Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1933
(1933)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Richard Wagner.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doorgronden; evenals over de dwepers die met iets hoog oploopen, en al het andere miskennen of bespotten. Met geen kunstenaar is dit zoo zeer het geval geweest als met Wagner. Die groote furie is over; toch gaat er nu en dan nog een stem op, die ons vreemd in 't oor klinkt. Zoo b.v. voor den Russischen toondichter Stravinsky heeft ‘Wagner niet het minste belang, omdat hij de verpersoonlijking is van het “romantism”, en dat zulks, volgens hem, gansch vreemd is aan het moderne denken en voelen.’ Hoe lang zal men nog schermen met die schoolmeesters-classificatie van ‘romantism’ en ‘classiscism’? En eens te meer vraag ik mij af, of groote kunst wel iets te maken heeft met tijd of mode; of zij wel een ouderdom heeft? Zijn Beethoven, Shakespeare, Goethe, jong of oud, romantiek of classiek? Neen, ze zijn Beethoven, Shakespeare en Goethe en dat is voldoende. Zoo is ook Wagner niemand anders dan Wagner, en er komt hier geen romantiek, noch ultra-modern of zoo iets bij te pas De kunst van Stravinsky zal niet in staat zijn de kunst van Richard Wagner in de schaduw te stellen, of uit de geschiedenis der muziek te schakelen. Waar Larousse aan degenen die zijn woordenboek gebruiken leert: ‘L'influence de Wagner sur la musique de son temps a été immense,’ overdrijft hij niet. Dat bewijzen ook die 20.000 tot 30.000 werken die over Wagner en zijn kunst in de verschillende landen en in alle kunstmiddens zijn geschreven en verspreid geworden. Men kent thans Wagner, zijn leven en zijn werk, tot in de kleinste bijzonderheden. Men kent hem als mensch, als dichter als dramaturg, als woordkunstenaar, als musicus, als geleerde, als prozaïst, als philosoof, als revolutionnair en wat weet ik al... Dat alles werd onderzocht, gewikt en gewogen. Ik ben niet voornemens Wagners werk volledig in deze korte lezing te bespreken. Dat werd overigens dikwijls genoeg gedaan, en degenen, die er zich voor interesseeren, zullen wel in 't een of ander boek stof naar hun gading vinden. Toch wil ik met mijn geachte toehoorders een wandeling doen door eenige van de vele tuinen en parken - ik zal ze maar zoo noemen - die door schrijvers bij verschillende volkeren voor Wagner werden aangelegd. Ik heb er in mijn leven nog al eenige doorloopen, nieuwsgierig als ik was om te vernemen wat er zooal gezegd werd over den grooten kunstenaar, dien ik ruim vijftig jaar geleden heb leeren kennen door zijn werk. Maar eerst wil ik een woordje zeggen hee ik tot dat werk werd aangetrokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.In mijn schooljaren, dat is in de jaren zeventig van de vorige eeuw, verschafte ik mij de Nederlandsche vertaling door Julius Vuylsteke van het bekende boek van Wilhelm Lübke: Leitfaden für den Unterricht in der Kunstgeschichte, destijds uitgegeven door het Willems-Fonds te Gent. In dat boek trof ik voor de eerste maal een brok levensbeschrijving aan over Wagner. Daarin werd hij betiteld als ‘baanbrekend genie’, en als kunstenaar, die andere ideeën had over kunst dan zijn tijdgenooten; - een man, die zich onderscheidde door zijn werk als toondichter, dichter, geleerde; die geestdriftige bewonderaars en heftige bestrijders had. Dat vestigde mijn aandacht en trok mij sterk aan. In den winter van 1880-1881 had ik te Gent de gelegenheid gehad de uitvoering van een viertal der eerste werken van Wagner door een Duitsch opera-gezelschap bij te wonen. Het waren Rienzi, Der fliegende Holländer, Tannhäuser en Lohengrin, in ons land bijna nog niet anders bekend dan bij naam. Van af de eerste opvoering van Tannhäuser, waarmede de reeks werd ingezet, op 28 Januari 1881, was ik onder de bewonderaars van het ‘baanbrekend genie’ Wagner. En ik hoorde en zag ook, behalve Wagners werken, Fidelio van Beethoven, Freischütz van Weber, Hans Heiling van Marschner, Don Juan van Mozart, en enkele andere stukken van het Duitsch repertorium, in ons land zoo goed als onbekend. De indruk, dien dat alles op mij maakte was geweldig, en ik voelde mij gedreven om er eenige bladzijden over te schrijven, die ik voorlas aan vrienden. Zij spoorden mij aan die bladzijden te laten drukken, of aan een tijdschrift te sturen. Ik deed het eerste, en in 't begin van 1882, verscheen onder den deknaam Remo: Herinnering aan de kunstfeesten van het tooneeljaar 1880-1881 in den Grooten Schouwburg te Gent. Het was niet zonder angst, dat ik het oordeel over mijn eerste schrift op kunstgebied te gemoet zag, in dagbladen, en van wege de personen aan welke ik het gestuurd had. Eenigen tijd nadien ontving ik het bezoek van Edmond Van der Straeten, den geleerden musicoloog, medewerker aan de Etoile belge, die mij kwam gelukwenschen met mijn brochuur. Hij bracht mij tevens als geschenk zijn verslag aan den Minister over ‘de muzikale feesten van Weimar’, die hij in 1870 bijgewoond had, als afgevaardigde van de Belgische Regeering. Die feesten waren, gelijk men weet, ingericht door Franz | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liszt en gewijd aan werken van Wagner. Van dit verslag, in 't Fransch geschreven, gaf hij mij de vertaling in 't Nederlandsch, bezorgd door Julius Hoste en Jan VanDroogenbroeck. Verder bood hij mij nog aan een ander werkje van zijn hand: Lohengrin, instrumentation et philosophie, in 1879 te Parijs verschenen. Dit was het eerste technisch schrift dat ik over de kunst van Wagner onder oogen kreeg. Sedertdien heb ik er vele gelezen en bestudeerd. Ik was zeer verheugd, dat mijn nederig werkje, schroomvallig in 't licht gestuurd, was opgemerkt geworden door een man als Edmond Van der Straeten, schrijver van tal van werken op muzikaal gebied. In deze laatste brochuur stond een geschreven opdracht van zijn hand: ‘den hooggeleerden heer O. Wattez, hartelijk aangeboden door den schrijver.’ Hooggeleerde heer! Ik was, in 't begin mijner twintig jaren, niet weinig verbaasd over zulk een titel, en durfde bijna mijn oogen niet gelooven, toen ik het las. Kort nadien ontving ik een nummer van het tijdschrift Jong Vlaanderen, gesticht door Pol de Mont, waarin ik het volgende las: - ‘Een met warme kunstliefde en veel critisch doorzicht geschreven pleidooi, waarvan de stijl tevens eene meer dan gewoon begaafde veder verraadt, levert ons Remo in zijn brochuur Herinnering aan de kunstfeesten enz., die, maar 20 paginas beslaande, toch buitengewoon rijk aan inhoud mag heeten. Een pleidooi, zeggen wij, en wel ten voordeele der nog door zoovelen slecht begrepen werken van de Duitsche klassieke meesters, en in 't bijzonder van Weber, Beethoven, vooral Wagner. Wij zouden haast zeggen, dat dezen laatste al te veel ruimte wordt toegestaan en dat de schrijver te vluchtig heenstapt over die twee andere reuzen, inzonderheid over den grondlegger der moderne Duitsche opera, Carl-Maria von Weber, zonder welken een Wagner ware onmogelijk gebleven. Doch de schrijver spreekt met zooveel kennis van zaken over meesterlijke karakterstudiën als Elsa, Tannhäuser en Elisabeth, enz. en weet zoo behendig Wagners tendenz in 't licht te stellen, dat wij hem gaarne die voorliefde vergeven, en den rechtzinnigen wensch uiten, dat hij ons nog meermaals en op meer uitgebreide kunstartikelen zou vergasten.’ Ik voelde mij nu ineens, door die beoordeeling in een tijdschrift, tot schrijver gewijd. Kort daarna ben ik in kennis gekomen met Pol de Mont.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1880 had ik nog maar eenige dagbladartikelen en een brochuur onder schuilnaam geschreven. Ik kende Pol de Mont toen enkel bij naam en door zijn werk. In 1882 bracht mij mijn vlugschrift over muziek tot andere kennissen in en buiten ons land. Ik had toen al lust om Europeër te worden. Ik had mijn brochuur, na haar verschijnen, met een brief daarbij, aan niemand minder gestuurd, dan aan Richard Wagner zelf. Het verwonderde mij niet weinig, korten tijd daarna, van Hans Karl, Freiherr von Wolzogen, redacteur der Bayreuther Blätter, op 20 Juni 1882 het volgende antwoord te ontvangen:
Sehr geëhrter Herr,
Bei der Ordnung der in diesem Halbjahr zahllos eingelaufenen Correspondenzen ward Meister Richard Wagner wieder Ihres schönen Briefes eingedenk, der ihn damals eine herrliche Freude bereitet hatte, ohne dasz er Zeit finden konnte Ihnen seinen Dank selbst brieflich auszusprechen. Er begrüszt in Ihnen einen willkommen Anhänger seiner Kunst in Belgien. Er hofft sie auch in diesem Sommer bei seinen Festspielen zu Bayreuth sehen zu dürfen. Ich bitte um Ihre gütige Angabe, ob und wann sie im Monat August zu den Aufführungen des ‘Parsifal’ nach Bayreuth kommen könnten. Ich zeichne mit vorzüglicher Hochachtung. ergebenst Hans Karl, Freiherr von Wolzogen Redakteur der ‘Bayreuther Blätter’.
