| |
| |
| |
Het Akademisch Ziekenhuis te Gent
Door Prof. Dr. Frans Daels, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Aan allerhande verschijnselen wordt het beschavingspeil, de ware kultuur van een volk gemeten; aan geen met grooter zekerheid dan aan den hoogstand van zijn ziekenhuiswezen. Deze hoogstand is immers een maatstaf voor zijn wetenschappelijke opleiding, voor zijn geneeskundig streven, voor zijn verpleegkundige zorgzaamheid, voor zijn sociaalgeneeskundige helderziendheid en voor zijn sociaal geweten.
Wetenschappelijke opleiding en wetenschappelijke geest beteekenen dat men de verschijnselen grondig ontleedt, de oorzaken tot in haar uiterste schuilhoeken naspeurt en besluiten afleidt die zoo stevig geschraagd zijn, dat men op deze grondvesten veilig verder bouwen kan. Zijn deze regels wet voor ons algemeen wetenschappelijk doen en laten, hoe veel strenger moeten wij dan niet voor ons zelven zijn, wanneer het in het bizonder de klinische wetenschap geldt, de behandeling van den zieken mensch! Eilaas, hier verzwakt al te dikwijls onze strengheid; de wetenschap is geworden tot een beroep, en krijgt de handelsgeest de bovenhand, dan wordt als hoofddoel beoogd: het maximum waren aan den man te brengen met het geringst mogelijk tijdverlies en onder de meest gunstige omstandigheden voor reklame. Business.
Zoodra de wetenschap wordt tot handelszaak, zoodra zij tot voornaamste doel heeft het onmiddellijk zelfzuchtig nut en voordeel, dan wordt zij aan den grond geklonken, de ruime gezichteinders verdwijnen en de geneeskunde kan zich niet meer verheffen tot hoogere wetenschap.
Het groot arbeidsveld van de geneeskundige navorsching, is de zorgvuldige en verfijnde waarneming van alle levens- en ziekteverschijnselen die zich in het menschelijk lichaam voor- | |
| |
doen; deze methodische, verfijnde waarneming kan enkel en alleen in een ziekenhuis plaats hebben, niet bij een verzorging ten huize. Om dat navorschingswerk in zijn geheele breedte en diepte mogelijk te maken en om het zijn volle vruchten te laten dragen, is het onontbeerlijk dat de geneeskunde beschikt over een staf van wetenschappelijke krachten die maar in wetenschappelijke instituten, en vooral in akademische ziekenhuizen, kunnen worden samengebracht.
Het volledig en toch steeds vollediger, het verfijnd en toch steeds hoe langer hoe meer verfijnd klinisch onderzoek, omvattend de grondige makroskopische kennis van normale en ziekelijke toestanden, het microscopisch onderzoek van de weefsels, het physisch en scheikundig onderzoek van lichaamcellen en lichaamsvochten, het biologisch onderzoek, het radiologisch onderzoek, het electrisch onderzoek, en wat méer en wat alles nog morgen wordt bedacht, vergt zulke ingewikkelde technieken en zulke dure instrumentatie, dat het zich te nutte maken van alle wetenschappelijke mogelijkheden en de vorderingen van de wetenschap op dat gebied, noodgedwongen gebonden zijn aan de werkzaamheid in groote centra welke ten dienste staan van talrijke zieken. Aan deze centra wordt daardoor zelf het noodige rendement en de noodige ervaring met de mogelijkheid tot verdere wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen verzekerd.
En nog méer geldt dat alles voor de therapeutische toepassingen.
Zoo is het modern ziekenhuis geworden het groote centrum voor hoogere geneeskunde, een monument van hoogere kultuur!
De verpleegkunde maakt integraal deel uit van de geneeskunde.
Voor meer dan één zieke is de verpleegkunde gewichtiger dan de eigenlijke geneeskunde.
Voor de eigenlijke geneeskundige studies mogen de deuren niet breed worden geopend, omdat niet velen geroepen zijn tot het streng geneeskundig voelen en streven, en veel onheil kan worden gesticht. De verpleegkunde moet integendeel hare armen breed openen aan alle jonge, verstandige, vrouwelijke krachten van goeden wil, want ieder rechtgeaarde jonge vrouw, een moeder in de kiem, voelt voor het verzorgen, voor het troosten, voor het lenigen van de menschelijke ellende, en is er voor geschikt omdat ze vrouw is. En wordt zij dan na verpleegkundige
| |
| |
studies, die soms moeilijke en gevaarlijke jaren op heerlijke wijze hebben bezet, aan het gewone leven weergeschonken, als opvoedster of als moeder, dan vormt haar verpleegstersopvoeding een kapitaal van gezonde kennis aan voorbehoeding en aan verzorging die gedurende heel haar leven uitstraalt over haar omgeving of haar nakomelingschap. In het ziekenhuis en enkel dáar, aan het bed van den zieke, kan de verpleegkundige wetenschap doelmatig worden onderwezen en zich verder ontwikkelen - het tribuut van het levende geslacht aan de vorige generaties die eischen, en met recht, dat hun werk verder gedije in den dienst van het lijdende menschdom.
