen zou geroepen hebben, en dat de eerste steeds maar zijn lamheid voorwendde om zich te kunnen onttrekken aan alle toezichtGa naar voetnoot(2)! De proost ook was van oordeel, dat de groote schuldige de Stad Antwerpen was, die zoo onophoudelijk aandrong op een beroepen der Staten-Generaal, dat deze er als een slagwoord der vijanden van den koning geworden waren: ‘et je lesse penser si le prince et Strale y dorment!’Ga naar voetnoot(3) Op 17 Augustus 1567, vernemen we de meening van Morillon door een brief van Granvelle aan Philips: ‘Il y a longtemps que j'ai vu l'édit, publié à Anvers, dont V.M. fait mention dans sa lettre. Je l'ai trouvé fort mauvais, pour les mêmes raisons que V.M. expose. J'ai écrit à V.M. je pense, qu'un membre du Conseil m'a donné avis que l'édit n'a pas été promulgué tel qu'il avait été arrêté par le conseil, mais que le comte de Mansfeld, agissant isolément, l'a fait modifier grâce au crédit et à l'autorité qu'il a près de Madame, et tout cela sur l'avis de Straelen qui (étant un des principaux auteurs de tout le mal qu'il y a à Anvers, et même de la confusion qui a existé dans les affaires des Etats de Brabant, grâce aux intelligences et aux correspondances entretenues par lui avec les principaux personnages) a su se conduire si habilement qu'il est en crédit et qu'il peut plus que personne. Je ne crois pas, au surplus, que la situation d'Anvers soit bien établie avant qu'on l'arrête, non seulement pour qu'il ait à rendre compte des finan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 654]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ces, administrées par lui, mais aussi de ses actions’Ga naar voetnoot(1). En een paar maand vroeger, schreef Morillon zelf aan den Kardinaal: ‘Celui-ci (v. Str.) continue toujours à remonstrer que, si l'on use de rigueur, c'est-à-dire si l'on faict justice, les marchands se retireront. Et sont aulcuns du conseil (d'Anvers) de cette opinion, qu'est faulse et fort préjudiciable: car au contraire, si l'on ne faict justice et chastie très bien les aucteurs des troubles, le marchant estrangier ne sera jamais asseuré et se retirerat. Et seroit bien besoing de reformer ces messieurs de la ville de leurs ivroigneries; desquelles ilz ne se gardent encore à présent. Et seroit fort bien leur faire raser leur S.P.Q.A. qu'ilz intitulent partout en leurs bastimentz et édifices, prétendantz République libre, et que le prince ne leur peut rien commander sans leur consentement’Ga naar voetnoot(2). Afgezien van alle overdrijving, waaraan de proost een handje had, zag hij trouwens soms wel klaar in de politiek; hij begreep heel goed dat van Stralen vooral de belangen van Antwerpen op 't oog had, die niet gediend konden worden door het integraal doordrijven van den wil van den Spaanschen koning; hij begreep bovendien heel wel dat de Antwerpenaren van hun stad een vrije republiek wilden maken, niet volgens de opvatting van Morillon, maar naar het model der Duitsche Hanzesteden. Eindelijk, na de aanhouding van burgemeester A. van Stralen, deze lasterbrief, die als een samenvatting is van al wat de gevangene ooit tegen Z.M. bedreven had: ‘Straelen, ad ce que l'on me dict, charge l'eau (= lijdt aan waterzucht). Ses comptes seront espluchez par le nouveau tribunal (= Raad van Beroerten) et les contadors, que je me doubte ne vouldront passer tant de fraitz. Ce n'estoit poinct pour rien qu'il a tant sollicité l'union (= des Etats provinciaux) pour son particulier, et miz en la teste au prince d'Oranges, qui at sceu maulvais gré à ceulx de Hollande qu'ilz en sortirent, ce que procura le receveur Ceuble (= A. Cobel, receveur des Etats de Hollande) pour son particulier. L'on dict ledict Straelen riche de trois cent mil florins’Ga naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 655]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIe Hoofdstuk.A. van Stralen's Aanhouding en Dood.De terechtstelling van A. van Stralen gebeurde in zoo tragische omstandigheden, dat de tijdgenooten, zooals het voorvalt bij groote gebeurtenissen, hun inbeelding erbij vrij spel lieten om allerlei feiten en beschuldigingen te verzinnen en het tragische ervan aan te dikken, die allen ten laste gelegd werden van den Bloedraad en van de talrijke vijanden van het slachtoffer. Het feit zelf van de aanhouding van den welgezienen oudburgemeester van Antwerpen, na die van Egmont en van Hoorne, en met die van talrijke hoogere ambtenaren van 's lands voornaamste steden, verwekte veel belangstelling bij de zoo hoog opgezweepte geestenGa naar voetnoot(1). Wat er over de arrestatie, de gevangzetting, het verhoor en de halsrechting van A. van Stralen bij het volk verteld, en soms in regeeringsmilieu's geloofd werd, kan niet dan met wantrouwen aangenomen worden. Zelfs de proost Morillon, die soms zoo goed ingelicht schijnt, hecht veel geloof aan wat hij hoorde, aan wat tragische details door den volksmond om dien dood gesponnen werden; hij schrijft er aan Granvelle over met ‘on dit’ en ‘on raconte’ waar hij vroeger, afgezien van zijn leedvermaak, altijd zooveel blijk van scherpzienigheid had gegeven; van zijn wrok heeft hij trouwens nooit iets afgelegd.