Later heb ik geweten dat H.K. von Wolzogen een vertaling had geschreven van de Edda, uit het Oudnoorsch in het Duitsch. Het speet mij zeer zijn uitnoodiging niet te kunnen beantwoorden. In de vacantieweken van 1888, deed ik met Pol de Mont, wiens collega en vriend ik was geworden, mijn eerste tochtje langs den Rijn. Op 22 Augustus woonden wij in Frankfort de vertooning bij van Lohengrin in het prachtige Opera-gebouw, op welks voorgevel wij de woorden lazen van Schiller: Dem Waren Guten, Schönen. Wij waren verrukt door die vertooning en de indruk is mij altijd bijgebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Onder al de schoone kunsten is er, ten huidige dage, wellicht geene die zooveel geestdrift verwekt als de toonkunst. Noch de schilderkunst, noch de beeldhouwkunst, noch om het even welke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere, trekken de liefhebbers in menigte aan, zooals de toonkunst ze naar groote concertzalen en schouwburgen lokt. Wordt er een verzorgde vertooning van een van Wagners muziekdrama's, of een Beethoven-festival ingericht, men treft er een uitgelezen publiek, dat in eerbiedige stilte naar dat werk luistert om het aan het einde geestdriftig en stormachtig toe te juichen. Op 9 Juni 1932 woonde ik in de Opera te Parijs de uitvoering bij van Tristan und Isolde, in het Duitsch gezongen door zangers, te Bayreuth opgeleid, en met het orkest van de Opera, geleid door Wilhelm Furtwängler. Nimmer had ik een zoo volmaakte uitvoering van het beroemde muziekdrama bijgewoond. Nimmer heb ik zooveel enthusiasm gezien voor zangers, spelende muzikanten en leider als aan het einde van elk bedrijf. En toen heb ik tot mijn eigen gezegd: neen, de liefde voor groote kunst is niet dood, wat men er ook over denken moge, en zal nog zoo gauw niet sterven. En ik dacht aan de woorden van Charles Baudelaire, den fijnen Franschen dichter, die het in 1861 zoo geweldig opnam voor Wagner, na de vertooningen van Tannhäuser in dezelfde Opera te Parijs, die onmogelijk werden gemaakt door de opgezette politieke kabaal van de aristocratische Jockey-club. Baudelaire schrijft daarover ironisch: - ‘L'épreuve est faite! La musique de l'avenir est enterrée!’ s'écrient avec joie tous les siffleurs et cabaleurs. L'épreuve est faite, répètent tous les niais du feuilleton et tous les badauds leur répondent en choeur et très innocemment: l'épreuve est faite!’ ‘En effet, une épreuve a été faite qui se renouvelera encore des milliers de fois avant la fin du monde; c'est que d'abord toute ceuvre grande et sérieuse ne peut pas se loger dans la mémoire humaine, ni prendre sa place dans l'histoire sans de vives contestations; ensuite que dix personnes opiniâtres peuvent, à l'aide de sifflets aigus, dérouter les comédiens, vaincre la bienveillance du public, et pénétrer même de leurs protestations discordantes la voix immense de l'orchestre, cette voix fut-elle égale en puissance à celle de l'Océan!’ En Baudelaire besloot: de toekomst zal Wagner wreken. En dat heeft zij gedaan, in Parijs zelf, en dat doet zij daar nog altijd voort in grooten stijl. - ‘L'immensité de l'injustice a engendré mille sympathies qui maintenant se montrent de tous côtés’. Dat voorzegde de fijne dichter en stylist Baudelaire. En het is thans in de Fransche hoofdstad zoo ver gekomen, dat Guy de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pourtalès, die onlangs, in het werk dat ik genoemd heb, het volgende kon getuigen over de reactie, die begon dadelijk na de fameuze kabaal van de Jockey-club. - ‘Elle (la réaction) s'est poursuivie durant soixante-dix ans, ce qui est une belle revanche, puisqu'on peut lire en 1930, sous la plume d'un compositeur et critique éminent, rendant compte de la semaine musicale à Paris: ‘Wagner le samedi, Wagner le dimanche. C'est beaucoup. Helas!... Il faut vivre. Ce qui se vendait infaibliblement jusqu'ici, c'était les produits alimentaires. Ajoutons-y désormais Tristan et la Tétralogie.’ - ‘C'est d'une belle ironie’, zou de Franschman zeggen. Het is ook een bewijs, dat ik niet overdreven heb, toen ik zei dat ik in Juni 1932, in de Opera te Parijs, ooggetuige en toehoorder ben geweest van een der schitterendste uitvoeringen van Tristan und Isolde, die ik ooit heb bijgewoond. Wagner heeft in Frankrijk bijna zooveel bewonderaars geteld als in Duitschland, en bij deze waren de meest vooraanstaande personaliteiten in kunst en letteren. Baudelaire is een der eerste geweest, en zijn stuk van 1861, Tannhäuser à Paris, maakte destijds niet weinig opgang in de intellectueele wereld. Men kon ze bij dozijnen tellen degenen die Wagner begrepen en verdedigden tegen wie het ook zijn mocht. In Les études germaniques van Charles AndlerGa naar voetnoot(1), hoogleeraar aan de Sorbonne, lees ik het volgende: - ‘Il y a trois écrivains allemands qui ont passionné l'opinion française jusque dans les profondeurs des classes cultivées’. Die drie Duitsche schrijvers zijn Heine, Nietzsche en Wagner. - ‘Richard Wagner,’ - zoo gaat Andler voort, - ‘a dit souvent que ses premiers auditeurs intelligents de Bayreuth, à part le cercle des intimes, étaient des Français. Ces auditeurs, au retour, nous ont dit leurs impressions enthousiastes. A leur tête le prophète lyrique du Wagnérisme français, Edouard Schuré. Mais les initiés de Lucerne, Catulle Mendès et Judith Gautier écrivirent leurs souvenirs. Puis ce furent les pélérins de Parsifal, Gustave Fischbach, Noufflard (1885) Léonie Bernardini (1882), Alfred Ernest (1893), Marcel Hébert (1895), le Belge Maurice Kufferath (1895), Théodore de Wyzewa (1898). Ils rapportaient tous des livres instructifs, quelques-uns des livres profonds. Il se fonda une Revue Wagnérienne (1885), pour recueillir toutes les | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
professions de foi et tous les travaux techniques. Il y est des livres qui insistèrent sur les nouveautés de l'écriture musicale de Wagner, comme Poirée (1898) et d'autres, comme G. Robert (1907), qui considèrent le drame Wagnérien comme un spectacle métaphysique, dont il fallait définir la signification ésotérique. Des essayistes se trouvèrent, comme ce magicien de la prose, Maurice Barrès, pour décrire l'immortel néant où Kundry, s'accoudant sur la barrière et sans parler, contemple la prairie; et le chatoyant et sensible Suarès pour qui “à Bayreuth l'âme vraiment religieuse se retrouve et se donne une religion, après les avoir toutes perdues.” Il fallait une monographie savante, et elle exigeait un médiéviste, un musicologue, un philosophe, un germanisant. Nous l'avons eu par Henry Lichtenberger dont le livre sur Richard Wagner, poète et penseur, est le standard-work du Wagnérisme français.’ Indien ik een en ander breedvoerig aanhaal uit Fransche schrijvers, is het om te bewijzen, dat Wagner, ook buiten Duitschland, niet alleen beschouwd wordt als toondichter, maar ook als dichter en denker, gelijk Lichtenberger hem noemt. Dit om aan te toonen dat hier geen nationalistische stelling noch strekking meê gemoeid is, en dat de grenzen van poëzie en kunst zich verder uitstrekken dan de grenzen van een volk of een land. Doch niet alleen literatoren hebben laten kennen, dat zij jegens Duitsche kunstenaars geen haat koesterden; ook toondichters van eersten rang hebben hem als koning in de kunst erkend. Tijdens den wereldoorlog, toen de Fransche toondichter Saint-Saëns zich verklaarde tegen het voortaan nog uitvoeren van Duitsche muziek in Frankrijk, in zooverre dat hij zelfs Bach, Beethoven en Wagner uit concertzalen en schouwburgen wilde verbannen, keerden zich alle Fransche toondichters en schrijvers van beteekenis bepaald tegen hem. Een Franschman, Albert Lavignac, leeraar van harmonie aan het Conservatorium te Parijs, schreef het voortreffelijk boek Le voyage artistique à Bayreuth, waarin hij het werk van Wagner in al zijn deelen en bijzonderheden technisch ontleedt, en dat andere werk van zijn hand: La musique et les musiciens, waarin hij zijn artikel over Wagner eindigt met de volgende woorden:
- ‘Nous n'avons pas ici à juger l'homme; mais en nous plaçant à un point de vue purement artistique, nous devons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reconnaître que celui qui a su créer cet ensemble, est bien le génie le plus colossal qu'on puisse imaginer.’