Het modern ziekenhuis wordt onvermijdelijk een centrum van sociale geneeskunde in den ruimsten zin opgevat, want enkel daar kan op wetenschappelijke wijze de studie worden doorgezet van de beroepsziekten, van de voedingsziekten, van herklasseeringen van allen aard, terwijl alleen het ziekenhuis bij machte is het onontbeerlijk vereenigingspunt te zijn voor alle werken van voorbehoeding of van strijd tegen tuberculose, tegen kankerziekten, tegen geslachtsziekten, tegen rheuma, tegen krotwoningen, ja tegen armoede en ellende, want dat zijn ziekten en het ziekenhuis heeft tot geneeskundige taak te helpen in den strijd tegen de sociale ziekten, door het erkennen van de sociale wantoestanden, aan hun ziekelijke gevolgen.
Wat voor onzin aan een zieken noodlijdende inwrijvingen en flesches en warme baden en electrische behandeling voor te schrijven, voor zijn stijve ledematen en zijn ondraaglijke spierpijnen, wanneer het water in zijn krotwoning langsheen de muren afloopt! Wat voor onzin een ondervoede, dure medikamenten te doen innemen om de spijsvertering te bevorderen, wanneer de sukkelaar niets te verteren krijgt. In dit geval heeft René Sand heel zeker gelijk, wanneer hij bevestigt dat de keuken gewichtiger is dan de apotheek.
En is het niet diep-droevig en beschamend dat wij gedwongen zijn ongehuwde moeders, tien dagen nadat zij een menschenkind ter wereld brachten, naar de deur van de Materniteit te duwen om ze daarna, zooals ons onderzoek uitwees, drie op vier weer te vinden in de drankkoten rondom de St. Pieterskazerne?
De sociaal-geneeskundige beteekenis van het moderne ziekenhuis, is hoegenaamd niet het gevolg van een pleidooi van het ziekenhuiswezen pro domo, geen poging om alles te brengen binnen de muren of onder de voogdij van het ziekenhuis, wel
| |
| |
integendeel! Zij maakt maar een klein deel uit van het algemeen streven naar meer doelmatigheid in de geneeskundige behandeling en naar sociale gezondmaking van de verpleegkundige verzorging. Wanneer in de vroedkundige polikliniek van het Akademisch Ziekenhuis te Amsterdam, een zwangere zich aanmeldt voor een latere verlossing in de kliniek, dan wordt zij wel onderzocht, en raad wordt haar wel gegeven, maar een bezoekster gaat ten huize den sociaal-geneeskundigen toestand van vrouw en huisgezin opnemen. Als gevolg op dit onderzoek wordt aan de eene moeder of toekomstige moeder de verlossing in de kliniek ontzegd, omdat zij onder gunstige omstandigheden ten huize kan verlossen, en zij de kliniek niet mag overlasten, ofwel omdat er bizondere redenen zijn van huiselijken, economischen of zedelijken aard om thuis te blijven voor de verlossing; en dan zorgen de sociaal-geneeskundige diensten voor de mogelijk noodige hulp en steun. Maar aan andere moeders wordt niet alleen het verblijf in de kliniek voor hen zelve aanbevolen, maar ook al de kinders worden tijdens het verblijf van de moeder in de verloskundige kliniek, naar een bizondere afdeeling van het ziekenhuis overgebracht om te worden verzorgd, gespijsd en ontsmet, zoodat voor de moeder de kraambeddagen werkelijk tot dagen van rust voor lichaam en geest worden, en een gladde herstelling zeker is. Zelfs voor den echtgenoot worden door de sociaal-geneeskundige diensten de noodige schikkingen genomen, opdat hij worde geholpen tijdens het verblijf van zijn huisgezin in het ziekenhuis. Gezonde sociale geneeskunde!
Toen wij vóór eenige jaren bij den Openbaren Onderstand te Gent aandrongen om bizondere hulp voor de arme menschen bij de verlossing ten huize, werd mij officieel geantwoord, dat al de menschen die bizondere hulp noodig hadden maar in de kliniek moesten gaan verlossen. Dat werd met de moderne schrijfmachine geklopt, zwart op wit. Volledig gebrek aan sociaal-geneeskundigen zin! Niet het minste besef van al wat gebeurlijk door een afwezigheid van een paar weken door de moeder kan worden verloren aan orde en deftigheid in het huishouden, aan spaarzaamheid en zedelijkheid, ja zelfs aan echtelijke trouw!
Toen wij dan in de Gentsche buurten een onderzoek instelden om te vernemen of de moeders er mede zouden gediend zijn dat, zooals te Amsterdam, een dienst zou worden ingericht, om tijdens het kraambed doeken en luiers geregeld ten huize af te halen, en schoon gewasschen en gestreken weer ten huize te bezorgen, om het reeds overlaste huishouden van de pas verloste
| |
| |
vrouw van dit zwaar en om gezondheidsredenen volstrekt noodig werk te ontlasten, wel verstaan zonder invulling van twintig papieren, noch stagiën vóór een half dozijn bestuurlijke loketten, dan kregen wij van de overgroote meerderheid van onze volksmoedertjes tot antwoord, dat zulks niet mogelijk was, omdat de lompen waarvan zij zich bedienden niet konden buitenshuis te wasschen worden gegeven. Zoover staan wij met de doelmatige bescherming van het moederschap.