Op 9 September 1567 werd A. van Stralen, op bevel van Alva, door graaf Lodron, bevelhebber der regeeringstroepen, aangehouden tusschen Antwerpen en Lier, toen hij in een wagen de vlucht naar Duitschland genomen had: ‘waerom alle die gemeynte van Antwerpen verwondert waren, want hij van gemeijnte seer bemint was’, al dacht Morillon er ook anders over. Tot 25 September bleef hij opgesloten te Lier, om dan met talrijke andere gevangenen, naar het gevang van Treurenberg te Brussel overgebracht te wordenGa naar voetnoot(2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 656]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er werd verteld dat hij, bij zijn arrestatie, in 't bezit was gevonden van baargeld en credietbrieven op DuitschlandGa naar voetnoot(1). Hoe was die aanhouding gebeurd? De Hertog van Alva, die zich wel bewust was van de draagwijdte van zijn bevel, had aan de landvoogdes gevraagd aan den Antwerpschen magistraat te doen weten, dat van Stralen alleen in hechtenis was genomen ‘pour entendre de luy la vérité des choses passées comme en estant le plus imbu’ en dat in ieder geval de koning veel blijk van vergevensgezindheid te zijnen opzichte zou geven. Zoo wilde Alva het vertrek van kooplieden en protestanten vermijden. Niemand zal wel aan die reden geloof geschonken hebben, te meer daar het bekend was dat van Stralen een eventueele aanhouding had willen voorkomen door zijn vlucht naar Duitschland; Lodron, zoo 't scheen, was er over door een spioen ingelicht geworden. Er was zelfs verteld geworden dat de burgemeester van Antwerpen door Margareta aan het hof ontboden was geworden om over stadsaangelegenheden te spreken, en dat Alva, die in het huis van Kuilenburg te Brussel een vergadering van den Raad van State voorzat, de Vliesridders alleen naar huis zond toen hij de aanhouding van A. van Stralen vernomen hadGa naar voetnoot(2). Hier rijst nu de vraag aan wien de aanhouding en de terechtstelling moet ten laste gelegd worden. Alva was natuurlijk vóór en na zijn aankomst in de Nederlanden, op de hoogte gebracht geworden van den toestand. De vooringenomenheid van den deken van Antwerpen en van Morillon tegen van Stralen is bekend. Hier weze er dan alleen nog op gewezen dat Granvelle den 2 April reeds van hetzelfde jaar 1567 strenge maatregelen tegen Brederode, Stralen en andere ketters had aanbevolen, zooals een confiscatie van hun bezit, om het te schenken aan die zich verdienstelijk hadden aangesteld tegenover den vorstGa naar voetnoot(3). Dat wijst trouwens dat er reeds lang vóór de aankomst van Alva van de aanhouding van Stralen ernstig sprake geweest was, die echter uitbleef tot September, omdat Mansfeld, en secretaris | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 657]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berti het gedrag van den oud-burgemeester verdedigd hadden bij de RegentesGa naar voetnoot(1). Over de vijandschap van sommige regeeringspersonen waren de prins en Stralen wel ingelicht, daar ze reeds in het voorjaar van 1567 het besluit genomen hadden naar Duitschland uit te wijken, wat hun