* * *
Men heeft Wagner dikwijls aangevallen voor zijn woorden en stellingen, die men wetens en willens verdraaid had, zoo onder andere met ‘de muziek der toekomst’, alsof hij dat uitsluitend van zijn eigen kunst zou gezegd hebben. Integendeel, hij wenschte vooral dat men hem niet zou navolgen, maar dat ieder zou doen naar eigen ingeving en aanleg. En toch heeft hij vele navolgers gehad, goede en slechte. Gebrek aan goeden smaak en kunstgevoel is daar alleen de oorzaak van. Maar degenen, die hem hebben willen ten onder brengen door bittere critiek en booze aantijgingen, zijn er aan geweest voor hun moeite. Afbrekende critiek heeft thans geen vat meer op Wagners kunst. Men neemt ze aan, vereert ze, of laat ze liggen, zwijgt en men doet wat anders. Maar het valt moeilijk iemand te willen afbreken, die de kunstwereld gedurende bijna een eeuw heeft bezig gehouden, met een werk, zooals er wellicht geen tweede is aan te wijzen in de geschiedenis van de kunst. Men kan zulke kunst vergelijken met een berg die door een sneeuwstorm wordt overvallen. Hij verliest zijn gewoon uitzicht, zijn vormen, zijn lijnen door die witte lijkwade die er werd overgeworpen. Maar als het zomer wordt, en de zon weer schittert, en warmte geeft, verdwijnt de sneeuw, en de berg verrijst weerom in zijn vorige gedaante, overdekt met groen en bloemen. Zoo is de lijkwade, die destijds door den Belgischen musicoloog J.F. Fétis voor Wagner werd bereid, in het niet verdwenen. Baudelaire noemde het ‘un pamphlet indigeste et abominable’. Zoo zijn ook in het niet vergaan de lijkwaden van Friedrich Nietzsche, in zijn boek Der Fall Wagner, en van Max Nordau met zijn stuk over het mysticism bij Wagner, in zijn werk Entartung. De eerste, na Wagner hoog te hebben vereerd, en met een edel enthusiasm over zijn werk te hebben gesproken, viel hem aan op gemeene wijze. Het is waar dat op dat oogenblik de geestvermogens van den wijsgeer, die Zarathustra deed spreken, in bedenkelijken toestand verkeerden. Wat Nordau betreft, het is wel mogelijk dat deze physioloog en medicus het mysticism in de kunst niet heeft begrepen, dat er nochtans een zoo groote rol in speelt. Hij steekt er den draak meê, of beschouwt het als een ziekteverschijnsel, dat bijna in elk drama van Wagner uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt op ‘Erlösung’, - Verlossing. - Dat is voor Nordau een teeken van verval. Ik zal nu niet spreken van de vele onbekenden, die Wagner aangevallen hebben, en die behooren tot wat Baudelaire noemde ‘les niais du feuilleton’; noch over de leuke scribenten, die hun lezers hebben willen vroolijk maken door te gekscheren met het paard van Brunhilde op het tooneel, of met den draak van Siegfried, of den zwaan van Lohengrin. Het paard van Troje was maar een houten paard, maar het is door de kunst eeuwen lang blijven leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Er werd veel over Wagner geschreven en gesproken, en nochtans stellen velen zich hem alleen voor als musicus, en schijnen niets te weten van hem als dramaturg. Wagner is toch begonnen met drama's te schrijven, toen hij nog zeer jong was, en dat moet ons niet verwonderen. Hij werd opgevoed in een midden, waarin hij, om zoo te zeggen, van niets anders hoorde spreken dan van tooneel en tooneelkunst. Zijn moeder was, na den dood van haar eersten echtgenoot, hertrouwd met den tooneelspeler Geyer, die ook drama's schreef, en die, al zeer vroeg zijn aangenomen zoon in die kunst zou inwijden. - ‘Het leven zelf van Wagner is een drama geweest,’ zegt een van zijn beste biografen: Houstain-Stewert Chamberlain, die, in korte, treffende woorden, dat levensdrama samenvat: - ‘Op zekeren dag orkestleider in een kleine Duitsche provinciestad, den volgenden dag in Parijs op het punt van honger om te komen; daarna ambtenaar aan het koninklijk hof van Saksen; vervolgens verbannen en genoodzaakt naar den vreemde te vluchten. Op een anderen dag door de Fortuin verlaten, op het punt den dood der wanhopigen in te roepen; een tijd daarna als uit den grond een waren kunsttempel doende verrijzen, waar koningen en volkeren heenkwamen, uit alle landen, om zich te laven aan de bron van den beker, gevuld door zijn genie. Waarlijk het leven van Wagner is zelf een drama.’ Dat drama heeft de belangstelling gewekt van tal van levensbeschrijvers. Doch dat alles heeft niet belet dat bij de menigte Wagner toch meer bekend staat als toondichter, omdat zij hem in den schouwburg of in de concertzaal, en niet uit de schriften over hem, heeft leeren kennen. In een der vele boeken, die ik over Wagner heb gelezen, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Richard Wagner als Dichter von Wolfgang Golther’Ga naar voetnoot(1), staat het volgende: - ‘Die erste und unerläszlichste Einsicht ist zu begreifen dasz Wagner von allen Anfang in erster Linie dramatischer Dichter war; die zweite dasz seine dramatische Begabung von Hause aus in einem speziellen, individuellen Gestaltungstriebe sich kund gab, bei welchem Wort und Ton als gleich notwendig sich betätigten. Wagners Tonkunst ist nicht die des Opernkomponisten, und seine Dichtung nicht die des Literaten. Wir müssen die lebendige Gesamterscheinung des Künstlers begreifen und bei jeder Einzelbetrachtung den Zusammenhang des Ganzen im Auge behalten.’ Inderdaad, bij Wagner werkt alles te zamen: woord en gebaren, voordracht en spel, en bij dat alles is de muziek de ziel van het drama. Als dramaturg moet hij daarin alle uitdrukkingsmiddelen machtig zijn. Als het woord de toestanden en de gevoelens niet kan vertolken, doet Wagner de taal zwijgen en laat de veelstemmige klanken van het symphonisch orkest spreken. Voor Wagner begint de kunst waar de natuur eindigt; dat wil zeggen, dat de kunst komt uit een geestelijke bron van gevoel en verbeelding. In het stoffelijke leven uit de Geschiedenis, gelijk zij gewoonlijk geschreven wordt, is er, volgens Wagner, veel te veel conventionneels, dat voor de toonkunst niet geschikt is, niet meer dan de theorie van cijfer- of meetkunde. Zeker is het, dat de sage en de legende in de kunst langer leven dan de nuchtere geschiedenissen van veldslagen en omwentelingen. Wagner had zijn Rienzi getrokken uit de geschiedenis van het oude Rome. De bekende roman van Bulwer Lytton had hem daartoe de stof aan de hand gedaan, en hij schreef zijn ‘tragische Oper in fünf Akten’, over den laatsten der Romeinsche tribunen, in den toen heerschenden trant der opera's van Meyerbeer en anderen. Rienzi had succes, en had Wagner in dien zin willen voortdoen, de Fortuin zou hem zoo goed toegelachen hebben, als zij gedaan heeft voor Meyerbeer en Rossini en andere ‘modernen’ van dien tijd. Maar Wagner