Een geneeskunde die niet sociaal voelt, is geen ware geneeskunde, ook niet en vooral niet in het ziekenhuis.
Een volk dat zich zelf eerbiedigt, beschouwt het als een plicht aan de noodlijdende zieken volledige geneeskundige en verpleegkundige hulp te verstrekken. Van een welwillende aalmoes kan er hier geen sprake zijn. Ook de noodlijdende heeft zijn menschelijke waardigheid. De noodlijdenden, en vooral de zieke noodlijdenden, zijn over het algemeen slachtoffers van fouten door de samenleving begaan, van tekortkomingen of van wantoestanden of van onrechtvaardigheden, en de allerkleinste vergoeding waarop zij recht hebben is wel dat de samenleving hun lijden verzachten zou in al de mate van de mogelijkheid, niet van de mogelijkheden aangenomen door een minister van bezuiniging behoorend tot een politieke partij, maar van de volle vooruitstrevende menschelijke mogelijkheden van een geneeskunde die alles tracht te genezen, die alles kan lenigen, die geneeskundig sociaal voelt, en sociaal geneeskundig.
Om de moeilijkheid van het volledig geneeskundig onderzoeken en verfijnde navorschen, om het ingewikkelde van vele geneeskundige technieken en tuigen is het algemeen ziekenhuis, hoe langer hoe meer een noodwendigheid geworden, ook voor den rijken mensch, in de plaats van een aalmoes voor den arme. Ware deze omvorming van de oude hospicen en hospitalen tot de hedendaagsche ziekenhuizen die men gaat bezoeken als hoogere centra van geneeskunde en verpleegkunde, niet tot stand gekomen door de ontwikkeling van de moderne technieken, dan zouden wij tot sociale plicht hebben deze omvorming te bewerken, want het feit dat de zoogezegde hoogere standen in eenzelfde inrichting worden verzorgd als de menschen wier onderhoud en behandeling worden betaald door onderlinge of door sociale verzekeringen, verandert met den slag de atmosfeer van het gebouw en de mentaliteit van de geneeskundigen. En de zieken zijn dan ook met den slag allen menschen geworden,
| |
| |
zonder méer; en het is uit met een geneeskunde van den arme. Ze zijn allen menschen, die vóór ziekte en dood en geneeskundige behandeling gelijk staan, van wie de éenen tegen meer betaling wel iets méer kunnen ontvangen aan overbodige dingen, maar niets méér kunnen ontvangen aan geneeskunde en verpleegkunde. Dat is plicht en sociale taak van het moderne ziekenhuis.
En dan wordt ook met één slag het ziekenhuis een toonbeeld van netheid, van zindelijkheid, van methode, van tucht, wat op de zieken, op het volk, op de leerlingen-verpleegsters en de verpleegsters, op de studenten in de geneeskunde, en ook op de hoogleeraars, zulken sterk-opvoedenden invloed uitoefent dat wie éénmaal in dat midden vertoefd heeft, er den blijvenden indruk van bewaart. Zoo hoort het te zijn, want ook in zake volksopvoeding en volksopleiding en socialen vrede heeft het ziekenhuis gewichtige sociale plichten te vervullen. Geen mensch mag deze wereld verlaten met een vloek op de lippen en een wrok in het hart.
Vrede aan al de menschen die van goeden wil zijn!
Indien een modern ziekenhuis aan gebiedende eischen van wetenschappelijke geneeskunde en sociale geneeskunde moet voldoen, indien een beschaafd volk het als een allereerste kultuurplicht en sociale plicht aanziet zijn ziekenhuiswezen hoog te houden, welke zijn dan niet onze kultuurplichten en onze sociale plichten wanneer het geldt een ziekenhuis, waarin de toekomstige geneesheeren moeten worden opgeleid tot geneeskundig denken, voelen en doen en tot sociaal-geneeskundig plichtbesef, waarin de leerlingen-verpleegsters het beste moeten vinden van al wat de verpleegkunde kan verwezenlijken aan doelmatige verzorging, aan methode en tucht, waarin alle sociaalgeneeskundige werkingen het middensteunpunt moeten vinden waaromheen zij zich kunnen scharen, en waar het volk midden in de ergste beproevingen van ziekte en dood steeds opbeuring moet vinden, vredestichtende hulp en medevoelen, zooals de adel van zijn kultuurbroeders, de hoogleeraars en de hoogstudenten, hem verschuldigd zijn, - wanneer het geldt een akademisch ziekenhuis!