tegenstrever, graaf Berlaymont, vernomen had. Later, na de aanhouding, was het ook Berlaymont die er Alva op wees dat van Stralen veel zou weten te vertellen over den ZwijgerGa naar voetnoot(2). Onder de hevigste tegenstanders van Antwerpen en van den commissaris-generaal der Staten, hebben we nog niet genoemd Hessele, lid van den Raad van Vlaanderen, en van den Raad van Beroerten, en Noircarmes, van den Raad van State, deze laatste uit afgunst, zoo het scheen, met graaf Berlaymont, omdat ze in de gunst van Margareta van Parma waren verdrongen door Mansfeld en door van Stralen, tijdens haar verblijf te Antwerpen. In ieder geval, Noircarmes beschuldigde den oud-burgemeester ervan de groote oorzaak te zijn geweest van alle onheil dat over Z.M. gekomen was te Antwerpen; als er gewezen werd op de groote diensten door A. van Stralen aan den koning bewezen sedert het voorjaar, o.m. ter gelegenheid der bezetting der stad door de regeeringstroepen, dan was Noircarmes de meening toegedaan dat alleen van Stralen zoo gehandeld had omdat hij zich door allen verlaten zag en omdat 's lands voornaamste steden reeds zich in de restauratie van het koninklijk gezag geschikt haddenGa naar voetnoot(3). Ook had hij den koning zonder omwegen aangeraden zich van den burgemeester van Antwerpen te bemachtigen, niet alleen om zijn handelwijze, maar ook ‘estant très instruit des choses’. Na de aanhouding nam dan ook Noircarmes actief deel aan het verhoor, en beroemde hij er zich op de gevangneming te hebben bewerktGa naar voetnoot(4). Des te scherper was de vijandschap van Hessele, aanstaand lid van den Bloedraad, dat zijn aandringen op de aanhouding van A. van Stralen hem een middel was om allerlei gunst van de regeering te verkrijgen. Reeds in Mei 1567 had hij bij de landvoogdes gewezen op de noodzakelijkheid den oud-burgemeester van Antwerpen door gevangzetting onschadelijk te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 658]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken, ‘pour avoir esté lieutenant du prince et correspondu à douze consistoires’; hij zou er zich als procureur-generaal van den Grooten Raad van Mechelen, mee gelasten. Maar ‘Madame’ leende haar oor niet aan die beschuldigingen, al was Viglius het eens met den aanklager; in ieder geval, Morillon was de meening toegedaan dat men beter de komst van den hertog van Alva zou afwachten, daar de regentes, onder invloed van Mansfeld en Berti, den burgemeester zeer genegen bleefGa naar voetnoot(1). Sedert Juli was van Stralen zich trouwens bewust van de beschuldigingen waarvan hij in sommige milieu's belast werd, vooral na het onderzoek tegen hem ingesteld door Oudaert en Asseliers. Hij had zich dan ook tot den deken van Sinter Goedele te Brussel, Laurent Metsius, gewend en hem voorgesteld getuigen ten ontlaste voor te brengen. De deken verwees hem echter tot den aartsbisschop van Kamerijk, zijn meester. Stralen wilde kost wat kost een officieele inbeschuldigingstelling voorkomenGa naar voetnoot(2). Zoo stonden toen de zaken bij de aankomst van Alva; de aanhouding was dus onvermijdelijk.