vond die kunst al te gemakkelijk, te alledaagsch. Zij offerde te veel aan de mode. Ofschoon in Rienzi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds in de behandeling, in het vers als in de muziek, de sporen van Lohengrin en Tannhäuser zijn te ontdekken, toch verliet hij die manier en streefde naar de verwezenlijking van zijn ideaal met een hardnekkigheid, zooals er wellicht in de geschiedenis der kunst geen tweede te vinden is. Voor dat ideaal zou hij alles opgeofferd hebben. Wel is waar heeft hij hulp en troost gevonden bij eenige getrouwe vrienden, die hem begrepen; vooral bij Franz Liszt, bij Lodewijk II, koning van Beieren en bij Cosima Liszt, zijn tweede vrouw. De vriendschap van Franz Liszt, componist en den grootsten klaviervirtuoos van zijn tijd, en dezes bewondering voor Wagner, kende geen palen. Hij zou er alles voor gedaan hebben. Liszt gevoelde dat hij in de scheppende kunst de mindere was, en hij gaf zich gansch over aan het werk van Wagner om het te doen zegepralen. Van Weimar begint de victorie, in 1870, van dat zelfde Weimar waar die twee andere grootvorsten der Duitsche letteren, Goethe en Schiller ook door innige vriendschap waren verbonden, en het voorbeeld gaven dat kunstenaars elkander niet kleinzielig moeten benijden noch verguizen; maar er steeds grooter door worden als zij het werk van anderen willen verstaan en waardeeren. Dat heeft Wagner zelf ook gedaan. Niemand had zooveel eerbied voor zijn voorgangers als hij. Hij schatte ze naar verdienste: Bach, Beethoven, Weber hadden in hem een groot vereerder. Waar ze in de vergetelheid waren geraakt, of niet naar behooren gekend, deed hij ze herleven. De legging van den eersten steen voor den kunsttempel te Bayreuth werd in 1872 met de IXe symphonie van Beethoven gevierd; dit op aandringen van Wagner, die in Beethoven een voorganger in de dramatische toonkunst vereerde. In zijn echtgenoote Cosima, dochter van Franz Liszt, die met Wagner was getrouwd, toen dezes eerste vrouw gestorven was, heeft Wagner een levensgezellin gehad die hem begreep en vereerde, hem heeft geholpen in de grootsche onderneming van den schouwburg te Bayreuth, en het werk der Festspiele nog lange jaren na Wagners afsterven heeft voortgezet. Elkeen weet dat Wagner dien schouwburg liet bouwen volgens een plan, door hem opgevat, in de nabijheid van een kleine Beiersche stad te midden in 't woud, omdat hij niet wilde weten voor zulke onderneming van een wereldstad gelijk Berlijn of Parijs, door Baudelaire genoemd ‘un amas monstrueux de pierres et d'hommes’. Naar Bayreuth als de ‘Bühnenfestspiele’ worden ingericht, midden in den Zomer, trekken de bewonderaars uit alle landen heen, gelijk pelgrims naar een bedevaartplaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.In het boek van Catulle Mendès, getiteld Richard Wagner,Ga naar voetnoot(1) staat het volgende: - ‘Beaumarchais, le plus railleur des esprits, a été l'annonciateur du plus raillé des génies.’ Wat had Beaumarchais, de schrijver van Le Barbier de Séville, gezegd? Mendès haalt het aan: - ‘Il m'a semble qu'à l'Opéra les sujets historiques doivent moins réussir que les sujets imaginaires. Je penserais qu'on doit prendre un milieu entre le merveilleux et le genre historique.’ Zoo heeft Beaumarchais, voegt Mendés erbij, geraden dat de legende bij uitnemendheid de bron zou zijn voor de opera der toekomst. Mendès zegt ook dat Boileau bij Racine beweerde, dat de muziek niet vertellen kan, - ‘la musique ne sait pas narrer’. Wagner heeft ze doen vertellen, episch en dramatisch, zooals niemand vóór hem. - ‘Car, - zoo gaat Mendes voort, - avant Richard Wagner, l'idéal conçu par l'auteur du Barbier de Séville n'a pas été atteint. Ni l'admirable Gluck à qui manqua un grand poète, et qui sentait les ailes de sa mélodie prises dans le péplum de la poésie classique, ni le sublime Beethoven, qui lutta vainement dans Fidelio contre la niaiserie de son sujet, ni Weber lui-même, qui par Euryanthe cependant a fait prévoir Lohengrin, n'ont réalisé ce rêve: la dualité de la poésie et de la musique, harmonieusement absorbée dans l'unité du drame.’ En die eenheid brengt meê dat bij Wagner de poëzie zoo klaar tot ons spreekt en de muziek ons zoo geweldig treft. Er zou een boek te vullen zijn met de bladzijden van degenen die er den electrischen schok hebben van gevoeld, en die geen woorden genoeg hadden om den lof dier kunst te zingen. Toch kan ik niet weerstaan aan de begeerte er een paar voorbeelden van mede te deelen. In het werk Musiciens d'aujourd'hui, door Romain Rolland, schrijver ook van Vie de Beethoven, lezen wij over de muziek van Wagner: - ‘De quel trouble magique elle me pénétrait! Tout m'était mystérieux en elle: les sonorités nouvelles de l'orchestration, les timbres, les rythmes, les sujets: toute la poésie sauvage du lointain moyen âge, des légendes barbares, et la fièvre obscure | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de nos désirs et de nos angoisses cachées. Je ne comprenais pas bien. Comment l'aurai-je pu? Ces pages étaient arrachées à des oeuvres qui m'étaient inconnues.’ Dit was, evenals bij Baudelaire, de eerste indruk bij het hooren van afzonderlijke stukken uit Wagners werk. Hier eindelijk nog een getuigenis van den Italiaanschen dichter Carducci, die een concert bijwoonde, waarvan het programma uitsluitend uit enkele afzonderlijke stukken van dat werk bestond. Carducci schrijft aan een dame uit de hooge wereld te Rome: - ‘Dolce donna!’ Maar ik zal den brief in 't Nederlandsch vertalen, om niet te veel tekst in vreemde talen in mijn lezing te moeten voegen: - ‘Gisteren was ik in Bologna en woonde in het Liceo Rossini een concert bij van glorieus muziek, (musica gloriosa) heel en al Wagneriaansch. Het was bij gelegenheid van den verjaardag van Wagner. Acht stukken, waarvan drie, nieuw in Italië. De Dood van Isolde overtreft, naar mijn gevoel, al hetgeen ik ooit in de muziek heb gehoord. Welke epische en hartroerende grootheid! Welke angst! Welke plechtige droefheid! In den Walkurenrit haalt het fantastische het op de technische opvatting, en nochtans is het stuk volmaakt opgevat. Dat is alles grootsch, wonderbaar! En de inleiding van de Meistersinger, welke pracht van muziek. Ik spreek U niet van Tannhäuser, noch van het overige, Ik heb met levendig spijt aan U gedacht: indien gij die wonderbare, miraculeuze muziek had gehoord, muziek vol fantastische kracht, overtreffend alles, en in de volmaaktheid uitgevoerd! Ik kan U verzekeren dat ik geen andere muziek begrijp als die van Wagner. Ik had gewild dat Gij uw deel had gehad van mijn ideale vreugd. Het is zonde, ja, een misdaad dat Gij daar niet waart. (get.) Carducci.