Het moderne ziekenhuis, dat voor het volk leven en gezondheid brengt en behoudt, dat zijn sociaal-geneeskundig werk van voorbehoeding en van opleiding volbrengt, dat zijn kultureele en sociale plichten vervult, is een kapitaal met het hoogste rendement, en wel in een tijd van krisis met al zijn tekortko- | |
| |
mingen en al zijn gevaren voor de volksgezondheid nog honderd maal hooger te waardeeren. Duitschland heeft het beseft, en in de allerzwaarste jaren van den na-oorlogschen tijd, heeft Duitschland er eerst en vooral voor gezorgd zijn ziekenhuizen, en inzonderheid zijn academische, zijn universitaire ziekenhuizen hoog te houden. Sedert den oorlog zag men in het zoo diep geteisterde Duitschland model-ziekenhuizen verrijzen, model-klinieken, zooals te Kiel, en te Leipzig, te Berlijn, te Tübingen en te Würzburg.
Heeft de ontwikkeling van het universitaire ziekenhuis ter Universiteit Gent, gelijken tred gehouden met den vooruitgang van de wetenschap, van de geneeskunde, van de sociale geneeskunde?
Het antwoord klinkt verpletterend. Er bestaat te Gent niet eens een universitair ziekenhuis!
Wij halen het record van de achterlijkheid.
Wij halen het record van de achterlijkheid. De zieken van de geneeskundige faculteit van 's Rijks Universiteit te Gent zijn ondergebracht in de lokalen en staan onder het beheer van den stedelijken Openbaren Onderstand. Eerste onbegrijpelijke vergissing, daar de plichten van een Openbaren Onderstand heel wat geringer zijn dan de eischen van een hooger onderwijs. Feitelijk blijven de hoogeschooldiensten beperkt tot eenige bedden in een stedelijk ziekenhuis, zonder eigen inrichting, zonder vrijheid van beweging, zonder eenig uitzicht op verbetering. Van eigenlijke hoogeschoolklinieken, geen sprake; van modern ingericht ziekenhuis, geen sprake; van sociaal-geneeskundige hulpdiensten, geen sprake; van socialen hoogstand en volksverheffenden invloed, geen sprake.
In deze zalen van het stedelijk ziekenhuis beschikt het hooger klinisch onderwijs over een getal bedden dat heelemaal ontoereikend is voor het onderwijs en voor de klinische opsporingen, zoodat het de faculteit van de geneeskunde te Gent onmogelijk valt de nieuwe wettelijke verordeningen in zake stagiën na te leven.
25 jaar geleden werden voor het hoogeschoolonderwijs poliklinieken, dat zijn lokalen om zieken te onderzoeken en te behandelen zonder verblijf in het ziekenhuis, bijgebouwd met eenige operatiezalen, en door een gang in verbinding gebracht met het stedelijk ziekenhuis, wat aan de faculteit enkele lokalen méér bezorgde, maar de eigenlijke klinische inrichting, de verzorging met verblijf in het ziekenhuis, nog verslechtte. Het is inderdaad een gulden regel bij het oprichten van klinische diensten, dat de
| |
| |
operatiezalen vlak bij de ziekenzalen liggen, maar niettemin een afzonderlijken, goed afgescheiden operatieven blok uitmaken. Gent alleen is in dit oogenblik bij machte aan de geneeskundige wereld, het schouwspel te leveren van een klinische inrichting, waar de operatiezalen zich bevinden te midden van de poliklinieken met hun gestadig heen- en weergeloop van zieken, en waar de ziekenzalen voor sommige diensten op duizend meter afstand van de operatiezaal gelegen zijn.
De vroedkundig-gynaekologische kliniek die in al de universiteiten van de wereld met haar laboratorium en haar afzonderingspaviljoen voor kraambedkoorts, in een enkele groote inrichting is ondergebracht, moet te Gent hare raadplegingen houden in de poliklinieken, bij één uiteinde van het stedelijk ziekenhuis; haar vroedkundige afdeeling is ondergebracht in twee zalen en enkele kamers van de vroedvrouwenschool aan het ander uiteinde van het ziekenhuis; haar gynaekologische afdeeling met operatiezaal ligt op de eerste verdieping van het Burgerlijk Gasthuis, en haar laboratorium in het Gesticht voor Gezondheidsleer. Van een afzonderlijke afdeeling voor het behandelen van de kraambedkoorts, is er te Gent geen sprake, - een gevaarlijke tekortkoming die een echte schande beteekent voor een hooger klinisch onderwijs. Nooit zal ik vergeten den diepen indruk dien ik opdeed, toen ik, een paar jaren geleden, de na den oorlog gebouwde vroedkundige kliniek te Neuköln bij Berlijn bezocht. Zij is maar een vroedvrouwenschool, maar wij zouden niet durven droomen van zulke hoogeschoolkliniek. De geneesheer-bestuurder gaf ons uitleg over de inrichting, en toen wij ons op een gegeven oogenblik in een nieuwe, streng afgescheiden afdeeling bevonden, en onze verwondering uitspraken over de buitengewone netheid, over de aangename versiering en over den overvloed van bloemen, dan antwoordde de professor ons kalm: ‘Het is de afdeeling van de kraambedkoorts. Hier komen moeders sterven. Wij willen dat zij sterven omringd van bloemen’. De eeregroet aan deze schoonmenschelijkheid en aan dit plichtbesef!
Luik heeft zijn academisch ziekenhuis met vrijheid van beweging en inwonende assistenten, sedert 1880.