In Februari 1568 was het onderzoek door den Beroertenraad tegen den Antwerpschen Magistraat klaar. Meer dan duizend burgers zagen hun bezit verbeurd verklaard; de veroordeelden, waaronder A. van Stralen, werden naar het kasteel van Vilvoorde overgebrachtGa naar voetnoot(3). Over de manier waarop de gevangene door den Bloedraad behandeld werd, hebben we 't een en 't ander vernomen door Morillon zelf. De Raad was sedert 1 December 1567 samengesteld uit drie ‘kamers’, waarvan de eerste belast met het onderzoek der voortvluchtigen; de tweede met dat van Egmont, Hoorne, Stralen, enz., en de derde met de overige gevangenen, of die nog zouden moeten aangehouden wordenGa naar voetnoot(4). Graaf Lodron had de eigendommen van den oud-burgemeester van Antwerpen geïnventorieerd en bezegeld, en zijn papieren aangeslagenGa naar voetnoot(5). Onmiddellijk werd dan ook met de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 659]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behandeling der zaak zelf aangevangen; aan den Franschman Claude Bélin, ook lid van den Raad van Beroerten, werd het verhoor opgedragenGa naar voetnoot(1). Al dadelijk bleek het dat de gevangene, die trouwens erg ziek was gevallen, halsstarrig weigerde de hem gestelde vragen naar het gedrag van Willem van Oranje en de betrekkingen van Lodewijk van Nassan met de Antwerpsche Calvinisten en de Duitsche vorsten, te beantwoordenGa naar voetnoot(2). Daar men vooral in hem iemand had meenen te vinden die goed ingelicht was over de geheimen der rebellen, werd hij, op aandringen waarschijnlijk van Hessele, in de handen overgeleverd van de bekende Del Rio en Vargas; 't was deze laatste die door het volk beschuldigd werd de vreeselijkste folteringen te hebben verzonnen, om zijn slachtoffer tot spreken te brengen. De bloedgierigheid van Vargas en Bélin werd zelfs door Morillon aan de kaak gesteld. Bélin trouwens werd reeds, maar om andere redenen, in het voorjaar van 1568 afgedanktGa naar voetnoot(3). Morillon weet te vertellen aan Granvelle, dat men van Stralen zeven dagen zonder water had gelaten, en dat hem alleen op aanraden van den geneesheer Bernandis drank werd verstrekt; en dat Vargas nieuwe folteringen verzonnen had; we schrijven hier over: ‘Plusieurs parlent icy des cruautés faictes par Vargas et Del Rio à Straelen, qui touttefois n'a rien confessé et feit de son mieulx pour s'enfoncer la teste sur le banc. L'on dit que Vargas ne se contenta des instruments desquelz avoit usé Herlaer en torture, et en at faict faire des aultres, mesures qu'il se ayde des potences de Straelen qu'il meict par mesures pièces, je ditz les traverses pour entre les dictes pièces serrer les joinctures; et dict-on que Del Rio se retird et plora ne pouvant voir dadvantaige ce spectacle’. Wat later echter welt bij Morillon leedvermaak weer op: ‘Straelen se porte mieulx qu'il ne feict de longtemps. Peult estre que ses gouttes n'osent retourner craindantz d'estre encores maltraictez’Ga naar voetnoot(4). De gevangene blief hardnekkig weigeren bekentenis af te leggen. Zijn lot was dan ook beslist, niettegenstaande de getuig- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 660]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schriften van rechtgeloovigheid ingebracht door de Antwerpsche Dominikanen en den Provinciaal der Minderbroeders van Leuven, en niettegenstaande ook de huichelachtige voorspraak van Morillon, verkregen door M. Schetz, schoonbroeder van het slachtoffer. De graaf van Hoogstraten had zelfs twaaf katholieke kooplieden van Antwerpen aangehouden, waaronder de drukkers Beelaert, die moesten dienen tot losprijs voor A. van StralenGa naar voetnoot(1). We komen niet meer terug op de onderscheiden punten vervat in de akte van beschuldiging, opgesteld door den Raad van BeroertenGa naar voetnoot(2). Alleen weze hier nog aangemerkt, dat de aanhouding van A. van Stralen in sommige steden, waaronder Antwerpen, voorafgegaan was geworden, op last van de hertogin, van een onderzoek naar de ware toedracht der zaken sedert den beeldenstorm in Augustus en September 1566; twee raadsheeren van den Raad van Brabant, Oudaert en Asseliers, waren met het onderzoek te Antwerpen belast geworden in Mei 1567; op 12 September daaropvolgende werd hun verslag voorgelezen in den Raad van Brabant, met het uitdrukkelijk gebod van de regentes ‘de poursuyvre par voye de justice contre les principaux auteurs