Bij deze ontboezeming, vol Italiaanschen gloed, wil ik niets meer voegen. Zij is overtuigend genoeg van wege den dichter der Odi barbare. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Dat bij velen Wagner alleen bekend is als toondichter, en zij er niet aan denken hem als kunstenaar met het woord te beschouwen, is de schuld van musicologen of critici die zelf weinig op de hoogte zijn van die kunst. Vroeger kwam het zelden voor dat een toondichter den tekst vervaardigde waarop hij muziek maakte. Hij wendde zich daarvoor tot speciale pennevoerders, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
librettisten genoemd. De Franschman Scribe is daar een typisch voorbeeld van. Naar eigen wil vervaardigden die fabrikanten van rhetoriek en metriek hun zoogenaamde libretti voor opera's. Hadden toondichters, gelijk Beethoven en Weber en vele andere, goede teksten gehad, zij zouden wellicht Wagner zijn voorafgegaan in het scheppen van dramatische muziek voor het tooneel. De muziek van Fidelio, Freischütz, Oberon en Euryanthe staat oneindig hooger dan de onbeduidende libretti waarop zij gemaakt werd. Wagner zou geweigerd hebben muziek te maken op teksten, gelijk Scribe die maakte voor Meyerbeer en anderen. Al te veel zagen dan ook de componisten de woorden over het hoofd, verwrongen het accent der taal, en lieten de zangers maar gorgelen en de spelers vedelen, zonder zich om den tekst en de woorden te bekommeren. Zoo deden de Italianen, en de Franschen deden het hun na. Wagner was woedend op die kunst, die hij een verkrachting van poëzie en gevoel noemde, en alleenlijk maar diende om door de muziek de ooren te streelen, en de jeugd jeukte in de beenen te jagen voor den dans. Zoo was Wagner op kunstgebied revolutionnair in zijn schriften, en hij voegde de daad bij het woord. Hij maakte zijn gedichten, schreef zijn drama's, waarvan de waarde erkend werd door grootmeesters in de woordkunst. Daarin is hij een schepper geweest, gelijk in de toonkunst. Van jongs af oefende hij zich in het schrijven van drama's. Hij was vroeger bekend met de Grieksche treurspeldichters en met Shakespeare dan met Bach en Beethoven. En juist omdat hij dichter was met het woord, is hij dichter met klank en toon geworden, wat hem heeft geleid tot zijn zooveel besproken en bestreden stelling dat poëzie en muziek, innig verbonden, moeten samen gaan, en dat de eene kunst de andere niet als mindere moet beschouwen, of er niet moet mede omspringen om haar te wurgen. De Italianen hadden die lichte kunst, waarin men tien, twintig malen hetzelfde herhaalde, in de wereld verspreid en hadden overal navolgers gevonden. Die kunstenaars waren ‘modern’ voor hun tijd, het is dan ook niet te verwonderen dat zij zoo vroeg verouderd waren. Wij weten b.v. dat Rossini meer dan vijftig opera's heeft geschreven, van welke er maar een drietal op het repertorium zijn behouden. Andere Italianen schreven ook opera's bij de vleet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door meer ernstige kunstenaars werd er sedert lang strijd gevoerd tegen zulke kunst. Van af Bach en Händel in oratorio's en cantaten, Gluck in treurspelen, tot Wagner toe, werd die strijd gestreden, soms op heftige wijze, gelijk ten tijde der Gluckisten en Piccinisten in Parijs. Door Wagner werd de strijd voortgezet, toen de kunst weerom in een tijdperk van verval was getreden. Wagner heeft zijn kunst tot de overwinning geleid. En in den strijd werd hij gesteund door meesters van het woord en de pen, gelijk Nietzsche, Baudelaire, Theophile Gautier, Catulle Mendès en tal van andere, die toch wel wisten en gevoelden wat de woordkunst en de poëzie van Wagner waard waren. Hier laat ik het oordeel van Nietzsche volgen, die toen nog in zijn goeden tijd was en Wagner als een God vereerde. - ‘Es geht eine Lust am Deutschen durch Wagners Dichtung, eine Herzlichkeit und Freiwilligkeit im Verkehre mit ihm, wie so etwas ausser bei Goethe bei keinem Deutscher sich nachfühlen läszt. Lieblichkeit des Ausdruckes, verwegene Gedrängtheit, Gewalt und rhytmische Vielartigkeit, ein merkwurdigen Reichtum an starken und bedeutenden Wörtern, Vereinfachung der Satzgliederung, eine fast einzige Erfindsamkeit in der Sprache des wogenden Gefühls und der Ahnung, eine mitunter ganz reine sprudelnde Volkstümlichkeit und Sprichwörtlichkeit, - solche Eigenschaften würden auszuzählen sein, und doch wäre dann immer noch die mächtigste und bewunderungswürdigste vergessen. Wer hintereinander zwei solche Dichtungen wie Tristan und Meistersinger liest, wird in Hinsicht auf die Wortsprache ein ähnliches Erstaunen und Zweiflen empfinden, wie in Hinsicht auf die Musik: wie es nämlich möglich war, über zwei Welten, so verschieden an Form, Fügung als an Seele, schöpferisch zu gebieten. Dies ist das machtigste an der Wagnerischen Begabung, etwas, das - allein dem groszen Meister gelingen wird: für jedes Werk eine neue Sprache auszuprägen, und der neuen Innerlichkeit auch neuen Leib, einen neuen Klang zu geben. Wo eine solche allerseltenste Macht sich äuszert, wird der Tadel immer nur kleinlich und unfruchtbar bleiben.’ Het kan niet beter en duidelijker gezegd worden dan Nietzsche het hier gedaan heeft. De philosoof-philoloog had den musicus en dichter begrepen, toen hij de volgende treffende woorden schreef over de taal van Wagner in zijn muziekdrama's: - ‘Wagner habe die Sprache in einen Urzustand zurück- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezwungen, wo sie fast noch nie in Begriffen denkt, wo sie noch selber Dichtung, Bild und Gefühl ist.’ En aan die taal heeft de groote Meester zijn tonen vastgeklonken. Is het te verwonderen dat zij zulken diepen indruk maken op de toehoorders, als elk woord en elke klank treffen, onderlegd worden, met verrassend schoone akkoorden, schitterende, vurige harmonieën, doorloopende melodieën, die rythmisch over elkander rollen, gelijk de oneindige baren der zee. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Niet alleen is het bij Wagner de techniek der woordkunst en der toonkunst die enthusiasm verwekt, maar zijn genie uit zich ook sterk door de poëzie, die uit zijn werken straalt. Wagner vond zijn inspiratie niet in theorieën, maar in de natuur, zoowel als in de oude sagen en legenden, die toch meestal beelden uit de natuur zijn, verpersoonlijking van natuurverschijnselen. Na Rienzi heeft Wagner, hebben wij reeds gezegd, de geschiedenis als onderwerp voor zijn werk laten varen. Zijn eerste werk, waarin zijn nieuwe opvatting zich vertoont, was Der fliegende Holländer, de legende van het tooverschip, die hij in Heine had gelezen. Doch van die eenvoudige volksvertelling maakte hij een aangrijpend drama, waarin de natuurpoëzie een groote rol vervult. Men heeft maar naar de prachtige ouverture van het werk te luisteren om dadelijk te hooren dat de zee, en het leven op zee, de rotsen aan de Noorsche kust, verbonden met de roerende ballade van Senta, - het avontuur van den gevloekten zeeman bezingend, - en omkranst met het levendige lied der spinsters in Senta's woning, hem toelieten een aangrijpend drama naar zijn nieuwe opvatting te scheppen. Voor de eerste maal schildert Wagner met de klanken van zijn orkest het eeuwige lied der golven, den storm op zee, den wind in de zeilen en in de rotsen, samen geweven met de leidmotieven van den zielestrijd der heldin, die haar leven ten beste geeft om den gevloekten zeeman te redden, die veroordeeld was om eeuwig op zee te dolen, zoolang hij niet door opofferende liefde zou verlost worden. Van af Der fliegende Holländer tot aan Parsifal, doorheen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tannhäuser, Lohengrin, Der Ring des Nibelungen, Tristan und Isolde en Die Meistersinger von Nürnberg, worden de toehoorders getroffen door de machtige uitbeelding en de verheven inspiratie bij natuurtafereelen. Ge treedt met Tannhäuser in het woud van Thüringen in de lente en in den herfst. In het heerlijke landschap, waarvan de schalmei van een herder de poëzie uitspreekt, laat hij de pelgrims naar Rome trekken, of uit Rome terugkeeren. 