Omstreeks 1910 begon de Faculteit van de Geneeskunde te Gent te beseffen, dat het zelfs met al haar lenigheid, en onderdanigheid, en besten wil onmogelijk zoo verder kon gaan.
In 1912 stond de vroedkundige kliniek van de Universiteit
| |
| |
Gent nog onder de volledige voogdij van de vroedvrouwenschool, die den hoogeschoolprofessor verwittigde wanneer hij met eenige studenten een vrouw in verlossingsarbeid mocht komen onderzoeken, en ook, op klokslag acht, beleefd verwittigde dat hij mocht heengaan, en dat de vroedvrouwen verder de verantwoordelijkheid op zich namen. Wanneer de hoogleeraar voor zijn lessen instrumenten, toebehoorende aan de hoogeschool, noodig had ter demonstratie, dan mocht hij aan de vroedvrouwbestuurster beleefd vragen om toelating; en dan deed de vroedvrouw, die al de sleutels had, welwillend de deuren open en liet hem toe eenige instrumenten te nemen. Zij klaagde daarbij putten in den grond dat zij enkel en alleen door den Openbaren Onsterstand met deze taak was belast, en dat zij niet officieel door de hoogeschool als conservator was aangesteld, met de daartoe hoorende jaarwedde. Bij het record van de achterlijkheid haalden wij in dien tijd tevens het record van de potsierlijkheid. En wanneer op zekeren dag, toen het de vroedvrouw-meesteres niet behaagde mij de noodige instrumenten, toebehoorende aan de hoogeschool, voor een demonstratie te laten nemen, en mijn zenuwen werkelijk aan de grens waren gekomen van het bedwangvermogen, deed ik in een ruk het slot springen om de noodige tuigen te nemen. Met één slag was het bewijs geleverd hoe onuitstaanbaar en uitdagend mijn optreden steeds was. Enkele dagen later kreeg ik van den Heer Minister van Openbaar Onderwijs een officieelen blaam wegens mijn onbesuisd optreden. De Beheerder-Opziener, Prof. Vander Linden, ontbood mij in zijn kabinet, en las mij plechtig het officieel stuk voor. Ik begon werkelijk te denken dat ook hij het ernstig meende, en de verontwaardiging die zich van mij had meester gemaakt wegens den hoon aan ons hooger onderwijs aangedaan, niet begreep; maar toen hij mij naar de deur begeleidde,
laat mij toe het er te zijner eere bij te voegen zooals het gebeurde - toen nam hij afscheid met een warmen handgreep en met de woorden: ‘n'oubliez pas qu'il y a des blâmes qui grandissent les hommes, et que celui que je viens de vous administrer est un de ceux-là’. Zoo werd ik tevens plots van hooger hand gerust gesteld en deed ook later trouw mijn best om nog verder te mogen groeien.
De toestand is sedertdien zonder twijfel verbeterd, maar deze verbetering heeft niet eens gelijken tred gehouden met de snelheid van de verdere ontwikkeling van het ziekenhuiswezen en van de sociale geneeskunde, zoodat wij tot onze spijt in geweten moeten bevestigen, dat de achterstand feitelijk nog vergroot is. En daar intusschen nieuwe wettelijke verordeningen
| |
| |
in zwang zijn gekomen die alle studenten in de geneeskunde uitgebreide kliniesche stagies opleggen, staan wij voor den ongelooflijken toestand dat de Belgische Staat aan het hooger klinisch onderwijs verplichtingen oplegt waaraan in éen van zijn eigene twee faculteiten van Geneeskunde onmogelijk kan worden voldaan, bij gebrek aan een akademisch ziekenhuis.
Te Luik werd in 1880 alles in één ruk verkregen door den vasten wil van een eensgezind optredende faculteit voor geneeskunde, met een bewonderenswaardig besef van de plichten die wegen op een hooger onderwijs. Te Gent zijn steeds klachten opgegaan, maar is het nooit gekomen tot een beweging van eensgezind verzet tegen den hoon aan een hooger onderwijs aangedaan. Te Luik zijn er Walen, zonder méer. Te Gent zijn er Vlamingen, en menschen die in Vlaanderen geboren zijn.
Te Luik zijn verscheidene hoogeschoolklinieken ingericht, met afzonderlijke hoogleeraars, assistenten en hulpclinici, die te Gent niet eens bestaan.
Een West-Vlaamsche jongen zei mij eens op het front: Vlaming zijn is geen schande, maar 't en is algelijk een grove foute.
Iets werd toch geschonken: de toelating om zich door studiereizen volledig op de hoogte te stellen van het ziekenhuiswezen in de naburige landen, wat de Faculteit van de Geneeskunde nog beter deed inzien de beschamende achterlijkheid van ons hooger Vlaamsch klinisch onderwijs, en haar tevens in de gelegenheid stelde al een eerste verslag te publiceeren waarin reeds tot in de bizonderheden wordt uiteengezet alles wat dient verwezenlijkt om de schande te doen verdwijnen, en niet langer iederen dag te moeten gevoelen hoe erg wij de wetenschap en eigen volk tekort doen.