comme à la requeste de l'office fiscale de Brabant ils trouveroient convenir’. De verantwoording van den Magistraat volgde daarop. Een onderzoek werd door dezelfde commissarissen ingesteld tegen A. van Stralen, waarvan een verslag aan Margareta van Parma werd gezonden. Verscheidene punten daaruit werden overgenomen in de akte van beschuldiging, o.m. sommige uitlatingen van den oud-burgemeester over de priesters, die zouden hebben moeten voorzien in het onderhoud der burgerwacht, daar deze toch ingericht was geworden met het doel kerken en kloosters te beschermen; in geval van weigering zouden zelfs hun tienden moeten aangeslagen worden; verder wees het verslag op de nauwe betrekkingen van A. van Stralen met geuzen en consistorie's, en op zijn overtuiging dat alleen het aanvaarden van de Confessie van Augsburg alle onheil van de Stad kon weerenGa naar voetnoot(3). De uitslagen van het onderzoek waren echter vreemd gebleven aan de aanhouding van A. van Stralen op 9 September 1567, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 661]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanhouding waarover een beslissing was genomen te Madrid, zooals ook het geval was geweest voor Egmont en Hoorne. Dat blijkt ten duidelijkste uit den brief die de regentes, op verzoek van Alva, aan den Antwerpschen Magistraat had geschreven om de aanhouding te billijkenGa naar voetnoot(1). Op advies van den Raad van Beroerten, gelastte de hertog van Alva, den Grooten Halsrechter van Z.M. in de Nederlanden, Jan Grauwels, het doodvonnis uit te spreken, en het bezit ten bate van den koning verbeurd te verklaren. Het vonnis is gedagteekend: 23 September 1568. Als verzachtende omstandigheden bleven alleen over de dienst door den veroordeelde Z.M. bewezen in het lichten der novennale bede tegen Frankrijk; belet te hebben dat den oproerlingen van Oosterweel hulp werd verleend, en de regentes tijdens haar verblijf te Antwerpen behulpzaam te zijn geweestGa naar voetnoot(2). Het vonnis werd door het zwaard voltrokken te Vilvoorde, vóór het kasteel, op 24 September 1568. A. van Stralen stierf trouwens als goed katholiek, met, zooals werd verteld, op zijn lippen, deze laatste woorden: ‘voor wel gedaan, kwalijk beloond’Ga naar voetnoot(3).
Het huiselijk bezit, geïnventoriëerd door graaf Lodron den dag der aanhouding, werd ten bate van Z.M. aangeslagen, en zijn goed verbeurd verklaardGa naar voetnoot(4). Antoon van Stralen's weduwe, zijn zoon, en zijn broeder Jan, wendden zich, door toedoen van G. Schetz en Morillon, tot Granvelle om de verbeurdverklaring op te heffen; Granvelle, die er zijn spijt over uitdrukt te laat de ter dood veroordeeling te hebben vernomen, om van Alva die opheffing te verkrijgen, beloofde hen toch voor de teruggave van het bezit bij den goeverneur-generaal aan te dringen, daar het onloochenbaar was dat de veroordeelde, niettegenstaande hij vroeger goeden raad van den Kardinaal in den wind had geslagen, toch heel veel dienst aan den koning bewezen had. Trouwens was de Kardinaal zelf van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 662]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oordeel dat alle verder bloedvergieten moest ophouden, en dat de confiscatie's nooit zouden opleveren wat men er van verwachtte; hij kloeg er ook over dat de ambtenaren, belast met hun uitvoering, zoo weinig blijk gaven van inschikkelijkheidGa naar voetnoot(1). Zeker is 't dat de bemiddeling van Granvelle niet zonder gevolg bleef, daar eindelijk het bezit van A. van Stralen, na den dood zijner weduwe, overging op zijn broeder Jan; daarmee echter was de kwestie nog niet opgelost; zelfs in de XVIIe eeuw werd dat bezit aan de erfgenamen betwistGa naar voetnoot(2).
In 1565 graveerde Jonghelinc een zilveren gedenkpenning ter eere van burgemeester van Stralen; op de rechterzijde, het borstbeeld; op de keerzijde, de Fortuin in een vlottende schelp, en met het randschrift: Virtute et Constantia. Een exemplaar ervan bevindt zich op de Koninklijke Bibliotheek van BrusselGa naar voetnoot(3). Lang na den dood van A. van Stralen werd er een tweede gegraveerd, met borstbeeld op de voorzijde, op de keerzijde het chronogram: AntonIVs a straLe ConsVL antWerpIensis InIVsta aLbanI gVbernatorIs sententIa pro IVre patrIae VILVorDIae DeCoLLatVs fVItGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 663]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud.
|
|