't Is aandoenlijk van eenvoud en grootschheid. In Lohengrin zijn wij door de muziek in de hoogere sferen van den Graaltempel en zijn ridders, die de onschuld gaan verdedigen, daar waar zij op aarde wordt bedreigd of vertrapt. 't Is zuivere poëzie van het begin tot het einde in volle natuur, aan de oevers der Schelde. In den Ring des Nibelungen is het een reeks natuurtafereelen: het oerwoud, het Walhalla in de landen waar het noorderlicht straalt; de Rijnstroom, bevolkt met najaden, Siegmund en Sieglinde verrukt door de lente, Siegfried in het woud, waar hij leert smeden en waar hij beren temt, en monsters en draken overwint, maar ook het lied der vogelen leert begrijpen. 't Is idyllisch en grootsch! In Tristan und Isolde hooren wij weerom den zang van de zee, den zang van de zeelieden, en zijn wij ontroerd door de schalmei van den herder, die zit te spelen in het sombere landschap, terwijl Isolde sterft. In Parsifal klimmen wij ineens naar de hoogte, naar de bergen, waarop de Graaltempel prijkt, of dwalen in het woud met den ‘reinen dwaas’, Parsifal, die aan de verleiding weerstaat van de duivelsche Kundry en opgaat in de zuiverste genieting van deugd, oprechtheid en zucht naar hooger leven Hij, die dat alles heeft in 't leven geroepen en omhangen met den mantel van de verhevenste poëzie en van de machtigste kunst der klanken, mag wel een groot dichter genoemd worden. Daarom werd hij ook door groote dichters bewonderd. Ik heb u reeds gesproken over Baudelaire en zijn verontwaardiging bij de kabaal tegen Tannhäuser, te Parijs in 1861, en die hij uitgedrukt heeft in een schrift, dat voorkomt in zijn volledig werk, waarin men ook den brief kan lezen dien hij persoonlijk aan Wagner schreef op 17 Februari 1860. Deze brief werd eerst in 1922 bekend gemaakt door André Suarès in de Revue musicale van 1 November. De verrassing was groot in de kunstwereld. Die brief is een jaar ouder dan Baudelaire's brochuur: Tannhäuser à Paris. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zal er enkel deze zinsrede uit mededeelen: - ‘Avant tout, je veux vous dire,’ - zoo schrijft Baudelaire aan Wagner - que je vous dois la plus grande jouissance musicale que j'aie jamais éprouvée.’ En hij onderlijnt zelf deze woorden. En als post-scriptum staat er nog in den brief: - ‘Je n'ajoute pas mon adresse, parce que vous croiriez peut-être que j'ai quelque chose à vous demander.’ Toen Baudelaire zijn brief aan Wagner schreef, had hij nog geen enkele vertooning van Wagners werken bijgewoond; alleen had hij eenige stukken in concerten gehoord, die, vóór de vertooning van Tannhäuser te Parijs, in het Theâtre des Italiens werden gegeven. Het moet ons dus niet verwonderen dat, na dien brief, de verontwaardiging van Baudelaire, den dag der vertooning, ten top steeg, en dat hij op geweldige wijze lucht gaf aan die verontwaardiging. Catulle Mendès, in zijn boek Richard Wagner, schrijft daarover het volgende: - ‘A quelques stalles de la mienne était assis Charles Baudelaire. Du regard nous nous disions quelquefois l'un à l'autre tout ce que nous inspirait de colère et aussi de pitié la rage démente de la foule. Mais lui plus accoutumé que je ne l'étais alors aux injustices artistiques, affectait de ne pas laisser voir l'indignation qui lui gonflait la poitrine, et, silencieux dans le bruit, immobile dans le tohu-cohu, l'oeil à peine allumé, il se maintenait dans, une irréprochable attitude de dédain. Ces tristes soirées sont loin. L'oeuvre triomphante a survécu aux attaques de ses ennemis oubliés.’ Niet minder verrassing gaf ons in den laatsten tijd Une page inédite de Maurice Barrès, medegedeeld door zijn weduwe aan de redactie van de Revue de Littérature comparée (numéro consacré à Goethe. Janvier-Mars 1932). Het stuk verscheen onder den titel Wagner successeur de Goethe. - ‘A qui laisser l'empire du monde?’ Zoo begint Barrès. ‘Voici une chose qui émeut mon émagination. Goethe avait pris froid dans son vestibule. Le jeudi 22 mars 1832, entre dix et onze heures du matin, peu de minutes avant sa mort, Goethe ne pouvait plus parler. Il avait dit, sa dernière phrase que terminentGa naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
les mots légendaires magnifiques: Ouvrez donc le volet de la chambre à coucher afin qu'il entre plus de lumière, - mehr Licht! ............ Les assistants observaient avec une respectueuse piété ces gestes mystérieux, derniers témoignages d'une pensée qui s'éteignait. Ils crurent distinguer la lettre W suivie de points d'exclamation et de lettres qu'ils ne surent pas reconnaître. Je me plais à imaginer que Goethe annonçait Wagner.’ Maurice Barrès schiep er dus behagen in te denken dat Richard Wagner in de kunst- en letterwereld Goethe heeft opgevolgd. Er zullen er velen zijn in alle landen om te denken dat Barrès gelijk had, en dat niemand meer dan Wagner leven en beweging heeft gebracht in de harten en in de geesten, die open zijn voor hooger leven door de kunst, en die zich willen verheffen boven ‘le matérialisme sans grandeur qui pèse sur la pensée’, zooals Romain Rolland het treffend uitdrukt.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.- ‘Hij was geen philosoof, maar hij kende de philosofen’. Dat werd gezegd van Goethe. Dat woord kan ook toegepast worden op Wagner. Philosofen hebben philosofie ontdekt in zijn werk. Hij heeft die er misschien ingelegd zonder het bepaald te willen. Hij was vooral een scheppend kunstenaar. De philosofen hadden het oog op hem. Hij heeft er verscheidene van zijn tijd gekend en niet van de minste. Hij kende Feuerbach, hij kende Schopenhauer; en Nietzsche heeft hij maar al te goed gekend. Vooral in den Ring des Nibelungen wilde men philosofische strekking vinden, die zou zijn ingegeven geweest door de wijsgeerige theorieën van Feuerbach en Schopenhauer. De Ring werd Wagner eerst en vooral ingegeven door de plastische schoonheid, die hij in de Edda en in het Nevelingenlied ontdekt had. Wel is waar heeft hij aan de Tetralogie een ander slottooneel gegeven dan dat uit het Middelhoogduitsche epos, namelijk de schromelijke slachting van Hunnen en Burgonden in de halle van Koning Ettel. Deze werd vervangen door den ondergang der Goden uit het Walhalla, die naar hun verderf snelden, doordat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij de gebreken en ondeugden der menschen hadden overgenomen: - zucht naar goud en macht! Dat komt goed overeen met het idee, dat reeds in het eerste deel der Tetralogie, in Rheingold ontwikkeld werd. Wagner is nooit een slaafsch navolger geweest van het werk, waarin hij zijn onderwerpen vond. Hij wist te zoeken en te kiezen wat hij voor zijn drama noodig had. De