Nadat in Februari 1930 de Faculteit eenparig bij den Heer Minister had aangedrongen en erop had gewezen dat het inrichten van een nieuw, volledig academisch ziekenhuis te Gent onontbeerlijk en dringend noodig is, en het onbegonnen werk zou zijn het bestaande te willen verbeteren of vervolledigen, nadat de Bond van Vlaamsche hoogleeraars aan de Universiteit Gent, en het Algemeen Vlaamsch Geneesheerenverbond in denzelfden zin hadden aangedrongen, deelde in October 1930, de Heer Beheerder-Opziener aan den Heer Minister, de besluiten mede van een verslag door de Faculteitscommissie opgesteld, en die luiden: Er dient te Gent een universitair Gasthuis te worden
| |
| |
opgericht; dat gasthuis moet nieuw gebouwd, op een ander terrein dan het tegenwoordige, en moet te Gent het éenige officieel ziekenhuis zijn.
In Juni 1931 deed de Heer Beheerder-Opziener het Middenbestuur een afschrift toekomen van een nieuw verslag, waarin de Faculteit van de Geneeskunde andermaal opkomt voor het inrichten van een universitair ziekenhuis. De Heer Beheerder schreef: ‘Gelijk het nu geregeld is, kan er immers geen sprake zijn van aan ons klinisch onderwijs de noodige uitbreiding te geven: gehuisvest in de lokalen van het Burgerlijk Gasthuis te Gent, mist het, eerst en vooral reeds, de noodige onafhankelijkheid om weelderig te kunnen opschieten; de schikkingen, destijds genomen - het was in December 1901 - met de commissie van Openbaren Onderstand, kunnen moeilijk, zoo niet onmogelijk, heden ten dage behouden blijven. Hieruit is immers, voor onze klinische inrichtingen, een ondergeschikte toestand ontstaan waaraan ten spoedigste een einde dient te worden gesteld. Ik durf dan verhopen dat het herhaalde aandringen van onze Faculteit van Geneeskunde eindelijk tot een voldoende beslissing leiden zal; het kan en mag niet blijven duren...’.
Intusschen heeft de Faculteit van de Geneeskunde met algemeene stemmen beslist, dat het Pharmaceutisch Instituut, dat insgelijks dient te worden opgericht, moet deel uitmaken van het Akademisch Ziekenhuis.
En middelwijl zijn wij in 1933.
Men zegt dat te Gent de Faculteit van de Geneeskunde niet in staat zou zijn voor de heele werking in een modern academisch ziekenhuis naar behooren te zorgen, niet in staat kan zijn dit Akademisch Ziekenhuis op de gewenschte hoogte te houden, en wel bij gebrek aan de volstrekt noodige, wetenschappelijkgeneeskundige krachten. Men zegt dat te Gent de hoogleeraars in de klinische Geneeskunde het allerkleinste deel van hun tijd besteden aan het hooger onderwijs, en dat reeds daarom alleen van vooraanstaand opsporingswerk in de klinieken geen sprake kan zijn. Men zegt dat de meeste assistenten voor de zuiver wetenschappelijke vakken fulltime-assistenten zijn, terwijl voor de klinische vakken die den assistent een kapitaal van kennis bezorgen dat hij op ieder oogenblik om kan zetten tot rendeerende werkzaamheid, de fulltime-assistenten groote uitzondering zijn. Men zegt, om het kort samen te vatten, dat in de faculteit van de geneeskunde te Gent, in tegenstelling met wat in de
| |
| |
meeste vooraanstaande hoogescholen gebeurt, geen enkel klinisch professor fulltime is, bijna geen enkel klinisch assistent fulltime is, geen enkel assistent inwoont, en, op één enkele uitzondering na, geen enkel hoogstudent-hulpelinicus inwoont; dat om zulk korps om te vormen tot een staf voor een modern academisch ziekenhuis, een heele omwenteling moet plaats hebben.
Men zegt dat alles, - en daar is veel waarheid bij.
Maar waarheid is het ook dat met de huidige inrichting van de universitaire afdeelingen in het Burgerlijk Gasthuis, geen enkel assistent mag of kan inwonen; dat op een enkele uitzondering na (in den dienst van de vroedkunde) geen enkel hulpclinicus inwonend kan of mag zijn, en dat de universitaire klinische diensten zoo ontoereikend zijn en zoo erbarmelijk ingericht, dat niemand er zou durven aan denken aan hoogleeraar en assistenten het fulltimstelsel op te leggen. Men kan geen huis bouwen op waggelende grondvesten en zonder de noodige werktuigen of het onontbeerlijk aantal steenen. Het is hier niet de plaats, noch het oogenblik te wijzen op al de bestuurlijke, wetenschappelijke, geneeskundige en sociaal-geneeskundige wantoestanden die een gevolg zijn van deze éenig achterlijke schikkingen. Enkele cijfers dienen toch te worden onderstreept, ter illustratie van de Gentsche inrichting.