kunstenaar die de legende van Tannhäuser, den minnezanger, wist samen te brengen met den Sängerkrieg auf der Wartburg, wist ook wel wat er te doen was met den strijd tusschen de Welsingen en de Nevelingen in de Tetralogie. Zijn slottooneel van Gotterdämmerung is met zijn opvatting ook veel grootscher en treffender dan het slot van het Nibelungenlied. Dit liet hem toe door de muziek in dit slottooneel al de leidmotieven te verwerken, die de toestanden in het heele werk kenschetsen. Daar is in de geschiedenis der toonkunst, ja, in het werk van Wagner zelf, niets aan te wijzen dat in grootschheid kan vergeleken worden met de klankweelde, de kleurenpracht en de diepe beteekenis van den ondergang der heidensche Goden van het Noorden in den Ring des Nibelungen. Wat heeft men al niet geschreven over de revolutionnaire ideeën van Wagner. Wagner is inderdaad een revolutionnair geweest, maar niet in den zin dien men gewoonlijk aan dat woord hecht. Wel is waar deed hij meê in Saksen aan de omwenteling in de jaren veertig, die geheel Europa beroerde; maar dit kostte hem zijn betrekking aan het koninklijk hof te Dresden. Hij werd verbannen en trok naar Zwitserland, ging er werken aan zijn Ring des Nibelungen en schiep er Tristan und Isolde. Maar zijn deelneming aan die revolutie bewees, dat hij geen moordend noch brandend revolutionnair was. Een anecdote uit zijn leven zal ons dat bewijzen. Hij kwam bij toeval in die dagen in kennis met den bekenden Russischen revolutionnair Bakounin, die, onder den schuilnaam van Dr. Schwartz, in Saksen eens was komen zien wat er te doen was. Wagner getuigde van hem, - zoo vertelt Guy de PourtalèsGa naar voetnoot(1) - dat hij de vurigheid bezat van een barbaar die in de beschaving wakker wordt. Wagner was geen afbreker, geen vernietiger, maar een opbouwer, een schepper, - een schepper van schoonheid en adel. Bakounin, door een der gezellen, ‘Boukanin’ geheeten, omdat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij het Russische woord niet goed kon uitspreken, misschien ook wel met een greintje ironie, was voor de verdelging van de heele beschaving. Hij beweerde veel van muziek te houden; maar zelfs het werk van Beethoven moest vernietigd; alleen de IXe symphonie mocht overblijven. Hij kwam dikwijls bij Wagner, wiens Fliegende Holländer hem verrukte, zei hij. Wagner sprak hem over zijn inzicht van ‘Jesus van Nazareth’ als onderwerp voor een muziekdrama te behandelen, en hij wilde aan Bakounin zijn ontwerp te lezen geven. Deze nam het niet aan; maar gaf aan Wagner den raad Jezus te behandelen als een zwak wezen. De afstand tusschen beide revolutionnairen was dus groot. Zij hebben elkander nooit meer terug gezien. Met Nietzsche is het niet beter gegaan. Deze deed zich eerst kennen als een groot bewonderaar van Wagner als musicus, als dichter en als prozaïst. Maar de wending die Wagner had genomen naar de leer der ‘Verlossing’, der Genade, vond geen genade bij den wijsgeer, die Ueber gut und böse heeft geschreven, en die het medelijden een zwakheid bij den mensch noemde. Wagner heeft dan ook afscheid genomen van Nietzsche, maar deze heeft hem toen gescholden in zijn boek Der Fall Wagner als zijnde de bederver van het menschdom door zijn leer der verlossing. H.S. Chamberlain betitelt het boek van Nietzsche als zijnde ‘d'une trivialité révoltante’. In zijn werk over Wagner haalt Guy de Pourtalès het oordeel aan van Edouard Schuré over Nietzsche: - ‘En présence de Wagner il était timide, gêné, presque toujours soucieux.’ Wij weten wat het gevolg daarvan is geweest. Een ander philosoof en romanschrijver van Slavischen oorsprong, Tolstoï, heeft ook Wagner willen afbreken, zooals hij de heele kunst van westelijk Europa heeft willen ten gronde helpen. Shakespeare, Goethe, Beethoven en meer andere onder de grootsten werden niet gespaard. Tolstoï kan maar niet begrijpen, dat Wagner sedert jaren zooveel bijval had genoten, niet alleen bij Duitschers, maar ook bij Angel-Saksers en Franschen. Tolstoï was eenmaal naar een vertooning van Siegfried geweest, alhoewel hij zei niet van het theater te houden. Hij spreekt in zijn boek: Qu'est-ce que l'Art?Ga naar voetnoot(1) over die vertooning, en hij ontleed het stuk van Wagner op de meest bespottelijke wijze. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maurice Kufferath, die hem in zijn werk: Musiciens et philosophesGa naar voetnoot(1) een antwoord waard achtte, betitelt die ontleding als zijnde ‘charentonesque et charivarique’, en hij bewijst dat Tolstoï niets van muziek kende, en niets van Wagner begreep noch voelde, en ook niets van het grootsche in onze Germaansche epen, noch van de poëzie, de woordkunst in Wagners Ring des Nibelungen, die hij beschouwt als ‘un modèle de la pseudo-poésie la plus grossière et qui va jusqu'au ridicule.’ Zulk oordeel sluit de deur. Zeggen wij nu nog een woord over een laatsten wijsgeer, dien Wagner heeft laten varen: Schopenhauer, den schrijver van Die Welt als Wille und Vorstellung. Niemand heeft die scheiding van Wagner en Schopenhauer beter begrepen dan Dr. F.W. Foerster in zijn boek Christus en het menschelijk levenGa naar voetnoot(2). (In het vierde hoofdstuk), getiteld ‘Schopenhauer en Richard Wagner’ zegt hij: - ‘De propaecdeutsche beteekenis van Schopenhauers wereldbeschouwing blijkt heel duidelijk uit den diepen invloed, dien zij heeft uitgeoefend op den terugkeer van Richard Wagner tot het Christendom. Wagners Ring des Nibelungen beeldt uit in groote symbolen juist dezelfde opvatting der levenswerkelijkheid, die Schopenhauer in philosofischen vorm heeft gegoten.... Wanneer nu Nietzsche vaststelt, dat ook Wagner, de Zegerijke, voor het Christuskruis de knie heeft gebogen, zag hij niet dat Parsifal toch reeds in Wotan stond voorbereid. Wagners intuitie zag, hoe de mensch die heropbouwen wil en hervormen, en tevens met de lage levensdriften een verbond sluit, door het feit zelf machten ontketent, die al het hoogere en geestelijke in hun eigen wilde zelfvernietiging en zelfverscheuring meêsleuren. Die zich zoo sterk in 't leven waanden, rennen den dood te gemoet. - Met het grondig begrijpen van Schopenhauers philosophie, zegt Wagner zelf, - gebeurt een ommekeer in ons denken als die van een Heiden door het aannemen van het Christendom.’ En die ommekeer heeft Wagner zelf uitgewerkt door een nieuw meesterwerk te scheppen: zijn zwanenzang Parsifal, waarin hij aan de leer der Verlossing de hoogste beteekenis geeft. Niemand heeft beter dit werk bestudeerd dan onze landge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noot Maurice Kufferath, in zijn reeks boeken Le théatre de R. Wagner, de Tannhäuser à Parsifal, namelijk in het laatste, gansch gewijd aan Parsifal. Niemand heeft ook beter aangetoond hoe het drama, vooral het toondrama een veel hoogere vlucht kan nemen door de sage of de legende als onderwerp te nemen in plaats van de geschiedenis. Die waarheid is eeuwen oud, zegt hij: ‘depuis les Erynnies, l'Oedipe-Roi et les Iphigénie, jusqu'à Faust, en passant par Hamlet, le Roi Lear, le Cid.’ En met Parsifal heeft Wagner de kroon gesteld op zijn kunst. Indien het, volgens sommigen, als muziekwerk, niet zoo hoog wordt geschat als Tristan, de Tetralogie en de Meistersinger, toch heeft het een hoogere beteekenis door zijn verheven onderwerp en door het roerende zijner poëzie, die een diep godsdienstig karakter heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.Er blijft mij nog over een woord te zeggen van degenen onzer landgenooten, die zich verdienstelijk hebben gemaakt door de studie van Wagners werken, of die hebben geholpen om die werken uit te voeren en te verspreiden. Ik heb den naam vermeld van Edmond Van der Straeten, schrijver van een heele reeks werken over muziek en muziekgeschiedenis. Ik voeg er dit nog bij. De muzikale plechtigheid in 1870 te Weimar werd ingericht door Franz Liszt. Het orkest werd geleid door onzen landgenoot Ed. Lassen, van Deenschen oorsprong, maar die zijn muzikale opleiding genoot in België; daarna naar Duitschland reisde, en in 1857 te Weimar benoemd werk tot orkestleider aan het hoftheater. Hij schreef verscheidenen werken, maakte muziek voor de uitvoering van Hebbels trilogie Die Nibelungen, voor de twee deelen van Goethe's Faust, componeerde opera's en godsdienstige werken, onder welke een Te Deum. In Duitschland is hij goed bekend; bij ons zeer weinig. Maurice Kufferath schreef een reeks werken over Wagners kunst, bestudeerde daarin al de werken van den Meester afzonderlijk, zoowel in het opzicht der literatuur als dat der toonkunst. Zijn werk Musiciens et philosophes heb ik reeds vermeld. Hij was destijds bestuurder van den Muntschouwburg te Brussel, en hoofdopsteller van Le Guide musical. Het groot woordenboekGa naar voetnoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Larousse verwijt hem: ‘qu'il a montré peu de bienveillance pour toute musique qui n'est point wagnérienne.’ Onder zijn bestuur werden in den Muntschouwburg verscheidene werken van Wagner prachtig uitgevoerd. Degene die hem daarin was voorgegaan was Joseph Dupont, professor aan het Conservatorium te Brussel, inrichter van de ‘Concerts populaires’, eerst orkestleider, daarna bestuurder van den Muntschouwburg. Peter Benoit was een bewonderaar van Wagner. Dat drukt hij uit in een brief, dien hij uit Bayreuth aan zijn broeder schreef. Die brief werd medegedeeld in de monographie over Benoit, geschreven door Dr. Maurits Sabbe. August Gevaert, bestuurder van het Conservatorium te Brussel, die eerst lange jaren in Parijs verbleef en er verscheidene werken componeerde, vooraleer zijn ambt in Brussel te komen waarnemen, (1870) werd eens door een Parijzer muziekcriticus geraadpleegd over de waarde van Wagners werk, en wel over de ouverture van Tannhäuser, die in een concert werd uitgevoerd. De criticus sprak den Vlaamschen meester aan, die in Parijs goed aangeschreven stond, op de volgende spottende wijze: - ‘Hé bien! Monsieur Gevaert, que dites-vous de cette farce d'ouverture?’ - ‘C'est que, - antwoordde Gevaert, - avec des oeuvres de ce genre-là, on va tout droit à l'immortalité.’ Marie Sasse, geboren in 1838, dochter van een militair muziekoverste te Gent, studeerde aldaar aan het Conservatorium, en werd op twintigjarigen leeftijd verbonden aan de Opera te Parijs. Zij zong de rol van Elisabeth in de beruchte vertooning van Tannhäuser in 1861. De verdedigers van Wagner, Baudelaire en Catulle Mendès, bewonderen in hun schriften den moed, dien zij toonde in het zingen en het spelen van haar rol, tot aan het einde, ondanks het fluiten en het jouwen van de Jockey-club. Luister in welke bewoordingen Charles Baudelaire in zijn stuk Richard Wagner et Tannhäuser over haar spreekt, alsmede over den zanger Morelli, die de rol van Wolfram vervulde: - ‘Melle Sasse et Morelli ont fait tête à l'orage. Il ne serait pas convenable de ne louer que leur talent; il faut aussi vanter leur bravoure. Ils ont résisté à la déroute; ils sont restés, sans broncher un instant, fidèles au compositeur.’ Een mijner vrienden heeft mij eens verteld, dat hij met Marie Sasse, die na het verlaten van haar loopbaan als zangeres naar België was teruggekeerd, had gesproken over die vertooning van Tannhäuser te Parijs. En Marie Sasse antwoordde: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- ‘Zij wisten wel dat het schoon was, maar zij wilden het niet weten.’ Catulle Mendès spreekt over die vertooning in de volgende bewoordingen: - ‘Et, grandissant de scène en scène, d'acte en acte, interrompant l'action, désorientant l'orchestre, épouvantant les comédiens, les clameurs de la foule hostile qui avait ri, glapi et hurlé devant même que la toile fut levée, produisaient un immense charivari continu que ne parvenaient pas à dominer ni les sonorités les plus aiguës de l'orchestre, ni la voix pleine de Morelli resté paisible, ni les cris passionnés de la courageuse Marie Sasse. O Béotie des Athéniens!’ Zoo betitelde Catulle Mendès in 1861, Parijs als kunstmidden. Nu nog een laatste aanhaling uit een werk van Dom Bruno Destrée O.S.B.: L'Ame du Nord waarin hij schrijft: - ‘Puis, pour finir cette sommaire évocation de la production artistique du Nord pendant le XIXe siècle, songez encore que durant ces cent années, l'Allemagne à elle seule, a donné Beethoven, Weber, Schubert et Schumann et celui que Stephane Malarmé appelle “le dieu Richard Wagner” et dont la géniale influence, vivifiant d'un souffle nouveau toute la musique contemporaine, a contribué puissamment à l'éclosion de talents originaux, non seulement en Allemagne et en Autriche, mais en Belgique, en France, en Norvège et en Russie.’ Van de nog levende onder onze landgenooten, die Wagner vereeren, zal ik niet spreken; ze zijn legio. Alleen wil ik uitzondering maken voor Ernest Closson, den talentvollen muziekcriticus en leeraar aan het Conservatorium te Brussel, die geen gelegenheid laat voorbijgaan om de waarde van het werk van Wagner te doen uitschijnen, die schrijver is van tal van werken over muziek, waarvan ik alleen dat zeer verdienstelijke boek: L'élément flamand dans Beethoven zal aanhalen. De reeks van degenen onzer landgenooten, die niet meer in leven zijn, zal ik sluiten met den naam van H. Viotta, die, alhoewel geen Belg, buitenlandsch eerelid was van onze Koninklijke Vlaamsche Academie, gekozen voor zijn verdienstelijk werk over de geschiedenis der muziek in 't algemeen, bijzonderlijk die van Wagner.
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En hiermeê is mijn lezing ten einde. Ik acht mijn taak volbracht. Ik heb, zooals ik reeds zeide, mijn loopbaan als schrijver begonnen met een vlugschrift over Wagner, en ik wil haar ook daarmede eindigen, hoe nederig ik dat werk ook acht, vergeleken bij honderden omvangrijke en zeer belangrijke werken over den Meester van Bayreuth. Maar ik heb het als een plicht beschouwd om in enkele bladzijden mijn dankbaarheid uit te drukken voor den kunstenaar, die mij in mijn leven zoovele stonden van genot en ontroering heeft geschonken. Als ik nu niet dikwijls meer in de gelegenheid ben een vertooning, of een uitvoering van Wagners werken bij te wonen, welke in goede voorwaarden worden gegeven, - want ik ben moeilijk geworden op dat punt, - neem ik een van zijn tekstboeken, die ik menigmaal herlezen heb, na goede uitvoeringen te hebben bijgewoond. Bij sommige plaatsen sluit ik het boek, en ik sluit ook de oogen, en ik zie de tooneelen zich vóór mijn geest ontvouwen. Ik hoor de vloeiende melodieën, en de leidmotieven er doorheen geweven op een grond van machtige en verrassende akkoorden, heerlijke modulatiën, in de kleurenrijkste orchestratie die ooit geschreven werd.
15 Maart 1933. O.W. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INHOUD.
|
|