De dienst van inwendige geneeskunde te Luik omvat zes zalen van elk tenminste twintig zieken, waarbij nog isoleerkamers; te Gent: 15 bedden voor mannen, 15 voor vrouwen en 5 voor kinderen, dat maakt 35 bedden te Gent tegenover tenminste 120 te Luik, en dan staan die minimum 120 bedden te Luik bovendien in een eigen universitair ziekenhuis, met inwonende assistenten of hulpelinici,
De kliniek voor neus-, keel- en oorziekten te Luik beschikt over een 30-tal bedden; te Gent: 2 bedden voor mannen, 2 voor vrouwen en 4 bedden voor kinderen, en deze kliniek moet jaarlijks worden gevolgd door een veertigtal studenten, terwijl de nieuwe wettelijke verordeningen nog daarenboven een bijgevoegde stage van één maand opleggen - een onmogelijke toestand, waaraan in dit oogenblik de werkzaamheid van de polokliniek in alle mogelijke mate tracht te verhelpen, maar die heelemaal niet meer uit te houden is met de nieuwe wettelijke verordeningen.
In de vroedkundige kliniek te Luik worden alle pathologische gevallen, zonder onderscheid, voorbehouden voor de hoogeschoolkliniek, en de hoogleeraar die met het hooger kli- | |
| |
nisch onderwijs belast werd, is tevens eerste leeraar in de vroedvrouwenschool, zoodat hij met het noodige gezag beschikt over het verpleeg-personeel voor de vroedkundige en gynaekologische kliniek. Daaruit volgt dat ieder jaar ongeveer 500 pathologische gevallen in de vroedkundige kliniek der hoogeschool worden behandeld, terwijl er aan de hoogeschool te Gent ten hoogste een 30-tal zijn. Twee assistenten, twee hulpklinici en een reeks studenten zijn te Luik inwonend. Te Amsterdam zijn er in de vroedkundiggynaekologische kliniek gemiddeld 230 zieken; zij beschikt over 9 assistenten, van wie 5 inwonen, benevens verschillende vrijwillige assistenten; de kliniek beschikt over 70 verpleegsters te Leiden. De stad Leiden telt 70.000 inwoners, zoowat driemaal minder dan de Gentsche agglomeratie - te Leiden dus zijn er in de vroedkundig-gynaekologische kliniek gemiddeld 85 zieken, en de kliniek beschikt over een korps van 45 verpleegsters. Te Utrecht heeft de verloskundig-gynaekologische kliniek gemiddeld 80 zieken, en een korps van 55 verpleegsters. Te Gent beschikken de vroedkundig gynaekologische afdeelingen over 44 bedden, en 7 verpleegsters; geen enkel inwonend assistent, zelfs niet voor de verloskundige afdeeling.
Waar staan wij als kultuurvolk?
En toch kunnen wij bouwen, en stevig bouwen, zoodra ons de noodige werktuigen en bouwmaterialen in de hand worden gegeven. In den huidigen erbarmelijken toestand - gebrekkige inrichting, ontoereikend aantal zieken, onvoldoende verpleegkundige hulp, gedwongen onderbroken werkzaamheid in de zomermaanden, - beschikken twee klinieken over een fulltime werkleider, en heeft één kliniek op haar vier assistenten, drie fulltime-assistenten. Men heeft dus te Gent de noodige wilskracht en offervaardigheid om vooruit te gaan. De Faculteit van de Geneeskunde heeft in haar eerste verslag over het Academisch Ziekenhuis uitdrukkelijk bevestigd, dat zij opkomt voor het fulltimeschap van de klinische hoogleeraars. Naar onze bescheiden meening zou dit fulltimeschap een conditiosine qua non moeten zijn in een nieuw Academisch Ziekenhuis. De hoogleeraar in de geneeskunde staat, nog veel méér dan welk ander hoogleeraar, in den dienst van zijn volk bij het genezen van ongezonde toestanden. Het is niet denkbaar dat in een modern Academisch Ziekenhuis het aan hoogleeraren of assistenten zou toegelaten worden niet al hun krachten en al hun tijd te besteden aan hun
| |
| |
zoo gewichtige universitaire en wetenschappelijke werkzaamheid; de samenleving waarin hij zich beweegt, wetenschap en kultuur, hebben de plicht dit te eischen van een hoogleeraar in de geneeskunde.
Wie in het hooger onderwijs komt, moet in het vertrouwen hem geschonken, in het genot van zijn intellectueel leven en in de mogelijkheid van wetenschappelijke navorsching zijn schoonste belooning vinden, en in dat wetenschappelijk werk zijn hoogste doel. Wie het zoo niet voelt en wie het zoo niet doet, wordt een parasiet van de wetenschap, van zijn volk en van de menschheid.
Men zegt: er is geen geld. En werkelijk, wij leven in crisistijd en in een tijd van werkloosheid.
Met onze misschien al te simplistische redeneering denken wij: juist omdat de tijden zoo slecht zijn, moet alles worden in het werk gesteld om de gezondheid van ons volk, de kultuur van ons volk, de sociaal-geneeskundige verderstichtende werking van hoogstaande ziekenhuizen te vrijwaren. Juist omdat het slechte tijden zijn en tijden van werkloosheid, moet het voor den Staat, die toch alle werkloozen steunt, het gunstig oogenblik zijn om nieuwe gebouwen en inrichtingen tot stand te brengen.
Gewichtig, en van verreikende beteekenis is het vraagstuk van de economie van een Academisch Ziekenhuis. Het is inderdaad niet mogelijk met den huidigen dagprijs van onze achterlijke ziekenhuizen aan de vereischten van de moderne geneeskundige behandeling en van de moderne verpleging te voldoen. Veel méér, in een Academisch Ziekenhuis dient het onderzoek van de zieken op voorbeeldige wijze te worden gedaan. Vele zieken zullen enkel naar het Academisch Ziekenhuis gaan terwille van dat volledig en duur geneeskundig onderzoek, of terwille van de voorbeeldige verpleging. De algemeene onkosten staan dan ook in Akademische Ziekenhuizen bizonder hoog; maar het geld hieraan besteed is een kapitaal dat uitstekend belegd is in zake geneeskundigen, verpleegkundigen en sociaalgeneeskundigen vooruitgang.
Het Rijk dat tot plicht heeft te zorgen voor een degelijk hooger onderwijs, en daarenboven door een hoogstaand academisch ziekenhuis zijn plichten vervult van socialen bijstand, van sociaal-geneeskundige voorbehoeding, van volksopleiding en verheffing, hoeft hier bizonderen steun te verleenen. Het princiep van Rijkshulp voor het dekken van de onderhoudskosten
| |
| |
van de zieken werd overigens reeds vroeger gehuldigd te Gent zelf, waar sedert 1854 de Staat de helft van al de onkosten betaalt van de Materniteit, in ruil voor de verplichting door de provincie en den Openbaren Onderstand te Gent aangegaan dat de hoogleeraar in de verloskunde bestuurder zou zijn van de Materniteit, en leeraar van de vroedvrouwenschool. Aan deze laatste verplichting werd echter sedert 1911 door den Openbaren Onderstand niet meer voldaan, met als gevolg een wantoestand méér in de universitaire afdeeling; maar de Openbare Onderstand ontvangt nog jaarlijks geldelijken steun van den Staat, door tusschenkomst van de Universiteit, ten bedrage van 60 à 80.000 frank voor onderhoud van de zieken in de Materniteit - daaraan is hij wel getrouw gebleven.
Te Luik wordt de dagprijs voor de zieken vastgesteld op 30 frank, betaalbaar door de zieken zelf, of door de gemeente, of door den Openbaren Onderstand, of door Mutualiteiten, maar ook dat bedrag is ontoereikend om de kosten te dekken, en het tekort in het hôpital de Bavière, dat tusschen 900.000 fr. en 1.000.000 fr. 's jaars bedraagt, wordt door de stad aangezuiverd.
De toestand zou in dit opzicht veel gunstiger worden door het inrichten van sociale verzekeringen, die voor de zieken een behoorlijk daggeld voor onderhoud zouden betalen, met een honorarium voor de geneeskundige behandeling, wat alles in de kas van een academisch ziekenhuis terecht komt. Dat daggeld is in Nederland, Duitschland, Zwitserland, drie of vier maal of nog meer het bedrag dat in ons land door de gemeenten en door de mutualiteiten gewoonlijk wordt betaald, wat er op wijst hoe weinig degelijk onze inrichtingen zijn, waaraan het ‘toegelaten’ is zieke menschen te verplegen en te behandelen onder omstandigheden waarin onmogelijk aan de vereischten van goede behandeling en verzorging kan worden voldaan.
Wij zouden ons schamen den dagprijs mede te deelen van de klinische inrichtingen in het Vlaamsche land; de besturen gaan er fier op, maar de cijfers bewijzen hoe dringend noodzakelijk het is officieel een minimumprijs vast te stellen die overeen te brengen is met een minimum vereischten aan geneeskundige behandeling en verpleegkundige verzorging en een kontrole in te richten die er ten minste zoo noodig is als voor eetwaren en medikamenten.
Te midden van al deze vraagstukken geldt voor ons alleen dit: het oprichten van een academisch ziekenhuis te Gent, is onontbeerlijk van uit het standpunt van het hooger geneeskundig onderwijs, van de wetenschappelijk-geneeskundige navorschin- | |
| |
gen, van de geneeskundige behandeling, van de verpleegkundige verzorging en opleiding, van de sociale geneeskunde en van onze algemeene volkskultuur.
Is het, om het academisch ziekenhuis tot stand te brengen zooals het behoort en het in stand te houden, noodig dat zouden worden gewijzigd de gedragslijn van de onderlinge sociale verzekeringen, de verhouding van den Staat tot het Akademisch Ziekenhuis, de werkzaamheid van hoogleeraars en assistenten, geheel de economische bouw van de inrichting, dan moet dat, zonder meer, gebeuren omdat het een noodwendigheid is van algemeen nut, en de Faculteit van de Geneeskunde integraal moet staan in den dienst van haar volk en van de menschheid.
Zoo wordt ons record van achterlijkheid weldra omgevormd tot een record van wilskracht en van vooruitgang, tot een record van hoogere kultuur en van socialen zin.
|
|